Wijziging Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2007 (wijzigingen in de Milieulijst)
Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 21 februari 2007, nr. DGM/SB2007018477, houdende wijziging van de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2007 (wijzigingen in de Milieulijst)
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën en na overleg met de Minister van Economische Zaken en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Gelet op de artikelen 3.31, tweede lid, en 3.42a van de Wet inkomstenbelasting 2001;
Besluit:
Artikel I
In de Milieulijst milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen 2007, behorende bij de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 20071 , worden na bedrijfsmiddel B 1080 Rijsimulator de omschrijvingen van de volgende bedrijfsmiddelen ingevoegd:
F 1090
Groen Label Kas
bestemd voor: het bedrijfsmatig telen van gewassen in een Groen Label Kas:
– waarvan is vastgesteld dat de kas voldoet aan de eisen van het Certificatieschema Groen Label Kas 7.0, met een minimum niveau van 90 punten voor kassen die aan de criteria voor lichte stookteelt moeten voldoen en 115 punten voor kassen die aan de criteria voor zware stookteelt moeten voldoen. Dat voldaan wordt aan de eisen van het Certificatieschema Groen Label Kas 7.0 moet blijken uit een voorlopig certificaat Groen Label Kas dat voor de meldingsdatum is afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie hiervoor geaccrediteerde organisatie. Om in aanmerking te komen voor milieu-investeringsaftrek en voor willekeurige afschrijving milieu-investeringen, moeten alle kassen voldoen aan de criteria voor zware stookteelt, met uitzondering van kassen waarin minder dan 25 m3/m2 aardgasequivalenten per jaar worden verbruikt. Deze kassen kunnen vallen onder de criteria voor lichtestook-/heteluchtteelten,
– waarvan voor een nieuw op te richten opstand van een glastuinbouwbedrijf als bedoeld in het Besluit glastuinbouw door het bevoegde gezag voor de opstand een bouwvergunning is afgegeven die rechtsgeldig is ten tijde van de aanmelding, en
– waarbij binnen drie jaar na afgifte van het voorlopig certificaat een definitief certificaat wordt overlegd, dan wel binnen vier jaar een definitief certificaat wordt overhandigd volgens de dan vigerende maatlat Groen Label Kas,
en bestaande uit: Groen Label Kas, kasdek, gevels, teelttechnische en klimaattechnische voorzieningen.
Exclusief: assimilatiebelichting, bedrijfsruimte, energieschermen, en voorzieningen voor het opslaan en produceren van CO2, elektriciteit en warmte.
Toelichting: De bouwvergunning die voor nieuw op te richten glasopstanden wordt vereist, moet door het bevoegd gezag zijn afgegeven voordat de melding wordt gedaan. De bezwaar- en beroepsprocedure voor die bouwvergunning hoeft echter niet te worden afgewacht.
Voor alle kassen die onder criteria voor lichtestook-/heteluchtteelt worden gecertificeerd moet bij definitieve oplevering worden aangetoond dat het totale energieverbruik op basis van minimaal 1 jaar teelt minder is geweest dan 25 m3/m2 aardgasequivalenten per jaar. De tuinder dient dit aan te tonen door na 1 jaar teelt het werkelijke energiegebruik van het voorgaande jaar te laten controleren op basis van facturen en meetgegevens en de gegevens in het energiecertificaat.
Het Certificatieschema Groen Label Kas 7.0, ligt ter inzage in de bibliotheek van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Het certificatieschema is ook te downloaden via www.groenlabelkas.nl.
F 1113
Ammoniakarme en diervriendelijke varkensstal
bestemd voor: het op duurzame en diervriendelijke wijze houden van varkens in een stal die voldoet aan de eisen van de Appendix bij deze regeling (Maatlat Duurzame Veehouderij 2007),
en bestaande uit: ruimten waarin dieren worden gehuisvest, stalinrichting, klimaattechnische en voertechnische systemen, ammoniakemissiereducerende systemen, mestafvoer en -opslag.
Toelichting: Zodra er een door de Raad van de Accreditatie hiervoor geaccrediteerde certificatie instelling is aangewezen, zal Senternovem aan de hand van het door deze certificatie instelling afgegeven certificaat toetsen of is voldaan aan de eisen van de Maatlat Duurzame Veehouderij. Investeringen die technisch noodzakelijk zijn om een bestaande stal te laten voldoen aan de eisen van de Maatlat komen ook in aanmerking voor MIA en Vamil, voor zover deze enkel dienstbaar zijn aan de stal.
F 1123
Ammoniakarme en diervriendelijke pluimveestal
bestemd voor: het op duurzame en diervriendelijke wijze houden van pluimvee in een stal die voldoet aan de eisen van de Appendix bij deze regeling (Maatlat Duurzame Veehouderij 2007),
en bestaande uit: ruimten waarin dieren worden gehuisvest, stalinrichting, klimaattechnische en voertechnische systemen, ammoniakemissiereducerende systemen, mestafvoer en -opslag.
Toelichting: Zodra er een door de Raad van de Accreditatie hiervoor geaccrediteerde certificatie instelling is aangewezen, zal Senternovem aan de hand van het door deze certificatie instelling afgegeven certificaat toetsen of is voldaan aan de eisen van de Maatlat Duurzame Veehouderij. Investeringen die technisch noodzakelijk zijn om een bestaande stal te laten voldoen aan de eisen van de Maatlat komen ook in aanmerking voor MIA en Vamil, voor zover deze enkel dienstbaar zijn aan de stal.
A1101
Ammoniakarme rundveestal
bestemd voor: het houden van rundvee in stallen met een lage ammoniakemissie,
en bestaande uit: een stal voorzien van een huisvestingssysteem dat in bijlage 1 van de Regeling ammoniak en veehouderij is opgenomen en waarvan de emissiefactor lager is dan de maximale emissiewaarde voor de betreffende diercategorie in bijlage 1 van het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij of, indien voor de betreffende diercategorie of onderdelen daarvan in bijlage 1 van de Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij geen maximale emissiewaarde is vastgesteld, waarvan de emissiefactor als gevolg van de toepassing van emissiearme technieken lager is dan van een traditioneel huisvestingssysteem.
A1102
Ombouw naar ammoniakarme rundveestal
bestemd voor: het houden van rundvee in stallen met een lage ammoniakemissie,
en bestaande uit: aanpassing van een bestaande stal door deze te voorzien van een huisvestingssysteem dat in bijlage 1 van de Regeling ammoniak en veehouderij is opgenomen en waarvan de emissiefactor lager is dan de maximale emissiewaarde voor de betreffende diercategorie in bijlage 1 van het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij of, indien voor de betreffende diercategorie of onderdelen daarvan in bijlage 1 van de Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij geen maximale emissiewaarde is vastgesteld, waarvan de emissiefactor als gevolg van de toepassing van emissiearme technieken lager is dan van een traditioneel huisvestingssysteem.
Artikel II
Na de bijlage, Milieulijst milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen 2007, behorende bij de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2007, wordt de appendix als opgenomen bij deze regeling, toegevoegd.
Artikel III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2007.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 21 februari 2007.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. van Geel.
