Regeling bekostiging personeel PO 2007–2008

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 april 2007, nr. PO/BenB/07/10192, houdende vaststelling van de bedragen lumpsumbekostiging primair onderwijs voor het schooljaar 2007–2008 en aanpassing van een aantal bedragen uit de regeling aanpassing bekostiging personeel 2006–2007

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 116, 120, 123, 124, 125, 129 en 132 van de Wet op het primair onderwijs, op artikel 113, 117, 120 en 124 van de Wet op de expertisecentra, op artikel VIII, IX en XIV van Wet van 16 juli 2005 tot wijziging van ondermeer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs, op artikel 11a 17, 19, 22, 26, 29 en 30 van het Besluit bekostiging WPO, op artikel 10b, 30, 31, 35 en 56a van het Besluit bekostiging WEC en op artikel B16b, B16g, B16l, B21, C11, eerste en tweede lid, en C16.1 van het Besluit trekkende bevolking WPO;

Besluit:

Hoofdstuk 1

Vaststelling bedragen en landelijk gewogen gemiddelde leeftijd

Paragraaf 1

Begripsbepalingen

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. WPO: de Wet op het primair onderwijs;

b. WEC: de Wet op de expertisecentra;

c. basisschool: basisschool als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

d. speciale school voor basisonderwijs: speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

e. school voor (voortgezet) speciaal onderwijs: school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra niet zijnde een instelling;

f. schoolgewicht: het schoolgewicht, bedoeld in artikel 27 van het Besluit bekostiging WPO;

g. cumi-leerling: leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO en artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC;

h. instelling: instelling als bedoeld in artikel 8, eerste lid, tweede volzin, van de Wet op de expertisecentra;

i. REC: Regionaal expertisecentrum als bedoeld in artikel 28b van de WEC;

j. formatiebasisbedrag: het bedrag bedoeld in artikel 22, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WPO en artikel 31, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WEC;

k. formatieleeftijdsbedrag: het bedrag bedoeld in artikel 22, onderdeel b, van het Besluit Bekostiging WPO en artikel 31, onderdeel b, van het Besluit bekostiging WEC;

l. samenvoeging van scholen: daadwerkelijke samenvoeging per 1 augustus van twee of meer gelijksoortige scholen, als bedoeld in artikel 1 van de WPO en artikel 1 van de WEC.

m. vestiging: een hoofd- of nevenvestiging van een basisschool als bedoeld in artikel 1 van de WPO.

Paragraaf 2

Basisscholen

Artikel 2

Vaststelling gemiddelde leeftijd en bedragen

1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2006 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren respectievelijk van de schoolleiding van basisscholen, bedoeld in artikel 120, zesde lid, van de WPO, bedragen:

a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 40,28 jaar

b. gpl leraar: € 51.388,34

c. gpl schoolleiding: € 64.837,09

2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO, is voor basisscholen:

a. formatiebasisbedrag: € 24.623,63

b. formatieleeftijdsbedrag: € 664,47

3. Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag, bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de WPO bedraagt voor

 

bedrag per ll

verhogingsbedrag

a. leerlingen van 4 t/m 7 jaar:

€ 1.467,57

€ 39,60

en voor

  

b. leerlingen vanaf 8 jaar:

€ 1.021,88

€ 27,58

4. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren en van de schoolleiding van basisscholen ten opzichte van het schooljaar 2006–2007 bedraagt 0,63%.

Artikel 3

Vaststelling aanvullende bekostiging (zeer) kleine scholen en bestrijding onderwijsachterstanden

Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen, van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede respectievelijk de derde kolom bij het desbetreffende artikel:

Artikel

basisbedrag

leeftijdsbedrag

23, eerste lid, (zeer kleine scholen)

€ 79.752,80

€ 1.789,22

24, tweede lid, onderdeel a, (kleine scholen voet)

€ 52.960,50

€ 1.429,14

24, tweede lid, onderdeel b, (kleine scholen verminderingsbedrag)

€ 366,89

€ 9,90

28, eerste lid, (schoolgewicht boa)

€ 1.238,57

€ 33,42

Artikel 4

Vaststelling aanvullende bekostiging bij aanvang van de bekostiging en groei

Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede kolom bij het desbetreffende artikel:

Artikel

bedrag

3a, vierde lid, (aanvang bekostiging)

€ 10.806,18

29, vierde lid, (groei)

€ 2.502,62

29, zevende lid, (Bv)

€ 745,13

Artikel 5

Vaststelling bekostiging zorgvoorzieningen en bedragen bij overdracht

Het bedrag per leerling verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren vermenigvuldigde bedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede kolom bij het desbetreffende artikel:

Artikel

bedrag

31, eerste lid, (zorgvoorzieningen )

€ 132,41

31, tweede lid, (extra zorgvoorz. swvb zonder sbao)

€ 3.653,90

32, eerste lid, (overdracht bij toename)

€ 2.525,32

32, tweede lid, (overdracht boven 2%)

€ 3.609,20

33 (overgang naar ander swv na 1 oktober)

€ 6.134,53

Artikel 6

Vaststelling aanvullende bekostiging schoolleiding

Het bedrag, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO, is voor scholen met een aantal leerlingen op de teldatum dat niet hoger is dan 97 € 13.448,75 en voor scholen met een aantal leerlingen op de teldatum dat hoger is dan 97 leerlingen € 26.897,50.

Artikel 7

Vaststelling bedragen personele bekostiging LGF

Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van basisscholen vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het her te besteden basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO, is per onderwijssoort weergegeven in onderstaande tabel.

Toelaatbaar verklaard tot speciaal onderwijs aan/van:

Onderwijssoort

Bedrag

Her te besteden bedrag

a. dove kinderen

€ 11.197,52

€ 9.990,48

b. slechthorende kinderen

€ 5.452,30

€ 4.443,22

c. kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

€ 5.452,30

€ 4.443,22

d. lichamelijk gehandicapte kinderen

€ 5.452,30

€ 4.443,22

e. langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap

€ 5.452,30

€ 4.443,22

f. zeer moeilijk lerende kinderen

€ 5.452,30

€ 4.443,22

g. meervoudig gehandicapte kinderen

€ 11.197,52

€ 4.443,22

h. Cluster 4

€ 5.452,30

€ 4.443,22

Artikel 8

Vaststelling bedragen bekostiging materiële instandhouding LGF

De bedragen, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO, worden volgens de onderstaande tabel vastgesteld.

Toelaatbaar verklaard tot speciaal onderwijs aan/van:

Onderwijssoort

Bedrag

Her te besteden bedrag

a. dove kinderen

€ 1.020

€ 1.318

b. slechthorende kinderen

€ 911

€ 485

c. kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

€ 911

€ 485

d. lichamelijk gehandicapte kinderen

€ 912

€ 539

e. langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap

€ 911

€ 485

f. zeer moeilijk lerende kinderen

€ 859

€ 324

g. meervoudig gehandicapte kinderen

€ 911

€ 485

h. Cluster 4

€ 911

€ 485

Artikel 9

Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid

1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 129 van de WPO, bestaat voor basisscholen, waaronder begrepen de school voor varende kinderen, uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘basisbedrag + A + B’, waarin:

basisbedrag =

€ 7.374,22

A = het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met

€ 287,34

B = het schoolgewicht, vermenigvuldigd met

€ 239,80

2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, voor basisscholen met minder dan 145 leerlingen wordt verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de uitkomst van de berekening: € 4.613,33 minus (het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met € 31,82).

3. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, voor basisscholen die op 1 oktober 2001 werden bezocht door 70% of meer leerlingen die met de factor 0,9 bijdroegen aan het schoolgewicht, wordt verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de uitkomst van de berekening: (het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met € 109,29) plus (het schoolgewicht, vermenigvuldigd met € 135,55).

4. Voor de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt het aantal leerlingen vastgesteld overeenkomstig artikel 121, van de WPO of artikel 3a, zevende lid, van het Besluit bekostiging WPO.

5. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van basisscholen, bedoeld in artikel 129, eerste lid, van de WPO bedraagt 0,63%.

Artikel 10

Verhoging bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid ten behoeve van bestuur en management

1. De bekostiging, bedoeld in artikel 9, wordt voor basisscholen, waaronder begrepen de school voor varende kinderen, verhoogd met € 2.669,57 per school en € 39,51 per leerling.

2. Aan de verhoging, bedoeld in het eerste lid, wordt voor elke basisschool met minder dan 145 leerlingen een bedrag toegevoegd dat gelijk is aan de uitkomst van de berekening: € 5.728,95 minus (het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met € 39,51).

3. De verhoging wordt per school rekenkundig en op hele euro’s afgerond.

Artikel 10a

Vaststelling bedragen voor scholen voor kinderen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden

1. Het bedrag per formatieplaats bedoeld in artikel B16b en artikel C11, eerste en tweede lid, van het Besluit trekkende bevolking WPO is € 51.388,34.

2. De aanvullende bekostiging voor schoolleiding als bedoeld in artikel B16g van het Besluit trekkende bevolking WPO bedraagt € 13.448,75 per school.

3. Het budget voor personeels en arbeidsmarkt als bedoeld in artikel B16l van het Besluit trekkende bevolking WPO bedraagt € 17.052,31 per school. Per school wordt dit bedrag verhoogd met € 8.388,00 ten behoeve van bestuur en management.

Paragraaf 3

Speciale scholen voor basisonderwijs

Artikel 11

Vaststelling gemiddelde leeftijd en bedragen

1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2006 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren respectievelijk van de schoolleiding van speciale scholen voor basisonderwijs, bedoeld in artikel 120, zesde lid, van de WPO, bedragen:

a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 41,44 jaar

b. gpl leraar: € 55.870,01

c. schoolleiding: € 70.057,39

2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO, is voor speciale scholen voor basisonderwijs;

a. formatiebasisbedrag: € 23.857,63

b. formatieleeftijdsbedrag: € 772,57

3. Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag, bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de WPO bedraagt:

a. € 1.078,36 en

b. € 34,92.

4. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren en van de schoolleiding van speciale scholen voor basisonderwijs bedraagt 0,63%.

