Wijziging Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2004 en het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit secretaris-generaal SZW 2004

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 maart 2007, Directie Personeel, Organisatie & Informatie, nr. PO&I/2007/7925, tot wijziging van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2004 en het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit secretaris-generaal SZW 2004

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van het Coördinatiebesluit inrichting organisatie en formatie rijksdienst;

Besluit:

Artikel I

Het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2004 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. de hierna genoemde organisatieonderdelen, die rechtstreeks ressorteren onder de secretaris-generaal:

1°. het Agentschap SZW;

2°. de directie Financieel-Economische Zaken;

3°. de directie Uitvoeringsbeleid;

4°. de directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden;

5°. de Arbeidsinspectie;.

2. Onderdeel f komt te luiden:

f. de Inspectie Werk en Inkomen, die rechtstreeks ressorteert onder de inspecteur-generaal.

B

Artikel 4, derde lid, komt te luiden:

3. De secretaris-generaal stelt een meerjarenplan voor het ministerie vast. De secretaris-generaal stelt voorts de jaarplannen vast van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdeel a, onder 1°, 2°, 3° en 4°. De secretaris-generaal stelt uitgangspunten vast waarbinnen de algemeen directeur van de Arbeidsinspectie jaarplannen kan formuleren, vaststellen en uitvoeren. De secretaris-generaal kent aan de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeuren-generaal, de inspecteur-generaal en de functionarissen die leiding geven aan de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder a, de budgetten toe waarover de genoemde functionarissen mogen beschikken.

De secretaris-generaal bewaakt de voortgang van de uitvoering van het meerjarenplan en van de jaarplannen van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder a.

C

Artikel 5, derde lid, komt te luiden:

3. De secretaris-generaal is bevoegd tot uitoefening van alle bevoegdheden die zijn verleend aan onder hem ressorterende functionarissen, met dien verstande dat hij gehouden is om door de inspecteur-generaal respectievelijk de algemeen directeur van de Arbeidsinspectie aangeboden inspectiebevindingen, jaarplannen, meerjarenplannen en jaarverslagen met betrekking tot inspectietaken van de Inspectie Werk en Inkomen respectievelijk de Arbeidsinspectie, ongewijzigd door te sturen naar de desbetreffende bewindsperso(o)n(en).

D

Artikel 8, vierde lid, komt te luiden:

4. De inspecteur-generaal geeft op verzoek van een der kamers van de Staten-Generaal of van een commissie uit een van die kamers een toelichting op het jaarverslag of een andere rapportage van de Inspectie Werk en Inkomen nadat het desbetreffende stuk aan de kamers ter kennis is gebracht. De inspecteur-generaal beperkt zich daarbij tot het geven van inlichtingen van feitelijke aard. De inspecteur-generaal stelt de minister terstond in kennis van een verzoek als hier bedoeld.

E

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

Werkterrein inspecteur-generaal

De inspecteur-generaal is belast met de beleids- en bedrijfsvoering betreffende de Inspectie Werk en Inkomen. Het werkterrein van de inspecteur-generaal omvat de taken, bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, alsmede het aan de minister opgedragen toezicht op de toezichtswerkzaamheden van:

a. het College voor toelating van bestrijdingsmiddelen, genoemd in artikel 1a, eerste lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962;

b. de Sociaal-Economische Raad, genoemd in artikel 1 van de Wet op de bedrijfsorganisatie;

c. door de minister op grond van wet- en regelgeving op het terrein van arbeidsveiligheid, arbeidsgezondheid en productveiligheid aangewezen certificatie- en keuringsinstellingen die zijn belast met het verstrekken van certificaten, danwel het verrichten van keuringen in het belang van veiligheid en gezondheid in de arbeid.

F

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel f door een punt, onderdeel g.

2. Er wordt een vijfde lid toegevoegd luidende:

5. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid kunnen de volgende bevoegdheden worden doorverleend aan de algemeen directeur van de Arbeidsinspectie:

a. het aangaan van overeenkomsten met een waarde van € 500.000,– of meer;

b. het benoemen van hoofden van afdelingen, subafdelingen en bureaus en van teamleiders aan wie bevoegdheden zij toegekend met betrekking tot personeelsaangelegenheden;

c. de formatie van organisatieonderdelen.