Appendix, behorende bij de bedrijfsmiddelen F 1113 en F 1123 uit de Milieulijst milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen 2007
Maatlat Duurzame Veehouderij 2007
1. Deze appendix wordt aangehaald als: Maatlat Duurzame Veehouderij 2007 (MDV-2007).
2. In deze appendix wordt verstaan onder:
a. diercategorie: hoofdcategorieën varkens en pluimvee als vermeld in de stalbeschrijvingen van de Wet Ammoniak en Veehouderij,
b. ammoniakemissie: hoeveelheid ammoniak, in kilogrammen ammoniak, die per dierplaats per jaar wordt geëmitteerd,
c. ammoniakmaatlat: maatlat op grond van de ammoniakemissie van stalsystemen,
d. dierwelzijnsmaatlat: maatlat bestaande uit de onderdelen ruimte, water, voer, substraat, licht en bioritmiek, controle op bedrijfsmanagement.
3. De hoofdcategorie pluimvee is onderverdeeld in de categorieën:
a. opfok legouderdieren en opfok leghennen,
b. productie legouderdieren en productie leghennen,
c. opfok vleeskuikenouderdieren,
d. productie vleeskuikenouderdieren,
e. vleeskuikens.
4. De hoofdcategorie varkens is onderverdeeld in de categorieën:
a. guste en dragende zeugen,
b. kraamzeugen,
c. gespeende biggen,
d. vleesvarkens.
5. Om in aanmerking te komen voor de MIA\Vamil-regeling, dient een bedrijf punten te behalen op de ammoniakmaatlat en op de dierenwelzijnsmaatlat. Voor beide maatlatten is een minimum aantal punten aangegeven en voor de overige punten (de zogenaamde vrije ruimte) kan de ondernemer zelf kiezen of ze behaald worden op de ammoniakmaatlat of de dierenwelzijnmaatlat of een combinatie van beide. Systemen die niet in de ammoniakmaatlat zijn genoemd maar aantoonbaar een ten minste gelijke ammoniakreductie veroorzaken, voldoen aan hetzelfde puntenaantal als de systemen die in de ammoniakmaatlat zijn genoemd.
1. Maatregelen voor de categorie pluimvee
Opfok legouderdieren en leghennen
Niveau voor MIA\VAMIL | Aantal punten |
---|
Minimum ammoniakmaatlat | 71 |
Minimum dierenwelzijnmaatlat | 14 |
Vrije ruimte | 7 |
Totaal | 92 |
Ammoniakmaatlat
RAV nr | Systeem | Punten |
---|
E 1.8 | volièrehuisvesting | |
E 1.8.1 | opfokhuisvesting minimaal 50% van de leefruimte is rooster, met daaronder een mestband. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages | 71 |
E 1.8.2 | opfokhuisvesting minimaal 65–70% van de leefruimte is rooster, met daaronder een mestband met 0,3 m3 per dier mestbeluchting. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages | 82 |
E 1.9 | chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie; grondhuisvesting (Groen Label BB 00.06.089/A00.06.090) | 90 |
E 1.9 | chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie; volierehuisvesting (Groen Label BB 00.06.089/A00.06.090) | 90 |
E 6.4 | nageschakelde technieken, droogtunnel met geperforeerde banden | 90 |
Dierenwelzijnmaatlat opfok legouderdieren en leghennen
Ontwerp-parameter | Keuzemaatregelen | Punten |
---|
Ruimte | Gangbaar 24 dieren/m2 | 0 |
| 23 dieren/m2 | 2 |
| 22 dieren/m2 | 4 |
| 21 dieren/m2 | 6 |
| 20 dieren/m2 | 8 |
| 19 dieren/m2 | 10 |
| 18 dieren/m2 | 12 |
| oriëntatiemogelijkheden in lengte stal (schotjes, gaas e.d.) | 2 |
| Overdekte uitloop: 20% van staloppervlak | 2 |
| 50% van staloppervlak | 4 |
| Buitenuitloop vanaf 7 wk: 1/3 beschutting egaal verdeeld, minimaal 1 m2 per hen, grotendeels uit manipuleerbare bodem | 10 |
| met wisselbeweiding | 2 |
| wering roofdieren (hek, schrikdraad) en roofvogels | 2 |
| Verhoogde zitstokken: aanwezig vanaf dag 1 (2,5 cm/dier, dieren moeten eronderdoor kunnen) | 6 |
| aanwezig vanaf 7 wk (10 cm/dier, dieren moeten eronderdoor kunnen) | 6 |
| met afgeronde hoeken | 2 |
water | waterlijnen per afdeling regelbaar | 4 |
| watermeetsysteem in stal | 1 |
voer | voerweger aanwezig | 1 |
| voersysteem per afdeling regelbaar | 4 |
| spinfeeder/systeem om in strooisel te voeren | 4 |
| graanverstrekkingsysteem (bijv. spinfeeer) | 4 |
| ruwvoerverstrekkingssystemen | 4 |
Klimaat, luchtkwaliteit en thermoregulatie | emissiebeperkende stalinrichting | 2 |
| beluchtingssysteem met buitenlucht (b.v. mest/strooisel) | 4 |
| stofreductiesysteem | 2 |
| strooiseldroging | 2 |
Licht en bioritmiek | Voldoende licht op dierniveau dimbaar/loklampje | |
| min. 20 lux op dierniveau | 1 |
| Kunstlicht: geen laagfrequent: | 1 |
| regelbaar per niveau in de stal | 1 |
| ‘normale’ kleur licht (geen rood, groen, blauw, geen Natrium) | 1 |
| Daglicht: regelbaar daglicht | 4 |
| diffuus daglicht, geen direct zonlicht | 4 |
| min. 3% van vloeropp. daglicht verdeeld over stal | 4 |
Controle op bedrijfsmanagement | pc met managementsysteem aanwezig | 1 |
| bloedluisafvangsysteem | 1 |
| alarminstallatie met doormelding | 1 |
Productie legouderdieren en leghennen
Niveau voor MIA\VAMIL | Aantal punten |
---|
Minimum ammoniakmaatlat | 12 |
Minimum dierenwelzijnmaatlat | 23 |
Vrije ruimte | 9 |
Totaal | 44 |
Legouderdieren en leghennen in productie
RAV nr | Systeem | Punten |
---|
E 2.5.2 | mestbandbatterij met geforceerde mestdroging, belucht met 0,7 m3 lucht per dier per uur. Mestafdraaien per vijf dagen; de mest heeft dan een droge stofgehalte van minimaal 55% (Groen Label BB 97.07.058) | 8 |
E 2.5.3 | batterijhuisvesting volgens categorie E 2.5.1 met chemisch luchtwassysteem met 90% emissiereductie; | 69 |
E 2.5.4 | batterijhuisvesting volgens categorie E 2.5.2 met chemisch luchtwassysteem met 90% emissiereductie; | 92 |