Artikel 12

Vaststelling bedragen zorgvoorzieningen

Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag dat wordt vermenigvuldigd met de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van die school, bedoeld in artikel 120, vierde lid, van de WPO is:

a. (bedrag per leerling): € 1.541,20

b. (verhogingsbedrag): € 49,91

Artikel 13

Vaststelling bedragen aanvullende bekostiging onderwijsachterstandenbestrijding

Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 28, derde lid, van het Besluit WPO, is:

a. basisbedrag: € 956,69

b. leeftijdsbedrag: € 30,98

Artikel 14

Vaststelling bedragen aanvullende bekostiging bij aanvang van de bekostiging en voor de schoolleiding

1. Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van speciale scholen voor basisonderwijs vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 3a, vierde lid, van het Besluit bekostiging WPO, is € 11.676,23.

2. Het bedrag, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO, is voor scholen met een aantal leerlingen op de teldatum dat niet hoger is dan 99 € 14.187,38 en voor scholen met een aantal leerlingen op de teldatum dat hoger is dan 99 leerlingen € 28.374,76.

Artikel 15

Vaststelling bedragen bekostiging voor personeel en materiële instandhouding LGF

Artikelen 7 en 8 zijn van toepassing op scholen in deze paragraaf.

Artikel 16

Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid

1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 129 van de WPO, voor speciale scholen voor basisonderwijs bestaat uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘basisbedrag + A+B’, waarin:

basisbedrag = € 10.386,95

A = het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met € 482,93

B = het aantal cumi-leerlingen, vermenigvuldigd met € 145,54

2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, voor speciale scholen voor basisonderwijs die op 1 oktober 2001 werden bezocht door 50% of meer cumi-leerlingen, wordt verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de uitkomst van de berekening van (het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met € 197,79) + (het aantal cumi-leerlingen, vermenigvuldigd met € 226,48).

3. Voor de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt het aantal leerlingen vastgesteld overeenkomstig artikel 121, van de WPO of artikel 3a, zevende lid, van het Besluit bekostiging WPO.

4. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van speciale scholen voor basisonderwijs, bedoeld in artikel 129, eerste lid, van de WPO bedraagt 0,63%.

Artikel 17

Verhoging bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid ten behoeve van bestuur en management

1. De bekostiging, bedoeld in artikel 16 wordt voor speciale scholen voor basisonderwijs verhoogd met € 3.470,01 per school en € 62,46 per leerling.

2. De verhoging wordt per school rekenkundig en op hele euro’s afgerond.

Paragraaf 4

Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs

Artikel 18

Vaststelling gemiddelde leeftijd en bedragen (voortgezet) speciaal onderwijs

1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2006 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren, onderwijsondersteunend personeel, respectievelijk van de schoolleiding van scholen voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 117, veertiende lid, van de WEC, bedragen:

a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 40,60 jaar

b. gpl leraar: € 54.119,61

c. gpl oop: € 33.398,49

d. gpl schoolleiding: € 70.141,59

2. Het f ormatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 31, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WEC, is voor de scholen, bedoeld in het eerste lid:

a. formatiebasisbedrag: € 19.062,09

b. formatieleeftijdsbedrag: € 863,47

3. Het bedrag per leerling respectievelijk het vermenigvuldigingsbedrag, bedoeld in artikel 117, eerste lid, van de WEC, is onderverdeeld naar onderwijssoort en leeftijd van leerlingen, weergegeven in onderstaande tabel:

Onderwijssoort

Bedrag per leerling

Vermenigvuldigingsbedrag

       
 

SO jonger dan 8 jaar

SO 8 jaar en ouder

VSO

SO jonger dan 8 jaar

SO 8 jaar en ouder

VSO

a. Dove kinderen

€ 10.737,51

€ 5.808,90

€ 5.816,29

€ 184,87

€ 182,80

€ 192,21

b. Slechthorende kinderen

€ 7.699,98

€ 4.463,22

€ 6.026,74

€ 101,29

€ 99,90

€ 172,69

c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

€ 7.489,57

€ 4.252,81

n.v.t.

€ 101,29

€ 99,90

n.v.t.

f. Lichamelijk gehandicapte kinderen

€ 9.889,47

€ 9.889,47

€ 10.401,42

€ 101,98

€ 101,98

€ 174,33

h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap

€ 8.958,44

€ 4.534,62

€ 5.408,29

€ 90,06

€ 88,16

€ 158,45

h. 2e langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap

€ 6.604,76

€ 4.319,37

€ 5.010,31

€ 109,92

€ 108,97

€ 160,69

j. Zeer moeilijk lerende kinderen

€ 5.056,91

€ 5.056,91

€ 5.538,01

€ 94,12

€ 94,12

€ 142,39

k.Zeer moeilijk opvoedbare kinderen

€ 6.604,76

€ 4.319,37

€ 5.010,31

€ 109,92

€ 108,97

€ 160,69

m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut

€ 6.604,76

€ 4.319,37

€ 5.010,31

€ 109,92

€ 108,97

€ 160,69

n. meervoudig gehandicapte kinderen met de combinatie:

      

a + j (doof en zmlk)

 

€ 14.570,71

€ 11.201,80

€ 9.646,39

€ 347,46

€ 345,99

€ 345,73

Doof en blind

€ 19.200,43

€ 14.271,82

€ 14.271,82

€ 520,41

€ 518,34

€ 518,34

b + j (sh en zmlk)

€ 9.568,41

€ 7.104,11

€ 6.645,02

€ 172,61

€ 171,57

€ 175,28

f + j (lg en zmlk)

€ 13.234,91

€ 13.234,91

€ 13.589,45

€ 161,38

€ 161,38

€ 178,05

4. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren, onderwijsondersteunend personeel en van de schoolleiding van scholen voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs bedraagt 0,63%.

Artikel 19

Vaststelling vast bedrag per school en aanvullende bekostiging voor bestrijding onderwijsachterstanden

Bij aanspraak op bekostiging op grond van de artikelen van het Besluit bekostiging WEC, genoemd in de eerste kolom, behoren de bedragen, genoemd in de tweede respectievelijk de derde kolom:

Artikel

basisbedrag

leeftijdsbedrag

32, eerste lid, (vast bedrag per school)

€ 22.367,46

€ 1.013,20

41, eerste lid, (cumi-leerling oab)

€ 733,89

€ 33,24

Artikel 20

Vaststelling bedragen aanvullende bekostiging bij aanvang van de bekostiging en voor de schoolleiding

1. Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 3a van het Besluit bekostiging WEC, is € 11.690,27.

2.Het bedrag, bedoeld in artikel 35, van het Besluit bekostiging WEC, onderverdeeld in speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, alsmede naar onderwijssoort en aantal leerlingen, is weergegeven in onderstaande tabel:

aantal leerlingen

SO of VSO

SOVSO

MG SO of VSO

MG SOVSO

1 tot en met 49

€ 16.021,98

€ 16.021,98

€ 32.043,96

€ 32.043,96

50 of meer

€ 32.043,96

€ 48.065,94

€ 32.043,96

€ 48.065,94

Artikel 21

Vaststelling aanvullende bekostiging voor ambulante begeleiding in verband met terugplaatsing

Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 39, van het Besluit bekostiging WEC, is per onderwijssoort en afhankelijk van terugplaatsing naar basisonderwijs of overige onderwijssectoren, weergegeven in onderstaande tabel:

 

terugplaatsing naar basisonderwijs

terugplaatsing naar voortgezet onderwijs of opleiding als bedoeld in art. 7.2.2., eerste lid onder a en b van de WEB

     
 

basis-

leeftijds-

basis-

leeftijds-

 

bedrag

bedrag

bedrag

bedrag

a. Dove kinderen

€ 3.606,55

€ 163,37

€ 1.662,21

€ 75,29

b. Slechthorende kinderen

€ 1.622,18

€ 73,48

€ 1.086,54

€ 49,22

c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

€ 1.622,18

€ 73,48

€ 1.086,54

€ 49,22

f. Lichamelijk gehandicapte kinderen

€ 1.622,18

€ 73,48

€ 1.662,21

€ 75,29

h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap

€ 1.622,18

€ 73,48

€ 1.086,54

€ 49,22

h. 2e langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap

€ 1.622,18

€ 73,48

€ 1.086,54

€ 49,22

j. Zeer moeilijk lerende kinderen

€ 1.622,18

€ 73,48

€ 1.086,54

€ 49,22

k. Zeer moeilijk opvoedbare kinderen

€ 1.622,18

€ 73,48

€ 1.086,54

€ 49,22

m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut

€ 1.622,18

€ 73,48

€ 1.086,54

€ 49,22

n. meervoudig gehandicapte kinderen met de combinatie:

 

a + j (doof en zmlk)

€ 1.622,18

€ 73,48

€ 1.086,54

€ 49,22

Doof en blind

€ 1.622,18

€ 73,48

€ 1.086,54

€ 49,22

b + j (sh en zmlk)

€ 1.622,18

€ 73,48

€ 1.086,54

€ 49,22

f + j (lg en zmlk)

€ 1.622,18

€ 73,48

€ 1.086,54

€ 49,22

Artikel 22

Aanvullende bekostiging voor preventieve ambulante begeleiding

1. Bevoegde gezagsorganen van scholen voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet onderwijs ontvangen aanvullende bekostiging voor preventieve ambulante begeleiding als bedoeld in artikel 8a, derde lid, onderdeel a, van de WEC, die bestaat uit een basisbedrag, welk bedrag wordt verhoogd met een leeftijdsbedrag dat wordt vermenigvuldigd met de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van de school op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar en vervolgens vermenigvuldigd met het aantal leerlingen van de school op de teldatum.

2. Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in het eerste lid is onderverdeeld naar speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs, alsmede naar onderwijssoort, weergegeven in onderstaande tabel:

Onderwijssoort

SO

VSO

     
 

basis-

Leeftijds-

basis-

Leeftijds-

 

bedrag

bedrag

bedrag

bedrag

a. Dove kinderen

n.v.t.

n.v.t.

