Wijziging Warenwetregeling Verontreinigingen in levensmiddelen

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 22 februari 2007, nr. VGP/VV 2750251, houdende wijziging van de Warenwetregeling Verontreinigingen in levensmiddelen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en van Economische Zaken;

Gelet op:

– verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 december 2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PbEU L 364);

– artikel 15, eerste lid, van de Warenwet;

– artikel 12, derde lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen;

Besluit:

Artikel I

De Warenwetregeling Verontreinigingen in levensmiddelen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, onder c, komt te luiden:

c. verordening (EG) 1881/2006: verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 december 2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PbEU L 364);.

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 1, eerste lid, 3, en 5, van verordening (EG) 1881/2006.

C

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

In afwijking van de bijlage I, punt 1.1, van verordening (EG) 1881/2006, bedraagt het nitraatgehalte van in Nederland geproduceerde, niet voor uitvoer bestemde spinazie ten hoogste:

a. 4500 mg/kg, voor spinazie die geoogst is in de periode van 1 oktober tot en met 31 maart;

b. 3500 mg/kg, voor spinazie die geoogst is in de periode van 1 april tot en met 30 september.

D

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid vervolgens wordt ‘verordening (EG) 466/2001’ steeds vervangen door: verordening (EG) 1881/2006.

E

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

3. In het tweede lid (nieuw) wordt ‘artikel 10, zesde lid’ vervangen door: artikel 10, tweede lid.

4. In het derde lid (nieuw) wordt ‘artikel 10, zevende lid’ vervangen door: artikel 10, derde lid.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J. F. Hoogervorst.

Toelichting

Op 16 maart 2001 is gepubliceerd verordening (EG) 466/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PbEG L 77), verder te noemen: verordening (EG) 466/2001. Verordening (EG) 466/2001 is sindsdien vele keren gewijzigd.

Handelen in strijd met verordening (EG) 466/2001 is verboden bij artikel 2, negende lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen, verder te noemen: BBL. Voorts zijn bij de artikelen 8, 10 en 13, van de Warenwetregeling Verontreinigingen in levensmiddelen (verder: de Warenwetregeling) voorschriften vastgesteld die verband houden met verordening (EG) 466/2001.

Op 20 december 2006 is gepubliceerd verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 december 2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PbEU L 364), verder te noemen: verordening (EG) 1881/2006. De redenen die hebben geleid tot de vaststelling van deze verordening zijn uiteengezet in de 64 overwegingen bij deze verordening.

Verordening (EG) 1881/2006 vervangt met ingang van 1 maart 2007 verordening (EG) 466/2001. In verband daarmee dient met ingang van 1 maart 2007 handelen in strijd met verordening (EG) 1881/2006 verboden te worden, en is wijziging van de Warenwetregeling noodzakelijk. Deze regeling zorgt daarvoor.

Bij artikel I, onder B, wordt een artikel 1a ingevoegd dat handelen in strijd met verordening (EG) 1881/2006 verbiedt. Deze tijdelijke, op artikel 15, eerste lid, van de Warenwet, gebaseerde verbodsbepaling is noodzakelijk aangezien de ter zake vereiste wijziging van artikel 2, negende lid, van het BBL, niet tijdig voor 1 maart 2007 gereed zal zijn. Bij de inwerkingtreding van de desbetreffende wijziging van het BBL, zal het tijdelijke artikel 1a van de Warenwetregeling van rechtswege vervallen.

Bij artikel I, onder C, wordt artikel 8 van de Warenwetregeling aangepast aan de totstandkoming van verordening (EG) 1881/2006. Van de gelegenheid is daarbij gebruik gemaakt de zomer- en winterperioden in de Warenwetregeling en verordening (EG) 1881/2006, gelijk te trekken. Hiermee zijn de normen in artikel 8 van de Warenwetregeling meer in overeenstemming met de (Nederlandse) praktijk.

Bij artikel I, onder D en E, worden de artikelen 10 en 13 van de Warenwetregeling gewijzigd, aangezien richtlijn 2002/69/EG1 met ingang van 1 maart 2007 wordt ingetrokken en vervangen door verordening (EG) 1883/2006/EG2 .

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

  • 1

    Stcrt. 1999, 30; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 21 maart 2006, Stcrt. 61.

Naar boven