Onteigening in de gemeenten Rijssen-Holten en Wierden

Aanleg parallelweg van de provinciale weg N347

Besluit van 27 november 2006, nr. 06.004284 houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Beschikken bij dit besluit op het verzoek van Gedeputeerde Staten van Overijssel van 10 april 2006, kenmerk WK/2006/360, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet ten behoeve van de aanleg van een parallelweg langs de westzijde en deels langs de oostzijde van de provinciale weg N347 Haaksbergen-Ommen, wegvak Rijssen-Nijverdal, met bijkomende werken in de gemeenten Rijssen-Holten en Wierden. In de gemeente Rijssen-Holten hoeven geen onroerende zaken ter onteigening te worden aangewezen.

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat heeft de beslissing op het verzoek voorgedragen bij brief van 9 oktober 2006, nr. RWSCD BJV 2006/13148, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Eenheid Bestuurlijk Juridische Zaken en Vastgoed.

Overeenkomstig artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht hebben de in artikel 63 van de onteigeningswet genoemde stukken alsmede het ontwerp van dit besluit in de periode van 4 mei 2006 tot en met 15 juni 2006 op het gemeentehuis te Wierden in de gemeente Wierden ter inzage gelegen. Voorafgaand daaraan is de terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht aangekondigd in de Staatscourant van 3 mei 2006, nr. 86, en in het weekblad De Driehoek van 3 mei 2006. In genoemde kennisgeving zijn belanghebbenden op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot het naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen.

Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt door:

1. Ing. W.B.A. Kooiker (Kooiker Rentmeesterskantoor b.v.), namens de heer G.H. Zonnebeld en mevrouw J. Zonnebeld-Schuurman, eigenaren van de onroerende zaken met de grondplannummers 20 en 21;

2. Ing. W.B.A. Kooiker (Kooiker Rentmeesterskantoor b.v.), namens J.H. Lohuis, zijnde zijn echtgenote mevrouw J. Lohuis-ten Brinke en kinderen, J.H. Lohuis is eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 11 en 12.

Overwegingen

Ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet kan, zonder voorafgaande verklaring bij de wet dat het algemeen nut onteigening vordert, onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de aanleg en verbetering van wegen.

Reclamant sub 1.

Reclamant brengt naar voren, dat in geval van onteigening van het aangewezen perceelgedeelte van het perceel kadastraal bekend als de gemeente Wierden, sectie G, nummer 2254, het resterende perceelgedeelte van dit perceel niet meer te gebruiken is als garagebedrijf met bedrijfswoning en parkeervoorzieningen. Bij beëindiging van het gebruik van dit perceel nummer 2254 is het gebruik van het perceel kadastraal bekend als gemeente Wierden, sectie G, nummer 2248 door reclamant eveneens niet te handhaven, omdat dit perceel alsdan te klein wordt voor een doelmatig gebruik.

Gelet hierop verzoekt reclamant verzoeker om onteigening te verplichten de percelen in zijn geheel over te nemen onder de verplichting de gehele schade welke dit voor reclamant met zich meebrengt aan reclamant te vergoeden.

Voorts vraagt reclamant zich af of het algemeen belang wel is gediend met de aanleg van de parallelweg.

Daarnaast verwijst reclamant voor de mondelinge toelichting naar hetgeen door hem naar voren is gebracht op een zitting in een eerdere inmiddels stopgezette administratieve onteigeningsprocedure. Tijdens deze zitting zijn de volgende zienswijzen naar voren gebracht.

Ten eerste wordt opgemerkt dat reclamant nooit een aanbieding heeft gehad om een deel van zijn perceel te verkopen. Er is wel contact geweest tussen reclamant en verzoeker om onteigening over de plannen en de aankoop van de grond.

Tevens merkt reclamant op dat als de voorliggende plannen worden gerealiseerd, vrachtwagens niet zijn perceel op kunnen draaien vanaf de parallelweg. Hierdoor zou een veiligheidsprobleem ontstaan bij de aan- en afvoer van auto’s.

