Wijziging Regeling SUWI in verband met de accountantsverklaring en vaststelling van bijlagen

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 februari 2007, nr. UB/A/2007/6654 tot wijziging van de Regeling SUWI in verband met de accountantsverklaring en vaststelling van bijlagen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 49, negende lid, 64, tweede lid, en 77 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en artikel 9, vijfde lid, van het Besluit Inlichtingenbureau gemeenten;

Besluit:

Artikel I

Wijziging van de Regeling SUWI

De Regeling SUWI wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen 5.10b tot en met 5.10e komen te luiden:

Artikel 5.10b

Begrippen

1. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. getrouwheid: de overeenstemming van de in de verantwoording opgenomen informatie met de werkelijkheid;

b. financiële rechtmatigheid: de overeenstemming van de totstandkoming van de baten en lasten en de balans met de in Europese regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur, ministeriële regelingen, andere algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels die in de Staatscourant zijn gepubliceerd, opgenomen bepalingen die de uitkomst van een financiële transactie kunnen beïnvloeden;

c. doelmatigheid: de relatie tussen de prestaties en de ingezette middelen;

d. financiële fout: een fout die financiële consequenties heeft;

e. onzekerheden: de baten en lasten waarover de accountant geen toereikende controle-informatie heeft verkregen als gevolg van leemten in de administratieve organisatie of interne controle of ontoereikend beleid ter voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik;

f. auditrisico: het inherente risico, het interne beheersingsrisico en het ontdekkingsrisico tezamen;

g. goedkeuringstolerantie: het bedrag van de financiële fouten respectievelijk het bedrag van de onzekerheden blijkend uit de accountantscontrole van de jaarrekening, dat een goedkeurende verklaring bij de jaarrekening niet in de weg staat;

h. omvangsbasis: de totale baten, of totale lasten, of de som van baten en lasten voor de jaarrekening als geheel, respectievelijk per wet voor de bevindingen per wet;

i. bedrijfsvoeringsparagraaf: onderdeel van het jaarverslag waarin, mede gebaseerd op risicoanalyse, verantwoording wordt afgelegd over de bedrijfsvoering.

2. Deze paragraaf is van toepassing op de accountantscontrole bij de jaarrekening die wordt opgesteld door het UWV, de CWI, de SVB, de RWI en het IB.

Artikel 5.10c

Het onderzoek

1. De accountant stelt ten behoeve van zijn onderzoek een controleplan en werkprogramma’s op waarin hij de opzet en de wijze van uitvoering van het onderzoek en de daarbij gehanteerde normen vastlegt.

2. De accountant sluit bij zijn onderzoek aan bij de regels die gelden voor de accountantscontrole voor de rijksoverheid tenzij in deze regeling afwijkingen zijn vastgelegd.

3. De accountant verricht de werkzaamheden met het oog op de afgifte van de verklaring zodanig dat daarbij een auditrisico van vijf procent per onderzochte omvangsbasis is gewaarborgd.

4. De accountant onderzoekt of de voorgeschreven informatie in de jaarrekening is opgenomen en of de informatie in het jaarverslag niet strijdig is met deze informatie.

5. De accountant onderzoekt de getrouwheid van de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening alsmede van de in de bedrijfsvoeringsparagraaf opgenomen rapportage over de rechtmatigheid.

6. De accountant stelt de controlebevindingen vast van de uitvoering van de in de artikelen 30, eerste lid, onderdelen a, h en i, en 34, eerste lid, onderdelen a, d en e, van de Wet SUWI genoemde taken, voor zover het gaat om de uitvoering van wettelijke regelingen waarin uitkeringen of voorzieningen worden toegekend en waarvan de kosten ten laste komen van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, of de fondsen, bedoeld in artikel 1, onderdelen f, g, j tot en met n en w, van de Wfsv.

7. De omvangsbasis wordt voor elk van de taken, bedoeld in het zesde lid, op overeenkomstige wijze als voor de omvangsbasis voor de jaarrekening als geheel bepaald. Bij het bepalen van de omvang van de controle op het niveau van een wet houdt de accountant rekening met de volgende toleranties in verhouding tot de gehanteerde omvangsbasis:

a. wet ≤ € 50 miljoen: tolerantie = 10%;

b. wet > € 50 miljoen en < € 500 miljoen: tolerantie = € 5 miljoen;

c. wet ≥ € 500 miljoen: tolerantie = 1%.

8. De accountant onderzoekt de doelmatigheid van het beheer en de organisatie.

Artikel 5.10d

De verklaring

1. Ten behoeve van zijn verklaring bepaalt de accountant de omvang van financiële fouten en onzekerheden die het getrouwe beeld van de jaarrekening en de daarbij behorende financiële toelichtingen dan wel het getrouwe beeld van de rechtmatigheidsinformatie in de bedrijfsvoeringsparagraaf aantasten.

2. Voor wat betreft de financiële fouten en onzekerheden die het getrouwe beeld van de jaarrekening en de daarbij behorende financiële toelichtingen aantasten, bepaalt de accountant de omvang als volgt:

a. financiële fouten en onzekerheden in de baten als percentage van de totale baten;

b. financiële fouten en onzekerheden in de lasten als percentage van de totale lasten, en

c. financiële fouten en onzekerheden in de baten en lasten tezamen als percentage van de som van baten en lasten.

3. De accountant toetst de hoogste van de drie financiële foutpercentages en drie onzekerheidspercentages, bedoeld in het tweede lid, aan de in onderstaande tabel opgenomen toleranties en baseert daarop de strekking van zijn verklaring.

Goedkeuringstoleranties

Goedkeurende verklaring

Verklaring met beperking

Verklaring met oordeelonthouding

Afkeurende verklaring

Financiële fouten in de verantwoording

≤ 1%

> 1% en ≤ 3%

 

> 3%

Onzekerheden in de controle

≤ 3%

> 3% en ≤ 10%

> 10%

 

4. Bij de bepaling van de strekking van de uiteindelijke accountantsverklaring weegt de accountant het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheidsrapportage in de bedrijfsvoeringsparagraaf, waaronder de getrouwheid van de rapportage over het gevoerde beleid ter voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik. Voor de getrouwheid van de rechtmatigheidsrapportage geldt geen kwantitatieve goedkeuringstolerantie.

5. De accountantsverklaring wordt opgesteld overeenkomstig de modellen die zijn opgenomen in bijlage XXII behorende bij deze regeling.