€ 232,56

€ 10,53

b. Slechthorende kinderen

€ 217,31

€ 9,84

n.v.t.

n.v.t.

c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

€ 219,21

€ 9,93

n.v.t.

n.v.t.

f. Lichamelijk gehandicapte kinderen

€ 941,67

€ 42,66

€ 203,96

€ 9,24

h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap

€ 9,53

€ 0,43

n.v.t.

n.v.t.

h. 2e langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap

€ 57,19

€ 2,59

€ 97,22

€ 4,40

j. Zeer moeilijk lerende kinderen

€ 22,87

€ 1,04

n.v.t.

n.v.t.

k. Zeer moeilijk opvoedbare kinderen

€ 57,19

€ 2,59

€ 97,22

€ 4,40

m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut

€ 57,19

€ 2,59

€ 97,22

€ 4,40

n. meervoudig gehandicapte kinderen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 23

Vergoeding regionaal expertisecentrum

De vergoeding voor een regionaal expertisecentrum en de bedragen per school en per leerling, bedoeld in artikel 56a, eerste lid, van het Besluit bekostiging WEC worden aangepast tot respectievelijk € 28.818 en € 9.641 per school en € 164 per leerling.

Artikel 24

Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid

1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 124, van de Wet op de expertisecentra bestaat voor de scholen in deze paragraaf uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘A+B+C’, waarin:

A = het aantal SO-leerlingen en VSO-leerlingen, vermenigvuldigd met de bedragen in de tabel genoemd onder A;

B = het aantal cumi-leerlingen, vermenigvuldigd met € 114,01;

C = het aantal ambulant begeleide leerlingen, vermenigvuldigd met € 159,93.

2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, voor scholen voor speciaal onderwijs die op 1 oktober 2001 werden bezocht door 50% of meer cumi-leerlingen, wordt verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de uitkomst van de berekening van (het aantal leerlingen vermenigvuldigd met het in de tabel onder B genoemde bedrag) plus (het aantal cumi-leerlingen vermenigvuldigd met € 378,60) plus (het aantal ambulant begeleide leerlingen vermenigvuldigd met € 82,05).

3. De onder A en B genoemde bedragen zijn afhankelijk van de onderwijssoort.

Tabel A:

Onderwijssoort

SO

VSO

a. Dove kinderen

€ 913,01

€ 913,01

b. Slechthorende kinderen

€ 672,32

€ 764,93

c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

€ 656,88

€ 0,00

f. Lichamelijk gehandicapte kinderen

€ 789,51

€ 882,11

h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap

€ 656,88

€ 749,50

h. 2e langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap

€ 672,32

€ 749,50

j. Zeer moeilijk lerende kinderen

€ 656,88

€ 672,32

k. Zeer moeilijk opvoedbare kinderen

€ 672,32

€ 749,50

m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut

€ 672,32

€ 749,50

n. meervoudig gehandicapte kinderen met de combinatie:

  

a + j (doof en zmlk)

€ 1.313,26

€ 1.313,26

Doof en blind

€ 1.749,61

€ 1.749,61

b + j (sh en zmlk)

€ 866,71

€ 882,11

f + j (lg en zmlk)

€ 983,89

€ 999,32

Tabel B:

Onderwijssoort

SO en VSO

a. Dove kinderen

€ 353,63

b. Slechthorende kinderen

€ 208,02

c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

€ 208,02

f. Lichamelijk gehandicapte kinderen

€ 353,63

h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap

€ 208,02

h. 2e langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap

€ 208,02

j. Zeer moeilijk lerende kinderen

€ 208,02

k. Zeer moeilijk opvoedbare kinderen

€ 208,02

m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut

€ 208,02

n. meervoudig gehandicapte kinderen met de combinatie:

 

a + j (doof en zmlk)

€ 582,45

Doof en blind

€ 800,46

b + j (sh en zmlk)

€ 353,63

f + j (lg en zmlk)

€ 499,25

4. Voor de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt het aantal leerlingen vastgesteld overeenkomstig artikel 118, van de WEC of artikel 3a, zevende lid, van het Besluit bekostiging WEC waarbij leerlingen op residentiële plaatsen niet worden meegeteld en het aantal residentiële plaatsen geteld wordt als leerling.

5. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van scholen in deze paragraaf, bedoeld in artikel 124, eerste lid, van de WEC bedraagt 0,63%.

Artikel 25

Verhoging bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid ten behoeve van bestuur en management

1.De bekostiging, bedoeld in artikel 24 wordt voor scholen uit deze paragraaf verhoogd met € 1.968,43 per school en € 33,17 per leerling.

2. De verhoging wordt per school rekenkundig en op hele euro’s afgerond.

Paragraaf 5

Instellingen voor visueel gehandicapte leerlingen

Artikel 26

Vaststelling bedragen

1. Het bedrag per leerling respectievelijk het vermenigvuldigingsbedrag, bedoeld in artikel 117, tiende lid, van de WEC is

a. € 1.040,79 en

b. € 47,15

2. Het bedrag, bedoeld in artikel 117, vierde lid, van de WEC is per instelling weergegeven in onderstaande tabel:

(Bedrag per instelling visueel gehandicapte leerlingen)

Instelling

Bedrag

Visio Onderwijsinstellingen Noord

25GP

€ 1.855.364,77

Bartimeus OWI voor Visueel Gehandicapte Leerlingen

25GR

€ 5.031.498,76

Koninklijk Instituut tot Onderwijs van Slechtzienden en Blinden

25HD

€ 3.432.999,69

Onderwijsinstelling Sensis

25HE

€ 6.727.778,39

Artikel 27

Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid

1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid voor instellingen, bestaat uit het in de tabel opgenomen bedrag per instelling.

(Bedrag per instelling visueel gehandicapte leerlingen)

Instelling

Bedrag

Visio Onderwijsinstellingen Noord

25GP

€ 73.638,91

Bartimeus OWI voor Visueel Gehandicapte Leerlingen

25GR

€ 250.117,99

Koninklijk Instituut tot Onderwijs van Slechtzienden en Blinden

25HD

€ 154.427,50

Onderwijsinstelling Sensis

25HE

€ 303.563,54

2. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van instellingen, bedoeld in artikel 124, eerste lid, van de WEC bedraagt 0,63%.

Artikel 28

Verhoging bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid ten behoeve van bestuur en management

1.De bekostiging, bedoeld in artikel 27 wordt voor instellingen verhoogd met € 1.968,43 per instelling en € 33,17 per leerling.

2. De verhoging wordt per instelling rekenkundig en op hele euro’s afgerond.

Hoofdstuk 2

Bijzondere bekostiging schooljaar 2007–2008

Paragraaf 1

Artikel 29

Aanwezigheid schipperskinderen

1. Het bevoegd gezag van een basisschool die voor 1 april 2008 wordt bezocht door 3 of meer kinderen in de leerjaren 1 tot en met 4 die verblijven in een internaat of pleeggezin en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt vanaf 3 ingeschreven schipperskinderen de in de tabel opgenomen bedragen die worden gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal maanden waarvoor de bekostiging wordt toegekend.

Aantal schipperskinderen

Bedrag personeel

Bedrag MI

3 tot en met 6

€ 11.197,52

€ 354,33

7 tot en met 10

€ 16.649,82

€ 531,58

11 tot en met 14

€ 22.107,26

€ 708,65

15 tot en met 18

€ 27.559,57

€ 885,90

En vervolgens per 4 leerlingen boven het aantal van 18 leerlingen te verhogen met

€ 5.452,30

€ 177,25

3. De aanvraag voor de bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij CFI/BPO en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

a. naam, adres, brinnummer, postcode en plaats van de school;

b. de datum waarop de kinderen zijn of worden toegelaten tot de school;

c. het aantal schipperskinderen dat de school zal bezoeken in de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd;

4. Van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt een afschrift gezonden aan de inspectie van het basisonderwijs waaronder de school ressorteert.

5. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag.

6. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

7. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft voor de periode na 1 april van het schooljaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 30

Aanwezigheid zigeunerkinderen

1. Het bevoegd gezag van een basisschool die voor 1 april 2008 wordt bezocht door 4 of meer leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

2. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij CFI/BPO en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

a. naam, adres, brinnummer, postcode en plaats van de school;

b. het aantal leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en de Sinti en hun leerlinggewicht(en) dat op het telformulier van 1 oktober van het voorafgaande schooljaar waarin bijzondere bekostiging wordt aangevraagd, is opgegeven;

c. het aantal leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti met hun leerlinggewicht(en) dat de school zal bezoeken in de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd;

3. Van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt een afschrift gezonden aan de inspectie van het basisonderwijs waaronder de school ressorteert.

4. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag.

5. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

6. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft voor de periode na 1 april van het schooljaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 31

Aanwezigheid van leerlingen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden

1. Het bevoegd gezag van een basisschool waar

a. leerlingen zijn ingeschreven die verblijven in een internaat of pleeggezin en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend of leerlingen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden als bedoeld in het Besluit trekkende bevolking WPO, waarvoor als gevolg van de wijziging van de gewichtenregeling een lager gewicht is vastgesteld dan het geval zou zijn geweest indien de gewichtenregeling was toegepast zoals deze luidde voor 1 augustus 2006 en

b. het schoolgewicht daardoor lager is vastgesteld, ontvangt op aanvraag, die vóór 1 oktober 2007 is ingediend, bijzondere bekostiging.

2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het schoolgewicht van een basisschool verstaan de som van de schoolgewichten per vestiging van de school zoals dat is vastgesteld op basis van teldatum 1 oktober 2006, aangevuld met de compensatiehoeveelheid schoolgewicht, als bedoeld in de Regeling vaststelling van de drempel en de compensatieregeling bij de gewichtenregeling voor het schooljaar 2007–2008 van 11 december 2006 dat aan een vestiging van de school kan worden toebedeeld.

3. De toedeling van de compensatiehoeveelheid schoolgewicht geschiedt naar rato van het verschil in schoolgewicht per vestiging van het bestuur die op basis van 01-10-2006 een lager schoolgewicht hebben dan op basis van 01-10-2005.

4. De aanvraag voor bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij CFI/BPO en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

a. naam, adres, brinnummer, postcode en plaats van de vestiging;

b. het aantal 4 en 5 jarige leerlingen op 1 oktober 2006 waarvoor het gewicht 0,4 zou zijn vastgesteld, indien dit van toepassing was gebleven, onder vermelding van het gewicht dat daadwerkelijk voor deze leerlingen is vastgesteld;

c. het aantal 4 en 5 jarige leerlingen op 1 oktober 2006 waarvoor het gewicht 0,7 zou zijn vastgesteld, indien dit van toepassing was gebleven, onder vermelding van het gewicht dat daadwerkelijk voor deze leerlingen is vastgesteld.

