Uitvoeringsregeling plaatsgebonden consignatie KLPD

28 maart 2007

Nr. 2007-0000017493

DGV/ KOBRA

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op:

– het Besluit algemene rechtspositie politie, artikel 12, lid 10;

– de Regeling in verband met plaatsgebonden consignatie van 23 oktober 1998, kenmerk EA98/U520139;

– het Besluit bezoldiging politie, artikel 21;

– de Collectieve overlegregeling arbeids- en rusttijden KLPD en

– de bereikte overeenstemming met de Commissie Klpd d.d. 3 oktober 2006 en 20 december 2006;

Besluit:

Artikel 1

Definities

Tenzij anders is vermeld, wordt voor de toepassing van de Uitvoeringsregeling plaatsgebonden consignatie KLPD verstaan onder:

1. medewerker: de ambtenaar genoemd in artikel 1, lid 1, sub c en d van het Besluit algemene rechtspositie politie;

2. plaatsgebonden consignatie: een aaneengesloten tijdruimte van ten hoogste 24 uren waarin de medewerker, zo nodig naast het verrichten van de bedongen arbeid, verplicht is op de arbeidsplaats aanwezig te zijn om op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten;

3. bevoegd gezag: de korpschef van het Korps landelijke politiediensten namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als beheerder KLPD.

Artikel 2

Toepassing

1. Het bevoegd gezag kan plaatsgebonden consignatie opdragen.

2. Indien een Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden (SGBO) is ingesteld, kan tevens het hoofd van een dienst in mandaat een medewerker plaatsgebonden consignatie opdragen.

3. Voor of bij aanvang van de plaatsgebonden consignatie, als bedoeld in de leden 1 en 2, wordt de locatie bepaald.

4. Voor de DKDB geldt dat de volgende planningsmogelijkheden beschikbaar zijn:

a. in Nederland vindt planning plaats in dienst, plaatsgebonden consignatie of vrije tijd met dien verstande dat:

1. wanneer de werkelijk uitgevoerde dienst leidt tot minder dan vier uur plaatsgebonden consignatie, er dan geen sprake meer is van plaatsgebonden consignatie maar van dienst;

2. dat tijdens plaatsgebonden consignatie geen taak kan worden opgedragen en dat de betrokken ambtenaar uitsluitend via telefoon of semafoon bereikbaar dient te zijn.

b. in het buitenland vindt planning plaats in dienst of plaatsgebonden consignatie.

Artikel 3

Vergoeding

1. Voor de toepassing van de in het tweede artikel bedoelde plaatsgebonden consignatie is artikel 18 van het Besluit bezoldiging politie van analoge toepassing met dien verstande dat de in het eerste lid van artikel 18 vermelde definitie wordt vervangen door de definitie vermeld in het eerste artikel van deze uitvoeringsregeling. Voorts zijn van toepassing uitgezonderd het vierde tot en met het zesde lid van voormeld artikel 18.

2. De vergoeding voor elk uur plaatsgebonden consignatie wordt vergolden door middel van een bedrag in geld als bedoeld met de toeslag in artikel 27, achtste lid van het Besluit bezoldiging politie.

3. De in het tweede lid genoemde toelage wordt zo spoedig mogelijk uitbetaald, doch uiterlijk bij gelegenheid van de tweede salarisbetaling volgende op de periode van vier weken waarin consignatie is verricht. Van deze termijn kan worden afgeweken indien het dienstbelang dat vereist, of indien het dienstbelang zich daartegen niet verzet, op verzoek van de medewerker. Voor deze gevallen wordt een nieuwe uiterste termijn vastgesteld.

Artikel 4

Slotbepalingen

1. Deze regeling kan worden aangehaald als: ‘Uitvoeringsregeling plaatsgebonden consignatie KLPD’.

2. Het ‘Besluit beëindiging en afbouw vergoedingregelingen extra diensten groepschefs en beveiligers KDB’ van 19 december 1994 met kenmerk 472700/594/HY en de ‘Regeling bevoegdheid toekenning toelage functionarissen KDB KLPD’ van 8 mei 1995 met kenmerk EA95/929a zijn met dit besluit ingetrokken.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 22 december 2006.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
voor deze:
de Directeur-Generaal Veiligheid, H.W.M. Schoof.

Toelichting

Algemeen

Sedert 1 juli 1996 geldt voor het gehele personeel bij de Nederlandse politie (dus personeel belast met de uitvoering van de politietaak én personeel belast met de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie) één vergoedingssysteem terzake van consignatie; welk begrip voor de invoering van de ATW werd aangeduid als ‘piket’.

De omschrijving van het begrip brengt met zich mee, dat de medewerker niet kan worden verplicht zich op een daartoe specifiek aangewezen plaats bereikbaar en beschikbaar te houden. De verplichting geldt slechts het zich bereikbaar en beschikbaar houden op zich. Dit brengt met zich mee, dat de medewerker in beginsel bewegingsvrijheid heeft.

In een ministeriële circulaire van 1988 is bepaald dat, gelet op de beschikbaarheid van nieuwe communicatiemiddelen, het niet meer noodzakelijk is dat een medewerker zich op een bepaalde plaats ophoudt als hij/zij piket (benaming thans consignatie) heeft. Alleen in uitzonderlijke omstandigheden kan nog een plaats worden bepaald waar men zich beschikbaar moet houden. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft deze laatste afspraak in 1998 met een ministeriële regeling (EA98/U520139) geformaliseerd.

Artikel 2

In de Regeling in verband met plaatsgebonden consignatie van 23 oktober 1998, kenmerk EA98/U520139, is opgenomen dat in uitzonderlijke omstandigheden plaatsgebonden consignatie opgelegd kan worden.

In de Uitvoeringsregeling plaatsgebonden consignatie KLPD wordt een ‘uitzonderlijke omstandigheid’ naar aanleiding waarvan plaatsgebonden consignatie kan worden opgelegd, in beginsel gedefinieerd als een omstandigheid op basis waarvan een Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden (SGBO) is ingesteld. Hiermee wordt aangesloten bij de benodigde armslag van een SGBO en tegelijk gewaakt voor een terughoudende toepassing van het instrument plaatsgebonden consignatie.

Voor de DKDB geldt dat de volgende planningsmogelijkheden beschikbaar zijn:

a. in Nederland vindt planning plaats in dienst, plaatsgebonden consignatie of vrije tijd met dien verstande dat:

1. wanneer de werkelijk uitgevoerde dienst leidt tot minder dan vier uur plaatsgebonden consignatie, er dan geen sprake meer is van plaatsgebonden consignatie maar van dienst;

2. dat tijdens plaatsgebonden consignatie geen taak kan worden opgedragen en dat de betrokken ambtenaar uitsluitend via telefoon of semafoon bereikbaar dient te zijn.

b. in het buitenland vindt planning plaats in dienst of plaatsgebonden consignatie.

Artikel 3

Dit artikel strekt ertoe een toelage toe te kennen voor extra gebondenheid aan de dienst. Het betreft een vergoeding voor plaatsgebondenheid buiten de vastgestelde werktijden, welke voortvloeit uit de aard van de dienstbetrekking. Een uitputtende opsomming van dergelijke betrekkingen is niet mogelijk.

De toelage voor plaatsgebonden consignatie is een hogere dan voor de reguliere consignatie, omdat plaatsgebonden consignatie een grotere beperking legt op de persoonlijke bewegingsvrijheid.

Naar boven