Artikel 5.10e

Het verslag van bevindingen

1. Het UWV, de CWI, de SVB, de RWI en het IB dragen er zorg voor dat de minister door middel van het verslag van bevindingen inzicht wordt geboden in de belangrijkste uitkomsten van de controlewerkzaamheden van de accountant, in elk geval met betrekking tot:

a. fouten en onzekerheden voor de bepaling van de strekking van de accountantsverklaring;

b. overige fouten en onzekerheden die niet worden gehanteerd voor de bepaling van de strekking van de accountantsverklaring;

c. de doelmatigheid van het beheer en de organisatie;

d. het jaarverslag, voor wat betreft de prestatie-indicatoren;

e. het jaarverslag, voor wat betreft de bedrijfsvoeringsparagraaf.

2. De accountant hanteert bij zijn controlewerkzaamheden als toetsingskader voor de onderdelen, genoemd in het eerste lid:

bij a. de getrouwheid;

bij b. de getrouwheid;

bij c. de ordelijke en controleerbare totstandkoming;

bij d. de ordelijke, controleerbare en deugdelijke totstandkoming voor wat betreft de prestatie-indicatoren;

bij e. de ordelijke en controleerbare totstandkoming van de bedrijfsvoeringsparagraaf en de getrouwheid voor wat betreft de rechtmatigheidsrapportage in de bedrijfsvoeringsparagraaf.

B

Artikel 5.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, vervalt ‘en betrouwbaarheid van gegevens en informatie’.

2. In het eerste lid wordt onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel e een onderdeel ingevoegd, luidende:

d. het voldoen aan het normenkader voor de betrouwbaarheid van de niet-financiële informatie zoals opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage XVII (‘Normenkader betrouwbaarheid niet-financiële informatie’);.

3. Het tweede lid komt te luiden:

2. De CWI, het UWV en de SVB rapporteren in de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag over de kwaliteit van de informatievoorziening en over de wijze waarop deze is gewaarborgd.

C

In artikel 6.2, eerste lid, wordt ‘(‘Gegevensregister SUWI 3.0’)’ vervangen door: (‘Gegevensregister SUWI 4.0’).

D

Artikel 7.14 komt te luiden:

Artikel 7.14

Overgangsrecht accountantscontrole

De artikelen 5.10b tot en met 5.10e, met uitzondering van artikel 5.10e, tweede lid, voor wat betreft ‘bij d. de ordelijke en controleerbare totstandkoming, voor de prestatie-indicatoren tevens de getrouwheid als in de gegeven omstandigheden is vereist.’ zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van de Regeling tot wijziging van de Regeling SUWI in verband met de accountantsverklaring en vaststelling van bijlagen blijven met betrekking tot het boekjaar 2006 van toepassing op de CWI en het IB en met betrekking tot de boekjaren 2006 en 2007 van toepassing op de RWI, met dien verstande dat bijlage XXI van toepassing is zoals die luidt op de dag van inwerkingtreding van die regeling.

E

Na bijlage XVI wordt de bij deze regeling behorende bijlage XVII ingevoegd.

F

De bijlagen III, IV, VI, VIII, IX, XI, XII, XX en XXI bij de Regeling SUWI worden vervangen door de bijlagen III, IV, VI, VIII, IX, XI, XII, XX en XXI bij deze regeling.

G

Na bijlage XXI wordt de bij deze regeling behorende bijlage XXII toegevoegd.

Artikel II

Inwerkingtreding

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

2. Artikel I, onderdelen A, B, E, F, voor wat betreft bijlage XXI, en G, werkt terug tot en met 1 januari 2006.

Artikel III

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tot wijziging van de Regeling SUWI in verband met de accountantsverklaring en vaststelling van bijlagen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen III, IV, VI, VIII, IX, XI, XII, XVII, XX, XXI en XXII, die ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en waarbij bijlage XII tevens is te raadplegen via het internet http//www.bkwi.nl.

Den Haag, 21 februari 2007.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

Algemeen

1. Inleiding

Met deze regeling wordt de Regeling SUWI op een drietal onderdelen gewijzigd.

Ten eerste worden de regels omtrent de accountantverklaring en de daarbij behorende bedrijfsvoeringsparagraaf gewijzigd.

Daarnaast worden de regels omtrent de niet-financiële informatie in het jaarverslag aangepast. Ten slotte worden een aantal bijlagen gewijzigd en toegevoegd. Dit betreft onder andere de bijlagen waarin de inhoud van het jaarverslag, de kwartaalverslagen en de overige door de SUWI-organisatie te leveren beleidsinformatie is vastgelegd.

In de volgende paragrafen zullen deze wijzigingen per onderdeel nader uitgelegd worden.

2. Accountantsverklaring

§ 2. Inleiding

2.1. Achtergrond

Met ingang van 2006 zal door het management in het jaarverslag expliciet verantwoording worden afgelegd over rechtmatigheid. Dit betekent dat de accountant met ingang van 2006 een getrouw-beeld-verklaring afgeeft waarmee wordt verklaard dat de verantwoording in het jaarverslag een getrouw beeld geeft. Niet langer omvat de accountantsverklaring een expliciete verklaring dat aan de rechtmatigheidseis is voldaan. Deze wijziging komt voort uit de besluiten die het kabinet in overleg met de Tweede Kamer heeft genomen naar aanleiding van de uitkomsten van IBO Regeldruk en Controletoren. De wijziging ondersteunt het verder versterken van de risicosturing en -⁠beheersing van het management van SUWI-organisaties.

2.2. De getrouw-beeld-verklaring én managementverklaring

Met de getrouw-beeld-verklaring verklaart de accountant dat de verantwoording over rechtmatigheid in het jaarverslag een getrouw beeld geeft. Deze verandering betekent niet dat er minder zekerheid is over de rechtmatigheid. Onlosmakelijk verbonden met de getrouw-beeld-verklaring, is de uitbreiding van de bedrijfsvoeringsparagraaf met een paragraaf over de rechtmatigheid. Op deze wijze wordt de verantwoordelijkheid voor rechtmatigheid gelegd waar deze hoort te liggen: bij het lijnmanagement. Het management legt expliciet verantwoording af over de rechtmatigheid van de taakuitvoering. Het betekent wel dat een verklaring van getrouwheid kan worden gegeven bij een jaarverslag waarin (belangrijke) onrechtmatigheden worden gemeld, als dat maar duidelijk en transparant in de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt toegelicht. Indien de toelichting ontoereikend is – en dus geen getrouw beeld geeft – leidt dit tot een niet-goedkeurende accountantsverklaring waarin wordt ingegaan op de redenen hiervan.

