Wijziging Regeling groenprojecten 2005

Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Financiën van 15 maart 2007, nr. DGM/2007020733, tot wijziging van de Regeling groenprojecten 2005

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Financiën,

Na overleg met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en na overleg met de Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op artikel 5.14, derde lid, onderdeel a, en zesde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

Besluiten:

Artikel I

De Regeling groenprojecten 20051 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel g, wordt de zinsnede ‘voldoet aan de basiseisen zoals die voor de desbetreffende teelt zijn gesteld in Appendix C van de bijlage bij de Aanwijzigingsregeling willekeurige afschrijving milieu-investeringen 2005 en minimaal 100 punten behaalt voor lichte stookteelt of 120 punten voor de zware stookteelt volgens de aldaar vermelde systematiek’ vervangen door: voldoet aan de eisen van het Certificatieschema Groen Label Kas 7.0 en minimaal 100 punten behaalt voor lichte stookteelt of 120 punten voor de zware stookteelt volgens de aldaar vermelde systematiek. Het certificatieschema Groen Label Kas 7.0 dat als bijlage bij deze regeling behoort, ligt ter inzage in de bibliotheek van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

2. Het eerste lid, onderdeel i, vervalt.

3. In het tweede lid wordt de zinsnede ‘exclusief de kosten voor gelijktijdig opwekken van warmte/kracht, per vierkante meter kasoppervlak die meer bedragen dan € 100,–’ vervangen door: exclusief de kosten voor gelijktijdig opwekken van warmte/kracht of de kosten van een warmtepomp en/of warmte en koudeopslag, per vierkante meter kasoppervlak die meer bedragen dan € 100,–

B

Artikel 2, onderdeel e, onder 4, vervalt.

C

In artikel 4, eerste lid, wordt ‘Een verklaring kan slechts worden aangevraagd door en afgegeven worden aan een kredietinstelling of een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 5.14, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001’ vervangen door: Een verklaring kan slechts worden aangevraagd door en afgegeven worden aan een kredietinstelling of een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 5.14, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, die voornemens is in belangrijke mate bij te dragen aan het verstrekken van kredieten ten behoeve van het project dan wel het direct of indirect beleggen van vermogen in het project.

D

In artikel 6, zesde lid, wordt: ‘Ter zake van een project als bedoeld in artikel 2, onderdeel e, onder 3°, komt voor een verklaring in aanmerking een bedrag van ten hoogste € 100 per m2 kasoppervlak, exclusief de kosten voor het gelijktijdig opwekken van warmte en kracht’ vervangen door: Ter zake van een project als bedoeld in artikel 2, onderdeel e, onder 3°, komt voor een verklaring in aanmerking een bedrag van ten hoogste € 100 per m2 kasoppervlak, exclusief de kosten voor het gelijktijdig opwekken van warmte en kracht of de kosten van een warmptepomp en/of warmte en koudeopslag.

E

In artikel 11, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd luidende:

c. projecten als bedoeld in artikel 2, onderdeel h, van de Regeling groenprojecten 2005, zoals deze luidde voor de datum van inwerkingtreding van de regeling groenprojecten 2006, indien een aanvraag daartoe binnen twaalf weken na de datum van inwerkingtreding van deze regeling wordt ingediend en waarvoor voor 1 januari 2006 een aanvraag voor een bouwvergunning is ingediend.

E

Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Bij Algemeen onder punt 1 wordt ‘Maatlat duurzame woningbouw 2005’ vervangen door: Maatlat duurzame woningbouw 2006.

2. Bij Algemeen onder punt 3 vervalt ‘Indien in de voorbereiding van de aanvraag is uitgegaan van een eerdere versie mag er op het moment van aanvragen niet meer dan een half jaar verstreken zijn, nadat de meest recente versie is uitgegeven.’.

4. In tabel I: basiseisen wordt bij maatregel S002 realiseer een energieprestatie die beter is dan in het Bouwbesluit de opmerking ‘EPC ≤ 0,9’ vervangen door: EPC ≤ 0,72

5. In Tabel II: keuzemaatregelen, puntensysteem wordt bij maatregel S003 realiseer een extra gunstige energieprestatie de opmerking ‘beloond wordt een EPC ≤ 0,9’ vervangen door: beloond wordt een EPC ≤ 0,72.

F

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Bij Algemeen onder punt 1 wordt ‘Maatlat duurzame renovatie 2005’ vervangen door: Maatlat duurzame renovatie 2006.

2. Bij Algemeen onder punt 3 vervalt ‘Indien in de voorbereiding van de aanvraag is uitgegaan van een eerdere versie mag er op het moment van aanvragen niet meer dan een half jaar verstreken zijn, nadat de meest recente versie is uitgegeven.’.

G

Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Bij Algemeen onder punt 1 wordt ‘Maatlat zeer duurzame utiliteitsbouw 2005’ vervangen door: Maatlat zeer duurzame utiliteitsbouw 2006.

2. Bij Algemeen onder punt 3 vervalt ‘Indien in de voorbereiding van de aanvraag is uitgegaan van een eerdere versie mag er op het moment van aanvragen niet meer dan een half jaar verstreken zijn, nadat de meest recente versie is uitgegeven.’