5. Van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt een afschrift gezonden aan de inspectie van het basisonderwijs waaronder de vestiging ressorteert.

6. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag.

7. Aanvragen die op of na 1 oktober 2007 door CFI zijn ontvangen worden afgewezen.

Artikel 32

Leerlingen afkomstig uit ‘Blijf van mijn lijf huizen’

1. Het bevoegd gezag van een basisschool, waar gedurende een periode van maximaal één jaar voorafgaand aan de aanvraag ten minste 10 leerlingen uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’ zijn ingeschreven, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

2. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij CFI/BPO en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

a. naam, adres, brinnummer, postcode en plaats van de school;

b. een overzicht van het aantal ‘Blijf van mijn lijf huis’ leerlingen dat gedurende de periode van maximaal één jaar voor de aanvraag de basisschool heeft bezocht met de data van in- en uitschrijving.

3. Van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt een afschrift gezonden aan de inspectie van het onderwijs waaronder de school ressorteert.

4. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag.

5. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

Artikel 33

Toename aantal asielzoekerkinderen

1. Het bevoegd gezag van een basisschool waar op 1 augustus 2007 het aantal ingeschreven asielzoekerkinderen minimaal 10 meer bedraagt dan het aantal ingeschreven asielzoekerkinderen op 1 oktober 2006 ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding. Onder asielzoekerkind wordt in dit artikel verstaan een vreemdeling die in het bezit is van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 en deze heeft verkregen op grond van artikel 8, onder c, d, f, g, h en j van die wet, onderscheidenlijk een vreemdeling van wie tenminste één van de ouders of voogden in het bezit is van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 en deze heeft verkregen op grond van artikel 8, onder c, d, f, g, h en j van die wet, en die ingeschreven staat op een school en deze geregeld bezoekt.

2. Het bevoegd gezag van een basisschool die aanvullende bekostiging ontvangt in verband met groei, bedoeld in artikel 29, van het Besluit bekostiging WPO, en waarbij sprake is van een toename met minimaal 10 asielzoekerkinderen ten opzichte van het aantal asielzoekerkinderen op de datum van de laatste groeitelling, dan wel bij gebreke daarvan, 1 oktober 2006 ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

3. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij CFI/BPO en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

a. naam, adres, brinnummer, postcode en plaats van de school;

b. het aantal asielzoekerkinderen op 1 oktober 2006;

c. het aantal asielzoekerkinderen op 1 augustus 2007 waarin de bijzondere en aanvullende bekostiging wordt aangevraagd.

4. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het tweede lid, wordt ingediend bij CFI/BPO en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

a. naam, adres, brinnummer, postcode en plaats van de school;

a. de datum met ingang waarvan aanvullende bekostiging, bedoeld in het tweede lid, is toegekend;

b. het aantal asielzoekerkinderen dat heeft meegeteld voor de vaststelling van de toename;

c. de data waarop de asielzoekerkinderen zijn ingeschreven op de school.

5. Van de aanvraag, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt een afschrift gezonden aan de inspectie van het basisonderwijs waaronder de school ressorteert.

6. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag.

7. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

8. De in het eerste lid en tweede lid bedoelde bekostiging bedraagt per ingeschreven asielzoekerkind € 1.145,96 voor personeel en € 36,34 voor materiële instandhouding welke bedragen worden gedeeld door 12 en vermenigvuldigd met het aantal resterende maanden van het schooljaar waarvoor de bekostiging is toegekend.

Artikel 34

Eerste opvang vreemdelingen

1. Het bevoegd gezag van een school waar de eerste opvang in het onderwijs wordt verzorgd voor tenminste 4 vreemdelingen, die korter dan 1 jaar in Nederland verblijven, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding. Onder vreemdeling in dit artikel wordt verstaan een leerling die ingeschreven staat op een school en die de school geregeld bezoekt en die door Onze minister van Justitie in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, onderscheidenlijk van wie tenminste één van de ouders of voogden door onze Onze minster van Justitie in bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 en aantoonbaar nog geen jaar woonachtig is in Nederland. Onder vreemdeling in dit artikel wordt tevens verstaan een leerling die ingeschreven staat op een school en die de school geregeld bezoekt en van wie uit het paspoort of ander identiteitsbewijs blijkt dat de leerling zelf of één van de ouders of voogden burger van de EU of EER landen of Zwitserland is en op grond van het EG verdrag in Nederland verblijft en die aantoonbaar nog geen jaar woonachtig is in Nederland.

Onder school wordt verstaan een bekostigde school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een bekostigde school of instelling als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.

2. De bekostiging heeft betrekking op een periode van vier maanden, met als peildata:

a. 1 oktober voor de periode augustus tot en met november;

b. 1 februari voor de periode december tot en met maart;

c. 1 juni voor de periode april tot en met juli.

Het bevoegd gezag dient ter verkrijging van de bijzondere en aanvullende bekostiging een aanvraag in binnen vier weken na de peildatum.

3. Een school die niet eerder eerste opvang van vreemdelingen verzorgde komt in aanmerking voor een eenmalige aanvulling op de bijzondere bekostiging van € 4600.

4. Elke aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, als bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij CFI/BPO en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

a. naam, adres, brinnummer, postcode en plaats van de school;

b. het aantal vreemdelingen op de peildatum, die korter dan 1 jaar in Nederland zijn;

c. de periode waarvoor de bekostiging wordt gevraagd;

d. indien van toepassing de verklaring dat de school nog niet eerder de eerste opvang heeft verzorgd.

5. Van de aanvraag wordt een afschrift gezonden aan de inspectie van het basisonderwijs waaronder de school ressorteert.

6. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag.

7. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

8. De in het eerste lid bedoelde bekostiging bedraagt per ingeschreven vreemdeling € 1.145,96 voor personeel en € 36,34 voor materiële instandhouding welke bedragen worden gedeeld door 12 en vermenigvuldigd met het aantal resterende maanden van het schooljaar waarvoor de bekostiging is toegekend.

Artikel 35

Aanwezigheid visueel gehandicapte leerlingen

1. Het bevoegd gezag van een basisschool waaraan een visueel gehandicapte leerling is ingeschreven die begeleiding ontvangt van een instelling voor visueel gehandicapte kinderen en waarvoor geen leerlinggebonden budget beschikbaar is als bedoeld in artikel 70a van de WPO, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

2. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend ingediend door middel van formulier nummer CFI 66052, te downloaden via www.cfi.nl en te bestellen met het plaketiket CFI 84887, bij CFI/BPO. Het aanvraagformulier dient voorzien te zijn van een verklaring van ambulante begeleiding die is ingevuld door de instelling voor visueel gehandicapten die de ambulante begeleiding verzorgt.

3. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt per leerling:

Soort handicap

Bijzondere bekostiging voor personeel

Aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding

Blinde leerling

€ 11.197,52

€ 1.147,77

Slechtziende leerling

€ 5.452,30

€ 970,69

De bedragen in deze tabel worden gedeeld door 12 en vermenigvuldigd met het aantal resterende maanden van het schooljaar waarin de leerling op de school is ingeschreven.

4. Van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt een afschrift gezonden aan de inspectie van het basisonderwijs waaronder de school ressorteert.

5. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag.

6. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

Artikel 36

VSO programma voor oudere leerlingen aan school voor SO-ZMLK

1. Het bevoegd gezag van een school voor speciaal onderwijs aan zeer moeilijk lerende kinderen waar leerlingen een VSO-programma volgen, ontvangt op aanvraag, die vóór 1 oktober 2007 is ingediend, bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

2.De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij CFI/BPO en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

a. naam, adres, brinnummer, postcode en plaats van de school;

b. het aantal kinderen van 13 jaar en ouder dat een VSO-programma volgt op 1 oktober 2006 dan wel 16 januari 2007 ingeval toepassing is gegeven aan artikel 37 van het Besluit bekostiging WEC.

3.De bijzondere en aanvullende bekostiging gezamenlijk, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 2.213,86 per leerling als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b.

4. Van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt een afschrift gezonden aan de inspectie van het onderwijs waaronder de school ressorteert.

5. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag

6. Aanvragen die op of na 1 oktober 2007 door CFI zijn ontvangen worden afgewezen.

Artikel 37

Schoolmaatschappelijk werk primair onderwijs in het kader van veiligheid en opvang risicoleerlingen

1. Aan het bestuur van de centrale dienst van een samenwerkingsverband dan wel, indien een bevoegd gezag alle scholen in een samenwerkingsverband in stand houdt, het bevoegd gezag, waarvan de som der schoolgewichten van de vestigingen binnen het samenwerkingsverband 200 of meer is, wordt een bedrag van € 54,18 per schoolgewicht toegekend.

2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het schoolgewicht verstaan het schoolgewicht zoals dat is vastgesteld op basis van teldatum 1 oktober 2006, aangevuld met de compensatiehoeveelheid schoolgewicht, als bedoeld in de Regeling vaststelling van de drempel en de compensatieregeling bij de gewichtenregeling voor het schooljaar 2007–2008 van 11 december 2006 dat aan een vestiging in een samenwerkingsverband kan worden toebedeeld.

3. De toedeling van de compensatiehoeveelheid schoolgewicht geschiedt naar rato van het verschil in schoolgewicht per vestiging van het bestuur die op basis van 1 oktober 2006 een lager schoolgewicht hebben dan op basis van 1 oktober 2005.

Artikel 38

Justitiële jeugdinrichtingen verbonden aan scholen voor VSO-ZMOK

1. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen met een nevenvestiging die fungeert als gesloten justitiële inrichting waarbinnen het onderwijs georganiseerd moet worden, ontvangt bijzondere bekostiging voor personeel.

2. De bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 27.752,54 per nevenvestiging en € 416,72 per residentiele plaats.

Artikel 39

Zeer moeilijk lerende kinderen in de groepen drie tot en met acht van de basisschool

1. Het bevoegd gezag van een basisschool waaraan een zeer moeilijk lerende leerling is ingeschreven waarvoor een leerlinggebonden budget beschikbaar is als bedoeld in artikel 70a van de WPO, ontvangt bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding indien de leerling is geplaatst in groep 3 of hoger.

2. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend ingediend voor een geïndiceerde zmlk-leerling die met ingang van het schooljaar vanuit groep 2 wordt geplaatst in groep 3 door middel van een per leerling volledig ingevuld formulier nummer CFI 67007, te downloaden via www.cfi.nl en te bestellen met het plaketiket CFI 84887, bij CFI/GEG.

3. De toekenning van de bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding wordt na de eerste toekenning elk schooljaar automatisch toegekend zolang de leerling op de school staat ingeschreven.

4. Indien de leerling wordt teruggeplaatst naar groep 2 stopt de toekenning met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand van terugplaatsing. Het bevoegd gezag meldt deze terugplaatsing direct aan CFI

5. De bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 5.740,08 per leerling en de aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 275,00 per leerling

Artikel 40

Bijzondere bekostiging voor opvang en begeleiding van leerlingen met autisme

Regionale expertisecentra ontvangen ten behoeve van de opvang en begeleiding van leerlingen met autisme bijzondere bekostiging welke is gebaseerd op de toekenning voor het schooljaar 2006–2007 en aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren, onderwijsondersteunend personeel en van de schoolleiding van scholen voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 18, vierde lid.

Artikel 41

Vaststelling bedrag compensatieregeling van de gewichtenregeling 2007–2008

Het bedrag bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Regeling vaststelling van de drempel en de compensatieregeling bij de gewichtenregeling voor het schooljaar 2007–2008 is € 2.898,85 per compensatiehoeveelheid.

Paragraaf 2

Bijzondere bekostiging bij samenvoeging

Artikel 42

Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging van basisscholen

1. Het bevoegd gezag van een basisschool die met ingang van 1 augustus is ontstaan uit samenvoeging van twee of meer zelfstandige basisscholen, ontvangt het eerste schooljaar na de samenvoeging bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding berekend op grond van het derde en vierde lid.

2. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt in het tweede schooljaar na de samenvoeging

a. de helft van de bijzondere bekostiging berekend op grond van het derde lid, aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van basisscholen en

b. de bijzondere bekostiging berekend op grond van het vierde lid, aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van basisscholen.

3. De bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van leraren is voor het eerste schooljaar na de samenvoeging gelijk aan X – Y, waarin:

X = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 23, 24, 25 en 28 van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden; en

Y = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 23, 24, 25 en 28 van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging.

4. De bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van de schoolleiding is voor het eerste schooljaar na de samenvoeging gelijk aan Xs – Ys, waarin:

Xs = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 26 van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden; en

Ys = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 26 van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging.

Artikel 43

Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging van speciale scholen voor basisonderwijs

1. Het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs die met ingang van 1 augustus is ontstaan uit samenvoeging van twee of meer zelfstandige basisscholen, ontvangt het eerste schooljaar na de samenvoeging bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van de schoolleiding berekend op grond van het derde lid.

2. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt in het tweede schooljaar na de samenvoeging de bijzondere bekostiging berekend op grond van het derde lid, aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van speciale scholen voor basisonderwijs.

3. De bijzondere bekostiging voor schoolleiding is voor het eerste schooljaar na de samenvoeging gelijk aan Xs – Ys, waarin:

Xs = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 26 van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden; en

Ys = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 26 van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging.

Artikel 44

Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs

1. Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs die met ingang van 1 augustus is ontstaan uit samenvoeging van twee of meer zelfstandige scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, ontvangt het eerste schooljaar na de samenvoeging bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding berekend op grond van het derde en vierde lid.

2. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt in het tweede schooljaar na de samenvoeging

a. de helft van de bijzondere bekostiging berekend op grond van het derde lid, aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en

b. de bijzondere bekostiging berekend op grond van het vierde lid, aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.

3. De bijzondere bekostiging voor leraren is voor het eerste schooljaar na de samenvoeging gelijk aan X – Y, waarin:

X = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 32 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden; en

Y = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 32 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de samenvoeging.

4. De bijzondere bekostiging voor schoolleiding is voor het eerste schooljaar na de samenvoeging gelijk aan Xs – Ys, waarin:

Xs = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 35 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden; en

Ys = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 35 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de samenvoeging.

Hoofdstuk 3

Gewogen gemiddelde leeftijd en betaalritme

Artikel 45

Nadere regels gewogen gemiddelde leeftijd

1. De gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar, bedoeld in artikel 11a van het Besluit bekostiging WPO en artikel 10b van het Besluit bekostiging WEC, is de betrekkingsomvang aan de desbetreffende school van elke leraar op de school, vermenigvuldigd met diens leeftijd en vervolgens gedeeld door de som van de betrekkingsomvang van alle leraren op de school. Voor leraren ouder dan 50 jaar wordt voor de toepassing van de eerste volzin de leeftijd op 50 jaar vastgesteld. Indien de uitkomst van de berekening van de gewogen gemiddelde leeftijd, bedoeld in de eerste volzin, lager is dan 30 wordt de gewogen gemiddelde leeftijd vastgesteld op 30. De in de eerste volzin bedoelde gewogen gemiddelde leeftijd wordt afgerond op 2 decimalen.

2. Onder leraar als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan elk personeelslid dat is aangesteld in een onderwijsgevende functie als bedoeld in artikel 151 van Rechtspositiebesluit WPO/WEC, zoals dat luidde op 31 juli 2005, met uitzondering van: leraren in opleiding als bedoeld in artikel 191, onderdeel a, van dat besluit en personeelsleden die in dienst zijn of van wie de betrekkingsomvang is uitgebreid in verband met vervanging, voor zover de kosten van deze dienstbetrekking of uitbreiding van de betrekkingsomvang ten laste komen van de in artikel 183 van de WPO of artikel 169 van de WEC bedoelde rechtspersoon.

3. In geval van een samenvoeging is de gewogen gemiddelde leeftijd de som van de betrekkingsomvang van elke leraar van alle bij de samenvoeging betrokken scholen vermenigvuldigd met diens leeftijd en vervolgens gedeeld door de som van de betrekkingsomvang van alle leraren van alle bij de samenvoeging betrokken scholen. De tweede tot en met de laatste volzin van het eerste lid is van toepassing.

4. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd wordt vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde leeftijd van de scholen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar.

Artikel 46

Betaalritme

1.Tenzij in deze regeling anders is bepaald worden de bekostigingsbedragen, bedoeld in deze regeling, uitbetaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang.

2. De maandelijkse betaling van de bekostigingsbedragen voor personeelskosten bedoeld in de artikelen 2, 3, 6, 10a, eerste en tweede lid,11, 12, 13, 14, tweede lid, 18, 19, 20, tweede lid, 21, 22 en 26 vindt plaats op grond van de volgende percentages:

Augustus

6,91%

 

September

6,91%

 

Oktober

6,91%

 

November

6,91%

 

December

6,91%

 

Januari

10,25%

 

Februari

9,20%

 

Maart

9,20%

 

April

9,20%

 

Mei

9,20%

 

Juni

9,20%

 

Juli

9,20%

 

3. Van de bekostigingsbedragen bedoeld in de artikelen10, 10a, derde lid, tweede volzin, 17, 25 en 28 wordt 70% uitbetaald in 5 gelijke maandelijkse termijnen in 2007 en 30% in 7 gelijke maandelijkse termijnen in 2008.

Hoofdstuk 4

Vaststelling drempelwaarden overgangsregeling

Artikel 47

Drempelwaarden overgangsregeling

De drempelwaarden, bedoeld in artikel VIII, vierde lid, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b van de Wet van 16 juli 2005 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs, bedragen de volgende percentages:

schooljaar

drempelwaarde

   
 

onderdeel a

onderdeel b

2006–2007

0%

0%

2007–2008

1%

1,15%

2008–2009

2%

 

2009–2010

3%

 

Hoofdstuk 5

Wijzigingen regeling aanpassing bekostiging personeel PO 2006–2007

Artikel 48

Toevoeging scholen voor trekkende bevolking

In de Regeling aanpArtikelassing bekostiging personeel PO 2006–2007 wordt na artikel 10 een artikel 10a ingevoegd luidende:

10a

Vaststelling bedragen voor scholen voor kinderen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden

1. Het bedrag per formatieplaats bedoeld in artikel B16b en artikel C11, eerste en tweede lid, van het Besluit trekkende bevolking WPO is € 51.066,62

2. De aanvullende bekostiging voor schoolleiding als bedoeld in artikel B16g van het Besluit trekkende bevolking WPO bedraagt € 13.364,55 per school.

3. Het budget voor personeels en arbeidsmarkt als bedoeld in artikel B16l van het Besluit trekkende bevolking WPO bedraagt € 16.945,55 per school. Per school wordt dit bedrag verhoogd met € 8.336,00 ten behoeve van bestuur en management.

4. De maandelijkse betaling voor de personeelskosten bedoeld in het eerste en tweede lid vindt plaats op basis het bepaalde in artikel 45 tweede lid. De bekostiging van de bedragen bedoeld in het derde lid, tweede volzin worden uitbetaald op basis van artikel 45, derde lid.

Artikel 49

Wijziging bedragen voor instellingen

De tabel in artikel 25, tweede lid, van de Regeling aanpassing bekostiging personeel PO 2006–2007 wordt gewijzigd in

(Bedrag per instelling visueel gehandicapte leerlingen)

Instelling

Bedrag

Visio Onderwijsinstellingen Noord

25GP

€ 1.843.749,15

Bartimeus OWI voor Visueel Gehandicapte Leerlingen

25GR

€ 4.999.998,77

Koninklijk Instituut tot Onderwijs van Slechtzienden en Blinden

25HD

€ 3.411.507,19

Onderwijsinstelling Sensis

25HE

€ 6.685.658,74

Hoofdstuk 6

Slotbepalingen

Artikel 50

Toepassing bekostiging schooljaar 2007–2008

Met uitzondering van hoofdstuk 5 is deze regeling van toepassing op de bekostiging van het schooljaar 2007–2008.

Artikel 51

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat de artikelen 48 en 49 terugwerken tot en met 1 augustus 2006.

Artikel 52

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bekostiging personeel PO 2007–2008.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S.A.M. Dijksma.