§ 3. De bedrijfvoeringsparagraaf

3.1. Onderdelen van de bedrijfsvoeringsparagraaf

In de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag gaat de SUWI-organisatie in op de sturing en beheersing van de bedrijfsprocessen binnen de ZBO. Het doel is aan te geven in welke mate het management van de SUWI-organisatie haar bedrijfsprocessen beheerst. In de bedrijfsvoeringsparagraaf legt de SUWI-organisatie, mede gebaseerd op risicoanalyse, verantwoording af over de bedrijfsvoering.

De bedrijfsvoeringsparagraaf bestaat tenminste uit de volgende onderdelen: rechtmatigheid (waaronder het beleid ter voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik (hierna: M&O-beleid)), doelmatigheid, totstandkoming niet-financiële informatie, financieel- en materieelbeheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering. In de kwartaalverslagen wordt over ontwikkelingen, tussenresultaten, risico’s en eventuele verbeteracties met betrekking tot deze onderwerpen gerapporteerd.

3.2. Rechtmatigheid in de bedrijfsvoeringsparagraaf

Het onderdeel over rechtmatigheid dient afzonderlijk identificeerbaar te zijn in de bedrijfsvoeringsparagraaf. Dit is noodzakelijk voor de accountant, zodat in de accountantsverklaring duidelijk en ondubbelzinnig kan worden aangegeven over welke onderdelen van het jaarverslag welke soort c.q. mate van zekerheid wordt gegeven.

Voor de uitvoering van wetgeving die ziet op de verstrekking van uitkeringen geldt dat, met het oog op de rechtmatigheidsverantwoording van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het rechtmatigheidsonderzoek van de Algemene Rekenkamer tevens over het rechtmatigheidspercentage per wet wordt gerapporteerd. Indien de toleranties worden gepasseerd, wordt dit toegelicht (zie hierna).

Het management dient de opzet van hun interne controle/werkzaamheden voor de verantwoording af te stemmen met de controlerend accountant zodat de verantwoording over de rechtmatigheid kan voldoen (voldoet) aan de eisen en een goedkeurende getrouwheidsverklaring daarmee niet in de weg staat.

Dit betekent dat de rechtmatigheid dient te worden vastgesteld volgens de in het Handboek Rijksoverheid vastgelegde methoden en technieken en daarbij behorende normatiek.

De SUWI-organisatie stelt de bedrijfsvoeringsparagraaf op, op basis van de beschikbare managementinformatie. Vanuit het oogpunt van efficiëntie en expertise kan het management de (externe) accountant vragen controlebevindingen inzake rechtmatigheid (bouwstenen) te leveren. Deze ‘zijlichtinformatie’ gebruikt het management vervolgens voor de opstelling van de (rechtmatigheidspassage in de) bedrijfsvoeringsparagraaf.

Fouten en onzekerheden zijn aparte categorieën binnen het aspect rechtmatigheid die dientengevolge ook apart (geëxtrapoleerd) dienen te worden beschouwd en indien van toepassing te worden vermeld en toegelicht.

3.2.1. Financiële rechtmatigheid

De interpretatie van het rechtmatigheidsbegrip volgt de ontwikkelingen bij de rijksoverheid (zie ook artikel I, onderdeel A, (artikel 5.10c, tweede lid) van deze regeling). De definitie van het begrip rechtmatigheid is afkomstig uit de Comptabiliteitswet en de Rijksbegrotingsvoorschriften.

Onder rechtmatigheid wordt verstaan de financiële rechtmatigheid. Financiële rechtmatigheid houdt in dat een financiële transactie in overeenstemming is met de in Europese regelgeving, Nederlandse wetten in formele zin, algemene maatregelen van bestuur, ministeriële regelingen, andere algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels. Onder de beleidsregels worden die regels verstaan die door de Raad van Bestuur/Stichting bestuur/Raad zijn vastgesteld en gepubliceerd in de Staatscourant. Over andere fouten, namelijk de tekortkomingen in het financieel beheer die niet de financiële rechtmatigheid beïnvloeden, wordt gerapporteerd bij het onderdeel financieel beheer. Deze fouten vallen namelijk niet onder de rechtmatigheid maar zijn bedrijfsvoeringsfouten.

3.2.2. Verslaggevingstolerantie van de verantwoording als geheel

Voor het onderdeel over de rechtmatigheid gelden toleranties. Dit betekent dat wanneer de rechtmatigheid de genoemde percentages te boven gaat, dit moet worden weergegeven en moet worden toegelicht in de bedrijfsvoeringsparagraaf.

In de bedrijfsvoeringsparagraaf dient te worden gerapporteerd over rechtmatigheidsfouten en -onzekerheden die op het niveau van de verantwoording als geheel boven 1% (fouten) respectievelijk 3% (onzekerheden) liggen. Ook voor rechtmatigheidsfouten en -⁠onzekerheden die beneden de rapportagegrens blijven, geldt in bepaalde gevallen een rapportageplicht, namelijk indien deze fouten naar hun aard vermeldenswaardig zijn. Fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid worden in euro’s gekwantificeerd en afzonderlijk gewogen en vermeld.

3.2.3. Toleranties per wet

Naast de rapportageplicht uit hoofde van overschrijding van de rapportagegrens voor de rechtmatigheidsverantwoording in zijn totaal, geldt een rapportageplicht van fouten en onzekerheden die op wetsniveau de tolerantiegrens te boven gaan. Het betreft de wetten zoals is vastgelegd in het bij deze regeling gewijzigde artikel 5.10c, zesde lid. Zowel onrechtmatigheden als onzekerheden worden per wet gerapporteerd.

De grens waarboven rechtmatigheidsfouten en -onzekerheden per wet moeten worden toegelicht in de bedrijfsvoeringsparagraaf bedraagt:

a. voor fouten:

– omvang wet ≤ € 50 mln.: tolerantie = 10%;

– omvang wet > € 50 mln. maar < € 500 mln.: tolerantie = € 5 mln.;

– omvang wet ≥ 500 mln.: tolerantie = 1%.

b. voor onzekerheden:

i.  omvang wet ≤ € 50 mln.: tolerantie = 30%;

ii.  omvang wet > € 50 mln. maar < € 500 mln.: tolerantie = € 15 mln.;

iii.  omvang wet ≥ 500 mln.: tolerantie = 3%.

Ten aanzien van wetten geldt dat een onderscheid dient te worden gemaakt tussen baten, lasten en baten en lasten tezamen. De grens waarboven toegelicht moet worden, geldt voor elk van deze bedragen afzonderlijk.

