Wijziging diverse regelingen Kadaster

6 december 2006

Corsa No. 06.052729

Het bestuur van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers,

Gelet op de artikelen 4a, tweede lid, 7e, derde lid, 8, tweede en derde lid, 9, zesde lid, 9a, 10, 11, zesde lid, 11a, eerste tot en met vijfde lid, 11b, tweede, achtste en tiende lid, 11c, eerste tot en met derde lid, 12, 13, 14a, derde lid, 14b, derde en vierde lid, 15 tot en met 17, 44, tweede lid, 46, tweede en derde lid, 46a, tweede lid en derde lid, en 107 van de Kadasterwet, alsmede op artikel 2, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994;

Besluit:

Artikel I

De Kadasterregeling 19941 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt na de dubbele punt ingevoegd: de.

2. In onderdeel d wordt ‘Kadasterwet’ vervangen door: wet.

3. In onderdeel e wordt voor ‘perceel’ ingevoegd: een.

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma worden tien onderdelen toegevoegd, luidende:

f. de integriteitswaarde: de unieke waarde voor een gegevensbestand of een verzameling van gegevensbestanden, waarmee het ongewijzigd zijn ervan kan worden gecontroleerd;

g. het certificaat: het certificaat, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel rr, van de Telecommunicatiewet;

h. het gekwalificeerde certificaat: het gekwalificeerde certificaat, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel ss, van de Telecommunicatiewet;

i. de certificatiedienstverlener: de certificatiedienstverlener, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel tt, van de Telecommunicatiewet;

j. een certificaten-revocatielijst: een lijst waarop de certificatiedienstverlener bijhoudt welke door hem afgegeven certificaten binnen de geldingsduur zijn ingetrokken;

k. de hoofdbewaarder: de bewaarder, bedoeld in artikel 7, derde lid, van de wet;

l. het stukidentificatienummer: het stukidentificatienummer, bedoeld in artikel 11c, eerste lid, van de wet;

m. de technische handleiding: de technische handleiding elektronisch aanleveren die als bijlage 1 bij deze regeling is gevoegd;

n. een functioneel beheerder: een persoon behorend tot het personeel van de Dienst, die belast is met het beheer van de bij de Dienst in gebruik zijnde geautomatiseerde systemen;

o. het kabelnet: het net bestaande uit een of meer kabels, dat in de grond is of wordt aangelegd.

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

1. Het stukidentifcatienummer, bedoeld in artikel 11c, eerste lid, eerste zin, van de wet bestaat uit de vermelding van achtereenvolgens:

a. de afkorting ‘OZ’, ‘SC’ of ‘LU’, naar gelang inschrijving wordt verzocht in het in artikel 3, eerste lid, onder a, b onderscheidelijk c bedoelde register;

b. het nummer van het voor de inschrijving gereserveerde deel en nummer van het desbetreffende register.

2. Een stuk tot verbetering of een bijhoudingsverklaring als bedoeld in de artikelen 42 respectievelijk 46a, eerste lid, van de wet, dan wel een proces-verbaal als bedoeld in artikel 45, tweede lid, van de Wet op het notarisambt, dat binnen 48 uur na de dag van verzending van een verzoek als bedoeld in artikel 21b, eerste lid, ter inschrijving wordt aangeboden, wordt in de openbare registers ingeschreven onder hetzelfde stukidentificatienummer als het stuk, waarop het stuk tot verbetering, de bijhoudingsverklaring of het proces-verbaal betrekking heeft.

C

Artikel 2 vervalt.

D

Artikel 3 wordt vervangen door drie artikelen, luidende:

Artikel 3

1. Er worden afzonderlijke openbare registers als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet gehouden voor:

a. onroerende zaken en de rechten waaraan die zijn onderworpen;

b. schepen en de rechten waaraan die zijn onderworpen, en

c. luchtvaartuigen en de rechten waaraan die zijn onderworpen.

2. De openbare registers bestaan uit:

a. een register Hypotheken 3 voor de inschrijving van:

1°. stukken betreffende de vestiging van een recht van hypotheek, alsmede stukken betreffende feiten die betrekking hebben op een ingeschreven recht van hypotheek, en

2°. processen-verbaal van inbeslagneming, alsmede stukken betreffende feiten die betrekking hebben op een ingeschreven proces-verbaal van inbeslagneming;

b. een register Hypotheken 4 voor de inschrijving van alle overige stukken, en

c. een register Hypotheken 4D voor het boeken van voorlopige aantekeningen.

