De Minister van Justitie,
Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b, en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;
Besluit:
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder: buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 2.
Artikel 2
Maximaal 80 burgerambtenaren werkzaam bij de Koninklijke marechaussee en werkzaam als arrestantenbewakers/-verzorgers zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.
Artikel 3
1. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar strekt zich uit tot de strafbare feiten genoemd bij of krachtens:
a. de Opiumwet;
b. de Wet wapens en munitie;
c. de artikelen 177, 179, 180, 182, 184 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland.
Artikel 4
1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van Justitie bij het arrondissementsparket te Arnhem.
2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de Commandant van de Koninklijke marechaussee.
Artikel 5
De buitengewoon opsporingsambtenaar is, zodra hij met goed gevolg de opleiding beroepsvaardigheden Koninklijke marechaussee heeft voltooid, bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.
Artikel 6
De buitengewoon opsporingsambtenaar kan, zodra hij met goed gevolg de opleiding beroepsvaardigheden Koninklijke marechaussee heeft voltooid, gedurende de uitoefening van zijn taak als buitengewoon opsporingsambtenaar uitgerust zijn met:
a. handboeien van een door de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties goedgekeurd merk en type;
b. een korte wapenstok van een door de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties goedgekeurd merk en type.
Artikel 8
Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar arrestantenbewakers/-arrestantenverzorgers Koninklijke marechaussee 2002 wordt ingetrokken.
Artikel 9
De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging, de legitimatiebewijzen buitengewoon opsporingsambtenaar en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 8 genoemde besluit, worden voor de duur van hun geldigheid geacht te zijn akten en legitimatiebewijzen of overige benoemingsbescheiden afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.
Artikel 10
Dit besluit treedt in werking met ingang van 23 april 2007 en vervalt met ingang van 23 april 2012.
Artikel 11
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar arrestantenbewakers/-verzorgers Koninklijke marechaussee 2007.
Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, postbus 20301, 2500 EH, Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De bevelhebber der Koninklijke marechaussee heeft om verlenging van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar arrestantenbewakers/-verzorgers Koninklijke marechaussee 2002 verzocht.
De betreffende buitengewoon opsporingsambtenaren zijn ambtenaren van Defensie, te werk gesteld bij de Koninklijke marechaussee in de functie van arrestantenbewaker/-verzorger. Gelet op de uit te voeren werkzaamheden acht ik het noodzakelijk dat deze ambtenaren de status van buitengewoon opsporingsambtenaar hebben.
Gezien het feit dat het wegens administratieve procedures praktisch niet uitvoerbaar is om met ingang van de inwerkingtreding van onderhavig besluit aan alle buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van de Koninklijke marechaussee een nieuwe akte van beëdiging en een nieuw legitimatiebewijs uit te reiken, is in artikel 9 van dit besluit een overgangsregeling opgenomen. Op grond van deze regeling behouden de akten en legitimatiebewijzen van de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaren hun geldigheid tot de datum waarop de geldigheidsduur verstrijkt.