Toelichting

Algemeen

Met ingang van het schooljaar 2006–2007 vindt in het primair onderwijs de bekostiging van het personeel plaats op basis van lumpsumbekostiging. De basis voor deze nieuwe vorm van bekostiging is de Wet van 16 juli 2005 tot wijziging van ondermeer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs (Stb. 2005, 423).

In deze regeling worden de bekostigingsbedragen voor het schooljaar 2007–2008 vastgesteld. Ook zijn enkele bedragen voor 2006–2007 opnieuw berekend.

Wijzigingen ten opzicht van de regeling voor 2006–2007

Nieuw ten opzichte van de regeling voor 2006–2007 is dat in deze regeling nu ook de bedragen voor de personele bekostiging voor de rijdende scholen en de school voor varende kinderen worden vastgesteld.

Tevens zijn aan het hoofdstuk bijzondere bekostiging een aantal onderwerpen toegevoegd:

– de bekostiging voor schoolmaatschappelijk werk,

– de vaststelling van het bedrag per compensatiehoeveelheid uit de compensatieregeling van de wijziging van de gewichtenregeling,

– de aanspraak op bijzondere bekostiging voor scholen met leerlingen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden en als gevolg van de wijziging van de gewichtenregeling een lagere bekostiging krijgen,

– de aanspraak op bijzondere bekostiging voor de eerste opvang van vreemdelingen

In deze regeling is de omrekening van fre’s naar bedragen zoals opgenomen in de artikelen 36 tot en met 38 van de Regeling aanpassing bekostiging personeel PO 2006–2007 niet meer opgenomen. Uitgangspunt hierbij is dat de omrekening naar geld heeft plaatsgevonden en dat de aldus bepaalde bedragen nu jaarlijks kunnen worden bijgesteld op basis van de in de regeling vastgestelde ontwikkeling van de personele lasten.

Procedure vaststellen en wijzigen bedragen

Beperking van wijzigingen

In de memorie van toelichting van de lumpsum wet is aangegeven dat het de intentie is wijzigingen in de bedragen binnen een schooljaar zoveel mogelijk te beperken. Dat komt de duidelijkheid en daarmee de stabiliteit van het financieel beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Met de onderwijsorganisaties is dan ook afgesproken dat de bedragen voor personele bekostiging en voor het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid in eerste instantie in maart/april voorafgaande aan het schooljaar worden vastgesteld. Daarna kan vanwege gewijzigde omstandigheden een aanpassing van de bedragen vastgesteld worden in juli voorafgaande aan het schooljaar. De eventueel noodzakelijke aanpassing van de bedragen gedurende het schooljaar worden daarna in principe ‘opgespaard’ tot een definitieve vaststelling bij de bekendmaking van de bedragen voor het schooljaar daaropvolgend.

Alleen in uitzonderlijke situaties zal van deze procedure worden afgeweken.

Clustering van regelingen

Tevens is in de lumpsum wet het voornemen aangekondigd om tot een clustering van alle bekostigingsregelingen te komen zodat het aantal tot een minimum wordt beperkt. In deze regeling worden naast de lumpsum bedragen daarom ook de bedragen voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid vastgesteld.

Tot aan de invoering van de lumpsum bekostiging kon de minister op grond van de wet aanvullende formatie toekennen aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden bevinden. De minister publiceerde jaarlijks een aantal omstandigheden op grond waarvan aanvullende formatie kon worden aangevraagd. In de nieuwe lumpsum wet is dit de ‘bijzondere bekostiging personeelskosten’ gaan heten. In de praktijk zijn de gepubliceerde bijzondere omstandigheden jaarlijks hetzelfde zoals bijvoorbeeld schipperskinderen en kinderen van zigeuners. Deze standaard bijzondere omstandigheden zijn opgenomen in deze ministeriële regeling.

Bijzondere situaties

Algemeen Het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen kan op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO of artikel 120, tweede lid, van de WEC een verzoek indienen voor bijzondere bekostiging. Bijzondere situaties kunnen zich voordoen aan scholen die in een schooljaar worden geconfronteerd met bijzondere omstandigheden die niet zijn geregeld in hoofdstuk 2 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen dat situaties die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen, maar niet aan alle bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, daarbij in elk geval niet als klemmend zullen worden aangemerkt.

Houdt u bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO of artikel 120, tweede lid, van de WEC terdege rekening met het volgende:

– Uitgangspunt bij het toekenningsbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het Besluit bekostiging WEC een op hun situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend en dat slechts in uitzonderlijke situaties bijzondere bekostiging voor personeel en eventueel aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding zal worden toegekend. Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige aanvragen wordt voorkomen. Bezien wordt in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en of de reguliere bekostiging niet toereikend geacht kan worden.

– Verzoeken om meer bijzondere en aanvullende bekostiging voor het huidige schooljaar dan er voor het voorgaande schooljaar aan bijzondere bekostiging is toegekend, terwijl de omstandigheden gelijk zijn gebleven, zullen in elk geval voor het meerdere worden afgewezen.

– Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.;

– Aan toegekende bijzondere bekostiging in voorgaande schooljaren kunnen geen rechten worden ontleend voor het schooljaar 2007–2008.

– Onvolledige aanvragen die niet binnen een door Cfi te bepalen termijn zijn aangevuld, zullen buiten behandeling worden gelaten.

– Uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag ontvangt u een beschikking.

Basisscholen

Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan bijzondere bekostiging voor personeelskosten worden toegekend. Alleen zeer uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden aangemerkt.

Niet ingewilligd worden in ieder geval verzoeken van basisscholen in verband met de aanwezigheid van nevenvestigingen omdat deze reeds worden bekostigd op grond van de WPO.

Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs

Niet ingewilligd worden in elk geval verzoeken van (v)so scholen in verband met:

– groei van het aantal leerlingen: de groeiregeling in de artikelen 37 en 38 van het Besluit bekostiging WEC wordt geacht te voorzien in de behoefte aan bekostiging.

– bijzondere geaardheid van leerlingen: de geaardheid van de leerlingen is er op zichzelf juist de oorzaak van dat zij een bepaalde indicatie voor een (v)so-onderwijssoort krijgen. Ook het feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een zodanig verzwarende factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 120, tweede lid, van de WEC. In het algemeen zal de problematiek van individuele leerlingen uiteenlopend kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde (v)so-soort geldt. De beschikbare reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden om leerlingen de noodzakelijke individuele aandacht te geven.

– aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid te bieden om een op de situatie afgestemde schoolorganisatie te realiseren.

Aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding

Basisscholen die op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO voor de periode van 1 augustus 2007 tot 1 augustus 2008 bijzondere bekostiging wordt toegewezen in verband met personeelskosten van extra leraren, zullen met inachtneming van artikel 116, tweede lid, van de WPO tevens in aanmerking komen voor een aanvulling op de vergoeding materiële instandhouding van € 1.761,94 per fte op jaarbasis. Het aantal fte’s wordt berekend door de toegekende bijzondere bekostiging te delen door de gpl van leraren als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder b, en de uitkomst na deling door de factor 1,0811 af te ronden op 4 decimalen. Deze aanvullende bekostiging wordt vastgesteld naar evenredigheid van de periode waarover de bijzondere bekostiging zal worden toegekend en naar rato van de berekende fte’s.

Procedure

Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet, kan een gemotiveerd verzoek indienen bij CFI/BPO onder vermelding van bijzondere bekostiging in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag moet in ieder geval worden vermeld:

– het BRIN-nummer van de school;

– waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het lumpsumbudget ontoereikend is;

– voor welke soort personeel de school bijzondere bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;

– bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum en kenmerk van die beschikking;

– bij gegevens over individuele leerlingen desgewenst BRIN- en leerlingnummer i.v.m. de privacy-gevoeligheid.

U kunt deze aanvraag ook indienen door middel van een volledig ingevuld en door het bevoegd gezag ondertekend formulier met nummer CFI 67102. Dit formulier is te downloaden via www.cfi.nl.

Opbouw en werking van de regeling

In hoofdstuk 1 worden per schoolsoort zowel de lumpsum bedragen vastgesteld als de bedragen voor personeels- en arbeidsmarktbeleid. In hoofdstuk 2 worden de bedragen en procedures voor de bijzondere bekostiging vastgesteld en in hoofdstuk 3 wordt het betaalritme bekend gemaakt. In hoofdstuk 4 worden de drempelwaarden van de overgangsregeling in verband met de invoering van de lumpsum bekostiging bekend gemaakt en hoofdstuk 5 bevat de wijzigingen van de regeling aanpassing bekostiging personeel PO 2006–2007.

Met de WPO, de WEC, het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, de bedragen en de landelijk gewogen gemiddelde leeftijd die worden vastgesteld in deze regeling, het aantal leerlingen op de teldatum en de gewogen gemiddelde leeftijd, kan per school het lumpsumbudget worden berekend.

Naast de vaststelling van de bekostigingsbedragen worden in deze regeling de drempelwaarden vastgesteld, zoals die de komende jaren zullen gelden voor de toepassing van de overgangsregeling en wordt het maandelijkse betaalritme vastgesteld. In de Regeling aanpassing bekostiging personeel 2006–2007 is nader op deze zaken ingegaan.

In de aanloop naar lumpsumbekostiging is de systematiek ervan op diverse momenten en plaatsen zeer uitvoerig toegelicht. Daarom wordt voor een nadere toelichting volstaan met een verwijzing naar de vindplaatsen van die uitvoerige toelichtingen: www.lumpsumportaal.nl; www.cfi.nl.

Prijsaanpassingen

GPL bedragen 2006–2007

Gezien de gevolgen van de volgende maatregelen zijn de gpl bedragen voor het schooljaar 2006–2007 per saldo ongewijzigd:

– CAO: de nog niet opgenomen doorwerking van de algemene salarisverhoging van 1 september 2006 op jaarbasis

– CAO: de algemene salarisverhoging per 1 januari 2007

– CAO: de doorwerking van het wegvallen van de eenmalige eindejaarsuitkering van 2006

– De verwerking van het centrale budget voor kinderopvang in verband met de verplichte werkgeversbijdrage kinderopvang per 1 januari 2007

– Wijziging in de sociale werkgeverslasten en pensioenen per 1 januari 2007

– Verhoging van werkgeversbijdrage aan de pseudopremie WW per 1 januari

– Overige geringe aanpassingen waaronder de vrijval van de levensloopmiddelen van 56-plussers

Naast deze verhogingen is de premie voor het vervangingsfonds met ingang van 1 januari 2007 verlaagd. Hierdoor is de opslag per 1 januari vastgesteld op 4,46% van de loonkosten. Op schooljaar basis betekent dit een opslag van 4,76%.