3. Indien een ter inschrijving aangeboden stuk feiten bevat betreffende stukken als bedoeld in het tweede lid, onder a, en feiten betreffende stukken als bedoeld in het tweede lid, onder b, wordt dat stuk ingeschreven in zowel het register Hypotheken 3 als het register Hypotheken 4.

4. De openbare registers worden deels in papieren vorm en deels in elektronische vorm gehouden.

Artikel 3a

1. De in elektronische vorm gehouden gedeelten van de openbare registers bestaan uit een databank die is onderverdeeld in logische databanken per:

a. soort van registergoed als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a tot en met c, en

b. soort van register als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdelen a tot en met c.

2. Per kantoor van de Dienst wordt een logische databank voor archiefbestanden gehouden, waarin stukken in elektronische vorm worden opgeslagen, die samen met een ingeschreven stuk zijn aangeboden, maar zelf niet in de openbare registers worden ingeschreven.

3. Stukken in elektronische vorm die gesteld zijn in een vreemde of in de Friese taal, als bedoeld in artikel 41 van de wet, worden opgeslagen in de logische databank, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 3b

1. De hoofdbewaarder onderzoekt op grond van de door de functioneel beheerder aan hem te verstrekken rapportages en overzichten tijdig of de duplicaten, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet, zijn vervaardigd in overeenstemming met de daarvoor door het bestuur van de Dienst vastgestelde maatregelen. Indien dat het geval is, maakt de hoofdbewaarder een door hem te ondertekenen verklaring op als bedoeld in artikel 9, zesde lid, van de wet. Deze verklaring heeft de vorm van het model dat als bijlage 2a bij deze regeling is gevoegd.

2. Indien van een in papieren vorm gehouden gedeelte van de openbare registers een duplicaat op microfilm en een duplicaat in elektronische vorm is vervaardigd en de verklaring, bedoeld in het eerste lid, is opgemaakt, vervangen deze duplicaten het desbetreffende in papieren vorm gehouden gedeelte van de openbare registers.

3. De in het eerste lid bedoelde rapportage van de functioneel beheerder heeft de vorm van het model dat als bijlage 2b bij deze regeling is gevoegd.

E

Het opschrift van titel 1 van hoofdstuk 2 komt te luiden: Titel 1. Boekingen in het register Hypotheken 4D

F

De artikelen 4 tot en met 6 komen te luiden:

Artikel 4

1. In het register Hypotheken 4D worden vermeld:

a. de dag, het uur en de minuut waarop het betreffende stuk ter inschrijving is aangeboden;

b. de aard van het ter inschrijving aangeboden stuk;

c. voor zover bekend gesteld, de naam en de woonplaats met het adres van de aanbieder van het stuk;

d. de omschrijving van de met betrekking tot het ter inschrijving aangeboden stuk gerezen bedenkingen dan wel de reden van de boeking;

e. de datum en de reden van doorhaling van de voorlopige aantekening, en

f. het register waarin en het stukidentificatienummer waaronder het stuk alsnog is ingeschreven.

2. De voorlopige aantekeningen in het register Hypotheken 4D worden doorlopend genummerd.

Artikel 5

1. Indien een boeking betrekking heeft op een stuk dat in papieren vorm is aangeboden, vult de bewaarder een formulier Hypotheken 4D in, dat de vorm heeft van het model dat als bijlage 3 bij deze regeling is gevoegd.

2. Van het aangeboden stuk en, voor zover van toepassing, van de naderhand overgelegde dagvaardingen en rechterlijke uitspraken, wordt door de bewaarder een afschrift vervaardigd en gevoegd achter het desbetreffende formulier Hypotheken 4D. Het formulier Hypotheken 4D wordt, met de daarbij behorende stukken betreffende doorgehaalde voorlopige aantekeningen, opgeborgen in het in papieren vorm gehouden gedeelte van het register Hypotheken 4D.

Artikel 6

1. Indien een boeking betrekking heeft op een stuk dat in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden, wordt dit stuk opgeslagen in het in elektronische vorm gehouden gedeelte van het register Hypotheken 4D onder vermelding van het aan die boeking toegekende nummer. Indien naast het stuk ook dagvaardingen of rechterlijke uitspraken in papieren vorm zijn overgelegd, worden de afschriften van de laatstgenoemde stukken alsmede de bijbehorende stukken betreffende doorgehaalde voorlopige aantekeningen opgeslagen in het in papieren vorm gehouden gedeelte van het register Hypotheken 4D onder vermelding van het aan de boeking toegekende nummer.

