Ontheffing laagvliegen

Heli Holland Airservice BV

2 april 2007

Nr. IVW TBE 45.1.a-2007-15-Heli Holland

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie;

Gezien het verzoek om ontheffing dd. 19-03-2007, ontvangen op 21-03-2007 van Heli Holland Airservice BV. Contactpersoon: I. Kamerbeek. Adres: Kanaal B 223, 7881 NB Emmercompascuum.

Overwegende dat de vereiste maatschappelijke relevantie blijkt uit, onder andere, de opdracht van Ingenieursbureau Oranjewoud, voor het uitvoeren van: meetvluchten ten behoeve van asfaltsortering van het wegdek. Ingenieursbureau Oranjewoud zoekt in opdracht van Rijkswaterstaat naar alternatieve methoden, door middel van metingen, ten behoeve van het onderhoud van de Rijkswegen, met het oog op veiligheid en doorstroming van het verkeer. Achterliggende gedachte is het zoeken naar oplossingen voor minder mogelijke filevorming.

Gelet op artikel 45, vijfde lid, van het Luchtverkeersreglement;

Besluit:

Artikel 1

Dit besluit is van toepassing op de helikopter van het type AS 355, in gebruik bij Heli Holland Airservice B.V., waarmee VFR-vluchten worden uitgevoerd, in opdracht van Ingenieursbureau Oranjewoud, voor het uitvoeren van meetvluchten ten behoeve van asfaltsortering van het wegdek rondom het knooppunt Watergraafsmeer.

Artikel 2

Aan de gezagvoerder van het in artikel 1 genoemde helikopter, wordt van 15 april tot en met 03 juni 2007, ontheffing verleend van het verbod genoemd in artikel 45, eerste lid, onder a, van het Luchtverkeersreglement, om VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte, boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, gedurende de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

a. de gezagvoerder is in het bezit van een geldig CPL of ATPL;

b. de minimum toegestane vlieghoogte boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, bedraagt 500 ft, doch tenminste 100 ft boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 600 m van het luchtvaartuig;

c. de vliegroute, vlieghoogte en vliegsnelheid wordt zodanig gekozen dat:

1. overlast aan derden zoveel mogelijk wordt vermeden;

2. vee niet wordt verstoord;

3. ingeval van een noodlanding het risico voor inzittenden en derden zoveel mogelijk wordt beperkt;

d. de gezagvoerder stelt zich van tevoren op de hoogte m.b.t. plaatsen die geschikt zijn voor het uitvoeren van een noodlanding;

e. te allen tijde wordt de vlucht zo uitgevoerd met een zodanige combinatie van hoogte en snelheid dat de vlieger in staat is om, in geval van een motorstoring, de bebouwing zonder hoogteverlies te verlaten;

f. de vlucht wordt zodanig uitgevoerd dat niet wordt gevlogen in het gevaarlijke gebied van het hoogte/snelheidsdiagram als aangegeven in het vlieghandboek van de desbetreffende helikopter;

g. er wordt niet bij voortduring laaggevlogen, doch slechts gedurende de periode dat dit voor het daadwerkelijk maken van filmopnamen noodzakelijk is en slechts op het traject zoals dat van tevoren aan de Luchtvaartpolitie is doorgegeven;

h. vóór de aanvang van de vlucht wordt ingelicht:

de meldkamer van het Korps Landelijke Politiediensten Afdeling Luchtvaartpolitie en worden de volgende gegevens verstrekt:

- naam gezagvoerders, registratie en model/type helikopter;

- route en periode van de voorgenomen vlucht;

i. vóór aanvang van de vlucht wordt gecoördineerd met de Operationele Helpdesk van de LVNL. Aan de voorwaarden door hem gesteld wordt strikt de hand gehouden;

j. voor het maken van de opnamen dient de cameraman in het bezit te zijn van een op zijn/haar naam gestelde luchtopnamevergunning, verkregen bij het Ministerie van Defensie, MIVD/ACIV/BBMG, Sectie Luchtfotografie, Postbus 20701, 2500 ES Den Haag;

k. de gezagvoerder en de cameraman zijn op de hoogte van de voorschriften en beperkingen van deze beschikking;

l. indien van toepassing: de gezagvoerder laat tenminste 5 werkdagen van tevoren een NOTAM (Notice To Airmen) uitgeven.

Artikel 3

De aanvrager draagt er zorg voor dat de gezagvoerder bekend is met de inhoud van deze beschikking.

Artikel 4

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 1 april 2007 en vervalt met ingang van 4 juni 2007, tenzij deze voortijdig wordt ingetrokken.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,namens deze,
de unitmanager Unit Kennis,
Advies en Berichtgeving,
Toelating/Continuering Luchtruim,
R.J. Putters.

Bezwaarmogelijkheid

Indien u het niet eens bent met deze beslissing kunt u hiertegen, op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, binnen zes weken na de datum waarop deze beslissing is verzonden schriftelijk bezwaar aantekenen. Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet ten minste bevatten:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

- de gronden van het bezwaar.

Het bezwaarschrift kunt u richten aan:

Inspectie Verkeer en Waterstaat

Toezicht Beheereenheid

Unit Juridische Zaken

Postbus 90653

2509 LR Den Haag

Naar boven