3.2.4. Financiële rechtmatigheidsfouten en onzekerheden

Het verschil tussen fouten en onzekerheden is dat bij een fout kan worden vastgesteld dat iets fout is, terwijl bij een onzekerheid er onvoldoende controlemiddelen zijn om vast te stellen of iets goed of fout is geweest of het M&O-beleid ontoereikend is geweest.

3.2.5. M&O-beleid

Het M&O beleid maakt onderdeel uit van de rapportage over de financiële rechtmatigheid. Er bestaat een M&O-risico daar waar op basis van gegevens van een derde of een andere belanghebbende de aanspraak op en/of de hoogte van een uitkering, subsidie of verstrekking, dan wel de verplichting om een premie of een bijdrage wordt bepaald. Onder handhaving wordt verstaan het geheel van maatregelen om misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) van sociale zekerheidswetgeving te voorkomen, op te sporen en te sanctioneren. Onder misbruik wordt verstaan het bewerkstelligen van geen of te geringe betaling van verplichte premies of bijdragen en het verkrijgen of ontvangen van een (te hoge) uitkering, subsidie of verstrekking door het opzettelijk niet, niet tijdig, niet juist of niet volledig verstrekken van gegevens en inlichtingen door derden of andere belanghebbenden. Onder oneigenlijk gebruik wordt verstaan het in overeenstemming met de wet, maar in strijd met de bedoelingen van de wetgever, geheel of ten dele ontgaan van een verplichte premie of bijdrage en verkrijgen of ontvangen van een (te hoge) uitkering, subsidie of verstrekking.

In de bedrijfsvoeringsparagraaf rapporteert het management over het M&O-beleid indien er sprake is van een ontoereikend M&O-beleid en/of dit beleid onvoldoende wordt uitgevoerd. In dit geval rapporteert het management ook over de bestaande resterende onzekerheden (zoveel mogelijk gekwantificeerd per wet). Indien er sprake is van een, de mogelijkheden en omstandigheden in aanmerking genomen, toereikend M&O-beleid en dit beleid voldoende wordt uitgevoerd, hoeft de SUWI-organisatie dit niet in de bedrijfsvoeringsparagraaf op te nemen, ook niet over resterende onzekerheden.

3.2.6. Oude fouten en herstelbare fouten

Bij de vaststelling van de (on)rechtmatigheid zal het management moeten bepalen hoe is omgegaan met oude fouten en de uitgevoerde herstelactiviteiten. Het management kan vaststellen dat een bepaalde post niet rechtmatig is betaald en daarmee onrechtmatig is. Het is mogelijk dat deze post op basis van een foutieve beschikking is betaald.

a. Als de achterliggende (niet-rechtmatige) beschikking in het verslagjaar is genomen, dan zal de specifieke post in de jaarrekening als financiële fout aangemerkt moeten worden;

b. Als de achterliggende (niet-rechtmatige) beschikking in voorgaande verslagjaren is genomen dan zal de specifieke post in de jaarrekening van het jaar waarin de post rechtmatig is betaald, niet als financiële fout worden aangemerkt. De eerste betaaldatum waarop de beschikking betrekking heeft, is bepalend voor het toerekenen van de beschikking aan het verslagjaar. Betalingen op grond van niet-rechtmatige beschikkingen uit voorgaande verslagjaren (de tweede foutencategorie) wegen niet mee bij de bepaling van de (on)rechtmatigheid van de jaarrekening als geheel.

Door opneming in een herstelplan komen niet-rechtmatige beschikkingen uit voorgaande verslagjaren alsnog voor herstel in aanmerking. Bij de uitvoering van het herstelplan kunnen zich alsnog drie foutsituaties voordoen:

a. Financiële fout wegens ten onrechte niet uitgevoerd herstelplan. Indien het herstelplan voor een fout ten onrechte niet is uitgevoerd in het daarvoor in aanmerking genomen verslagjaar, dan wordt de niet herstelde fout (alsnog) aangemerkt als financiële fout in het verslagjaar voor de jaarrekening als geheel en per wet;

b. Financiële fout wegens foutief uitgevoerd herstelplan. Als het herstelplan voor een fout wel is uitgevoerd in het daarvoor in aanmerking komende verslagjaar maar de uitvoering is foutief, dan wordt deze fout (alsnog) aangemerkt als financiële fout in het verslagjaar voor de jaarrekening als geheel en per wet;

c. Financiële fout wegens ten onrechte niet opgesteld herstelplan. Indien er ten onrechte geen herstelplan is opgesteld, dan wordt de niet herstelde fout (alsnog) aangemerkt als financiële fout in het verslagjaar voor de jaarrekening als geheel en per wet.

Fouten worden hersteld als het juridisch mogelijk is. Bevorderd moet worden dat foutieve beschikkingen alsnog in overeenstemming worden gebracht met wet- en regelgeving. Herstel is toekomstgericht, met inachtneming van de noodzaak van herstel (rechtmatigheid) en de mogelijkheid van herstel (doelmatigheid).

Indien een fout wordt gevonden in een representatieve steekproef uit de massa betekent dit dat verwacht mag worden dat de gevonden fout gelet op de aard ervan meerdere malen voorkomt in de massa. De Raad van Bestuur/Stichting bestuur/Raad besluit of een juridisch herstelbare fout al dan niet in de gehele massa opgespoord en hersteld moeten worden. In een hiervoor op te stellen herstelplan wordt de onderbouwing en planning van de uitvoering van het herstel van de fout opgenomen. Daarbij overweegt de Raad van Bestuur/Stichting bestuur/Raad of herstelplannen voor verschillende foutsoorten tegelijk doelmatiger kunnen worden uitgevoerd. Indien de Raad van Bestuur/Stichting bestuur/Raad besluit om geen herstelplan uit te voeren waar juridisch herstel wel mogelijk is, legt de Raad van Bestuur/Stichting bestuur/Raad de motivering, de afweging van de noodzaak en de mogelijkheid van herstel en de kwantitatieve onderbouwing hiervan vast in het jaarverslag.

Voor de oude fouten en herstelactiviteiten geldt dat hierover wordt gerapporteerd bij de beleidsdoelstellingen en prestatie-indicatoren in het jaarverslag. Op deze wijze blijft het inzicht in de bijdrage van oude fouten in het rechtmatigheidspercentage bestaan. In de bedrijfsvoeringsparagraaf verantwoordt het management zich dus niet apart over de oude fouten en herstelactiviteiten (per wet). De oude fouten worden, indien onrechtmatig, meegenomen in de rapportage over de rechtmatigheid.

