Wijziging Warenwetregeling vaststelling van tarieven voor retributies levensmiddelen

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 22 februari 2007, nr. VGP/VV 2750473, houdende wijziging van de Warenwetregeling vaststelling van tarieven voor retributies levensmiddelen inzake de beoordeling van nieuwe voedingsmiddelen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3, derde lid, van het Warenwetbesluit Nieuwe voedingsmiddelen;

Besluit:

Artikel I

In de Warenwetregeling vaststelling van tarieven voor retributies levensmiddelen1 wordt na artikel 14 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 14a

1. De retributie voor het opstellen van een advies, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a, van het Warenwetbesluit Nieuwe voedingsmiddelen, bedraagt € 2.150,–.

2. De retributie voor het opstellen van een verslag, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b, van het Warenwetbesluit Nieuwe voedingsmiddelen, bedraagt € 26.500,–.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.F. Hoogervorst.

Toelichting

Sinds 16 mei 1997 is van kracht verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (PbEG L 43), verder te noemen: verordening (EG) 258/97.

Verordening (EG) 258/97 stelt regels inzake het in de handel brengen van nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten in de Europese Unie. Hierbij spelen de lidstaten van de Europese Unie een belangrijke rol, met name bij het vaststellen van adviezen over en eerste beoordelingen van voor de eerste keer in de handel te brengen producten. In de artikelen 3 tot en met 6, van verordening (EG) 258/97, is beschreven op welke wijze dat gebeurt. Voor Nederland zijn ter zake nadere voorschriften vastgesteld bij het Warenwetbesluit Nieuwe voedingsmiddelen.

Tot 1 januari 2005 werden de in de voorgaande alinea bedoelde adviezen en eerste beoordelingen, in Nederland vastgesteld door de Gezondheidsraad. Inmiddels is besloten deze taak te laten uitvoeren door het Agentschap CBG.

Het opstellen van bovengenoemd advies of het verslag van de eerste beoordeling is een vorm van toelating, bedoeld in het rapport ‘Maat houden’ inzake het doorberekenen van kosten voor toelating of voor preventieve of repressieve handhaving van voorschriften (Stcrt. 2000, 90). Volgens vast regeringsbeleid dienen de kosten daarvan te worden doorberekend aan de bedrijven die een individueel toerekenbaar profijt/voordeel van deze toelating genieten. In de Memorie van toelichting bij de indiening van het wetsvoorstel tot wijziging van de Vleeskeuringswet en de Warenwet inzake de heffing van retributies (Kamerstukken II, 2000–2001, 27 698, nr. 3) is dit uitgebreid toegelicht.

In artikel 3, tweede lid, van het Warenwetbesluit Nieuwe voedingsmiddelen is daarom bepaald dat voor het opstellen van bovengenoemd advies of het verslag van de eerste beoordeling, per ingediende aanvraag een retributie in rekening zal worden gebracht. De tarieven van deze retributies zijn vastgesteld bij artikel I van deze regeling (artikel 14a van de Warenwetregeling vaststelling van tarieven voor retributies levensmiddelen). Hierbij zijn de desbetreffende uitgangspunten, bedoeld in het rapport ‘Maat houden’, in acht genomen.

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

  • 1

    Stcrt. 2006, 60; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 12 december 2006, Stcrt. 248.

Naar boven