Wijziging Regeling inburgering

Regeling van de Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering van 19 februari 2007, nr. DDS 5469416, tot wijziging van de Regeling inburgering

De Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering;

Gelet op de artikelen 3.13, 3.18, vierde lid, 3.19, derde lid, en 3.26, tweede lid, van het Besluit inburgering;

Besluit:

Artikel I

De Regeling inburgering wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 3.10, derde lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma het volgende onderdeel toegevoegd, luidende:

d. de naleving van het examenreglement, bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, onderdeel c, van het besluit.

B

Na artikel 3.15 wordt een tweetal artikelen ingevoegd, luidende:

1. In aanvulling op artikel 3.18, tweede lid, van het besluit beschrijft het jaarverslag ten minste:

a. de wijze waarop de beoordeling van de kwaliteit van de taakuitoefening, bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, van het besluit heeft plaatsgevonden, alsmede de bevindingen welke voortvloeien uit die beoordeling;

b. de wijze waarop de exameninstellingen zijn betrokken bij de vaststelling van de wijze van uitvoering van het op hen uit te oefenen toezicht;

c. de wijze waarop de deskundigheid van de personen die zijn belast met het uitoefenen van taken voor het Kwaliteitscentrum examinering inburgering is geborgd, en;

d. de aantallen op basis van de klachtenregeling, bedoeld in artikel 3.24 van het besluit, ingediende klachten, alsmede de aard van die klachten.

2. In aanvulling op artikel 3.18, tweede lid, van het besluit bevat het jaarverslag ten minste een opsomming van:

a. het aantal onderzochte exameninstellingen, alsmede het aantal bestede uren per exameninstelling;

b. per exameninstelling, het aantal onderzochte examenlocaties, alsmede het aantal bestede uren per examenlocatie, en;

c. per toezichtsproces, het gemiddeld aantal bestede uren.

1. De jaarrekening, bedoeld in artikel 3.19, tweede lid, van het besluit bevat ten minste een verantwoording van de geïnde vergoedingen, bedoeld in artikel 3.21, derde lid, van het besluit.

2. De aandachtspunten voor de accountantscontrole, bedoeld in artikel 3.19, derde lid, van het besluit betreffen ten minste:

a. het aantal bestede uren per exameninstelling en per examenlocatie, en;

b. het aantal bestede uren per toezichtsproces.

C

Artikel 3.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef van het tweede lid komt te luiden als volgt:

De subsidie wordt verleend onder de volgende voorwaarden:

2. Aan artikel 3.16 wordt een viertal leden toegevoegd, luidende:

3. Het Kwaliteitscentrum examinering inburgering dient een aanvraag om verlening van de subsidie in tezamen met de begroting, bedoeld in artikel 3.19, eerste lid, van het besluit.

4. Het Kwaliteitscentrum examinering inburgering dient een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in tezamen met de jaarrekening, bedoeld in artikel 3.19, tweede lid, van het besluit.

5. De subsidie wordt verleend per kalenderjaar. Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

6. Het Kwaliteitscentrum examinering inburgering vormt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.

D

Na artikel 3.18 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

1. Het verslag, bedoeld in artikel 3.26 van het besluit, bevat ten minste gegevens ten aanzien van:

a. het aantal deelnemers in totaal;

b. het aantal deelnemers per assessment, portfolio dan wel een combinatie daarvan als bedoeld in artikel 3.7, tweede lid, van het besluit;

c. het aantal deelnemers, per assessment, portfolio dan wel een combinatie daarvan, als bedoeld in artikel 3.7, tweede lid, van het besluit, dat is gezakt dan wel is geslaagd;

d. het aantal afgedane en in behandeling zijnde beroepen, bedoeld in artikel 3.12 van het besluit;

e. het aantal afgedane en in behandeling zijnde klachten, bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, onderdeel g, en;

f. het aantal en de aard van geconstateerde onregelmatigheden terzake van de identificatie, bedoeld in artikel 3.4 van het besluit.

2. Het verslag wordt op aanvraag aan eenieder ter beschikking gesteld.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag van de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 19 februari 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering, M.C.F. Verdonk.