E2.5.5 | Verrijkte kooien met mestbandbeluchting (0,7 m3 per dier per uur) | 79 |
E 2.8 | grondhuisvesting met beluchting onder gedeeltelijk verhoogde roostervloer (perfosysteem) (Groen Label BB 00.06.088) met vlakke vloer | 12 |
E 2.8 | grondhuisvesting met beluchting onder gedeeltelijk verhoogde roostervloer (perfosysteem) (Groen Label BB 00.06.088) met verdiepte put | 12 |
E 2.10 | chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie; volière- en grondhuisvesting (Groen Label BB 00.06.089) – scharrel | 74 |
E 2.10 | chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie; volière- en grondhuisvesting (Groen Label BB 00.06.089) – volière | 74 |
E 2.11.1 | minimaal 50% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages | 28 |
E 2.11.2 | 50% van de leefruimte roosters met daaronder een mestband met beluchting. Mestbanden minimaal tweemaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages. | 56 |
E 2.11.3 | 30–35% van de leefruimte roosters met daaronder een mestband met 0,7 m3 per dier per uur mestbeluchting. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages. | 80 |
E 2.11.4 | 55–60% van de leefruimte roosters met daaronder een mestband met 0,7 m3 per dier per uur mestbeluchting. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages. | 70 |
E 2.12.1 | scharrelstal in twee verdiepingen met mestbanden onder de roosters (twee maal per week afdraaien), bezetting 9 dieren per m1 | 46 |
E 2.12.2 | scharrelhuisvesting met frequente mest- en strooiselverwijdering | 15 |
Legouderdieren en leghennen in productie
Ontwerpparameter | Keuzemaatregelen | Punten |
---|
Ruimte | Wettelijk kader = huidig wettelijk kader bij niet-kooisystemen = 9 hennen/m2 | |
| 8 hennen/m2 bruikbaar oppervlak | 2 |
| 7 hennen/m2 bruikbaar oppervlak | 4 |
| 6 hennen/m2 bruikbaar oppervlak | 6 |
| 5 hennen/m2 bruikbaar oppervlak | 8 |
| 4 hennen/m2 bruikbaar oppervlak | 10 |
| Inrichting/verrijking ruimte: | |
| Oriëntatiemogelijkheden in de lengte van de stal (b.v. schotjes, gaas) | 2 |
| nesten: min. 100 cm2/hen | 1 |
| min. 120 cm2/hen | 2 |
| individueel wegrolnest, naar achter afrollend | 1 |
| compartimentering rijen nesten (b.v. d.m.v. schotjes) | 1 |
| strooiselnest | 2 |
| Nesten: gescheiden nest-zone | 4 |
| Zitstokken: wettelijk kader = 15 cm zitstok/dier | |
| 18 cm/dier | 1 |
| afgeronde kanten | 2 |
| gescheiden rustzone (bijv. zitstokniveau, zitstokruiters, rustniveaus) | 4 |
| Overdekte uitloop: 20% van staloppervlak | 2 |
| 50% van staloppervlak | 4 |
| Buitenuitloop: Basis = min. 4 m2, met min. 3–5% beschutting/bomen, struiken, opgaande gewassen, egaal verdeeld, grotendeels bestaand uit manipuleerbare bodem | 10 |
| Extra punten voor buitenuitloop: | |
| met 5–10% beschutting/bomen, struiken, opgaande gewassen, egaal verdeeld | 4 |
| met >10% beschutting/bomen, struiken, opgaande gewassen, egaal verdeeld | 8 |
| wisselbeweiding | 2 |
| wering roofdieren (hek, schrikdraad) en roofvogels | 2 |
substraat | strooiseldoseersysteem | 4 |
| strooiseldroging | 1 |
Water en voer | watermeetsysteem in de stal | 1 |
| water achterste helft overdekte uitloop | 1 |
| graanverstrekkingsysteem (b.v. spinfeeder) | 4 |
| installatie voor CCM- of ander zuur voer verstrekking aanwezig | 2 |
| ruwvoerverstrekkingsysteem | 4 |
Klimaat, luchtkwaliteit en thermoregulatie | emissiebeperkende stalinrichting | 2 |
| beluchtingssysteem met buitenlucht (b.v. mest/strooisel) | 4 |
| stofreductiesysteem | 2 |
| opwarmmogelijkheid | 1 |
Licht en bioritmiek | Voldoende licht op dierniveau, gehele legperiode dimbaar/loklampje | |
| min. 20 lux op dierniveau | 1 |
| Kunstlicht: geen laagfrequent: | 1 |
| regelbaar per niveau in de stal | 1 |
| ‘normale’ kleur licht (geen rood, groen, blauw, geen Natrium): | 1 |
| Daglicht: regelbaar daglicht | 4 |
| diffuus daglicht, geen direct zonlicht | 4 |
| min. 3% van vloeropp. daglicht verdeeld over stal | 4 |
Controle op bedrijfsmanagement | pc met managementsysteem aanwezig | 1 |
| bloedluisafvangsysteem | 1 |
| automatisch dierweegsysteem | 1 |
| alarminstallatie met doormelding | 1 |
Opfok vleeskuikenouderdieren
Om in aanmerking te komen voor de MIA\VAMIL-regeling, dient een bedrijf wat betreft ammoniak emissie onder de 188 gram NH3 per dierplaats per jaar te komen en 17 punten behalen op de dierenwelzijnmaatlat.
Niveau voor MIA\VAMIL | Aantal punten |
---|
Norm ammoniak | Minder dan 0.188 kg NH3/dierplaats/jaar |
Minimum dierenwelzijnmaatlat | 17 |
Vleeskuikenouderdieren opfok
Ontwerpparameter | Keuzemaatregelen | Aantal punten |
---|
Ruimte | Gangbaar 10 dieren/m2 | |
| 8 dieren/m2 | 2 |
| 6 dieren/m2 | 4 |
| Overdekte uitloop: 20% van staloppervlak, permanent beschikbaar | 4 |
| Buitenuitloop: 1/3 beschutting egaal verdeeld, minimaal 1 m2 per hen, wering roofdieren (hek, schrikdraad) en roofvogels | 6 |
| met wisselbeweiding | 2 |
| manipuleerbare bodem | 2 |
| verticale ruimte: zitstokken of plateaus aanwezig | 4 |
substraat | zand, turfmolm, zaagsel | 1 |
water | gangbaar water: voer = 2:1 (dus beperkt) | 0 |
| watermeetsysteem in stal | 1 |
voer | spinfeeder/systeem om in strooisel te voeren | 8 |
Klimaat, luchtkwaliteit en thermoregulatie | stofreductiesysteem | 2 |
Licht en bioritmiek | Voldoende licht op dierniveau, dimbaar/loklampje | |
| min. 20 lux op dierniveau | 1 |
