Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Rotterdam-Rijnmond 2007

Besluit van de Minister van Justitie van 27 februari 2007, nr. 5471254/07/CBK, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren van politie bij het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond (Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Rotterdam-Rijnmond 2007)

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten, artikel 8, eerste, derde en zevende lid, en artikel 9, van de Politiewet 1993;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder de buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar van politie bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

De ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Politiewet 1993, van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond, belast met de opsporing van strafbare feiten, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar van politie.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van:

a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken;

b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek;

c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen.

2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.

3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld.

Artikel 4

Op grond van dit besluit kunnen maximaal 1350 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Rotterdam-Rijnmond.

Artikel 6

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam als buitengewoon opsporingsambtenaar van politie, is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. De buitengewoon opsporingsambtenaar kan gedurende de uitoefening van zijn functie als buitengewoon opsporingsambtenaar van politie gebruik maken van handboeien van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie goedgekeurd merk en type.

3. De buitengewoon opsporingsambtenaar wordt eerst uitgerust met handboeien nadat de direct toezichthouder heeft vastgesteld dat betrokkene beschikt over de vereiste bekwaamheid ten aanzien van het gebruik van en het omgaan met handboeien.

Artikel 7

De korpschef van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond brengt jaarlijks, voor 1 april, over het jaar daaraan voorafgaand aan de toezichthouder en de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was bij het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichtte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd;

d. het aantal klachten dat tegen buitengewoon opsporingsambtenaren is ingediend en de aard van die klachten.

Artikel 8

Ingetrokken wordt het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Rotterdam-Rijnmond 2002.

Artikel 9

De op naam gestelde individuele akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden van de bij het regionaal politiekorps Rotterdam-Rijnmond in dienst zijnde buitengewoon opsporingsambtenaren, afgegeven op grond van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Rotterdam-Rijnmond 2002, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten en overige benoemingsbescheiden afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de 1 maart 2007 en vervalt met ingang van 1 maart 2012.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Rotterdam-Rijnmond 2007.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 27 februari 2007.
De Minister van Justitie,
namens deze:
de wnd. hoofd Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken, H.C.L. Vreugdenhil.

Toelichting

Het regionaal politiekorps Rotterdam-Rijnmond heeft bij brief van 21 januari 2007 verzocht om het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar politieregio Rotterdam-Rijnmond 2002 te wijzigen. Verzocht is het maximaal aan te stellen aantal buitengewoon opsporingsambtenaren te verhogen van 950 naar 1350. Gelet op het groeiend aantal buitengewoon opsporingsambtenaren binnen dit korps en de toename van het aantal taken dat deze buitengewoon opsporingsambtenaren moeten uitvoeren, is verhoging van het maximaal aantal aan te wijzen buitengewoon opsporingsambtenaren noodzakelijk. Het maximaal aan te wijzen aantal buitengewoon opsporingsambtenaren wordt verhoogd tot 1350.

De politieboa’s in dienst bij het regionaal politiekorps Rotterdam-Rijnmond bekleden diverse functies, zoals medewerker bewaking & transport, medewerker centrale opvang, medewerker centrale verwerking bekeuringen, technisch rechercheur, medewerker vreemdelingendienst en medewerker grensbewaking. Deze functies zijn onder de noemer ‘politieboa’ gebracht. Er wordt opsporingsbevoegdheid verleend voor alle strafbare feiten, onder de restrictie dat deze bevoegdheid slechts kan worden uitgeoefend voor de specifieke taak waarvoor de desbetreffende buitengewoon opsporingsambtenaar is aangesteld.

In artikel 6 van het onderhavige besluit wordt de geweldsbevoegdheid ex artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, aan de buitengewoon opsporingsambtenaren van politie toegekend. Tevens wordt de bevoegdheid tot het dragen van handboeien verleend. De toekenning van geweldmiddelen (wapenstok en vuurwapen) geschiedt door de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gezamenlijk op basis van de Bewapeningsregeling Politie. Opgemerkt zij voorts dat personen die zijn uitgerust met handboeien en/of geweldmiddelen dienen te voldoen aan de opleidingseisen als gesteld in de Regeling Toetsing Geweldbeheersing Buitengewoon opsporingsambtenaar.

Gezien het feit dat het wegens administratieve procedures praktisch niet uitvoerbaar is om met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit aan alle buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond een nieuwe akte van opsporingsbevoegdheid uit te reiken, is in artikel 9 van dit besluit een overgangsregeling opgenomen. Op grond van deze regeling behouden de aktes van de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaren nog hun geldigheid tot het moment waarop zij vervallen.

Gelet op het feit dat het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar politieregio Rotterdam-Rijnmond 2002 per september 2007 komt te vervallen, is, in overleg met het regionaal politiekorps Rotterdam-Rijnmond, van de gelegenheid gebruik gemaakt het besluit integraal te herzien.

De Minister van Justitie

namens deze:

de wnd. hoofd Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken,

H.C.L. Vreugdenhil

Naar boven