2. Indien een stuk dat is opgeslagen in het elektronische gedeelte van het register Hypotheken 4D krachtens een hernieuwd verzoek tot inschrijving alsnog dient te worden ingeschreven in het register Hypotheken 3 of het register Hypotheken 4, wordt dat stuk rechtstreeks overgebracht naar de logische databank van het desbetreffende in elektronische vorm gehouden gedeelte van het register Hypotheken 3 of het register Hypotheken 4, onder toevoeging van het tijdstip van ontvangst van het hernieuwde verzoek tot inschrijving.

G

In het opschrift van titel 2 van hoofdstuk 2 wordt voor ‘de openbare registers’ ingevoegd: de in papieren vorm gehouden gedeelten van.

H

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. In de in papieren vorm gehouden gedeelten van het register, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, worden door de bewaarder de in het tweede tot en met zesde lid genoemde aantekeningen gesteld in de in die leden genoemde gevallen.

2. In het tweede lid wordt na ‘artikel 42 van de wet’ ingevoegd ‘na het verstrijken van de termijn van 48 uur, bedoeld in artikel 1a, tweede lid,’ en wordt ‘deze inschrijving en de verbeterde inschrijving’ vervangen door: het stuk tot verbetering en het verbeterde stuk.

3. Het derde lid komt te luiden:

3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing in geval van een inschrijving van een bijhoudingsverklaring als bedoeld in artikel 46a, eerste lid, van de wet of een proces-verbaal als bedoeld in artikel 45, tweede lid, van de Wet op het notarisambt.

4. In het vierde lid vervalt ‘niet op een formulier Hypotheken 3 of 4 dan wel Hypotheken 3/4-vervolg is overgenomen doch’ en wordt ‘het formulier Hypotheken 3 of 4 en de tekening’ vervangen door: het afschrift van het ingeschreven stuk en het afschrift van de ingeschreven tekening.

5. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op in een vreemde of in de Friese taal gestelde stukken als bedoeld in artikel 41 van de wet, met dien verstande dat in plaats van ‘tekening’ wordt gelezen: akte.

6. In het zesde lid wordt ‘het deel en nummer van inschrijving van het stuk’ vervangen door: het stukidentificatienummer van het stuk betreffende de beëindiging van de splitsing.

I

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt voor ‘het register Hypotheken 3’ ingevoegd: het in papieren vorm gehouden gedeelte van.

2. In het tweede lid wordt ‘deel en nummer’ vervangen door: stukidentificatienummer.

J

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Het stellen van aantekeningen in een duplicaat van het register Hypotheken 3 of het register Hypotheken 4 op microfilm, geschiedt door de aantekening, onder vermelding van de plaatsnaam van het kantoor van de Dienst en het stukidentificatienummer van het stuk waarop de aantekening betrekking heeft, te stellen op een wit papier van A4-formaat dat aan de linkerzijde onder de kop ‘Aantekeningen’ is voorzien van de tekst ‘Hypotheken 3’ of ‘Hypotheken 4’ en bij de desbetreffende microfoto’s een A te plaatsen. Het papier met de aantekening wordt in volgorde van stukidentificatienummer op het kantoor van de Dienst bewaard.

2. In het tweede lid wordt ‘Een aantekening als bedoeld in het eerste lid, kan’ vervangen door: De aantekeningen, bedoeld in het eerste lid, kunnen.

K

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘het register van voorlopige aantekeningen’ vervangen door: het in papieren vorm gehouden gedeelte van het register Hypotheken 4D.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing in geval van een inschrijving van een bijhoudingsverklaring als bedoeld in artikel 46a, eerste lid, van de wet of een proces-verbaal als bedoeld in artikel 45, tweede lid, van de Wet op het notarisambt.

3. In het vierde lid wordt ‘het register van voorlopige aantekeningen’ vervangen door: het register Hypotheken 4D.

L

Het opschrift van titel 2a van hoofdstuk 2 komt te luiden: Titel 2a. Aantekeningen in de in elektronische vorm gehouden gedeelten van de openbare registers

M

De artikelen 11a en 11b komen te luiden:

Artikel 11a

1. Het stellen van een aantekening in de in elektronische vorm gehouden gedeelten van de openbare registers geschiedt door deze aantekening op papier te stellen, de aantekening vervolgens te digitaliseren en op te slaan in de logische databank van het desbetreffende openbare register onder vermelding van het stukidentificatienummer van het stuk waarbij de aantekening hoort.

2. De artikelen 7, 8 en 10 zijn van overeenkomstige toepassing op het stellen van aantekeningen in de in elektronische vorm gehouden gedeelten van de openbare registers.