| Kunstlicht: geen laagfrequent: | 4 |
| ‘normale’ kleur licht (geen rood, groen, blauw, geen Natrium): | 2 |
| Daglicht: regelbaar daglicht | 2 |
| diffuus daglicht, geen direct zonlicht | 2 |
| min. 3% van vloeropp. daglicht verdeeld over stal | 2 |
Controle op bedrijfsmanagement | alarminstallatie met doormelding | 1 |
| pc met managementsysteem aanwezig | 1 |
| bloedluisafvangsysteem | 1 |
| opvang voor achtergebleven dieren | 4 |
Productie vleeskuikenouderdieren
Niveau voor MIA\VAMIL | Aantal punten |
---|
Minimum ammoniakmaatlat | 43 |
Minimum dierenwelzijnmaatlat | 10 |
Vrije ruimte | 4 |
Totaal | 57 |
Vleeskuikenouderdieren productie
RAV nr | Systeem | Punten |
---|
E 4.1 | groepskooi voorzien van mestband en geforceerde mestdroging (voor nageschakelde technieken: zie E 6) (Groen Label BB 95.12.039; BB 95.12.039/A 96.06.041) | 82 |
E 4.2 | volièrehuisvesting met geforceerde mestdroging voor nageschakelde technieken: zie E 6) (Groen Label BB 97.01.050; BB 97.01.050/ A 99.02.067) | 61 |
E 4.3 | volièrehuisvesting met geforceerde mest-en strooiseldroging (voor nageschakelde technieken: zie E 6) (Groen Label BB 97.01.053; BB 97.01.053/A 99.02.068) | 70 |
E 4.4 | grondhuisvesting met mestbeluchting | |
E 4.4.1 | mestbeluchting van bovenaf | 43 |
E 4.5 | perfosysteem op gedeeltelijk verhoogde roostervloer (Groen Label BB 98.10.066) | 47 |
E 4.6 | chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie; volière- en grondhuisvesting (Groen Label BB 00.06.089/B 00.06.091) | 87 |
Dierenwelzijn vleeskuikenouderdieren productie
Ontwerpparameter | Keuzemaatregelen | Punten |
---|
Ruimte | wettelijk 1300 cm2/dier incl. plateaus | 0 |
| 1500 cm2/dier | 2 |
| 1700 cm2/dier | 4 |
| Overdekte uitloop: 20% van staloppervlak | 4 |
| Buitenuitloop: min. 4m2, met min. 3–5% beschutting/bomen, struiken, opgaande gewassen, egaal verdeeld | 8 |
| Extra punten voor buitenuitloop: | |
| met 5–10% beschutting/bomen, struiken, opgaande gewassen, egaal verdeeld | 4 |
| met > 10% beschutting/bomen, struiken, opgaande gewassen, egaal verdeeld | 8 |
| wisselbeweiding | 2 |
| bodem manipuleerbaar, bijv zand | 2 |
| zitstokken (verticale ruimte): stoklengte 7 cm/dier = wettelijk | 0 |
| zitstoklengte min 15 cm/dier | 2 |
| compartimenttering dmv schotten aanwezig (minder beschadiging en uitval) | 8 |
| tot 4000 dieren per afdeling (minder beschadiging en uitval) | 6 |
substraat | Oppervlakte: min. 300 cm2/dier of 1/3 van bruikbaar oppervlak = strooisel | 0 |
| strooiseldroging | 6 |
water | gangbaar water: voer = 2:1 (dus beperkt) | 0 |
| voldoende drinknippels = wettelijk | 0 |
| watermeetsysteem in stal | 1 |
voer | gescheiden hanenvoersysteem | 8 |
| mechanisch graanstrooisysteem | 6 |
Klimaat, luchtkwaliteit en thermoregulatie | stalverwarming | 4 |
| stofreductiesysteem | 2 |
| geconditioneerde luchtinlaat | 4 |
| nevelkoeling | 2 |
| mestafvoer onder beun of mestdroging | 2 |
licht en bioritmiek | Voldoende licht op dierniveau, gehele legperiode dimbaar/loklampje | |
| min. 20 lux op dierniveau | 1 |
| Kunstlicht: geen laagfrequent: | 2 |
| ‘normale’ kleur licht (geen rood, groen, blauw, geen Natrium): | 1 |
| Daglicht: regelbaar daglicht | 2 |
| diffuus daglicht, geen direct zonlicht | 2 |
| min. 3% van vloeropp. daglicht verdeeld over stal | 2 |
Controle op bedrijfsmanagement | pc met managementsysteem aanwezig | 1 |
| alarminstallatie met doormelding | 1 |
| bloedluisafvangsysteem | 1 |
| opvang voor achtergebleven dieren | 2 |
Vleeskuikens
Niveau voor MIA\VAMIL | Aantal punten |
---|
Minimum ammoniakmaatlat | 18 |
Minimum dierenwelzijnmaatlat | 9 |
Vrije ruimte | 7 |
Totaal | 34 |
Ammoniakmaatlat vleeskuikens
RAV nr | Systeem voor vleeskuikens | Punten |
---|
E 5.1 | zwevende vloer met strooiseldroging (Groen Label BB 93.03.002; BB 93.03.002/A 94.04.017V1; BB 93.03.002/B 96.04.034; BB 93.03.002/C 96.10.048) | 89 |
E 5.2 | geperforeerde vloer met strooiseldroging (Groen Label BB 94.04.016; BB 94.04.016/A 96.10.047) | 69 |
E 5.3 | etagesysteem met volledige roostervloer en mestbandbeluchting (Groen Label BB 97.07.057) | 89 |
E 5.4 | chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie, grondhuisvesting Groen Label BB 00.02.083; BB 00.06.089/C 00.06.092) | 82 |
E 5.6 | vleeskuikensstal met mixluchtventilatie | 18 |
Dierenwelzijnmaatlat vleeskuikens
Ontwerpparameter | Keuzemaatregelen | Punten |
---|
Ruimte | Inrichting/verrijking ruimte: | |
| Zitstokken of zitplateau aanwezig | 2 |
| Overdekte uitloop: min. 100 cm2 per dier, permanente beschikking | 4 |
| Buitenuitloop: min. 1 m2 per dier, 1/3 beschutting egaal verdeeld, goede wering | |
| tegen roofvogels en roofdieren | 6 |
| wisselbeweiding | 2 |
| bodem manipuleerbaar voor het dier, bv. zand | 2 |
Substraat | Strooiseldroging | 3 |
Drinkwater | Water permanent beschikbaar = basiseis | 0 |
| Watermeetsysteem in de stal | 1 |
Voer | Voldoende ruimte aan rechte of ronde voergoot bij wettelijk kader | 0 |
| Stimulatie natuurlijk voeropnamegedrag (scharrelen): | |
| Mechanisch graan strooi systeem | 3 |
| Voerweger aanwezig | 1 |
Klimaat, luchtkwaliteit en thermoregulatie | Voorkomen hittestress en koudestress: | |
| Systeem met geconditioneerde luchtlinlaat | 10 |
| Combinatie vloerverwarming en vloerkoeling | 4 |
| Koeling d.m.v. verneveling | 4 |
| Extra ventilatoren geplaatst | 2 |
| Luchtkwaliteit: | |