Toelichting

De onderhavige wijziging van de Regeling inburgering houdt in hoofdzaak verband met de behoefte om het toezicht op de exameninstellingen verder in te kaderen. De onderdelen B tot en met D zien daarop. Onderdeel A betreft een nadere aanvulling op de kwaliteitseisen van het inburgeringsexamen.

Onderdeel A

Artikel 3.10, derde lid, bevat een aantal aanwijzingen voor de exameninstellingen terzake van de kwaliteit van de examinering. Dit onderdeel voegt een element toe, namelijk de aanwijzing dat de exameninstellingen het door hen vastgestelde examenreglement naleven. Zodoende wordt expliciet vastgelegd dat dit element een kwaliteitsnorm is met betrekking tot de uitvoering van het inburgeringsexamen, waarop wordt toegezien door het Kwaliteitscentrum examinering inburgering.

Onderdeel B

In dit onderdeel wordt een aantal delegatiebepalingen verder uitgewerkt.

In de eerste plaats wordt vastgelegd welke onderdelen het jaarverslag van het Kwaliteitscentrum examinering inburgering dient te bevatten (artikel 3.15a). Met onderdeel b van het eerste lid van dit artikel wordt beoogd dat het Kwaliteitscentrum examinering inburgering en de exameninstellingen met elkaar in contact komen en blijven voor wat betreft de vaststelling van de wijze van het uit te oefenen toezicht. De overige onderdelen van artikel 3.15a spreken voor zich.

Artikel 3.15b bevat een aanwijzing voor de inrichting van de jaarrekening van het Kwaliteitscentrum examinering inburgering en aandachtspunten voor de accountantscontrole op die jaarrekening. De jaarrekening dient in ieder geval een verantwoording te bevatten van de door het Kwaliteitscentrum examinering inburgering geïnde vergoedingen ter zake van het onderzoek aan de exameninstelling. De controle dient in de eerste plaats te geschieden op het aantal onderzochte examenlocaties per exameninstelling en het aantal daaraan bestede uren. Daarnaast dient ten minste aandacht te worden besteed aan de verschillende processen die het Kwaliteitscentrum examinering inburgering bij haar toezicht onderscheidt. Dit zijn er drie: het documentonderzoek, het verificatieonderzoek en de ondersteuning.

Onderdeel C

Het bepaalde in artikel 3.16, tweede lid, wordt door middel van dit onderdeel van toepassing op de gehele subsidie voor het Kwaliteitscentrum examinering inburgering, dus ook voor de taken op grond van artikel 3.17, tweede lid, onderdeel b, van het besluit, te weten de taken met betrekking tot het toezicht op de exameninstellingen en de examinering. Zonodig kunnen in de verleningsbeschikking nog aanvullende verplichtingen worden opgenomen.Voorts wordt geregeld op welk moment het Kwaliteitscentrum examinering inburgering geacht wordt de aanvragen om verlening en vaststelling van de subsidie in te dienen.

Omdat het om een subsidie per kalenderjaar (= boekjaar) gaat, is afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard. Tenslotte is geregeld dat het Kwaliteitscentrum examinering inburgering een egaliteitsreserve aanlegt. Met de egalisatiereserve kunnen verschillen tussen werkelijk gemaakte kosten en subsidiebedragen worden opgevangen, zodat tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar. In dit opzicht wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 4a.1 van het Uitvoeringsbesluit WEB.

Onderdeel D

Dit onderdeel bevat een uitwerking omtrent de inrichting en openbaarmaking van de jaarverslagen die de exameninstellingen aan het Kwaliteitscentrum examinering inburgering toezenden. De meeste onderdelen spreken voor zich.

Onderdeel f van het eerste lid schrijft voor dat de exameninstellingen aandacht besteden aan de door hen geconstateerde gevallen van identiteitsfraude. Eventuele gevallen van identiteitsfraude worden beschreven en vervolgens kunnen zonodig aanvullende maatregelen worden getroffen om die fraude te bestrijden.

Het tweede lid bepaalt dat het verslag van de exameninstellingen op aanvraag ter beschikking wordt gesteld.

De Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering,

M.C.F. Verdonk

Naar boven