Artikel 11b

De bewaarder stelt in de in elektronische vorm gehouden gedeelten van de openbare registers met betrekking tot elke persoon die een ingeschreven stuk heeft voorzien van een elektronische handtekening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994, een aantekening vermeldende:

a. de naam van degene die het originele stuk heeft voorzien van de elektronische handtekening, zoals blijkt uit het bij de elektronische handtekening behorende gekwalificeerde certificaat;

b. de identiteitscode van voornoemd gekwalificeerd certificaat, en

c. de naam van de certificatiedienstverlener die voornoemd gekwalificeerd certificaat heeft afgegeven.

N

Voor artikel 11c wordt een opschrift ingevoegd, luidende: Titel 2b. Aanbieden van stukken in papieren vorm

O

Artikel 11c wordt vervangen door twee artikelen, luidende:

Artikel 11c

1. Bij de aanbieding in papieren vorm van:

a. stukken betreffende de vestiging van een recht van hypotheek, alsmede stukken betreffende feiten die betrekking hebben op een ingeschreven recht van hypotheek;

b. stukken betreffende de inschrijving van een proces-verbaal van inbeslagneming, alsmede stukken betreffende feiten die betrekking hebben op een ingeschreven proces-verbaal van inbeslagneming, en

c. stukken als bedoeld in artikel 46, eerste lid, van de wet,

wordt een afschrift van het desbetreffende stuk aangeboden, dat gesteld is op wit papier van standaardkwaliteit met A4-formaat en afhankelijk van het register waarin inschrijving wordt verzocht, aan de linker onderzijde is voorzien van de tekst ‘Hypotheken 3’ of ‘Hypotheken 4’.

2. Bij de aanbieding in papieren vorm van andere stukken dan de in het eerste lid genoemde stukken wordt een afschrift van het desbetreffende stuk gesteld op wit papier van standaardkwaliteit met A4-formaat, dat aan de linker onderzijde is voorzien van de tekst ‘Hypotheken 4’.

Artikel 11d

1. Een afschrift als bedoeld in artikel 11c voldoet aan het tweede tot en met zevende lid.

2. Het afschrift is voldoende raadpleegbaar en bevat geen andere teksten of afbeeldingen dan de tekst of de afbeeldingen ten aanzien waarvan inschrijving wordt verzocht.

3. Indien het afschrift bestaat uit meerdere bladen, wordt ieder blad rechtsboven voorzien van een bladnummer. De bladnummers vangen aan met het cijfer één en vormen zonder onderbreking een opklimmende reeks volgnummers.

4. Op elk blad waaruit het afschrift bestaat, wordt aan de linkerzijde een marge van vijf centimeter en aan de boven- en onderzijde een marge van twee centimeter opengelaten.

5. De tekst van het afschrift van het ter inschrijving aangeboden stuk heeft de kleur zwart.

6. Na ontvangst van het afschrift voegt de bewaarder een voorblad toe, waarop in ieder geval het stukidentificatienummer wordt vermeld, alsmede de datum en het tijdstip van aanbieding.

7. Bij de inschrijving, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de wet, plaatst de bewaarder zijn handtekening op het aan het afschrift toegevoegde voorblad.

P

Voor artikel 11e wordt een opschrift ingevoegd luidende: Titel 2c. Aanbieden van stukken in elektronische vorm

Q

Artikel 11e wordt vervangen door vijftien artikelen, luidende:

Artikel 11e

Het elektronische postadres, bedoeld in artikel 10 van de wet, is vermeld in § 3.6 van de technische handleiding.

Artikel 11f

Het door de Dienst gehouden systeem ten behoeve van het elektronisch verzenden en ontvangen van berichten, bedoeld in artikel 11a van de wet, wordt op de in hoofdstuk 3 van de technische handleiding beschreven wijze ingericht.

Artikel 11g

1. Degene die voornemens is stukken in elektronische vorm ter inschrijving aan te bieden deelt dit mee aan de hoofdbewaarder onder opgave van:

a. zijn naam, woonplaats met adres, elektronisch postadres en telefoon- en faxnummer;

b. de naam, het land van vestiging, de woonplaats met het adres en het internetadres van elke certificatiedienstverlener die de gekwalificeerde certificaten uitgeeft, waarop de elektronische handtekeningen gebaseerd zijn, die zullen voorkomen in de stukken die aan de Dienst zullen worden aangeboden, en

c. de applicatiesoftware die gebruikt zal worden voor het in elektronische vorm verzenden en ontvangen van berichten.