De algemeen directeur van de Arbeidsinspectie kan deze bevoegdheden niet doorverlenen aan onder hem ressorterende functionarissen.

Artikel II

Het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit secretaris-generaal SZW 2004 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In deze regeling en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. directie: een van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2;

b. directeur: een functionaris die leiding geeft aan een directie;

c. Arbeidsinspectie-directeur: een onder de algemeen directeur van de Arbeidsinspectie ressorterende directeur.

B

Aan artikel 2 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd luidende:

e. de Arbeidsinspectie.

C

Na artikel 7, wordt een artikel 7a ingevoegd luidende:

Artikel 7a

1. De Arbeidsinspectie is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving door werkgevers en werknemers, alsmede in verband daarmee het opsporen van strafbare feiten, het toetsen van voorgenomen wet- en regelgeving op handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid, het hanteren van juridische instrumenten als eis tot naleving, stillegging van het werk, bestuursdwang en bestuurlijke boete, het uitvoeren van regelingen, de behandeling van bezwaar- en beroepschriften, het verzamelen van beleidsrelevante informatie en het adviseren van beleidsdirecties daarover op de volgende terreinen:

a. arbeidsomstandighedenregelgeving in brede zin, met inbegrip van gevaarlijke werktuigen en gevaarlijke stoffen;

b. de kernenergieregelgeving;

c. arbeidsmarkt met inbegrip van illegale tewerkstelling van vreemdelingen en bevordering van arbeidsdeelname door minderheden;

d. arbeidstijdenregelgeving.

2. De algemeen directeur van de Arbeidsinspectie is tevens bekleed met de in de wet en regelgeving genoemde functies van:

a. directeur-generaal van de arbeid;

b. Hoofdingenieur-Directeur van de Dienst voor het Stoomwezen;

c. Hoofdingenieur-Districtshoofd van de Dienst voor het Stoomwezen.

De algemeen directeur van de Arbeidsinspectie draagt er uit hoofde van deze functies zorg voor dat de taken die bij en krachtens de wet aan deze functionarissen zijn opgedragen, binnen de Arbeidsinspectie worden uitgevoerd, een en ander voor zover deze passen binnen het kader van de taken van de Arbeidsinspectie. Hij oefent uit hoofde van die functies de bevoegdheden uit die bij en krachtens de wet aan de deze functionarissen zijn verleend, een en ander voor zover deze passen binnen het kader van de taken van de Arbeidsinspectie.

3. De algemeen directeur van de Arbeidsinspectie is verantwoordelijk voor de werkgeversverplichtingen die voortvloeien uit wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden ten aanzien van de Arbeidsinspectie, voor zover het niet gaat om centraal georganiseerde werkgeversverplichtingen als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, onder b, van het Organisatie-, mandaat-, en volmachtbesluit SZW 2004.

4. De algemeen directeur van de arbeidsinspectie geeft op verzoek van een der kamers van de Staten Generaal of een commissie uit een van die kamers een toelichting op het jaarverslag voor zover dat betrekking heeft op inspectietaken of een andere rapportage van de Arbeidsinspectie nadat het desbetreffende stuk aan de kamers ter kennisname is gebracht. De algemeen directeur beperkt zich daarbij tot het geven van inlichtingen van feitelijke aard. De algemeen directeur stelt de minister terstond in kennis van een verzoek als hier bedoeld.

5. De algemeen directeur van de Arbeidsinspectie is verantwoordelijk voor het formuleren, vaststellen en uitvoeren van jaarplannen en meerjarenplannen voor de Arbeidsinspectie binnen de door de secretaris-generaal vastgestelde uitgangspunten.

6. De algemeen directeur van de Arbeidsinspectie is verantwoordelijk voor het opstellen van jaarverslagen en inspectierapportages voor de Arbeidsinspectie binnen de door de secretaris-generaal vastgestelde uitgangspunten.

