Instellingsregeling Tijdelijke Raad van Advies IGZ

Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 4 april 2007, nr. DPenO-2753326, houdende instellingsregeling Tijdelijke Raad van Advies IGZ

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de Minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

b. de raad: de Tijdelijke raad van advies voor de IGZ, genoemd in artikel 2;

c. IGZ: Inspectie voor de Gezondheidszorg;

d. IG: Inspecteur-Generaal voor de Gezondheidszorg;

e. Plv IG: plaatsvervangend Inspecteur-Generaal voor de Gezondheidszorg (pIG).

Artikel 2

Er is een Tijdelijke raad van advies voor de IGZ.

Artikel 3

De raad heeft tot taak de IG bij te staan in de implementatie van het kabinetsstandpunt inzake de in het rapport van de adviescommissie IGZ vermelde voorstellen en het daaruit voortvloeiende verandertraject bij de IGZ, alsmede het bijdragen aan een heroriëntatie van de organisatie die aan verandering onderhevig is als gevolg van toenemende marktwerking in de zorg, een groter belang van kwaliteit van zorg voor de veiligheid van de consument en transparantie van prestaties in de zorg.

Artikel 4

1. De raad bestaat uit minimaal 3 en maximaal 7 leden, de voorzitter daaronder begrepen.

2. De leden van de raad worden benoemd en ontslagen door de Minister.

Artikel 5

1. Tot lid van de raad worden benoemd:

a. Prof. dr. T.E.D. van der Grinten, emeritus hoogleraar Beleid en Organisatie met betrekking tot de gezondheidszorg aan de Erasmus Universiteit Rotterdam; tevens voorzitter.

b. Prof. Dr. N. Urbanus, voormalig voorzitter Raad van Bestuur AMC, voorzitter Raad van Toezicht UvA en UMCU (bestuur/toezicht/academie, cure).

c. Dr. M. Kaljouw, voorzitter Vereniging van Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) (verpleging/verzorging, care).

d. Prof. Dr. J.P. Mackenbach, hoogleraar maatschappelijke gezondheidszorg Erasmus Medisch centrum (volksgezondheid/wetenschap).

e. H. Feenstra, voorzitter Raad van Bestuur De Friesland Zorgverzekeraar (zorgverzekeraars).

f. A. Schipaanboord, adjunct-directeur NPCF (patiënten/consumenten)

g. Prof. Dr. P.L. Meurs, bijzonder hoogleraar Management & Organisatie van instellingen in de gezondheidszorg; lid van de Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid (WRR) (openbaar bestuur/toezicht).

2. Het secretariaat van de raad wordt verzorgd door de IGZ. De secretaris van de raad is voor de inhoudelijke uitoefening van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de raad.

Artikel 6

1. De raad vergadert als regel in aanwezigheid van de IG en pIG.

2. De raad voert zonodig overleg met andere personen binnen de IGZ.

3. De raad stelt zijn eigen werkwijze vast.

Artikel 7

Na afloop van zijn werkzaamheden stelt de raad een eindverslag op ten behoeve van de Minister en de IG.

Artikel 8

1. Aan de voorzitter en de leden van de raad wordt een vacatiegeld per vergadering toegekend1 .

2. De leden hebben recht op een reiskostenvergoeding volgens de bestaande rijksregelingen2 voorzover niet uit anderen hoofde een vergoeding van deze kosten wordt verleend uit ’s Rijks kas.

Artikel 9

Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de raad geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de raad opgenomen in het archief van het Ministerie.

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij is geplaatst. Zij werkt terug tot en met 1 oktober 2005 en vervalt met ingang van 1 oktober 2010.

Artikel 11

Dit besluit wordt geplaatst in de Staatscourant.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, A. Klink.

Toelichting

Mijn voorganger, mevrouw dr. E. Borst-Eilers, heeft in januari 2002 de tijdelijke raad van advies voor de IGZ ingesteld voor een periode van drie jaren (17 januari 2002/IGZ/PPS/U-01-13350).

De raad is destijds ingesteld met de opdracht om ‘de IG bij te staan in de implementatie van het kabinetsstandpunt inzake de in het rapport van de adviescommissie IGZ vermelde voorstellen’. Daarnaast zou de tijdelijke raad moeten fungeren als wegbereider voor een permanente adviesraad, die zo mogelijk wettelijk zou moeten worden verankerd.

De leden van de raad hebben zich op 30 september 2004 en op 22 november 2004 beraden over de ontwikkelingen van de afgelopen drie jaren, op de invulling van een permanente raad van advies en op het op te stellen eindverslag.

Hoewel de opdracht van de raad relatief beperkt was, bleek in de praktijk dat, mede door de ontwikkelingen binnen de inspectie, de advisering van de raad een bredere inhoud had gekregen.

De IGZ is in 2006 gereorganiseerd. De implementatie hiervan loopt in 2007 nog door. Hierdoor is thans het moment nog niet aangebroken om over te gaan tot het instellen van een permanente raad van advies.

De raad heeft mijn voorganger, de heer Hoogervorst, verzocht om de instellingsduur van de tijdelijke raad met negen maanden te verlengen. In december 2004 is deze hiermee akkoord gegaan. De vorige Tijdelijke raad van advies heeft op grond daarvan per 1 oktober 2005 zijn werkzaamheden beëindigd nadat deze aan mijn voorganger het eindverslag heeft aangeboden. Vanwege het aangekondigde vertrek van de toenmalige IG, prof. dr. J.H. Kingma en de entree van een nieuwe IG eerst per 1 oktober 2006 heeft voortzetting van de Tijdelijke raad van advies in een andere samenstelling op zich laten wachten.

Artikelsgewijs

Artikel 5

De leden zijn gekozen op grond van de kennis en ervaring die zij individueel en gezamenlijk hebben op het terrein van de volksgezondheid en zorg, kwaliteitszorg, openbaar bestuur en toezicht. Via de voorzitter is de continuïteit verzekerd met het gedachtegoed van de vorige tijdelijk raad.

Artikel 6

Omdat de raad bij uitstek functioneert in een periode van implementatie is gekozen voor een raad die de IG met raad en daad en als klankbord bijstaat. Een dergelijke opzet gaat uit van een situatie waarin veelal gezamenlijk overleg plaats zal vinden met de IG en de pIG. Aan de onafhankelijke positie en oordeelsvorming van de raad doet dit niets af. De raad kan ook gevraagd of ongevraagd met andere personen, werkzaam bij de IGZ, overleggen. Het staat de raad vrij om in voorkomende gevallen buiten aanwezigheid van de IG en de pIG te vergaderen.

Artikel 7

De raad heeft een grote vrijheid om zelf te bepalen welke adviezen hij uitbrengt, in welke vorm en op welk tijdstip. In verband daarmee is bepaald dat de raad in elk geval schriftelijk verantwoording aflegt in een eindverslag aan de Minister en de IG.

Artikel 10

De instellingstermijn van de raad is verlengd met een periode van 5 jaar.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

  • 1

    Conform de regeling van de minister van Financiën van 22 november 2004, nr. BZ 2004/639N, houdende de vaststelling van de maximumbedragen in het kader van het Vacatiegeldenbesluit 1988 (Regeling maximumbedragen vacatiegeld 2004).

  • 2

    Conform het Reisbesluit Binnenland.

Naar boven