2. De mededeling, bedoeld in het eerste lid, wordt in papieren vorm gedaan en geschiedt door middel van een aanmeldingsformulier dat de vorm heeft van het model dat als bijlage 4a bij deze regeling is gevoegd. Indien de mededeling wordt gedaan door een samenwerkingsverband van personen dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, worden in het aanmeldingsformulier alle namen van de deelnemers aan dat samenwerkingsverband vermeld en wordt dit formulier ondertekend door een ieder van hen of door hun vertegenwoordigers.

3. Nadat de hoofdbewaarder de gegevens in het aanmeldingsformulier heeft gecontroleerd en heeft vastgesteld dat de opgegeven certificatiedienstverleners bevoegd zijn om gekwalificeerde certificaten uit te geven, zendt hij aan de aanbieder van het aanbiedingsformulier een bericht waarin de datum is vermeld waarop met het in elektronische vorm ter inschrijving aanbieden van stukken aangevangen kan worden. Het bericht heeft de vorm van het model dat als bijlage 4b bij deze regeling is gevoegd.

4. Indien de applicatiesoftware, bedoeld in het eerste lid, onder c, nog niet eerder is gebruikt in het berichtenverkeer met de Dienst en niet zeker is of met deze applicatiesoftware elektronisch berichtenverkeer met de Dienst mogelijk is, wijst de hoofdbewaarder in het bericht, bedoeld in het derde lid, op de mogelijkheid om voor aanvang van de aanbieding van stukken in elektronische vorm eerst een testbericht te versturen en op zijn bevoegdheid om berichten niet te aanvaarden als bedoeld in artikel 11a, tweede lid, van de wet.

5. Nadat de hoofdbewaarder het bericht, bedoeld in het derde lid, heeft verzonden, registreert hij de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met c.

Artikel 11h

1. Indien een wijziging optreedt in enig gegeven dat is vermeld in het aanmeldingsformulier, bedoeld in artikel 11g, eerste lid, doet de aanbieder van dit formulier daarvan onverwijld mededeling aan de hoofdbewaarder.

2. Indien de wijziging betrekking heeft op een van de gegevens, bedoeld in artikel 11g, eerste lid, onder b of c, is artikel 11g, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

3. De hoofdbewaarder registreert de gewijzigde gegevens, met dien verstande dat indien het tweede lid van toepassing is, de hoofdbewaarder de gewijzigde gegevens pas registreert nadat hij het bericht, bedoeld in artikel 11g, derde lid, heeft verzonden.

Artikel 11i

1. Het elektronische berichtenverkeer met de Dienst vindt plaats op basis van het uitwisselingsprotocol, zoals dat is vastgelegd in hoofdstuk 3 van de technische handleiding.

2. De hoofdbewaarder informeert elke persoon aan wie hij een bericht als bedoeld in artikel 11g, vierde lid, heeft verzonden, tijdig over wijzigingen in het uitwisselingsprotocol.

Artikel 11j

1. Een verzoek tot vaststelling van een afwijkend uitwisselingsprotocol als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, van de wet kan in papieren vorm worden ingediend bij de hoofdbewaarder.

2. De hoofdbewaarder wijst het verzoek, bedoeld in het tweede lid, alleen toe indien:

a. het afwijkende uitwisselingsprotocol geen afbreuk doet aan de doelstelling van elektronische gegevensuitwisseling;

b. het afwijkende uitwisselingsprotocol past bij het gebruik van geavanceerde elektronische handtekeningen, en

c. de kosten die verband houden met de vaststelling van het afwijkende uitwisselingsprotocol worden gedragen door degene die het verzoek indient.

3. De hoofdbewaarder deelt na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het tweede lid, binnen een redelijke termijn aan de indiener van dit verzoek mee of een afwijkend uitwisselingsprotocol zal worden vastgesteld. Indien de hoofdbewaarder het verzoek toewijst, doet hij daarbij tevens een opgave van de kosten.

Artikel 11k

1. Na ontvangst van een verzoek tot verkrijging van een permanente aansluiting op het door de Dienst gehouden systeem, bedoeld in artikel 11a, vijfde lid, van de wet, voeren de netwerkbeheerder en de hoofdbewaarder overleg ter vaststelling van de technische specificaties waaraan de permanente aansluiting moet voldoen. Na dit overleg neemt de hoofdbewaarder binnen een redelijke termijn een beslissing op het verzoek.

2. De hoofdbewaarder kan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, slechts toewijzen indien de netwerkbeheerder in een door hem gedagtekende en ondertekende verklaring in papieren vorm verklaart:

a. dat hij de permanente aansluiting duurzaam beschikbaar zal stellen voor ongestoorde transmissie van berichten, en

b. dat hij zal voldoen aan de eisen, bedoeld in de paragrafen 3.1 tot en met 3.4 van de technische handleiding.