Daarnaast zal de 50 dbA-lijn die nu door de woning loopt, achter de woning komen te liggen, waardoor er een hogere geluidsbelasting optreedt op de voorgevel. Tevens verwacht reclamant meer hinder te ondervinden van het (bedrijfsmatig) wegverkeer dat gebruikt maakt van de parallelweg, omdat de parallelweg dichter bij de woning komt te liggen. Met verzoeker om onteigening is gesproken over de sloop van de woning en herbouw van de bedrijfswoning op een verder van de weg afgelegen perceel. Vooralsnog bestaan hiertegen planologische bezwaren van de zijde van de provincie Overijssel. Daarbij komt ook nog dat auto’s die op het perceel te koop worden aangeboden dichter bij de weg komen te staan en hierdoor niet meer te verzekeren zullen zijn in verband met de toegenomen kans op schade.

Tot slot merkt reclamant op dat het plan in strijd is met het algemeen belang. Naar zijn oordeel volstaat het voor de verkeersveiligheid van de weggebruikers om van de weg een 60 km/uur-zone te maken, zodat de aanleg van de parallelweg niet nodig is.

Met betrekking tot deze zienswijzen van reclamant wordt het volgende opgemerkt.

Ten aanzien van het verzoek van reclamant om verzoeker om onteigening te verplichten de gehele percelen over te nemen, merken Wij op dat in de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure op grond van titel lla van de onteigeningswet alleen gronden ter onteigening kunnen worden aangewezen die noodzakelijk zijn voor de aanleg van het werk. Onroerende zaken die slechts gedeeltelijk voor de aanleg van dat werk noodzakelijk zijn, kunnen mitsdien alleen voor dat gedeelte ter onteigening worden aangewezen.

Ingevolge artikel 40 van de Onteigeningswet vormt de schadeloosstelling een volledige vergoeding voor alle schade die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. De hoogte daarvan staat in het kader van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komt, bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming, in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde.

Overigens wordt nog opgemerkt dat verzoeker om onteigening heeft aangegeven bij het opstellen van de plannen rekening te hebben gehouden met de bedrijfswoning en garagebedrijf van reclamant. Ter hoogte van de bedrijfswoning en het garagebedrijf hoeven geen gronden onteigend te worden. Er is ter plaatse gekozen voor beduikering van de bermsloot. De duikers worden gelegd in gronden die in eigendom zijn van de verzoeker om onteigening. De gronden van reclamant waarop onderhavige onteigeningsprocedure betrekking heeft, zijn in gebruik als weiland.

Met betrekking tot de vraag of het algemeen belang wel gediend is met de aanleg van de parallelweg wordt verwezen naar hetgeen hierover bij ‘overige overwegingen’ is opgenomen.

Ten aanzien van de aanbieding wordt opgemerkt dat verzoeker om onteigening bij brief van 10 januari 2006 een schriftelijke aanbieding heeft gedaan. Dit is ruim voor de periode waarin de onteigeningsstukken in de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure ter inzage hebben gelegen op het gemeentehuis van Wierden.

Ten aanzien van de bereikbaarheid van het bedrijf van reclamant voor vrachtwagens is door verzoeker om onteigening aangegeven dat hierover overleg is geweest met reclamant. Hierbij is afgesproken dat de inrit tot het terrein zodanig wordt aangepast dat vrachtwagens op dezelfde wijze als voorheen, doch dan vanaf de parallelweg, het perceel op kunnen draaien. Daarnaast geeft verzoeker om onteigening aan dat er geen sprake is van een veiligheidsprobleem. Het vrachtverkeer draait in de toekomst vanaf de parallelweg het terrein van reclamant op in plaats van de hoofdrijbaan. Dit zou de verkeersveiligheid eerder bevorderen, omdat het verkeer op de hoofdrijbaan niet langer rekening hoeft te houden met afslaand verkeer richting uitritten. Daarnaast is de verkeersintensiteit op de parallelwegen lager dan op de hoofdrijbaan.

Met betrekking tot de toename van de geluidsbelasting merken Wij op dat in het kader van de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure geen zelfstandige uitspraken kunnen worden gedaan over de eventueel aan de aanleg van de parallelweg verbonden geluidshinderaspecten. De behandeling daarvan dient te geschieden in het kader van de Wet Geluidhinder. Overigens geeft verzoeker om onteigening aan dat indien op grond van de Wet Geluidhinder geluidwerende maatregelen nodig zijn, deze maatregelen op kosten van de verzoeker om onteigening worden uitgevoerd.