| Stofreductiesyteem | 1 |
Licht en bioritmiek | Lichtniveau: 20 lux op dierniveau | 1 |
| Kunstlicht: ‘normale’ kleur licht (geen rood, groen, blauw, natrium) | 2 |
| geen laagfrequent licht | 1 |
| afwisselende lichtintensiteit toegepast in de lichtperiode | 1 |
| Daglicht: minimaal 3% van het vloeroppervlak daglicht verdeeld over de stal | 2 |
| regelbaar daglicht | 1 |
| diffuus daglicht, geen direct zonlicht | 1 |
Controle op bedrijfsmanagement | PC met managementsysteem aanwezig | 1 |
| alarminstallatie met doormelding | 1 |
2. Maatregelen voor de categorie Varkens
Guste en dragende zeugen
Niveau voor MIA\VAMIL | Aantal punten |
---|
Minimum ammoniakmaatlat | 4 |
Minimum dierenwelzijnmaatlat | 45 |
Vrije ruimte | 5 |
Totaal | 54 |
Ammoniakmaatlat guste en dragende zeugen
Rav nr | Systeem | Aantal punten |
---|
D 1.3.3. | Spoelgotensysteem met dunne mest | 4 |
D 1.3.4. | Mestopvang en spoelen met aangezuurde vloeistof BB 96.04.036V1/A 98.10.061 | 31 |
D 1.3.9 | Groepshuisvestingssysteem, zonder strobed met metalen driekantrooster en schuine putwanden in mestkanaal | 12 |
D 1.3.8.2 | Koeldeksysteem (135%). Nog geen rekening gehouden met energieopbrengst | 15 |
D 1.3.6 | Biologisch luchtwassysteem (70%) spuiwater afgezet als mest | 50 |
D 1.3.6 | – indien spuiwater afgezet op eigen land | 50 |
D 1.3.7 | Chemisch luchtwassysteem (70%) | 50 |
D 1.3.11 | Chemisch luchtwassysteem (95%) | 92 |
Dierenwelzijnmaatlat guste en dragende zeugen
Thema | Keuzemaatregelen | Aantal punten |
---|
Ruimte | Permanent beschikbaar oppervlak per dier: | |
| ≥ 2,50 m2 | 5 |
| ≥ 2,75 m2 | 8 |
| ≥ 3,00 m2 | 10 |
| Aanwezigheid permanent toegankelijke buitenuitloop (verhard, 1 m2 per dier) | 3 |
| Onverharde uitloop (tenminste 5 m2 per dier) gedurende enkele uren per dag | 5 |
| Weidegang (tenminste 100 m2 per zeug) gedurende enkele uren per dag | 15 |
| Groepsgrootte | |
| < 20 zeugen | 0 |
| < 40 zeugen | 2 |
| < 60 zeugen | 4 |
| < 80 zeugen | 6 |
| ≥ 80 zeugen | 8 |
Rustplaats | Oppervlak dichte vloer per dier: | |
| 1,3 m2 dichte vloer = wettelijk kader | 0 |
| ≥ 1,5 m2 dichte vloer | 4 |
| ≥ 1,7 m2 dichte vloer | 7 |
| Uitvoering ligplaats: | |
| bolle vloer/ vloer onder afschot | 0 |
| bolle vloer/vloer onder afschot met vloerisolatie | 1 |
| volledig ingestrooide ligruimte | 8 |
| Hokindeling met scheiding functiegebieden | 5 |
Verrijkingsmateriaal* | Materialen zijn permanent beschikbaar en toegankelijk: | |
| Kwaliteit verrijkingsmateriaal: | |
| wroetbaar | 2 |
| eetbaar | 1 |
| noviteit/verversing (tenminste wekelijks) | 1 |
| Toegankelijkheid verrijkingsmateriaal (vermenigvuldigingsfactor): | |
| toegankelijk voor < 15% van de dieren tegelijkertijd | 1 |
| toegankelijk voor < 25% van de dieren tegelijkertijd | 2 |
| toegankelijk voor < 50% van de dieren tegelijkertijd | 3 |
| toegankelijk voor ≥ 50% van de dieren tegelijkertijd | 4 |
Drinkwater | Water is permanent beschikbaar = basiseis | 0 |
| Watermeetsysteem per afdeling | 1 |
Voer | Voergift: | |
| krachtvoer wordt op groepsniveau verstrekt (bv lange trog) | 0 |
| Krachtvoer wordt op individu-niveau verstrekt (bv voerdosator) | 3 |
| Krachtvoer wordt op individu-niveau ingesteld (bv voerstation) | 5 |
| (Aangepast) krachtvoer staat onbeperkt ter Beschikking | 7 |
| Bescherming tijdens het vreten: | |
| Zeugen staan onbeschermd te vreten | 0 |
| Zeugen staan tussen (schoft)hekjes te vreten | 2 |
| Zeugen staan volledig beschermd en ongestoord (ingesloten) te vreten | 5 |
| Wijze van voeren: | |
| zeugen moeten na elkaar eten (volledig volgtijdig) | 0 |
| een aantal zeugen kan tegelijkertijd eten | 3 |
| Alle zeugen kunnen tegelijkertijd vreten | 5 |
| Ruwvoer: | |
| De zeugen hebben permanent de beschikking over ruwvoer (anders dan stro), machinaal verstrekt | 5 |
Uitvoering mestplaats | Uitvoering mestplaats: | |
| dichte vloer (63 Leroux bij aanleg) met gierafvoer | 1 |
| geprofileerde metaalroosters | 0 |
| gietijzeren roosters | 2 |
| betonroosters (63 Leroux bij aanschaf) | 2 |
| ingestrooide mestruimte | 3 |
Samenstellen groepen | Groepssamenstelling: | |
| vaste groep (samenstellen voor of enkele dagen na het dekken) | 10 |
| wisselgroep, waaraan steeds zeugen worden toegevoegd | 0 |
| Aparte of aanvullende ruimte voor het samenstellen van een nieuwe groep: | |
| totaal beschikbaar < 5,0 m2/dier | 0 |
| totaal beschikbaar ≥ 5,0 m2/zeug | 5 |
| totaal beschikbaar ≥ 10 m2/zeug | 8 |
| vluchtvoorzieningen in de mengruimte (schotjes/boxen) | 2 |
Tijdelijke opvang (zieke) dieren | In de afdeling kan een afzondergelegenheid met voer en water worden gecreëerd om een incidentele zeug, indien nodig, tijdelijk af te zonderen | 5 |
Klimaat, luchtkwaliteit en thermoregulatie | Emissiebeperkende inrichting in de stal (luchtwasser valt hier derhalve niet onder) Voorkomen hittestress: | 3 |
| Conditioneren ingaande stallucht (bijv. luchtinlaat onder bolle vloer, grondwaterkoeling, grondbuisventilatie) | 3 |
| Verneveling water boven rooster/douche | 5 |
Licht en bioritmiek | Daglichttoetreding: tenminste 2% van het vloeroppervlak via lichtdoorlatend oppervlak in muren of dak | 2 |
Zelfverzorging | Schuurvoorziening (schuurpaal/borstel) | 2 |
| Zoelgelegenheid, alleen in combinatie met onverharde buitenuitloop | 6 |
* Managementmaatregelen zoals handmatig stro verstrekken vallen niet onder MIA VAMIL.