3. Indien de netwerkbeheerder een natuurlijke persoon is, vermeldt hij in de verklaring, bedoeld in het tweede lid, zijn naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats, woonplaats en adres.

4. Indien de netwerkbeheerder een rechtspersoon is vermeldt zij in de verklaring, bedoeld in het tweede lid, haar rechtsvorm, naam, vestigingsplaats en adres.

5. Indien de rechtspersoon, bedoeld in het vierde lid, wordt vertegenwoordigd door een of meer natuurlijke personen, vermeldt de verklaring, bedoeld in het tweede lid, eveneens de naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats, woonplaats en het adres van de vertegenwoordigers en de grond van de bevoegdheid tot vertegenwoordiging.

6. Indien de rechtspersoon, bedoeld in het vierde lid, wordt vertegenwoordigd door een of meer rechtspersonen, vermeldt de verklaring, bedoeld in het tweede lid, eveneens de rechtsvorm, naam, vestigingsplaats en het adres van de vertegenwoordigers en de grond van de bevoegdheid tot vertegenwoordiging.

7. De kosten verbonden aan en voortvloeiende uit de verkrijging van een permanente aansluiting komen voor rekening van de netwerkbeheerder die het verzoek, bedoeld in het eerste lid, heeft ingediend.

Artikel 11l

Het bericht, bedoeld in artikel 11a, eerste lid, van de wet, voldoet aan de paragrafen 3.2 tot en met 3.4 van de technische handleiding en is door de aanbieder voorzien van een elektronische handtekening.

Artikel 11m

1. Indien de bewaarder overeenkomstig artikel 11a, tweede lid, van de wet besluit om een bericht niet te aanvaarden, deelt hij dit binnen 24 uur na het tijdstip van ontvangst van het bericht mee aan de aanbieder door middel van een bericht van afkeuring in elektronische vorm. Het bericht van afkeuring voldoet aan paragraaf 2.3.6 van de technische handleiding.

2. Indien de hoofdbewaarder overeenkomstig artikel 11a, derde lid, van de wet besluit om ook andere berichten van de aanbieder niet te aanvaarden, deelt hij dit met bekwame spoed mee aan die aanbieder door middel van een bericht in papieren vorm.

3. De aanbieder, bedoeld in het tweede lid, kan de hoofdbewaarder verzoeken om in de gelegenheid te worden gesteld om aan te tonen dat hij in staat is bij het in elektronische vorm aanbieden van stukken ter inschrijving in de openbare registers te voldoen aan de daarvoor geldende eisen. De aanbieder kan daartoe bij de hoofdbewaarder een door hem gedagtekend en ondertekend verzoek als bedoeld in artikel 11a, vierde lid, eerste zin, van de wet indienen.

4. Na ontvangst van het verzoek stelt de hoofdbewaarder een onderzoek in, waarbij hij door middel van testberichten als bedoeld in hoofdstuk 4 van de technische handleiding nagaat of de betrokken aanbieder bij het in elektronische vorm toezenden van berichten ter inschrijving van stukken in de openbare registers in staat is te voldoen aan de daarvoor geldende eisen.

5. De hoofdbewaarder deelt de aanbieder de uitkomsten van zijn onderzoek mede door middel van een door hem gedagtekende en ondertekende verklaring. In de verklaring vermeldt de hoofdbewaarder de uitkomsten van het onderzoek, bedoeld in artikel 11a, vierde lid, tweede zin, van de wet, alsmede of zijn besluit, bedoeld in het tweede lid, vervalt en, zo dat niet het geval is, de reden daarvan.

Artikel 11n

1. Het verzoek tot inschrijving in elektronische vorm, bedoeld in artikel 11b, tweede lid, van de wet, voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in paragraaf 2.3.2 van de technische handleiding.

2. Het verzoek tot inschrijving in elektronische vorm van een stuk tot verbetering als bedoeld in artikel 42 van de wet voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in paragraaf 2.3.3 van de technische handleiding.

3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op het verzoek tot inschrijving in elektronische vorm van een bijhoudingsverklaring als bedoeld in artikel 46a, eerste lid, van de wet of een proces-verbaal als bedoeld in artikel 45, tweede lid, van de Wet op het notarisambt.