GPL bedragen 2007–2008

Op basis van dezelfde maatregelen als hierboven genoemd zijn de bedragen voor 2007–2008 vastgesteld.

De opslag voor het vervangingsfonds stijgt per 1 augustus naar 4,82% van de loonkosten. De opslag voor het participatiefonds zal dalen naar 1,47% van de loonkosten. Per saldo leveren de maatregelen een verhoging van 0,63% op.

De vaststelling van de formatiebasisbedragen en de formatieleeftijdsbedragen in de artikelen 2, 11 en 18 zijn mede afhankelijk van de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd (Lggl) en de gpl leraar. Deze afhankelijkheid is gebaseerd op de rekenregel dat de gpl leraar = formatiebasisbedrag + Lggl * formatieleeftijdsbedrag. Door afrondingen kunnen hier kleine afwijkingen ontstaan, welke na meerdere bijstellingen te groot kunnen worden. Bij de vaststelling van het formatieleeftijdbedrag voor het basisonderwijs is daarom een kleine correctie toegepast.

Bij de vaststelling van prijzen die gebaseerd zijn op het formatiebasisbedrag + Lggl * formatieleeftijdsbedrag wordt in het algemeen gebruik gemaakt van de gpl leraar. Hierdoor kunnen er bij een aantal prijzen afrondingsverschillen optreden.

Afhankelijk van de feitelijke ontwikkeling van de landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van leraren en van besluitvorming van het Kabinet ten aanzien van het premiebeeld en overige arbeidsvoorwaardelijke aspecten kunnen deze bedragen later nog worden gewijzigd. In juli 2007 zal naar verwachting hierover meer duidelijkheid zijn.

Artikelsgewijs

Artikel 7 en 8

In artikel 17 van het Besluit bekostiging WPO is sprake van een vergoeding op basis van een bedrag per leerling, waarvan een her te besteden deel is vastgesteld. Dit her te besteden deel wordt op basis van artikel XIV van het besluit van 26 februari 2003, houdende wijziging van het Bekostigingsbesluit WEC, het Formatiebesluit WEC, het Onderwijskundig besluit WEC, het Bekostigingsbesluit WPO, het Formatiebesluit WPO en het Bekostigingsbesluit WVO in verband met de invoering van leerlinggebonden financiering, rechtstreeks aan de begeleidende de school voor (voortgezet) speciaal onderwijs vergoed. In artikel 34 van het Besluit bekostiging WPO is sprake van een her te besteden bedrag wat op basis van artikel XV van het bovenbedoelde besluit van 26 februari 2003 ook rechtstreeks aan de begeleidende de school voor (voortgezet) speciaal onderwijs wordt toegekend.

Om verwarring met de bedragen in artikel 7 te voorkomen zijn vooruitlopend op een wijziging van artikel 17 van het Besluit bekostiging WPO in artikel 8 de bedragen per leerling opgenomen exclusief het her te besteden bedrag.

De her te besteden bedragen van leerlingen met een leerlinggebonden budget in het voortgezet onderwijs worden op basis van het Bekostigingsbesluit WVO jaarlijks vastgesteld. Ook deze bedragen worden op basis van artikel XVI rechtstreeks aan de begeleidende school voor (voortgezet) speciaal onderwijs toegekend.

Ter informatie zijn in onderstaande tabel de bedoelde bedragen voor het schooljaar 2007 – 2008 opgenomen:

Toelaatbaar verklaard tot voortgezet speciaal onderwijs aan/ van: (Onderwijssoort)

Bedrag Personele bekostiging

Bedrag Mate⁠riële bekosti⁠ging

a. dove kinderen

€ 4.719,23

€ 530

b. slechthorende kinderen

€ 3.052,35

€ 205

c. kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

n.v.t.

n.v.t.

d. lichamelijk gehandicapte kinderen

€ 4.719,23

€ 444

e. langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap

€ 3.052,35

€ 260

f. zeer moeilijk lerende kinderen

€ 3.052,35

€ 141

g. meervoudig gehandicapte kinderen

€ 3.052,35

€ 260

h. Cluster 4

€ 3.052,35

€ 260

Artikel 9

Op 11 november 2005 is meegedeeld dat de middelen die voor scholen voor primair onderwijs beschikbaar zijn in het kader van de publicatie ‘Convenanten beloningsdifferentiatie voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) en beloning schoolleider primair onderwijs (po)’ van 18 oktober 2004, nog niet worden toegevoegd aan het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid. Omdat er nog wordt bestudeerd in hoeverre de middelen voor de beloning van schoolleiders aan de directietoeslag van de lumpsumbekostiging en /of aan het budget voor personeel en arbeidsmarktbeleid kunnen worden toegevoegd is dit nog niet in de regeling opgenomen. Verwacht wordt dat hier in juli duidelijkheid over gegeven kan worden.

In het bedrag per leerling is een bedrag van € 19,85 voor schoolbegeleiding opgenomen. Een zelfde bedrag per leerling zal ook aan de begeleidingsdiensten worden uitgekeerd.

Mede in verband met de herijking van de gewichtenregeling dienen scholen, die in aanmerking komen voor de in het derde lid bedoelde verhoging voor scholen die op 1 oktober 2001 werden bezocht door 70% of meer 0.9 leerlingen, er rekening mee te houden dat deze regeling na het schooljaar 2007–2008 zal worden afgebouwd. Wat er met de vrijvallende middelen zal gebeuren is nog niet beslist.

Artikel 10a

Op 21 februari 2007 is het wijzigingsbesluit Besluit trekkende bevolking van 21 november 2006 inwerking getreden. Hierdoor is ook voor de rijdende scholen en de school voor varende kinderen met ingang van 1 augustus 2006 omgezet in een lumpsum bekostiging. Op basis van dit besluit worden nu ook jaarlijks de bekostigingsbedragen bekend gemaakt.

Artikel 16

In het bedrag per leerling is een bedrag van € 19,85 voor schoolbegeleiding opgenomen. Een zelfde bedrag per leerling zal ook aan de begeleidingsdiensten worden uitgekeerd.

Mede in verband met de herijking van de gewichtenregeling dienen scholen, die in aanmerking komen voor de in het derde lid bedoelde verhoging voor scholen die op 1 oktober 2001 werden bezocht door 70% of meer 0.9 leerlingen, er rekening mee te houden dat deze regeling na het schooljaar 2007–2008 zal worden afgebouwd. Wat er met de vrijvallende middelen zal gebeuren is nog niet beslist.

Artikel 18

In de bedragen per leerling voor het VSO-ZMLK is, vooruitlopend op een wijziging van het Besluit bekostiging WEC, rekening gehouden met de verlaging van de groepsgrootte op grond van de motie Verhagen.

Artikel 22

Vooruitlopend op een wijziging van het besluit bekostiging WEC en in overeenstemming met artikel 8a van de WEC wordt de preventieve ambulante begeleiding met ingang van 1 augustus 2007 in de vorm van aanvullende bekostiging vergoed.

Artikel 24

In het bedrag per leerling is een bedrag van € 19,85 voor schoolbegeleiding opgenomen. Een zelfde bedrag per leerling zal ook aan de begeleidingsdiensten worden uitgekeerd.

Mede in verband met de herijking van de gewichtenregeling dienen scholen, die in aanmerking komen voor de in het derde lid bedoelde verhoging voor scholen die op 1 oktober 2001 werden bezocht door 70% of meer 0.9 leerlingen, er rekening mee te houden dat deze regeling na het schooljaar 2007–2008 zal worden afgebouwd. Wat er met de vrijvallende middelen zal gebeuren is nog niet beslist.

Artikel 27

De verdeling van het beschikbare budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid voor instellingen kan in overleg met de betrokken instellingen nog gewijzigd worden.

Artikel 29

De bedragen die worden gebruikt voor de vaststelling van de omvang van deze bijzondere bekostiging zijn aangepast aan de ontwikkeling van gemiddelde personele lasten van leraren van basisscholen.

Artikel 30

Deze bijzondere bekostiging is afhankelijk van het aantal zigeunerleerlingen met hun leerling-gewicht waarvoor deze bekostiging wordt aangevraagd en van de eventuele bekostiging in 2007/2008 als gevolg van het meetellen van de gewichten van de op 1 oktober 2006 aanwezige zigeunerkinderen.

Artikel 31

Op 1 augustus 2006 is de gewichtenregeling gewijzigd. Hierdoor komen de aparte gewichten (0,4 en 0,7) voor kinderen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden te vervallen. Ter compensatie hiervan is het mogelijk om op grond van dit nieuwe artikel bijzondere bekostiging aan te vragen. Bij de vaststelling ervan wordt de eventueel toegekende compensatie hoeveelheid schoolgewicht aan het bestuur verdeeld over de vestigingen van scholen van het bestuur die op basis van teldatum 01-10-2006 een lager schoolgewicht hebben dan op basis van 01-10-2005. De toe te rekenen omvang compensatie hoeveelheid schoolgewicht aan een vestiging met een negatief verschil in schoolgewicht op basis van 01-10-2006 en 01-10-2005 wordt bepaald door het negatieve verschil van de vestiging te delen door de som van alle negatieve verschillen en te vermenigvuldigen met de toegekende hoeveelheid compensatie schoolgewicht aan het bestuur.

Artikel 32

De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel wordt uitsluitend bepaald op basis van het aantal nieuw ingeschreven leerlingen uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’. De toe te kennen bijzondere bekostiging wordt vanaf 10 leerlingen gebaseerd op 0,2 fte (exclusief adv) en voor iedere 10 leerlingen meer 0,1 fte extra.

Artikel 34

Met het huidige Besluit onderwijs aan vreemdelingen (Stb. 2003, nr. 307) worden aan gemeenten extra middelen toegekend voor de eerste opvang van vreemdelingen die korter dan een jaar in Nederland zijn. Dit besluit expireert op 1 augustus 2007.