3.3. Financieel beheer in de bedrijfsvoeringsparagraaf

In dit onderdeel rapporteert de SUWI-organisatie over de belangrijkste tekortkomingen in het financieel beheer. Onder financieel beheer wordt verstaan het geheel van beslissingen, handelingen en regels die zijn bedoeld voor de sturing en beheersing van, alsmede de verantwoording over, de financiële transacties en de saldi waarvoor het management (mede)verantwoordelijkheid draagt. De administraties, die ten behoeve van het financieel beheer worden bijgehouden, worden eveneens tot het financieel beheer gerekend. Administraties zijn immers onlosmakelijk met een goed beheer verbonden.

Het financieel beheer dient te voldoen aan de eisen ordelijkheid en controleerbaarheid.

Onder ordelijk wordt verstaan dat het financieel beheer en de administraties in overeenstemming zijn met de in de administratieve organisatie vastgelegde procedureregels. Met controleerbaar wordt bedoeld dat de uitkomsten van het financieel beheer duidelijk worden vastgelegd, opdat achteraf controle efficiënt kan worden uitgevoerd.

De SUWI-organisatie rapporteert in het algemeen bij onvolkomenheden in het financieel beheer als die kunnen leiden tot disfunctioneren van het financieel beheer, en/of betrekking hebben op kritieke processen, en/of wijd verbreid zijn, en/of kunnen leiden of hebben geleid tot aanzienlijke risico’s. Daarnaast rapporteert de SUWI-organisatie bij dit onderdeel over de fouten (per wet) die zijn vastgesteld bij de bepaling van de financiële rechtmatigheid, maar niet tot financiële onrechtmatigheid hebben geleid.

§ 4. De accountant

4.1. Het onderzoek van de accountant

De accountant voert onderzoeksactiviteiten uit teneinde een getrouw–beeld-verklaring te kunnen afgeven. Hiertoe voert de accountant controle(s) uit naar de getrouwheid van de jaarrekening én naar de rechtmatige uitvoering daarvan (dit kunnen ook reviewwerkzaamheden zijn).

Om een uitspraak te kunnen doen over de getrouwheid van de jaarrekening (en de daarbij behorende financiële toelichtingen) zal de accountant onderzoek moeten doen:

• komt het beeld dat naar voren komt uit de verantwoordingsstaat overeen met de feiten (werkelijkheid)?

• geeft de opgenomen informatie van de balans een getrouw beeld van de werkelijkheid (zoals deze uit de administraties blijkt)?

De accountant hanteert een goedkeuringstolerantie van 1% van de omvangsbasis. Dit gebeurt afzonderlijk voor:

• totaal van de baten en lasten;

• het totaal van de lasten;

• het totaal van de baten.

De drie bedragen voor de goekeuringstolerantie worden afzonderlijk gehanteerd. Dit houdt in dat als een van de bedragen wordt overschreden de verantwoording als geheel niet kan worden goedgekeurd. Indien de som van fouten een van de tolerantiebedragen overtreft en van materieel belang is, dat wil zeggen tussen 1 en 3%, geeft de accountant in plaats van een goedkeurende accountantsverklaring een accountantsverklaring met beperking. Als de som van fouten wezenlijk is, meer dan 3%, dan voldoet de verantwoording niet aan de daaraan te stellen eisen en zal de accountant derhalve een afkeurende accountantsverklaring geven.

De situatie kan zich voordoen dat de accountant op basis van objectieve verhinderingen tijdens het onderzoek geen zekerheid kan verkrijgen over de getrouwe weergave van bepaalde financiële stromen. De beperkingen in de controle kunnen beperkt van invloed zijn op de uiteindelijke oordeelsvorming over de verantwoording maar kunnen ook leiden tot oordeelonthouding. Voor deze beperkingen zijn ook kritische grensbedragen vastgesteld. Door de accountant worden in dit geval percentages van 3% (beperking), respectievelijk 10% (oordeelonthouding) gehanteerd.

Om een uitspraak te kunnen doen over het getrouwe beeld over de rechtmatigheidsrapportage in de bedrijfsvoeringsparagraaf, zal de accountant moeten vaststellen (middels controlewerkzaamheden) of de daarin genoemde (on)rechtmatigheid en indien van toepassing rechtmatigheidsspercentages per wet volledig en juist zijn weergegeven. Met het oog op de rechtmatigheidsverantwoording van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het rechtmatigheidsonderzoek van de Algemene Rekenkamer zal de accountant het beeld dat naar voren komt in de rapportage over de rechtmatigheidpercentages per wet in de bedrijfsvoeringsparagraaf, moeten kunnen bevestigen. De accountant dient zijn controle zodanig in te richten en uit te voeren dat uit de controlebevindingen blijkt of en in welke mate rechtmatigheidsfouten en/of -⁠onzekerheden voorkomen.

Bij de controle naar de rechtmatigheid betrekt de accountant eveneens de wijze waarop is omgegaan met oude fouten. De accountant toetst de aanvaardbaarheid van het herstelplan in relatie tot de gevonden fout. Hij toetst de onderbouwing van de afweging indien niet tot herstel van de fout in de massa wordt overgegaan. De accountant rapporteert de uitkomsten van zijn toetsing in het Verslag van bevindingen.

Eveneens betrekt de accountant bij het onderzoek naar de rechtmatigheid het gevoerde M&O-beleid. M&O-beleid is een essentieel onderdeel en heeft een causaal verband met de rechtmatigheid; ontoereikend M&O-beleid leidt tot onzekerheid over de rechtmatigheid. Er bestaat een M&O-risico daar waar op basis van gegevens van een derde of een andere belanghebbende de aanspraak op en/of de hoogte van een uitkering, subsidie of verstrekking, dan wel de verplichting om een premie of een bijdrage wordt bepaald. De accountant onderzoekt het gevoerde beleid ter voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik. Hiertoe onderzoekt de accountant of er sprake is van een, de mogelijkheden en omstandigheden in aanmerking genomen, toereikend beleid ter voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik en of dit beleid voldoende is uitgevoerd. Indien hiervan geen sprake is, beoordeelt de accountant tevens of de nog bestaande onzekerheid voldoende is toegelicht in de bedrijfsvoeringsparagraaf.

4.2. De accountantsverklaring

In de accountantsverklaring spreekt de accountant een oordeel uit of de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening en de daarbij behorende financiële toelichtingen alsmede de in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag opgenomen rapportage over de rechtmatigheid een getrouw beeld geven. Fouten en onzekerheden van materieel belang die het getrouwe beeld van de financiële informatie in het jaarverslag dan wel het getrouwe beeld van de rechtmatigheidsinformatie in de bedrijfsvoeringsparagraaf aantasten, leiden tot een andere dan een goedkeurende accountantsverklaring. De goedkeuringstoleranties voor de baten, lasten en baten en lasten en de standen van de balans spelen daarom een belangrijke rol bij de afsluitende oordeelsvorming over de verantwoording. Indien fouten en/of onzekerheden met betrekking tot de getrouwe weergave één van de tolerantiegrenzen overschrijdt, zal een niet goedkeurende verklaring worden afgegeven. De omvang van de fouten en/of onzekerheden staat dan een goedkeurende verklaring in de weg.

