Wijziging Warenwetregeling drukapparatuur

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 april 2007, nr. ARBO/P&G/2007/8180, tot wijziging van de Warenwetregeling drukapparatuur

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 16 van de Warenwet en de artikelen 12b, eerste lid, 12c, eerste lid, en 18a van het Warenwetbesluit drukapparatuur;

Besluit:

Artikel I

De Warenwetregeling drukapparatuur wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel k wordt ‘versie 01 Stcrt. 2005, nr. 81’ vervangen door: versie 02 Stcrt. 2006, nr. 132.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

m. kelderbierinstallatie: een bierinstallatie geplaatst bij de eindgebruiker, bestaande uit een of meerdere tanks, zijnde drukvaten, met een koelmantel en bijbehorende geïsoleerde installatieleidingen en onder druk staande appendages of waarbij alle onderdelen van de bierinstallatie geplaatst zijn in een geconditioneerde ruimte, waarbij de drukvaten per stuk een maximaal volume (V) hebben van 1500 liter en voorzien zijn van een kunststof of rubberen binnenmantel en gebruikmaken van lucht als drijfgas.

B

Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel d komt te luiden:

d. de in artikel 3, punt 1.1. onder a) van de richtlijn bedoelde drukvaten, met uitzondering van drukvaten behorende tot een kelderbierinstallatie, voor zover ingedeeld in categorie III of IV volgens tabel 2 van bijlage II bij de richtlijn, voor stoffen in groep 2 voor zover niet bedoeld in onderdeel c, waarbij voor drukvaten met lucht het volume groter is dan 2500 liter of de maximaal toelaatbare druk PS hoger is dan 30 bar, en voor stikstof-, argon-, helium- en koolzuur-opslagreservoirs het volume groter is dan 40000 liter;

2. Aan onderdeel k wordt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot door een komma, toegevoegd: waarbij voor onstabiele gassen de indeling in categorie I of II ongewijzigd blijft;.

3. In onderdeel m wordt na ‘van de richtlijn bedoelde installatieleidingen,’ ingevoegd: met uitzondering van installatieleidingen behorende tot een kelderbierinstallatie.

C

Aan artikel 6 worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. In afwijking van het eerste lid, onderdelen a en c, kan door een aangewezen keuringsinstelling of een aangewezen keuringsdienst van gebruikers een eerste herkeurtermijn van 6 jaar worden vastgesteld.

5. Door een aangewezen keuringsinstelling of een aangewezen keuringsdienst van gebruikers kan voor drukvaten met een maximaal volume (V) van 40.000 liter en bestemd voor niet industriële toepassing van propaan een vaste herkeurtermijn van 12 jaar voor het inwendige onderzoek worden vastgesteld.

D

Artikel 17 vervalt.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 2 april 2007.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.P.H. Donner.

Toelichting

1. Algemeen

De onderhavige regeling is gebaseerd op de Warenwet en het Warenwetbesluit drukapparatuur. Bij Besluit van 22 juli 2004 (Stb. 387) is het Warenwetbesluit drukapparatuur gewijzigd. Het genoemde wijzigingsbesluit strekt ertoe regels te stellen voor het gebruik van drukapparatuur.

De laatste wijziging van het Warenwetbesluit drukapparatuur dateert overigens van 2006 (Stb. 2006, nr. 164).

Met de invoering van het genoemde besluit is ook voor de gebruiksfase van drukapparatuur een einde gekomen aan de versnippering van de regelgeving voor drukapparatuur in de gebruiksfase. De wijziging van de wettelijke bepalingen voor de nieuwbouwfase en de fase van ingebruikneming zijn hieraan vooraf gegaan.

Hiermee zijn de verschillende regelgevingscomplexen, welke ondergebracht waren bij diverse ministeries, samengebracht in één besluit. Met de Europese richtlijn drukapparatuur als leidraad is een grote diversiteit aan drukapparatuur ondergebracht onder het Warenwetbesluit drukapparatuur. Als voorbeelden kunnen worden genoemd stoomketels, reactorvaten, leidingen, propaan-, lucht- en bierreservoirs en snelkookpannen.

De aard en het gebruik van de drukapparatuur laat een groot verschil zien in risico’s. Dit betekent dat apparatuur met een hoog risico en apparatuur met een laag risico onder dezelfde regelgeving vallen. Ook de kennis over de voorspelbaarheid van gedragingen van drukapparatuur in de praktijk voor bepaalde toepassingen kan enorm verschillen. Deels is deze kennis in het verleden vastgelegd in zogenoemde CPR-richtlijnen (richtlijnen van de toenmalige Commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke Stoffen). De CPR-richtlijnen zijn inmiddels ondergebracht in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS). Als voorbeelden kunnen worden genoemd de richtlijnen voor propaan en cryogene gassen. In de achterliggende jaren is ook in bepaalde branches in overleg met de toenmalige keuringsinstelling Stoomwezen BV een uitvoeringspraktijk ontstaan, gebaseerd op de kennisontwikkeling in die branches, die het onder bepaalde voorwaarden mogelijk maakt om meer verantwoordelijkheid bij die branches te leggen.