Artikel 11o

1. In het verzoek tot inschrijving in elektronische vorm wordt door middel van de vermelding van een verwijzing naar het register ‘Hypotheken 3’ of het register ‘Hypotheken 4’ kenbaar gemaakt voor welk register het stuk dat ter inschrijving wordt aangeboden, bestemd is.

2. In het verzoek tot inschrijving wordt een dossierkenmerk vermeld, dat voorafgegaan wordt door één van de volgende letters:

a. in geval van een inschrijving van stukken betreffende de vestiging van een recht van hypotheek of stukken betreffende feiten die betrekking hebben op een ingeschreven recht van hypotheek: de letter H;

b. in geval van een inschrijving van processen-verbaal van inbeslagneming of stukken betreffende feiten die betrekking hebben op een ingeschreven proces-verbaal van inbeslagneming: de letter B;

c. in geval van een inschrijving van stukken betreffende de doorhaling van een ingeschreven recht van hypotheek of een ingeschreven proces-verbaal van inbeslagneming: de letter D;

d. in geval van een inschrijving van stukken betreffende een overdracht van een perceel naar één of twee verkrijgers of stukken betreffende feiten die betrekking hebben op een ingeschreven overdracht van een perceel naar één of meer verkrijgers: de letter M, en

e. in geval van alle overige inschrijvingen: de letter O.

Artikel 11p

1. Indien een afschrift van een tekening of een ander stuk overeenkomstig artikel 10 van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 in papieren vorm in bewaring is genomen, vervaardigt de bewaarder hiervan een duplicaat in elektronische vorm dat hij opslaat in een logische databank van depotbestanden.

2. De bewaarder onderzoekt op grond van een door de functioneel beheerder verstrekte rapportage of het duplicaat in elektronische vorm een juiste en volledige weergave is van het in bewaring genomen afschrift in papieren vorm. Indien dat het geval is, vervangt de bewaarder het afschrift in papieren vorm door het duplicaat in elektronische vorm en legt hij dit vast in een verklaring die de vorm heeft van het model dat als bijlage 5 bij deze regeling is gevoegd.

3. Nadat het afschrift in papieren vorm is vervangen door het duplicaat in elektronische vorm, zendt de bewaarder het afschrift in papieren vorm terug aan de aanbieder, onder toevoeging van de volgende door hem te ondertekenen verklaring: ‘Ondergetekende, Bewaarder van het kadaster en de openbare registers, verklaart dat deze tekening, na digitalisering, in elektronische vorm in bewaring is genomen onder het depotnummer ..., d.d. ..., de Bewaarder’.

Artikel 11q

1. Indien een verzoek wordt ingediend tot inschrijving van een stuk in elektronische vorm en van dit stuk een tekening of een ander stuk in papieren vorm deel uitmaakt, wordt in het verzoek tot inschrijving tevens verzocht om het afschrift van de tekening of het andere stuk dat overeenkomstig artikel 10 van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 in bewaring is genomen, in te schrijven.

2. Na ontvangst van het verzoek tot inschrijving brengt de bewaarder het duplicaat in elektronische vorm, bedoeld in artikel 11p, eerste lid, terstond over van de logische database voor depotbestanden naar de logische database van ter inschrijving aangeboden stukken, onder vermelding van het stukidentificatienummer van het ter inschrijving aangeboden stuk.

Artikel 11r

1. De elektronische handtekening, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994, wordt vervaardigd door de integriteitswaarde van het bericht dan wel van het ter inschrijving aangeboden stuk overeenkomstig paragraaf 3.3 van de technische handleiding te berekenen en te versleutelen.

2. Na ontvangst van een bericht controleert de bewaarder of de elektronische handtekeningen die zijn opgenomen in dit bericht en in de door middel van dit bericht ter inschrijving aangeboden stukken, zijn gebaseerd op gekwalificeerde certificaten die zijn afgegeven door een certificatiedienstverlener die door de aanbieder van het bericht bij de Dienst is aangemeld in het aanmeldingsformulier, bedoeld in artikel 11g, eerste lid. Vervolgens controleert de bewaarder aan de hand van een door de certificatiedienstverlener ter beschikking te stellen certificaten-revocatielijst of de betreffende gekwalificeerde certificaten nog geldig zijn.

3. Nadat de bewaarder de elektronische handtekeningen overeenkomstig het tweede lid heeft gecontroleerd, stelt hij vast of het bericht ongewijzigd bij de Dienst is aangekomen, door de elektronische handtekeningen in het bericht en de door middel van dit bericht ter inschrijving aangeboden stukken te ontsleutelen, de integriteitswaarde te berekenen en deze te vergelijken met de op het certificaat vermelde integriteitswaarde, op de in paragraaf 3.3 van de technische handleiding beschreven wijze.