7. De algemeen directeur van de Arbeidsinspectie is verantwoordelijk voor de verspreiding van de jaarverslagen en inspectierapportages, alsmede de voorlichting ten aanzien van de daarin opgenomen bevindingen, nadat de secretaris-generaal en de bewindslieden van het jaarverslag en de inspectierapportage kennis hebben kunnen nemen.

D

Na artikel 10, wordt een artikel 10a ingevoegd luidende:

Artikel 10a

1. In afwijking van artikel 8, tweede lid, is de algemeen directeur van de Arbeidsinspectie, naast de in artikel 8, tweede lid, genoemde bevoegdheid, tevens bevoegd tot het benoemen van hoofden van afdelingen, subafdelingen en bureaus en van teamleiders aan wie bevoegdheden zijn toegekend met betrekking tot personeelsaangelegenheden.

2. De algemeen directeur van de Arbeidsinspectie is bevoegd tot de formatie van organisatieonderdelen.

3. De in artikel 8, eerste lid, bedoelde bevoegdheid omvat voor de algemeen directeur van de Arbeidsinspectie in elk geval het mandaat ten aanzien van beslissingen in bezwaarprocedures voor zover deze betrekking hebben op zijn verantwoordelijkheden of werkterrein.

4. In afwijking van artikel 8, vierde lid, geldt voor de algemeen directeur van de Arbeidsinspectie dat deze bevoegd is om overeenkomsten aan te gaan zonder een limiet in de waarde van de overeenkomst.

E

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11

1. De directeuren van de directies, genoemd in artikel 2, onder a, b, c en d, kunnen hun vertegenwoordigingsbevoegdheden in een door hen te bepalen omvang doorverlenen aan onder hen ressorterende functionarissen, met dien verstande dat bevoegdheden met betrekking tot personeelsaangelegenheden slechts kunnen worden doorverleend aan rechtstreeks onder hen ressorterende functionarissen en slechts voor zover het betreft:

a. het opmaken, niet zijnde vaststellen, van een beoordeling van medewerkers;

b. het houden van manager-medewerker gesprekken;

c. verlof van medewerkers;

d. kleine beloningen, niet zijnde gratificaties, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de directeur.

2. De algemeen directeur van de Arbeidsinspectie kan zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid in de door hem te bepalen omvang doorverlenen aan onder hem ressorterende functionarissen, met dien verstande dat doorverlening van bevoegdheden met betrekking tot personeelsaangelegenheden aan functionarissen, niet zijnde Arbeidsinspectie-directeuren, slechts is toegestaan voor zover het gaat om hoofden van afdelingen, managers, teamleiders of door de algemeen directeur van de Arbeidsinspectie aan te wijzen medewerkers en slechts voor zover het betreft:

a. het opmaken, niet zijnde vaststellen, van een beoordeling van medewerkers;

b. het houden van manager-medewerker gesprekken;

c. verlof van medewerkers;

d. kleine beloningen, niet zijnde gratificaties, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de directeur.

3. In afwijking van het eerste lid kunnen directeuren bevoegdheden met betrekking tot personeelsaangelegenheden, genoemd in het eerste lid, onder a tot en met d, doorverlenen aan functionarissen die rechtstreeks ressorteren onder rechtstreeks onder hen ressorterende functionarissen voor zover dit noodzakelijk is vanwege de organisatiestructuur van de directie en voorzover de secretaris-generaal daar schriftelijk mee instemt.

4. Onverminderd het bepaalde in het eerste en het tweede lid kunnen directeuren hun vertegenwoordigingsbevoegdheden doorverlenen aan functionarissen van een ander organisatieonderdeel, mits de betreffende functionaris daarmee schriftelijk instemt.

5. De (door)verlening van (onder-)mandaat, volmacht en machtiging kan uitsluitend bij een schriftelijk besluit geschieden.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2007.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 maart 2007
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
namens deze:
de Secretaris-Generaal, M.A. Ruys.