Er heeft overleg plaatsgevonden met de VNG, CFI, het LOWAN (de belangenorganisatie voor onderwijs aan asielzoekerkinderen) en de Vos/Abb (het merendeel van de kinderen van asielzoekers zit op openbare scholen). Inzet van de besprekingen is geweest na te gaan of de middelen op een andere wijze richting scholen kunnen worden gesluisd. Daar is uit naar voren gekomen dat de middelen voor PO rechtstreeks via een bijzondere bekostiging aan de scholen kunnen worden toegekend. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de bezwaren van gemeenten die problemen hebben met de uitvoering van de huidige regeling eerste opvang en de extra middelen komen daar terecht waar uitvoering wordt gegeven aan de eerste opvang.

Artikel 36

Op grond van de motie Verhagen(Kamerstukken II, 2005–2006, 30.300, nr. 9). is de groepsgrootte in het VSO-ZMLK verlaagd van 12 naar 7 leerlingen. Omdat ook SO-ZMLK scholen onderwijs verzorgen aan leerlingen ouder dan 12 jaar is discussie ontstaan over de uitvoering van de motie op beschreven wijze. Aan de Tweede Kamer is toegezegd dat een wetswijziging wordt voorbereid op grond waarvan SO-scholen die een VSO programma aanbieden een VSO afdeling kunnen inrichten. Gegeven de buitenwerkingstelling van de planprocedure (zogenoemde bevriezing van de planprocedure) kunnen op dit moment geen VSO afdelingen worden gesticht. Streven is de wetswijziging met ingang van 1 augustus 2007 in werking te laten treden. Ter overbrugging wordt SO-ZMLK scholen de mogelijkheid geboden om bijzondere bekostiging aan te vragen voor leerlingen ouder dan 12 jaar die een VSO-programma volgen.

Artikel 37

Op basis van de regeling impuls schoolmaatschappelijk werk primair onderwijs in het kader van veiligheid en opvang risicoleerlingen hebben samenwerkingsverbanden WSNS voor de schooljaren 2005–2006 en 2006–2007 een bedrag toegekend gekregen, indien de som der schoolgewichten van de basisscholen binnen het samenwerkingsverband op 1 oktober 2004, 200 of meer bedroeg.

Met ingang van het schooljaar 2007–2008 worden deze middelen op basis van dit artikel toegekend, met als grondslag 1 oktober van het voorafgaande schooljaar aangevuld met de eenheden schoolgewicht die in het kader van de compensatieregeling bij de gewichtenregeling aan de vestigingen van basisscholen binnen een samenwerkingsverband kunnen worden toebedeeld. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 31.

Artikel 41

Op 1 augustus 2006 is de gewichtenregeling gewijzigd. In de Regeling vaststelling van de drempel en de compensatieregeling bij de gewichtenregeling 2007–2008 van 11 december 2006 is aangekondigd dat in onderhavige regeling het bedrag per compensatiehoeveelheid schoolgewicht wordt vastgesteld.

Artikel 45

Teneinde de wijze van opgave van de jaarlijkse gemiddelde leeftijd van de leraren op de scholen te continueren zijn in dit artikel, vooruitlopend op definitieve regeling op basis van het Besluit informatievoorziening, de voorschriften uit het Tijdelijk besluit meetjaargegevens overgenomen.

Artikel 46

De lumpsumbekostiging voor de personele kosten wordt per maand betaald. De bedragen zijn niet elke maand even hoog. De manier waarop de bedragen over de maanden zijn verdeeld is voor alle scholen en besturen hetzelfde. De momenten van betaling en de verdeling van de bedragen over de maanden wordt het betaalritme genoemd. Het betaalritme is zo goed mogelijk afgestemd op de betalingsverplichtingen van de besturen (nettoloon, afdracht premies en loonbelasting, vakantiegeld, eindejaarsuitkering etc.).

Liquiditeitsbehoefte

Uit het verleden en rekening houdend met de wijzigingen in 2006 blijkt dat besturen gemiddeld over de maanden augustus tot en met december 40,67% van de totale bekostiging nodig hebben om aan de betalingsverplichting te kunnen voldoen.

De besturen ontvangen over de eerste vijf maanden 5 × 6,91 = 34,55% en ze hebben in 2006 6,12% ontvangen in verband met de afrekening van de overlopende kosten. In totaal ontvangt een bestuur dus 34,55 + 6,12 = 40,67% van de totale personele vergoeding. Daarmee kan aan de betalingsverplichtingen worden voldaan.

In de periode januari tot en met juli heeft een bestuur 59,33% van de jaarlijkse vergoeding aan personele kosten nodig om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Het bestuur ontvangt in diezelfde periode 65,45%. Men houdt dus 6,12% over. Wat overgehouden wordt heeft men echter weer nodig als aanvulling op het betaalritme in de periode augustus tot en met december van het volgende schooljaar. Immers in die periode van augustus tot en met december ontvangt een bestuur weer 34,55% terwijl de gemiddelde liquiditeitsbehoefte 40,67% is. Het bestuur kan echter aan zijn verplichtingen voldoen, omdat het nog 6,12% over heeft uit de afgelopen periode van januari tot en met juli.

De vergoeding voor bestuur en management heeft vanwege de beschikbare budgetten de komende jaren een afwijkend betaalritme.

Overige vergoedingen op grond van deze regeling – onder andere bijzondere bekostiging, personeels en arbeidsmarktbeleid – worden uitgekeerd in 12 gelijke maandelijkse termijnen.

Artikel 47

Ondanks alle maatregelen die zijn genomen om de financiële gevolgen van de overgang van het declaratiestelsel naar het lumpsumstelsel zoveel mogelijk te beperken, blijven er herverdeeleffecten bestaan. Deze herverdeeleffecten kunnen voor individuele schoolbesturen verschillend uitpakken. Om de schoolbesturen na de invoering van lumpsumbekostiging in staat te stellen het beleid af te stemmen op de nieuwe bekostiging is in de Wet van 16 juli 2005 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs een overgangsregeling opgenomen. De overgangsregeling compenseert tijdelijk de herverdeeleffecten van een bestuur, zowel in positieve als in negatieve zin. Hoeveel en hoelang een bestuur gecompenseerd wordt, is afhankelijk van de omvang van het herverdeeleffect van dat bestuur.

Op basis van gegevens uit het meetjaar en een vergelijking met wat schoolbesturen zouden hebben ontvangen als in dat meetjaar al zou zijn bekostigd op basis van lumpsumsystematiek, is het herverdeeleffect per schoolbestuur uitgedrukt in een percentage van de bekostiging. Dat deel van dat herverdeelpercentage van een bestuur dat buiten de in deze regeling vastgestelde drempelwaarden valt, wordt door de overgangsregeling gecompenseerd. In het eerste jaar geldt een drempelwaarde van 0% en wordt het correctiepercentage volledige toepast. Dus een bestuur dat op basis van het gemeten herverdeeleffect een correctiepercentage heeft van vijf procent (achteruitgang), krijgt in het eerste jaar vijf procent extra bekostigd. In de jaren daarna wordt een bandbreedte gehanteerd, waarboven of waaronder wordt gecorrigeerd. Dus in het tweede jaar krijgt het bestuur met een correctiepercentage van vijf procent, nog 4 procent extra bekostigd. Het blijkt dat veruit de meeste besturen kleine herverdeeleffecten hebben. Bij een bandbreedte van 0%, 2%, 4% en 6% ontvangen na twee jaar (dus in het derde jaar van de overgangsregeling) nog maar 67 besturen met een negatief herverdeeleffect een compensatie. Daarom is er voor gekozen om het correctiepercentage volledig toe te passen in 2006–2007 en een grenspercentage van 1% in 2007–2008, 2% in 2008–2009 en 3% in 2009–2010 voor de positieve compensatie, dus voor de negatieve herverdeeleffecten

De percentages voor de positieve herverdeeleffecten kunnen wat sneller oplopen, zodat de besturen met de positieve herverdeeleffecten iets minder worden gekort. Deze percentages zijn echter nog niet allemaal in de regeling opgenomen omdat ze nog bijgesteld kunnen worden indien blijkt dat de omvang van de kortingen niet in evenwicht is met de omvang van de bedragen die worden aangevuld. Het is immers niet de bedoeling dat meer gekort wordt dan nodig is om besturen met een negatief herverdeeleffect een aanvulling te geven. De percentages voor de correctie van positieve herverdeeleffecten bedragen 0% in 2006–2007, 1,15% in 2007–2008 en naar verwachting 2,4% in 2008–2009 en 4,2% in 2009–2010.

Omdat besturen bij de invoering van lumpsumbekostiging bestedingsvrijheid krijgen, is het niet mogelijk de omvang van de herverdeeleffecten later te herijken. Er is dan namelijk geen vergelijking meer mogelijk tussen de lumpsumbekostiging en de bekostiging die een bestuur zou hebben ontvangen volgens de declaratiebekostiging. De overgangsregeling is daarom gebaseerd op de gegevens van het meetjaar. Na het meetjaar kunnen de omstandigheden die bepalend zijn voor de verschillen tussen de declaratiebekostiging en de lumpsumbekostiging wijzigen. Daardoor compenseert de overgangsregeling niet de verschillen die na het meetjaar optreden.

In verband met mogelijke wijzigingen als fusies, splitsing etc, wordt het percentage van een bestuur jaarlijks opnieuw bepaald, maar steeds op basis van de gegevens uit het meetjaar. Dus als de samenstelling van een bestuur niet verandert, blijft ook het correctiepercentage gedurende de gehele overgangsregeling gelijk.

Artikel 48 en artikel 51

Door de met terugwerkende kracht inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit Besluit trekkende bevolking moeten ook de bedragen voor het jaar 2006–2007 alsnog worden vastgesteld.

Artikel 49

Na de publicatie van de regeling aanpassing bekostiging personeel PO 2006–2007 is gebleken dat bij de bepaling van de vaste lumpsum bedragen per instelling op basis van het meetjaar ten onrechte geen rekening is gehouden met fre-verbruik in verband met onbetaald verlof. Daarom zijn deze bedragen nu alsnog gecorrigeerd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S.A.M. Dijksma

Naar boven