Ten aanzien van de te verwachten hinder van het verkeer op de parallelweg wordt opgemerkt dat de verkeersintensiteit laag is. Van de parallelweg wordt met name gebruik gemaakt door bestemmingsverkeer en langzaam verkeer. Het valt niet te verwachten dat hierdoor onaanvaardbare hinder optreedt.

Tot slot verwijzen Wij ten aanzien van de verzekerbaarheid van de te koop aangeboden auto’s naar hetgeen hierboven is opgenomen met betrekking tot artikel 40 van de onteigeningswet.

Reclamant sub 2.

Reclamant brengt naar voren, dat in geval van onteigening van de aangewezen perceelgedeelten het resterende in eigendom verblijvende gedeelte van perceel kadastraal bekend als gemeente Wierden, sectie G, nummer 2350 niet meer te gebruiken zou zijn als pluimveebedrijf met bedrijfswoning. Bij een beëindiging van het gebruik van dit perceel is het gebruik van perceel kadastraal bekend als gemeente Wierden, sectie G, nummer 2349 eveneens niet te handhaven omdat dit perceel dan te klein wordt voor doelmatig gebruik.

Gelet hierop verzoekt reclamant verzoeker om onteigening te verplichten de percelen in zijn geheel over te nemen onder de verplichting de gehele schade welke dit voor reclamant met zich mee brengt aan reclamant te vergoeden.

Daarnaast geeft reclamant aan dat het waterschap plannen heeft om de Elsenerbeek te reconstrueren, waarbij de stroomgeul wordt verplaatst naar het perceel van reclamant. Het bedrijf van reclamant wordt door beide plannen ingeklemd, waardoor elk perspectief van een bedrijfsuitbreiding aan reclamant wordt ontnomen.

Voorts vraagt reclamant zich af of het algemeen belang wel is gediend met de aanleg van de parallelweg.

Daarnaast verwijst reclamant voor de mondelinge toelichting naar hetgeen door hem naar voren is gebracht op een zitting in een eerdere inmiddels stopgezette administratieve onteigeningsprocedure. Tijdens deze zitting zijn de volgende zienswijzen naar voren gebracht.

Ten eerste wordt opgemerkt dat het plan in strijd is met het algemeen belang. Naar het oordeel van reclamant volstaat het voor de verkeersveiligheid van de weggebruikers om van de weg een 60 km/uur-zone te maken, zodat de aanleg van de parallelweg niet nodig is.

Daarnaast geeft reclamant aan dat als gevolg van de plannen van verzoeker om onteigening in één van de pluimveestallen geen pluimvee gehouden kan worden. Het verplaatsen van de stal is niet mogelijk vanwege de plannen om de Elsenerbeek te reconstrueren. De levensvatbaarheid van het bedrijf komt hierdoor te vervallen. Daarom is het gewenst om alles te onteigenen.

Met betrekking tot de zienswijzen van reclamant wordt het volgende opgemerkt.

Ten aanzien van het verzoek van reclamant om verzoeker om onteigening te verplichten de gehele percelen over te nemen, merken Wij op dat in de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure op grond van titel lla van de onteigeningswet alleen gronden ter onteigening kunnen worden aangewezen die noodzakelijk zijn voor de aanleg van het werk. Onroerende zaken die slechts gedeeltelijk voor de aanleg van dat werk noodzakelijk zijn, kunnen mitsdien alleen voor dat gedeelte ter onteigening worden aangewezen.

Ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet vormt de schadeloosstelling een volledige vergoeding voor alle schade die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. De hoogte daarvan staat in het kader van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komt, bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming, in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde.

Overigens heeft verzoeker om onteigening aangegeven dat de voor de aanleg van de parallelweg benodigde gronden nagenoeg geen invloed hebben op de exploitatie van het bedrijf van reclamant. De parallelweg en de rotonde komen weliswaar dichter langs de bedrijfsbebouwing. Doch gelet op het beperkte gebruik van de parallelweg, voornamelijk door langzaam verkeer, kan de realisatie van het werk de voortzetting van het bedrijf van reclamant en het huidige gebruik niet in de weg staan. Verzoeker om onteigening ziet in hetgeen in de zienswijze naar voren wordt gebracht geen aanleiding om over te gaan tot aankoop van de gehele onroerende zaken.