Toelichting

Door een wijziging van de positionering van de Arbeidsinspectie en een wijziging in de verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen de organisatie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is een wijziging van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2004 (OMV-besluit SZW 2004) en het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit secretaris-generaal SZW 2004 (OMV-besluit SG 2004) noodzakelijk.

De Arbeidsinspectie ressorteert sinds 1 januari 2004, naast de Inspectie Werk en Inkomen, onder de inspecteur-generaal. Het vrijvallen van de functie inspecteur-generaal in het najaar van 2006 vormde aanleiding om de positionering van de Arbeidsinspectie onder de inspecteur-generaal te heroverwegen. De volgende overwegingen hebben geresulteerd in het besluit tot wijziging van de positionering van de Arbeidsinspectie:

– de werkvelden van de Inspectie Werk en Inkomen en de Arbeidsinspectie verschillen fors;

– de aard van het toezicht verschilt;

– de externe ontwikkelingen rond Arbeidsinspectie en Inspectie Werk en Inkomen lopen uiteen;

– de verschillen in aard van de toezichtsactiviteiten en de daarbij vereiste professionele vaardigheden zijn zodanig groot dat het bijeenhouden van deze activiteiten geen meerwaarde meer heeft.

De algemeen directeur van de Arbeidsinspectie ressorteert met ingang van 1 januari 2007 niet meer onder de inspecteur-generaal, maar rechtstreeks onder de secretaris-generaal. Daarbij is ervoor gekozen om aan de algemeen directeur van de Arbeidsinspectie drie bevoegdheden toe te kennen die in het OMV besluit SZW 2004 alleen aan de secretaris-generaal, plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeuren-generaal en de inspecteur-generaal zijn toegekend. Het gaat om de bevoegdheden tot het aangaan van overeenkomsten met een waarde van € 500.000,– of meer, het benoemen van hoofden van afdelingen, subafdelingen en bureaus en van teamleiders aan wie bevoegdheden zijn toegekend met betrekking tot personeelsaangelegenheden en de formatie van organisatieonderdelen. Deze bevoegdheden kunnen op grond van artikel 22, tweede lid, van het OMV-besluit SZW 2004 door de secretaris-generaal aan de algemeen directeur van de Arbeidsinspectie worden doorverleend. Omdat echter doorverlening van de drie genoemde bevoegdheden ten aanzien van de algemeen directeur van de Arbeidsinspectie wenselijk wordt geacht, wordt met de toevoeging van een vijfde lid aan artikel 22 deze mogelijkheid alsnog geschapen.

Met het besluit om het samenbrengen van de Arbeidsinspectie en de Inspectie Werk en Inkomen onder de leiding van de inspecteur-generaal ongedaan te maken, is het bestaansrecht van het Bureau inspecteur-generaal komen te vervallen als eigenstandig organisatieonderdeel van het ministerie, naast Arbeidsinspectie en Inspectie Werk en Inkomen. Derhalve wordt het Bureau inspecteur-generaal niet meer als organisatieonderdeel van het ministerie in het OMV-besluit SZW 2004 opgenomen (artikel 2, onder f, OMV besluit SZW 2004).

Indien wordt besloten tot voortzetting van het Bureau inspecteur-generaal, zal dit bureau deel uitmaken van de organisatie van de Inspectie Werk en Inkomen en aldus een plaats krijgen in het OMV-besluit van de Inspectie Werk en Inkomen.

Voor de toepassing van het OMV-besluit SG 2004 worden alle in artikel 2 vermelde organisatieonderdelen, dus ook de Arbeidsinspectie, aangemerkt als directie. Dat betekent dat de normen die betrekking hebben op directies, en de normen die gericht zijn tot de directeuren, ook van toepassing zijn ten aanzien van de organisatie onderdelen die niet de term ‘directie’ in hun naam voeren en ten aanzien van de hoofden van deze onderdelen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

namens deze:

de Secretaris-Generaal,

M.A. Ruys

Naar boven