De informatie in de bedrijfvoeringsparagraaf over de rechtmatigheid moet een getrouw beeld geven van de in het verantwoordingsjaar verrichte financiële beheershandelingen: zijn deze in overeenstemming met de van toepassing zijnde wet- en regelgeving (zie definitie financiële rechtmatigheid)? Indien van toepassing dient de accountant tevens vast te stellen dat de rechtmatigheidspercentages per wet in de bedrijfvoeringsparagraaf getrouw worden weergegeven.

Bij de controle van de rechtmatigheidsverantwoording geldt geen kwantitatieve tolerantie. Dit betekent dat in de bedrijfsvoeringsparagraaf kwantitatief onvermeld of onjuist vermelde onrechtmatigheden en onzekerheden door de accountant zullen worden beschouwd als een getrouw-beeldfout waardoor geen sprake kan zijn van een goedkeurende verklaring. De vraag wanneer een dergelijke getrouw-beeldfout respectievelijk het totaal aan dergelijke getrouw-beeldfouten dusdanig van aard is dat een verklaring met beperking dan wel een afkeurende verklaring moet worden verstrekt, is een zaak van kwalitatieve oordeelsvorming en professional judgement, waarvoor geen algemeen geldende voorschriften zijn te geven.

4.3. Het verslag van bevindingen van de accountant

De accountant legt in het verslag van bevindingen de belangrijkste uitkomsten van zijn controlewerkzaamheden vast, in elk geval met betrekking tot:

• de fouten en onzekerheden voor de bepaling van de strekking van de accountantsverklaring;

• overige fouten en onzekerheden die niet worden gehanteerd voor de bepaling van de strekking van de accountantsverklaring;

• de doelmatigheid van het beheer en organisatie (dit is niet gewijzigd ten opzichte van de huidige situatie);

• het jaarverslag (zie de uitwerking in artikel 5.10e, eerste lid, onderdelen d en e).

Met de wijzigingen in artikel 5.16 wordt het onderscheid tussen de financiële en niet-financiële informatie vastgelegd. Dit onderscheid is opgenomen omdat niet-financiële informatie niet vergelijkbaar is met financiële informatie. De mate van exactheid die bij financiële informatie wel mogelijk is niet kan worden gerealiseerd bij niet-financiële informatie. Met de wijziging wordt aangesloten bij de rijksbrede normatiek zoals vastgelegd in de Regeling periodiek evaluatieonderzoek en beleidsinformatie 2006 (Stcrt. 2006, 83). Onder betrouwbaarheid van de niet-financiële informatie wordt de ordelijke, controleerbare en deugdelijke totstandkoming van deze informatie verstaan. Dit is het geval als:

• De verantwoordelijkheden en bevoegdheden goed in het totstandkomingsproces zijn belegd;

• Het totstandkomingsproces achteraf reconstrueerbaar is;

• De niet-financiële informatie die als uitkomst van het totstandkomingsproces wordt opgeleverd op volledige en juiste wijze in de begroting, kwartaalverslagen en in het jaarverslag van de SUWI-organisatie is opgenomen. Dit betekent dat de niet-financiële informatie opgenomen in de kwartaalverslagen en het jaarverslag aansluit met de interne systemen van de SUWI-organisatie;

• De niet-financiële informatie is niet strijdig met de financiële informatie in de begroting of het jaarverslag van de SUWI-organisatie.

4. Bijlagen

Een ander element van deze regeling vormt een wijziging van een aantal bijlagen behorende bij de Regeling SUWI, waaronder de bijlagen III, IV, VI, VIII, IX, XI en XX.

In de Regeling SUWI zijn regels gesteld over onder meer de jaarrekening, het jaarverslag, het kwartaalverslag en de overige periodieke informatieverstrekking van de Centrale organisatie werk en inkomen (hierna: CWI), het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV), de Sociale verzekeringsbank (hierna: SVB) en het Inlichtingenbureau (hierna: IB) aan de Minister en Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Voorts wordt door de CWI een afzonderlijk organisatieonderdeel in stand gehouden dat de beheertaken uitvoert voor Suwinet (de infrastructuur voor de elektronische gegevensuitwisseling). Door dit organisatieonderdeel Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (hierna: BKWI) wordt apart gerapporteerd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de Minister).

De concreet te leveren informatieproducten over de hierboven genoemde onderwerpen zijn nader gespecificeerd in de bijlagen III, IV, VI, VIII, IX, XI en XX. Deze bijlagen liggen ter inzage in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De bijlagen zijn laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 24 augustus 2006 (Stcrt. 2006, 171). Bij deze wijziging is de overeengekomen reguliere informatieverstrekking ten aanzien van verslagjaar 2006 vastgelegd in de bijlagen.

Door middel van de onderhavige regeling wordt de wijze van verantwoording en informatievoorziening die ten aanzien van verslagjaar 2007 is overeengekomen met de SUWI-organisaties, vastgelegd in de bijlagen III (CWI), IV (CWI), VI (UWV), VIII (SVB), XI (IB) en XX (BKWI). De wijzigingen zijn vooraf afgestemd met de SUWI-organisaties en de Inspectie Werk en Inkomen (hierna: IWI).

De genoemde bijlagen omvatten een totaaloverzicht van de reguliere informatieverstrekkingen door de SUWI-organisaties aan de Minister. Op grond van respectievelijk de artikelen 72 en 42 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (hierna: Wet SUWI) kunnen de Minister en de IWI om aanvullende informatie verzoeken. Voor zover nodig, zullen de bijlagen jaarlijks worden geactualiseerd.

Verder dient opgemerkt te worden dat mede door wijziging van bovengenoemde bijlagen invulling wordt gegeven aan de in artikel 49 van de Wet SUWI gecreëerde mogelijkheid om te bepalen dat het kwartaalverslag van het vierde kwartaal achterwege kan blijven. Dit heeft echter geen betrekking op de kwartaalgegevens die nodig zijn voor het departementale jaarverslag, aangezien de Minister hierover jaarlijks in mei aan het parlement verantwoording aflegt. Deze zogeheten ‘VBTB-informatie’ (de prestatie-indicatoren en kengetallen die nodig zijn voor het jaarverslag van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid), dient wel gehandhaafd te blijven en op hetzelfde moment beschikbaar te komen. Dit is in de bijlagen tot uitdrukking gebracht (geen regulier verslag over het vierde kwartaal, wel beperkte informatie).