Kraamzeugen
Niveau voor MIA\VAMIL | Aantal punten |
---|
Minimum ammoniakmaatlat | 14 |
Minimum dierenwelzijnmaatlat | 21 |
Vrije ruimte | 8 |
Totaal | 43 |
Ammoniak maatlat kraamzeugen
Rav nr | Systeem | Aantal punten |
---|
| Gedeeltelijk roostervloer | |
D 1.2.12 | Koeldeksysteem (150%) | 17 |
D 1.2.9 | Schuif in halfronde mestgoot | 14 |
| Volledig roostervloer | |
D 1.2.10 | Biologisch luchtwassysteem (70%) | 14 |
D 1.2.10 | – indien spuiwater afgezet op eigen land | 14 |
D 1.2.11 | Chemisch luchtwassysteem (70%) | 14 |
D 1.2.15 | Chemisch luchtwassysteem (95%) | 86 |
Dierenwelzijnmaatlat kraamzeugen
Ontwerpparameter | Keuzemaatregelen | Aantal punten |
---|
Ruimte | Bewegingsvrijheid zeug: | |
| Zeug staat gedurende hele kraamfase ingesloten in een box | 0 |
| Zeug staat tot max. 1 week na het werpen ingesloten in een box, alleen bij > 5 m2 | 10 |
| Zeug wordt niet ingesloten in een box (alleen vanaf meer dan 6 m2) | 20 |
| Zeug heeft toegang tot buitenuitloop (2,5 m2, alleen vanaf 7 m2) | 3 |
| Bewegingsruimte biggen (en loslopende zeug): | |
| totaal hokoppervlak < 4,5 m2 | 0 |
| totaal hokoppervlak ≥ 4,5 m2 | 5 |
| totaal hokoppervlak ≥ 5,0 m2 | 8 |
| totaal hokoppervlak ≥ 6,0 m2 (mogelijk in combinatie met buitenuitloop) | 10 |
| totaal hokoppervlak ≥ 7,0 m2 (mogelijk in combinatie met buitenuitloop) | 15 |
Rustplaats | Uitvoering ligplaats zeug: | |
| volledig rooster (1,3 m2 metaalrooster) | 0 |
| dichte, harde vloer onder de zeug van minimaal 1,40 m lengte | 2 |
| dichte, zachte vloer (bv geplastificeerd metaal) onder de zeug van minimaal 1,40 m lengte | 4 |
| ingestrooide dichte vloer onder de zeug | 5 |
| Afgeschermde ligplaats voor de biggen: | |
| tenminste 0,6 m2/toom = wettelijk kader | 0 |
| ≥ 0,8 m2/toom | 4 |
| ≥ 1,0 m2/toom | 6 |
| ≥ 1,2 m2/toom | 7 |
Bescherming pasgeboren biggen | Zeug staat minimaal gedurende eerste week na werpen ingesloten in een kraambox | 8 |
| Biggen hebben eerste week geen toegang tot staande zeug (bv wegzakkende biggennesten) | 4 |
| Veiligheidsbeugels = gangbaar bij lopende zeug | 0 |
Verrijkingsmateriaal* | Kwaliteit verrijkingsmateriaal (aanvulling handje zaagsel): | |
| Wroetbaar | 1 |
| Bijtbaar | 1 |
| Eetbaar | 1 |
| noviteit/verversing (tenminste dagelijks aanvullen) | 2 |
| Toegankelijkheid verrijkingsmateriaal (vermenigvuldigingsfactor): | |
| toegankelijk voor de zeug | Factor 1 |
| toegankelijk voor de biggen | Factor 2 |
| toegankelijk voor zeug en biggen | Factor 3 |
Drinkwater | Water is permanent beschikbaar = basiseis | 0 |
| Water is goed toegankelijk voor zeug en biggen = gangbaar | 0 |
| Watermeetsysteem per afdeling | 1 |
Voer | Voerverstrekking zeug: | |
| Zeug krijgt voer middels voorraadvoedering met zelfdoseerder | 2 |
| Bijvoeren biggen: | |
| bijvoeren biggen vanaf 2 weken leeftijd | 2 |
Uitvoering | betonrooster: niet toegestaan | |
mestplaats | dichte betonvloer zonder gierafvoer: niet toegestaan in MDV | 0 |
| dichte betonvloer (tenminste 63 Leroux bij aanleg) met gierafvoer en dagelijkse mestverwijdering | 2 |
| geprofileerde (metaal) roosters | 1 |
| gietijzeren roosters | 2 |
| dik ingestrooide mestruimte voor de zeug | 3 |
Klimaat, luchtkwaliteit en thermoregulatie | Emissiebeperkende inrichting in de stal (luchtwasser valt hier derhalve niet onder) | 3 |
| Voorkomen hittestress zeug: | |
| Conditioneren ingaande stallucht met luchtaanvoer bij kop van de zeug | 3 |
| Vloerkoeling onder de zeug | 5 |
| Microklimaat biggen: | |
| Vloerverwarming | 2 |
| warmtelamp | 2 |
| onderkomen | 2 |
Licht en bioritmiek | Daglichttoetreding: tenminste 2 % van het vloeroppervlak via lichtdoorlatend oppervlak in muren of dak | 2 |
Zelfverzorging | Schuurvoorziening (schuurpaal/borstel) | 2 |
Speenleeftijd | Gemiddelde speenleeftijd > 21 dagen | 0 |
| Gemiddelde speenleeftijd > 28 dagen | 5 |
| Gemiddelde speenleeftijd > 35 dagen bij loslopende zeugen | 8 |
| Gemiddelde speenleeftijd > 35 dagen bij ingesloten zeugen | 0 |
* Managementmaatregelen zoals handmatig stro verstrekken vallen niet onder MIA VAMIL.