Ten aanz ien van de reconstructie van de Elsenerbeek wordt opgemerkt dat dit een gevolg is van de landinrichting en reconstructie van het gebied door de Dienst Landelijke Gebieden. Op deze landinrichting is de Landinrichtingswet van toepassing. De grond die eventueel benodigd is voor de reconstructie van de Elsenerbeek valt buiten de beoordeling van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure.

Met betrekking tot de vraag of het algemeen belang wel gediend is met de aanleg van de parallelweg wordt verwezen naar hetgeen hierover bij ‘overige overwegingen’ is opgenomen.

De door reclamanten naar voren gebrachte zienswijzen worden niet van zodanig gewicht geacht dat op grond daarvan het verzoek, om een koninklijk besluit ex artikel 72a van de onteigeningswet te bevorderen, moet worden afgewezen.

Overige overwegingen

De planologische grondslag voor het te maken werk in de gemeente Wierden wordt gevormd door het ontwerp bestemmingsplan ‘Buitengebied 1985, herziening Provincialeweg Zuna’. Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 13 januari 2005 tot en met 9 februari 2005 ter inzage gelegen.

De planologische grondslag voor het te maken werk in de gemeente Rijssen-Holten wordt gevormd door het ontwerp bestemmingsplan ‘Provinciale Weg N347-parallelweg’. Het ontwerp bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 17 mei 2006 tot en met 27 juni 2006. Het voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 7 januari 2005 tot en met 4 februari 2005. In de gemeente Rijssen-Holten hoeven geen onroerende zaken ter onteigening te worden aangewezen.

Op grond van het door Gedeputeerde Staten Van Overijssel vastgestelde ‘Uitvoeringsprogramma Provinciaal verkeers- en vervoersplan Overijssel (UPO) 2003-2006’ is er ter verbetering van de verkeersveiligheid gestart met de voorbereiding van de aanleg van parallelwegen langs de N347 provinciale weg Haaksbergen-Ommen, gedeelte Rijssen-Nijverdal, met bijkomende werken, in de gemeenten Rijssen-Holten en Wierden.

Het wegvak N347 Rijssen-Nijverdal is een belangrijke schakel in de ontsluiting in de ontsluiting van Nijverdal naar de rijksweg A1 en van Rijssen naar de rijksweg A35. De hoofdrijbaan is momenteel opengesteld voor langzaam verkeer en aanliggende percelen, erven en zijwegen zijn aangesloten op de hoofdrijbaan.

Door het omvormen van het huidige type weg naar een gebiedsontsluitingsweg A zal de doorstroming van het doorgaande verkeer sterk verbeteren.

Het moet in het belang van de verbetering van de verkeersveiligheid noodzakelijk worden geacht, dat de provincie Overijssel de eigendom verkrijgt van de in dit besluit genoemde gedeelte van de onroerende zaken.

Beslissing

Gelet op de onteigeningswet,

Gehoord de Raad van State, advies van 2 november 2006, nr. W09.06.0435/V, en gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 21 november 2006, nr. RWSCD BJV 2006/16386, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Eenheid Bestuurlijk Juridische Zaken en Vastgoed,

Hebben goedgevonden en verstaan:

Ten behoeve van de aanleg van een parallelweg langs de westzijde en deels langs de oostzijde van de provinciale weg N347 Haaksbergen-Ommen, wegvak Rijssen-Nijverdal, met bijkomende werken in de gemeenten Rijssen-Holten en Wierden zullen ten algemenen nutte en ten name van de provincie Overijssel worden onteigend de onroerende zaken, aangeduid op de grondtekening welke ingevolge artikel 63 van de onteigeningswet in de gemeente Wierden ter inzage hebben gelegen als:

Lijst van te onteigenen onroerende zaken kadastraal gemeente Wierden

stcrt-2007-6-p11-SC78807-1.gif

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift aan de Raad van State zal worden gezonden.

’s-Gravenhage, 27 november 2006.
Beatrix.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,K.M.H. Peijs.

Naar boven