Bij de opzet van de Warenwetregeling drukapparatuur (laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 13 mei 2005, Stcrt. 97) is onvoldoende rekening gehouden met de mogelijkheid om in de uitvoeringspraktijk onderscheid te maken tussen drukapparatuur met een hoog en een laag risico, met de kennis van de voorspelbaarheid van de gedragingen van drukapparatuur of met de ontwikkelingen in bepaalde branches.

Deze wijziging van de regeling voorziet erin om de opgedane ervaring van bepaalde goede uitvoeringspraktijk voort te kunnen zetten en, waar mogelijk, meer verantwoordelijkheid te leggen bij de gebruiker van drukapparatuur.

2. Bedrijfseffecten

Door deze wijziging van de Warenwetregeling drukapparatuur zijn de lasten voor de gebruiker van de betrokken drukapparatuur vergelijkbaar met de situatie zoals deze bestond voor de vervanging van de regelgeving.

Op een enkel punt is een verlaging van de lasten gerealiseerd door de mogelijkheid om de vaste inspectietermijn voor de inwendige inspectie voor propaanreservoirs van 10, zoals deze bestond onder het vervangen regime, naar 12 jaar te brengen. Voor de circa 25 duizend opslagreservoirs, die voornamelijk voor huishoudelijk gebruik (koken en verwarmen) zijn ingezet, betekent dit een totale besparing in keuringskosten van € 300.000,– per jaar.

3. Artikelsgewijs

Artikel I (Onderdeel A, artikel 1)

Vanwege het verschijnen van een nieuwe versie van het WESA-schema is de verwijzing naar de Staatscourant aangepast.

Tevens is in artikel 1 de definitie ‘kelderbierinstallaties’ toegevoegd, om reden dat voor deze installaties een afwijkende werkwijze wordt toegestaan.

Het begrip kelderbierinstallatie heeft betrekking op een gestandaardiseerde installatie, die in de regel in kelders staat opgesteld, maar zich ook bovengronds kan bevinden. Deze installaties zijn bestemd voor het in voorraad houden van bier ten behoeve van consumptie in horecabedrijven. Met behulp van luchtdruk wordt het bier, zich bevindend in een rubberen of kunststof zak binnen een roestvast stalen tank, naar de bierpomp gedreven. Deze wijze van werken vervangt het gebruik van losse bierfusten en koolzuurflessen, wat een belangrijke bijdrage oplevert voor de verbetering van de arbeidsomstandigheden voor de direct betrokkenen.

Artikel I (Onderdeel B, artikel 2)

Met de wijziging van onderdelen d en m worden drukvaten en installatieleidingen behorende tot kelderbierinstallaties uitgezonderd van de keuring voor ingebruikneming en de herkeuringen in de gebruiksfase. De rechtvaardiging voor deze uitzondering is gebaseerd op het gegeven dat er sprake is van apparatuur met een laag risico (ongevaarlijke stoffen, lage druk (ca. 3 bar), geen aantasting van de roest-vast stalen tanks te verwachten). Daarnaast vertoont de apparatuur bij de verschillende brouwerijen grote overeenkomst met elkaar. Dit is ook de grondslag geweest voor een protocol voor kelderbierinstallaties opgesteld door de brouwerijen onder verantwoordelijkheid van het Centraal Brouwerij Kantoor (CBK). Het CBK is de overkoepelende organisatie die de belangen behartigt van 8 in Nederland gevestigde bierbrouwerijen en daarmee 99% van de biermarkt vertegenwoordigt.

Voor de dagelijkse praktijk betekent deze wijziging voor kelderbierinstallaties dat het gehele onderhoud, waaronder begrepen de keuring voor ingebruikneming en de herkeuringen onder verantwoordelijkheid van de betreffende brouwerij (eigenaar van de installatie) wordt uitgevoerd aan de hand van het genoemde protocol. Overigens brengt het gegeven dat het hier gaat om een consumptieartikel (het bier) een zorgvuldige omgang met de installatie met zich mee.

In het protocol is vastgelegd wie de controle- en inspectie werkzaamheden in de gebruiksfase uitvoert, op welke wijze dat gebeurt en de frequentie van de werkzaamheden. Van de werkzaamheden wordt een logboek bijgehouden, welke bij de installatie ter inzage ligt. De afwikkeling van reparaties en wijzigingen aan deze installaties in de gebruiksfase blijft onveranderd overeenkomstig artikel 14a van het Warenwetbesluit plaatsvinden.

Voor alle duidelijkheid zij er op gewezen dat deze wijziging geen invloed heeft op de nieuwbouwfase van kelderbierinstallaties. Hier blijft het Warenwetbesluit drukapparatuur onverkort van toepassing, waarbij een aangewezen (aangemelde) keuringsinstelling of een aangewezen (aangemelde) keuringsdienst van gebruikers het ontwerp beoordeelt en toeziet bij de fabricage.