Daarnaast is het onderdeel kwantitatieve informatie per wet in bijlage VI niet langer opgenomen. In het kader van de deregulering wordt deze periodieke informatie-uitvraag voor UWV niet meer in de Regeling SUWI vastgelegd. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het UWV zullen over dit onderdeel aparte afspraken maken. Op basis van de ervaringen in 2007 met het UWV zal voor de CWI, de SVB, het IB en het BKWI bekeken worden of deze werkwijze ook van toepassing kan worden verklaard voor het verslagjaar 2008.

Verder worden nog twee bijlagen gewijzigd en twee nieuwe toegevoegd.

Ten eerste worden de bijlagen XII en XXI opnieuw vastgesteld. Bijlage XII bevat bepalingen over het Gegevensregister SUWI en in bijlage XXI is de formulering van de accountantsverklaring opgenomen.

Ten slotte worden de nieuwe bijlagen XVII en XXII toegevoegd. Bijlage XVII ziet op de niet-financiële informatievoorziening en bijlage XXII betreft een nieuw model voor de accountantsverklaring.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A (artikel 5.10b)

In dit artikel is een aantal begrippen gewijzigd, waaronder het begrip rechtmatigheid. De interpretatie van dit begrip volgt de ontwikkelingen van de rijksoverheid en is dan ook aan deze ontwikkelingen aangepast, waarbij het begrip ‘rechtmatigheid’ is gewijzigd in ‘financiële rechtmatigheid’.

Verder is artikel 5.10b uitgebreid met een definitie van bedrijfsvoeringsparagraaf aangezien dit begrip een belangrijke plaats inneemt bij de vernieuwde regels omtrent de accountantsverklaring.

Daarnaast is de definitie van formele fout komen te vervallen. Dit omdat niet langer wordt gesproken over formele fouten. Met de intrede van het begrip financiële rechtmatigheid is er alleen nog sprake van financiële fouten en niet-financiële fouten die onderdeel zijn van het financieelbeheer.

Onderdeel A (artikel 5.10c)

In het nieuwe tweede lid is vastgelegd dat de accountant aansluit bij de regels die voor de rijksoverheid gelden. Deze regels zijn vastgelegd in het Handboek Auditing Rijksoverheid. Indien wordt afgeweken van deze regels is dat in de Regeling SUWI vastgelegd.

De controlebevindingen in het zesde lid (oude vijfde lid) zijn nader gespecificeerd ten opzichte van het oude vijfde lid. Dit om te voorkomen dat bijvoorbeeld de kosten voor de verstrekking van uitkeringen op grond van de Tijdelijke regeling inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten niet onder het bereik van dit artikel vallen. Verwezen wordt naar de opsomming van de wetgeving die ziet op de verstrekking van uitkeringen. De accountant dient de controlebevindingen van deze wetten vast te stellen.

Verder zijn het zevende en achtste lid komen te vervallen omdat het M&O-beleid niet langer direct gevolgen heeft voor de strekking van de accountantsverklaring. Wel maakt het gevoerde M&O-beleid onderdeel uit van de rechtmatigheid waarover het management in de bedrijfsvoeringsparagraaf dient te rapporteren. De accountant zal bij de bepaling van de accountantsverklaring wel de getrouwheid van deze rapportage (over dit M&O-beleid) moeten meewegen (zie artikel 5.10d, vierde lid).

Onderdeel A (artikel 5.10d)

De belangrijkste wijzigingen van artikel 5.10d betreffen het ingevoegde eerste en vierde lid.

In het eerste lid wordt als gevolg van de wijziging van de accountantsverklaring naar een getrouw-beeld-verklaring nader aangegeven dat de financiële fouten en onzekerheden betrekking hebben op zowel het getrouwe beeld van de jaarrekening en de daarbij behorende financiële toelichtingen als ook betrekking hebben op rechtmatigheidsinformatie in de bedrijfsvoeringsparagraaf.

Verder is in het ingevoegde vierde lid aangegeven dat naast de kwantitatieve getrouw-beeldfouten in de jaarrekening, het getrouw-beeld over de rechtmatigheidspassage in de bedrijfsvoeringsparagraaf mee wordt gewogen bij de bepaling van de strekking van de accountantsverklaring. Dit betekent dat in de bedrijfsvoeringsparagraaf kwantitatief onvermeld of onjuist vermelde onrechtmatigheden en onzekerheden door de accountant zullen worden beschouwd als een getrouw-beeldfout die dient te worden meegewogen in de strekking van de af te geven accountantsverklaring. Bij kwantitatieve getrouw-beeldfouten kan geen sprake zijn van een goedkeurende verklaring. De vraag wanneer een dergelijke getrouw-beeldfout respectievelijk het totaal aan dergelijke getrouw-beeldfouten dusdanig van aard is dat een verklaring met beperking dan wel een afkeurende verklaring moet worden verstrekt, is een zaak van kwalitatieve oordeelsvorming en professional judgement, waarvoor geen algemeen geldende voorschriften zijn te geven.

Ten slotte wordt in het vijfde lid niet meer verwezen naar bijlage XXI, maar naar bijlage XXII. Bijlage XXII bevat een model voor een accountantsverklaring die is toegespitst op de nieuwe regelgeving hieromtrent. Bijlage XXI met het ‘oude’ model voor een accountantsverklaring heeft echter nog gelding door middel van de overgangsbepaling. Dit is noodzakelijk omdat dit model nog voor een bepaalde periode van toepassing dient te blijven op de CWI, de RWI en het IB. (zie ook de toelichting op artikel I, onderdeel D)

Onderdeel A (artikel 5.10e)

Met het schrappen van passages in het eerste lid, onderdelen a, b, c en d worden de bepalingen die in het verslag van bevindingen dienen te worden opgenomen, beperkt tot de hoofdlijnen.

Als gevolg van de wijziging in de accountantsverklaring en de rapportage van het management in de bedrijfsvoeringsparagraaf, maakt ‘de rechtmatigheid’ in het tweede lid niet langer deel uit van de het toetsingskader van de accountant ter bepaling van de accountantsverklaring. De accountant hanteert alleen de getrouwheid ter bepaling van zijn verklaring.