Gespeende biggen
Niveau voor MIA\VAMIL
| Aantal punten |
---|
Minimum ammoniakmaatlat | 9 |
Minimum dierenwelzijnmaatlat | 21 |
Vrije ruimte | 7 |
Totaal | 36 |
Ammoniakmaatlat gespeende biggen
Rav nr | Systeem | Punten |
---|
| Gedeeltelijk roostervloer | |
D 1.1.12.1 | Opfokhok met schuine putwand ongeacht groepsgrootte (max. 0,07 m2 emitterend oppervlak) | 26 |
D 1.1.12.2 | Opfokhok met schuine putwand groepen < 30 biggen; emitterend oppervlak > 0,07 en < 0,10 m2 | 9 |
D 1.1.12.3 | Opfokhok met schuine putwand grote groepen > 30 biggen; emitterend oppervlak > 0,07 en < 0,10 m2 | 22 |
D 1.1.11.2 | Koeldeksysteem (150%) (hokopp. > 0,35 m2 /big) | 17 |
D 1.1.3.2 | Mestgoot met schuine wand en ontmestingssysteem (hokopp. > 0,35 m2 /big) | 30 |
| Volledig roostervloer | |
D 1.1.3.2 | Mestgoot met schuine wand en ontmestings-systeem (hokopp. > 0,35 m2/big) | 30 |
D 1.1.6.2 | Mestopvang in en spoelen met zuur (hokopp. > 0,35 m2/ig) BB96.04.038V2 VR | 13 |
D 1.1.11.2 | Koeldeksysteem (150%) 3) (hokopp./dier > 0,35 m2) | 17 |
D 1.1.13 | Water- en mestkanaal volledig rooster | 13 |
D 1.1.14.2 | Chemisch luchtwassysteem (95%) (hokopp. 4/dier > 0,35 m2) | 83 |
Dierenwelzijnsmaatlat gespeende biggen
Ontwerpparameter | Keuzemaatregelen | Aantal punten |
---|
Ruimte | Permanent beschikbaar oppervlak per dier: | |
| ≥ 0,3 m2 = huidig wettelijk kader | 0 |
| ≥ 0,4 m2 (verplicht vanaf 2013) | 5 |
| ≥ 0,5 m2 (mogelijk met buitenuitloop van 0,15 m2) | 10 |
| ≥ 0,6 m2 (mogelijk met buitenuitloop van 0,15 m2) | 13 |
| ≥ 0,8 m2 (mogelijk met buitenuitloop van 0,15 m2) | 15 |
| Aanwezigheid buitenuitloop, permanent beschikbaar | 1 |
Ontwerpparameter | Keuzemaatregelen | Aantal punten |
---|
| Groepsgrootte: | |
| t/m 9 dieren per hok | 0 |
| 10 t/m 19 dieren per hok | 2 |
| 20 t/m 29 dieren per hok | 4 |
| 30 t/m 49 dieren per hok | 2 |
| ≥ 50 dieren per hok | 0 |
Rustplaats | Volledig rooster | 0 |
| Dichte vloer ≥ 0,15 m2 per dier | 1 |
| Dichte vloer ≥ 0,20 m2 per dier | 4 |
| Dichte vloer ≥ 0,25 m2 per dier | 6 |
| Dichte vloer ≥ 0,30 m2 per dier | 8 |
| Dichte vloer ≥ 0,40 m2 per dier | 9 |
| Toeslag vloerverwarming | 2 |
| Toeslag ingestrooide ligruimte, machinaal verstrekt | 4 |
Verrijkingsmateriaal* | Materialen zijn permanent beschikbaar en toegankelijk: basiseis | 0 |
| Kwaliteit verrijkingsmateriaal: | |
| wroetbaar | 1 |
| bijtbaar | 1 |
| eetbaar | 1 |
| noviteit/verversing (tenminste wekelijks aanvullen) | 2 |
| Toegankelijkheid verrijkingsmateriaal(vermenigvuldigingsfactor): | - |
| toegankelijk voor 1 of 2 dieren tegelijkertijd | factor 1 |
| toegankelijk voor 3 t/m 40% van de dieren | factor 2 |
| toegankelijk voor meer dan 40% en minder dan 75 % van de dieren | factor 3 |
| toegankelijk voor meer dan 75% van de dieren tegelijkertijd | factor 4 |
Drinkwater | Water is permanent beschikbaar = basiseis | 0 |
| Watermeetsysteem per afdeling | 1 |
Voer | Voorraadvoedering (semi) ad lib: | |
| tenminste 1 vreetplaats per 10 dieren | 0 |
| tenminste 1 vreetplaats per 8 dieren | 1 |
| tenminste 1 vreetplaats per 6 dieren | 2 |
| tenminste 1 vreetplaats per 4 dieren | 3 |
| Voeren in maaltijden (voor ieder dier een vreetplaats): | |
| 0,18 m1 troglengte per dier | 3 |
| 0,20 m1 troglengte per dier | 5 |
| trogverdelers | 2 |
Uitvoering mestplaats | Oppervlak mestplaats tenminste 0,5 m2 aaneengesloten = basiseis | 0 |
| glad afgewerkte metaalroosters (gangbaar verondersteld) | 0 |
| geprofileerde metaalroosters | 1 |
| gietijzeren roosters | 2 |
| hard kunststofroosters, niet met bolle vloer | 2 |
| geplastificeerde metaalroosters | 3 |
Klimaat, luchtwaliteit en thermoregulatie | Emissiebeperkende inrichting in de stal (luchtwasser valt hier derhalve niet onder) | 3 |
| Inhoud stalruimte tenminste 1,2 m3/dier | 2 |
| Ruimteverwarming (gangbaar verondersteld) | 0 |
| Voorkomen hittestress: | |
| Conditioneren ingaande stallucht (bijv. luchtinlaat onder bolle vloer, grondwaterkoeling, grondbuisventilatie) | 3 |
| Verneveling water boven rooster/douche | 5 |
| Aanwezigheid klimaatgescheiden gebieden: | |
| binnen – binnen (onverwarmd onderkomen) | 3 |
| binnen – binnen (verwarmd onderkomen) | 5 |
Licht en bioritmiek | Daglichttoetreding: tenminste 2% van het vloeroppervlak via lichtdoorlatend oppervlak in muren of dak | 2 |
Zelfverzorging | Schuurvoorziening (schuurpaal/borstel) | 2 |
* Managementmaatregelen zoals handmatig stro verstrekken vallen niet onder MIA VAMIL
Vleesvarkens
Niveau voor MIA\VAMIL | Aantal punten |
---|
Minimum ammoniakmaatlat | 7 |
Minimum dierenwelzijnmaatlat | 16 |
Vrije ruimte | 7 |
Totaal | 30 |
Ammoniakmaatlat vleesvarkens
RAV-nr | Beschrijving | Aantal punten |
---|
D 3.2.4.2 | Mestopvang in formaldehyde i.c.m. metaalrooster en hokoppervlak > 0,8 m2 | 21 |
D 3.2.6.1.1 | Koeldek 200 %, metaalrooster en max. emitterend mestoppervlak 0,8 m2 | 14 |
D 3.2.6.1.2 | Koeldek 200 %, metaalrooster en max emitterend mestoppervlak 0,5 m2 | 29 |
D 3.2.7.1.1 | IC-V met metaalrooster en max. emitterend mestoppervlak 0,18 m2 | 29 |
D 3.2.7.1.2 | IC-V met metaalrooster en max. emitterend mestoppervlak > 0,18 en < 0,27 m2 | 14 |
D 3.2.7.2.1 | IC-V met willekeurig roostertype en max. emitterend mestoppervlak 0,18 m2 | 14 |
D 3.2.8.2 | Biologisch luchtwassysteem 70% | 21 |
D 3.2.9.2 | Chemisch luchtwassysteem 70% | 21 |
D 3.2.12.2 | Spoelgotensysteem met metalen driekantroosters, hokoppervlak > 0,8 m2 | 7 |
D 3.2.14.2 | Chemisch luchtwassysteem 95% | 87 |
Dierenwelzijnmaatlat vleesvarkens
Ontwerpparameter | Keuzemaatregelen | Aantal punten |
---|
Ruimte | Permanent beschikbaar oppervlak per dier: | |
| – ≥ 1,0 m2 (verplicht vanaf 2013) | 6 |
| – ≥ 1,2 m2 | 10 |
| – ≥ 1,4 m2 | 13 |
| – ≥ 1,6 m2 | 15 |
| – ≥ 2,25 m2 | 17 |
| Groepsgrootte: | |
| – t/m 15 dieren per hok | 0 |
| – 15 t/m 40 dieren per hok | 1 |
| – ≥ 40 dieren per hok | 3 |
| Aanwezigheid buitenuitloop (≥ 0,6 m2/dier en tenminste 1,4 m2 totaaloppervlak) zonder klimaatgescheiden gebieden | 3 |
| Aanwezigheid buitenuitloop: (≥ 0,6 m2/dier en tenminste 1,4 m2 totaaloppervlak) met klimaatgescheiden gebieden | 8 |
Rustplaats | Dicht vloeroppervlak per dier: | |
| – ≥ 0,4 m2 | 5 |
| – ≥ 0,5 m2 | 8 |
| – ≥ 0,6 m2 | 10 |
| – ≥ 0,7 m2 | 12 |
| – ≥ 0,9 m2 | 13 |