Het protocol is in beheer bij het Centraal Brouwerij Kantoor Herengracht 282, 1016 BX te Amsterdam en aldaar voor belanghebbenden verkrijgbaar.

Een tweede wijziging van onderdeel d betreft het aanduiden van de grenzen voor drukvaten met lucht. Hier is bedoeld de grens te stellen bij een volume (V) groter dan 2500 liter of een druk (PS) hoger dan 30 bar. Wanneer één van deze grenzen overschreden wordt, ontstaat voor het onderhavige drukvat de verplichting tot een keuring voor ingebruikneming en de periodieke keuringen.

In onderdeel k is een aanvulling gemaakt in overeenstemming met die in onderdeel b, waarbij ook installatieleidingen voor onstabiele gassen voor de keuring voor ingebruikneming en de periodieke keuringen niet automatisch in categorie III moeten worden ingedeeld, maar in de categorie blijven, waarin ze op basis van tabel 6 van bijlage II bij de richtlijn drukapparatuur (97/23/EG PbEG L 181) worden ingedeeld. De voetnoot bij tabel 6 van bijlage II bij de richtlijn is dus niet van toepassing in de gebruiksfase.

Artikel I (Onderdeel C artikel 6)

Vierde lid

Zoals in de algemene toelichting reeds is vermeld, is in de regeling onvoldoende rekening gehouden met de praktijkervaring met reeds bestaande vaste herkeurtermijnen van drukapparatuur voor bepaalde gassoorten. Als voorbeelden kunnen hier worden genoemd de tanks voor de opslag van propaan en cryogene gassen. De ervaringen met de drukapparatuur voor genoemde gassen hebben in het verleden geleid tot een vaststelling van een vaste herkeurtermijn van 6 jaar. Het nieuwe vierde lid maakt het mogelijk de bestaande praktijk voort te zetten. Of drukapparatuur in combinatie met een bepaalde gassoort in aanmerking komt voor een eerste keurtermijn van 6 jaar wordt vastgesteld door de Technische Commissie voor Drukapparatuur.

De betreffende drukapparatuur, bestemd voor bepaalde gassoorten waarvoor de eerste herkeurtermijn op 6 jaar is gesteld, worden gepubliceerd in de Praktijk-Regels voor Drukapparatuur (PRD) uitgegeven door Sdu te Den Haag.

Deze wijziging brengt geen verandering in het gegeven dat een keuringsinstelling of keuringsdienst van gebruikers om veiligheidstechnische redenen voor een bepaald drukapparaat een kortere herkeurtermijn kan vaststellen dan de vaste herkeurtermijn.

Vijfde lid

Voor opslagtanks ten behoeve van propaan met een volume (V) van maximaal 40 m3 bedoeld voor niet industriële toepassing (verwarmen en koken bij huishoudelijk gebruik of als motorbrandstof via tankstations) werd door de toenmalige keuringsinstelling onder bepaalde voorwaarden de vaste herkeurtermijn voor het inwendige onderzoek verruimd van 6 naar 10 jaar. Met deze werkwijze is goede ervaring opgedaan. Dit rechtvaardigt een voortzetting van deze uitvoeringspraktijk in het huidige regime, waarbij voor de inpassing in het huidige regime wordt uitgegaan van een verruimingsmogelijkheid van de vaste termijn voor het inwendige onderzoek van 6 naar 12 jaar.

Met de invoering van marktwerking op het gebied van keuringsinstellingen is de noodzaak ontstaan om de hiervoor genoemde bepaalde voorwaarden nader te beschrijven en openbaar te maken.

Op initiatief van de VVG is daarom een Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR2578) opgesteld over het beheer en onderhoud van propaaninstallaties. Hierbij is gebruik gemaakt van Europese normering op dit gebied. Deze NPR geeft een passende invulling aan de hiervoor genoemde bepaalde voorwaarden. Het werken volgens een door de keuringsinstelling of keuringsdienst van gebruikers per propaaninstallatie geautoriseerd onderhouds- en inspectieschema, ook wel in de praktijk ‘written scheme’ genoemd en de kwalificatie van het onderhoudspersoneel vormen belangrijke onderdelen van de genoemde NPR.

De NPR is verkrijgbaar bij het NEN te Delft. Op termijn zal de inhoud van deze NPR onderdeel gaan uitmaken van de Praktijkregels voor drukapparatuur.

Het uitwendige onderzoek van propaanopslagtanks ondervindt overigens geen wijziging en blijft zoals gebruikelijk om de 6 jaar plaatsvinden, waarbij de betreffende veiligheidskleppen worden vervangen.

Artikel I (Onderdeel D artikel 17)

Het in artikel 17 geformuleerd overgangsrecht is uitgewerkt en kan derhalve worden geschrapt.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner

Naar boven