3. Bij Algemeen wordt een onderdeel toegevoegd dat komt te luiden:

9. In tegenstelling tot het hierboven gestelde moet voor maatregel S 063 (Indien hout wordt toegepast, pas dan duurzaam geproduceerd hout toe) gebruik worden gemaakt van de uitwerking van de maatregel in het specificatieblad van het Nationaal Pakket uit november 2002. Aan deze eis wordt derhalve slechts voldaan als er inderdaad duurzaam geproduceerd hout wordt toegepast.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 15 maart 2007.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.M. Cramer.De Staatssecretaris van Financiën, J.C. de Jager.

Toelichting

Voor de technische eisen die van toepassing zijn op de Groen Label Kassen, wordt sinds 2005 verwezen naar het Certificatieschema Groen Label Kas 7.0. Het certificatieschema was in 2005 opgenomen in een appendix van de bijlage bij de Aanwijzigingsregeling willekeurige afschrijving milieu-investeringen. Naar deze bijlage werd in de Regeling groenprojecten 2005 verwezen. Dit Certificatieschema is in 2006 niet meer integraal opgenomen in een appendix bij de bijlage van de regeling, maar ligt ter inzage in de bibliotheek van het Ministerie van VROM. Bovendien is het Certificatieschema te downloaden via www.groenlabelkas.nl. De verwijzing wordt hierbij aangepast.

In de aanvankelijke Regeling waren Gesloten Kassystemen opgenomen als nieuwe projectcategorie. De Gesloten Kas is echter een geregistreerde merknaam, zodat daar niet naar kan worden verwezen. Daarnaast voldoet een Kas zoals hier was bedoeld aan de eisen zoals die aan Groen Label Kassen worden gesteld, zodat aparte opname van deze categorie overbodig is.

Voor de Groen Label Kas is het projectvermogen gemaximeerd om te voorkomen dat er een bovenmatige beloning wordt verkregen. Voor de berekening van dit maximum hoeven de kosten van de warmtekrachtinstallatie niet te worden meegenomen. Uiteraard moet dit ook gelden voor de opwekking van warmte met behulp van een warmtepomp en warmte en koudeopslag.

De Regeling groenprojecten richt zich op de beste projecten voor de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos. Projecten dienen derhalve een aanmerkelijk betere milieuprestatie te leveren dan wat door de wetgever als minimum eis is geformuleerd.

Dat komt onder andere tot uitdrukking in de eis voor de energieprestatiecoëfficient (EPC) van nieuw te bouwen woningen. De minimumeis in het Bouwbesluit 2003 voor nieuwe woningen was tot voor kort een EPC van 1,0, terwijl de minimumeis om in aanmerking te komen voor een groenverklaring een EPC van 0,9 was.

Op 1 januari 2006 is de EPC voor nieuw te bouwen woningen in het Bouwbesluit aangescherpt van 1,0 naar 0,8. De eisen die aan duurzaam gebouwde woningen onder de Regeling groenprojecten worden gesteld, worden daarom hierbij aangescherpt. Evenals in 2005 wordt geeist dat de EPC van een duurzaam gebouwde woning 10% beter is dan wat wordt geeist in het Bouwbesluit 2003.

Bij de realisatie van een duurzame woning is er een tijdsverloop tussen de planning en de realisatie. Dit betekent dat het veranderen van de voorschriften in de maatlat problemen zou kunnen veroorzaken indien er geen overgangsregeling zou zijn opgenomen in de regeling. De duur van de overgangsperiode en de eisen die worden gesteld zijn er op gericht om te voorkomen dat middelen worden besteed aan concepten die beneden het ambitieniveau van de faciliteit liggen.

Daarnaast is het belangrijk dat de plannen reeds zodanige vorm hadden dat het onmogelijk was die alsnog aan de nieuwe eisen aan te passen. Daarom zijn additionele voorwaarden opgenomen ten aanzien van bouwvergunningen.

De eisen waarnaar verwezen wordt in de bijlagen voor duurzame woningbouw, duurzame renovatie en herbestemming en duurzame utiliteitsbouw zijn omschreven in de specificatiebladen van de uitgave ‘Duurzaam bouwen: nationaal pakket woningbouw’ (uitgave van de Stichting Bouwresearch, bestelnummer 359.S). Omdat deze omschrijvingen vanaf 2006 niet meer zullen worden aangepast, is de verwijzing naar eerdere versies niet meer van toepassing.

Om mogelijke misverstanden uit te sluiten is bij de toelichting op de maatlat voor duurzame utiliteitsbouw opgenomen dat er slechts aan de eisen wordt voldaan als er inderdaad duurzaam geproduceerd hout wordt toegepast.

De ontwerp-regeling is op 16 januari 2007 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (nr. 2007/0036 /NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). Naar aanleiding van deze melding zijn geen reacties binnengekomen.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer

De Staatssecretaris van Financiën,

J.C. de Jager

  • 1

    Stcrt. 2005, 131.

Naar boven