Verder komt in het tweede lid de eis ‘voor de prestatie-indicatoren tevens de getrouwheid als in de gegeven omstandigheden is vereist’ te vervallen. Met deze wijziging sluit het toetsingskader dat de accountant hanteert bij zijn controlewerkzaamheden aan bij de rijksbrede gehanteerde normen die gelden voor de niet-financiële informatie, te weten ordelijk, controleerbaar en deugdelijk zoals vastgelegd in de Regeling periodiek evaluatieonderzoek en beleidsinformatie 2006.

Onderdeel B (artikel 5.16)

In het eerste lid, onderdeel c, vervalt het begrip betrouwbaarheid. Voor niet-financiële informatie is met deze wijziging niet langer de eis van betrouwbaarheid opgenomen zoals deze voor financiële informatie geldt. Voor de niet-financiële informatie zijn normen opgenomen, die zijn vastgelegd in de bijlage XVII, behorende bij het nieuwe eerste lid, onderdeel d (zie ook de toelichting op artikel I, onderdeel E). Deze normatiek is in lijn met de rijksbreed geldende normen.

In het gewijzigde derde lid is vastgelegd dat de rapportage over de kwaliteit van de informatievoorziening in het jaarverslag dient te worden opgenomen.

Onderdeel C (artikel 6.2)

Bijlage XII (‘Gegevensregister SUWI 3.0’), bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de Regeling SUWI, is vervangen door een nieuwe bijlage XII (‘Gegevensregister SUWI 4.0’).

Het Gegevensregister SUWI beschrijft de (cliënt)gegevens die tussen de SUWI-ketenpartijen worden uitgewisseld. Het register legt de betekenis van de gegevens vast, evenals de wijze waarop de gegevens worden gecodeerd in de gemeenschappelijke taal voor elektronische uitwisseling in het SUWI-domein, te weten SuwiML. Het gegevensregister is door de ketenpartijen geactualiseerd, onder andere wat betreft het overzicht van partijen en uitwisselingsmomenten, deelmodellen als onderdeel van het conceptuele gegevensmodel SUWI en tekstuele aanpassingen ter verduidelijking. De belangrijkste aanvullingen en wijzigingen vloeien voort uit de ontwikkeling van het digitaal klantdossier voor werk en inkomen, in het kader waarvan nieuwe gegevens zullen worden uitgewisseld. Zoals voor alle gegevens worden hiervan de beschrijving, definitie, formaat en waardebereik met het gegevensregister vastgelegd.

Bijlage XII ligt ter inzage in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Tevens is deze te raadplegen via www.bkwi.nl.

Onderdeel D (artikel 7.14)

Artikel I, onderdelen A, B, E , F (gedeeltelijk) en G, werken terug tot en met 1 januari 2006 (zie ook de toelichting op artikel II). Echter, in artikel 7.14 wordt bepaald dat de CWI, de RWI en het IB voor het boekjaar 2006 (voor de RWI ook voor het boekjaar 2007) nog een aantal bepalingen blijven toepassen zoals ze golden voordat deze wijzigingsregeling in werking is getreden. Dat houdt toepassing in van de bepalingen zoals ze luidden voordat ze gewijzigd werden door deze regeling en deze wijzigingen terugwerkende kracht werd verleend. Hiervoor is gekozen om voldoende implementatietijd te creëren.

Er worden in deze bepaling echter twee uitzonderingen gemaakt.

De eerste uitzondering vormt artikel 5.10e. In de overgangsbepaling is geregeld dat genoemde organisaties het ‘oude’ artikel 5.10e nog kunnen toepassen over het boekjaar 2006, met uitzondering van de tekst in het tweede lid, bij d. De wijziging bij d ziet namelijk op niet-financiële informatie en dient om die reden ook terug te werken over 2006 voor de CWI, de RWI en het IB. De tekst in het tweede lid, bij e, die nieuw is, is door deze overgangsbepaling nog niet van toepassing voor genoemde organisaties over het boekjaar 2006.

De tweede uitzondering betreft bijlage XXI. In deze bijlage, die behoort bij artikel 5.10d, is een ‘oud’ model van de accountantsverklaring opgenomen die bij deze wijzigingsregeling wordt gewijzigd. Deze bijlage XXI dient dan ook in gewijzigde vorm te worden toegepast voor boekjaar 2006 (en 2007 voor RWI) en niet zoals de bijlage luidde voordat die gewijzigd werd.

Aangezien in het nieuwe artikel 5.10d, vijfde lid, niet meer naar bijlage XXI, maar naar bijlage XXII wordt verwezen, heeft deze wijziging van bijlage XXI geen gevolgen voor het UWV en de SVB. Deze overgangsbepaling is op hen niet van toepassing, waardoor zij al voor boekjaar 2006 gebruik dienen te maken van het ‘nieuwe’ model van de accountantsverklaring.

Onderdeel E (Bijlage XVII)

Er wordt een nieuwe bijlage aan de Regeling SUWI toegevoegd die behoort bij artikel 5.16.

In de bijlage wordt bepaald op welke manier de niet-financiële informatievoorziening dient te worden vormgegeven.

Onderdeel F (Bijlagen III, IV, VI, VIII, IX, XI, XII, XX en XXI)

In dit onderdeel worden de bijlagen III, IV, VI, VIII, IX, XI, XII en XX vervangen door nieuwe bijlagen (zie de algemene toelichting, hoofdstuk 3). Daarnaast wordt ook de bijlage XXI opnieuw vastgesteld. In deze bijlage is de formulering van de accountantsverklaring opgenomen. Met de vervanging van deze bijlage is de modelformulering aangepast aan de wijzigingen in de internationale en nationale gedrags- en beroepsregels voor accountants.

Onderdeel G (Bijlage XXII)

Deze bijlage betreft het nieuwe model van de accountantsverklaring die vanaf boekjaar 2006 door het UWV en de SVB wordt toegepast, vanaf boekjaar 2007 tevens door de CWI en het IB en vanaf boekjaar 2008 ten slotte ook door de RWI. In de tussentijd worden door de CWI, het IB en de RWI nog het ‘oude’ model van de accountantsverklaring toegepast, dat is neergelegd in bijlage XXI.

Artikel II (Inwerkingtreding)

Enkele wijzigingen in deze regeling werken terug tot en met 1 januari 2006, dit omdat het dan voor de SUWI-organisaties mogelijk is om die bepalingen al toe te passen over het boekjaar 2006.

Echter, de CWI, de RWI en het IB passen sommige wijzigingen die terugwerkende kracht is verleend nog niet toe over het boekjaar 2006, vandaar dat in artikel 7.14 een overgangsbepaling is gecreëerd. (zie ook de toelichting op artikel I, onderdeel D).

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

Naar boven