Wijziging Voorschrift Vreemdelingen 2000 (negenenvijftigste wijziging)

Regeling van de Staatssecretaris van Justitie van 30 maart 2007, nr. 5474358/07, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (negenenvijftigste wijziging)

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op artikel 24, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000;

Besluit:

Artikel I

Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, worden aan artikel 3.34b, eerste lid, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

f. als gezinslid van de houder van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Wet, gelijktijdig met de hoofdpersoon is ingereisd dan wel binnen drie maanden nadat aan de hoofdpersoon deze verblijfsvergunning is verleend, is nagereisd, en niet dezelfde nationaliteit heeft als de hoofdpersoon, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet onder een beperking verband houdend met gezinshereniging indient;

g. een aanvraag indient in het kader van verblijf als gezinslid van een militair verbonden aan een hier te lande gevestigd internationaal militair hoofdkwartier (Joint Force Command-headquarters) onder de beperking ‘conform beschikking Staatssecretaris’.

B

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, wordt aan artikel 3.34e een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. aan de vreemdeling een verblijfsvergunning is verleend in het kader van verblijf als gezinslid van een militair verbonden aan een hier te lande gevestigd internationaal militair hoofdkwartier (Joint Force Command-headquarters) onder de beperking ‘conform beschikking Staatssecretaris’.

Artikel II

Deze regeling zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

Den Haag, 30 maart 2007.
De Staatssecretaris van Justitie, N. Albayrak.

Toelichting

Artikelsgewijs

A

Aan artikel 3.34, eerste lid, is een onderdeel f toegevoegd dat voorziet in vrijstelling van leges voor het afdoen van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door gezinsleden van een houder van een asielvergunning voor bepaalde tijd, die gelijktijdig met de hoofdpersoon zijn ingereisd dan wel binnen 3 maanden nadat aan de hoofdpersoon die verblijfsvergunning is verleend, zijn nagereisd en die een andere nationaliteit hebben dan de hoofdpersoon. Het betreft zowel de gezinsleden van uitgenodigde vluchtelingen als die van vreemdelingen aan wie in het kader van een asielprocedure een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend. Aan hen zou een afgeleide status worden verleend als zij dezelfde nationaliteit zouden hebben gehad als de hoofdpersoon. Uitsluitend om reden dat zij een andere nationaliteit hebben dan de hoofdpersoon, zijn zij aangewezen op een verblijfsvergunning regulier. Om die reden ligt het in de rede hen vrij te stellen van de verplichting om voor het afdoen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier leges te betalen. Deze vrijstelling vormt voorts een logische aanvulling op de reeds bestaande vrijstelling van de voor de aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf verschuldigde vergoeding (artikel 3a, tweede lid, onder d, Regeling op de consulaire tarieven), en de in artikel 3.22, vierde lid, Vreemdelingenbesluit 2000 geregelde vrijstelling van het middelenvereiste.

B

Aan artikel 3.34, eerste lid, is een onderdeel g toegevoegd dat voorziet in vrijstelling van leges voor het afdoen van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door gezinsleden van een militair verbonden aan een hier te lande gevestigd internationaal militair hoofdkwartier (Joint Force Command-headquarters). Om reden dat het wenselijk wordt bevonden dat deze gezinsleden zich vrij op de Nederlandse arbeidsmarkt kunnen bewegen, wordt hen verblijf verleend op grond van artikel 3.4, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit. Daarmee rust op hen een legesverplichting, tenzij zij conform het bepaalde in artikel 3.34b, eerste lid, onder c, en artikel 3.34e, onder e, van het Voorschrift Vreemdelingen blijkens een schriftelijke verklaring van de Minister van die verplichting zijn vrijgesteld. Materieel is deze categorie vergelijkbaar met de categorie zoals genoemd in artikel 3.4, eerste lid, onder m, van het Vreemdelingenbesluit, die is vrijgesteld van leges. Om gezinsleden van een militair verbonden aan een hier te lande gevestigd internationaal militair hoofdkwartier (Joint Force Command-headquarters) in termen van de legesverplichting in gelijke zin te behandelen als de categorie zoals genoemd in artikel 3.4, eerste lid, onder m, van het Vreemdelingenbesluit, en om te voorkomen dat door de Minister steeds een schriftelijke verklaring zou moeten worden afgegeven om hen van de legesverplichting vrij te stellen, is voor hen een vrijstellingsgrond opgenomen.

De Staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak

Naar boven