| Uitvoering ligruimte: | |
| – Stroeve, strak afgewerkte bolle vloer/vloer afschot (+/- 63 leroux bij aanleg) | 0 |
| – Stroeve, strak afgewerkte bolle vloer/vloer afschot (+/- 63 leroux bij aanleg) + verwarming | 2 |
| – Ingestrooide ligruimte | 5 |
Verrijkingsmateriaal* | | |
Drinkwater | Tenminste 1 drinkwatervoorziening per 12 dieren = basiseis | 0 |
| Watermeetsysteem per afdeling | 1 |
Voer | Voorraad voedering (semi) ad lib: | |
| – tenminste 1 vreetplaats per 12 dieren = basiseis | 0 |
| – tenminste 1 vreetplaats per 6 dieren | 3 |
| Voeren in maaltijden (voor ieder dier een vreetplaats): | |
| – 0,30 m1 troglengte per dier | 2 |
| – 0,33 m1 troglengte per dier | 4 |
| – 0,36 m1 troglengte per dier | 5 |
| – trogverdelers | 2 |
Uitvoering mestplaats | Vloeruitvoering: | |
| – geprofileerde (metaal)roosters | 0 |
| – gietijzeren roosters | 1 |
| – betonroosters (tenminste 63 Leroux bij aanschaf) | 5 |
| – dichte betonvloer (tenminste 63 Leroux bij aanleg) met gierafvoer en dagelijkse mestverwijdering | 3 |
| – dik ingestrooide mestruimte met regelmatige mestverwijdering | 6 |
Klimaat, luchtkwaliteit en thermoregulatie | Emissiebeperkende inrichting in de stal (luchtwasser valt hier derhalve niet onder) | 3 |
| Inhoud stalruimte tenminste 2,4 m3/dier | 2 |
| Voorkomen hittestress: | |
| – Conditioneren ingaande stallucht (bijv. luchtinlaat onder bolle vloer, grondwaterkoeling, grondbuisventilatie) | 3 |
| – Verneveling water boven rooster/douche | 5 |
| Aanwezigheid klimaatgescheiden gebieden: | |
| – binnen – binnen (onderkomen ≥ 0,4 m2/dier) | 3 |
| – binnen – buiten (uitloop ≥ 0,6 m2/dier) | 5 |
Licht en bioritmiek | Daglichttoetreding: tenminste 2 % van het vloeroppervlak via lichtdoorlatend oppervlak in muren of dak | 2 |
Zelfverzorging | Schuurvoorziening (schuurpaal/borstel) | 2 |
* managementmaatregelen zoals handmatig stro verstrekken vallen niet onder MIA VAMIL, zie ook de andere diercategorieën
Toelichting
Met de onderhavige wijziging zijn de volgende bedrijfsmiddelen toegevoegd aan de Milieulijst milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen 2007, bijlage behorende bij de artikelen 1 en 2 van de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2007 (de MIA/VAMIL):
F1090 Groen Label Kas, F1113 Ammoniakarme en Diervriendelijke Varkensstal, F1123 Ammoniakarme en Diervriendelijke Pluimveestal en A1101 Rundveestal met lage Ammoniakemissie.
Onderhavige wijziging van de MIA\VAMIL werkt terug tot en met 1 januari 2007.
Aangezien deze wijziging van de MIA\VAMIL technische specificaties bevat die vergezeld gaan van fiscale of financiële maatregelen die van invloed zijn op het gebruik van producten doordat zij naleving van technische specificaties aanmoedigen, zoals bedoeld in artikel 1, punt 11, tweede alinea, derde streepje, van de richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG (PbEG L 217), is de ontwerpregeling op 20 februari 2007 (notificatienummer 2007/0095/NL) gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van die richtlijn.
Groen Label Kas
Sinds enkele jaren wordt het concept Groen Label Kas gestimuleerd via de MIA\VAMIL en de Regeling groenprojecten (Groen beleggen). Het ambitieniveau van de Groen Label Kas is daarbij een aantal opeenvolgende jaren aangescherpt. De laatste herziening van het Groen Label Kas certificaat heeft plaatsgevonden in 2004. Inmiddels is een herziening van het Certificatieschema ingezet.
Voor de technische eisen die van toepassing zijn op de Groen Label Kassen, wordt sinds 2005 verwezen naar het Certificatieschema Groen Label Kas 7.0. Dit Certificatieschema is sinds 2006 niet meer integraal opgenomen in een appendix bij de bijlage van de regeling, maar ligt ter inzage in de bibliotheek bij het ministerie van VROM. Bovendien is het Certificatieschema te downloaden via www.groenlabelkas.nl.
Voor de MIA is het noodzakelijk om gelet op het beschikbare budget een afweging te maken tussen enerzijds de hoogte van het aftrekpercentage voor investeringen en anderzijds de grondslag van de aan te wijzen investeringen. Daarbij was met name het grote beroep op de MIA in 2006 door investeringen in Groen Label Kassen van belang. Er is ervoor gekozen de kassen op een niveau van 40% MIA te stimuleren, maar met aangescherpte eisen. Ten eerste moeten alle kassen voortaan voldoen aan de eisen voor zware stookteelt met uitzondering van kassen waarin tot 25 m3/m2 aardgasequivalenten per jaar worden verbruikt. Deze kassen kunnen vallen onder de criteria voor lichtestook-/heteluchtteelten. Voor alle kassen die onder criteria voor lichtestook-/heteluchtteelt worden gecertificeerd moet bij definitieve oplevering worden aangetoond dat het totale energieverbruik op basis van minimaal 1 jaar teelt minder minder is geweest dan 25 m3/m2. De tuinder dient dit aan te tonen door na 1 jaar teelt het werkelijk energiegebruik van het voorgaande jaar te laten controleren op basis van facturen en meetgegevens en de gegevens in het energiecertificaat. De opdeling in lichtestook-/heteluchtteelt op basis van de stooklijn in januari (17 graden Celsius) komt hiermee te vervallen. Ten tweede is het vereiste puntenaantal om in aanmerking te komen voor MIA/VAMIL verhoogd naar 90 punten voor lichte stook en 115 punten voor zware stook.
Maatlat Duurzame Veehouderij
In de plaats van ammoniakarme stallen voor pluimvee en varkens zijn nu stallen in de Milieulijst opgenomen die voldoen aan de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV). Hierbij is, het te verwachten volume aan investeringen in oog nemend, gekozen voor een MIA-percentage van 40%. De maatlat richt zich in eerste instantie op ammoniak en dierenwelzijn. Om te voldoen aan de maatlat moet er een minimum aantal punten worden behaald op zowel ammoniakgebied als dierenwelzijnsgebied. Daarnaast moeten een aantal ‘vrije’ punten worden behaald op ammoniakgebied of dierenwelzijnsgebied. Het voornemen is de maatlat geleidelijk uit te breiden met andere duurzaamheidsthema’s. Voor melkveestallen blijven vooralsnog de oude ammoniakeisen gelden met een niveau van 30% MIA. Voor deze stallen zal de MDV met bijbehorend MIA-percentage van 40% zo spoedig mogelijk worden ingevoerd.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
P.L.B.A. van Geel