Artikel 11s

1. Indien bij de controle, bedoeld in artikel 11r, tweede lid, blijkt dat een gekwalificeerd certificaat niet meer geldig is, deelt de bewaarder dit aan de aanbieder mee door middel van een bericht dat voldoet aan paragraaf 2.3.14 van de technische handleiding en voorzien is van zijn elektronische handtekening.

2. De aanbieder kan zijn verzoek tot inschrijving tot 24 uur na het tijdstip van verzending van het bericht, bedoeld in het eerste lid, intrekken door middel van een verzoek daartoe in papieren of elektronische vorm. Indien het verzoek in elektronische vorm wordt gedaan, voldoet dit verzoek aan paragraaf 2.3.5 van de technische handleiding en is het verzoek voorzien van de elektronische handtekening van de aanbieder.

3. Indien het verzoek tot inschrijving niet binnen de termijn, bedoeld in het tweede lid, is ingetrokken, wordt het aangeboden stuk ingeschreven in de openbare registers en wordt daarbij door de bewaarder aangetekend dat het gekwalificeerde certificaat waarop een of meer in het bericht of in de door middel van dit bericht aangeboden stukken voorkomende handtekeningen zijn gebaseerd, op het moment van de inschrijving niet meer geldig was.

4. Na de inschrijving van het stuk verzoekt de bewaarder aan de aanbieder om een door hem te ondertekenen verklaring in papieren of elektronische vorm ter inschrijving aan te bieden, waarin de aanbieder verklaart dat het ten behoeve van de inschrijving aangeboden afschrift of uittreksel een volledige en juiste weergave is van het originele stuk. De bewaarder doet dit verzoek in elektronische vorm door middel van een bericht dat voldoet aan paragraaf 2.3.11 van de technische handleiding en dat voorzien is van zijn elektronische handtekening.

5. Na ontvangst van de verklaring, bedoeld in het vierde lid, verwijdert de bewaarder de aantekening omtrent de ongeldigheid van het gekwalificeerde certificaat, bedoeld in het derde lid.

R

In het opschrift van titel 3 van hoofdstuk 2 wordt aan het slot toegevoegd: in papieren vorm.

S

De artikelen 12 tot en met 14 worden vervangen door een artikel, luidende:

Artikel 12

1. De afschriften van de stukken die in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden, worden samen met het voorblad, bedoeld in artikel 11d, zesde lid, in een opklimmende reeks der natuurlijke getallen opgeborgen in een opbergeenheid, waarop het soort register wordt aangeduid met:

a. de letters OZ voor het register, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, en

b. het cijfer 3 of 4 voor het register Hypotheken 3 onderscheidenlijk het register Hypotheken 4.

Het deel van het register wordt op de opbergeenheid aangeduid met het deelnummer.

2. In geval van inschrijving van een stuk dat aanvankelijk in het register Hypotheken 4D is geboekt, worden de afschriften die zijn aangeboden door middel van het eerste verzoek tot inschrijving, opgeborgen bij de afschriften die ter inschrijving zijn aangeboden door middel het hernieuwde verzoek tot inschrijving, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet.

T

In artikel 15 wordt voor ‘tekeningen’ ingevoegd ‘afschriften van’ en wordt ‘bewaard’ vervangen door: opgeborgen in een opbergeenheid, waarop nummers worden vermeld van de daarin opgeborgen afschriften van tekeningen.

U

De artikelen 16 en 17 worden vervangen door drie artikelen, luidende:

Artikel 16

De boeking in het register Hypotheken 4D geschiedt door vermelding van de gegevens, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a tot en met d, in dat register.

Artikel 17

1. Indien het stuk waarvan de inschrijving is geweigerd in papieren vorm is aangeboden en bij dit stuk niet tevens een afschrift is aangeboden, vervaardigt de bewaarder een afschrift van het stuk, dat in het register Hypotheken 4D wordt gevoegd achter het desbetreffende formulier Hypotheken 4D.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien de inschrijving is geweigerd op grond van een omstandigheid als bedoeld in artikel 15a, derde lid, onder a, van de wet, met dien verstande dat de bewaarder slechts een afschrift vervaardigt, indien hij van oordeel is dat het aangeboden afschrift niet voldoende leesbaar is.

Artikel 17a

1. De verklaring van niet-inschrijving, bedoeld in artikel 15a, eerste lid, van de wet, heeft de volgende vorm: ‘Dit stuk, dat is aangeboden op .......... om .............. uur, met stukidentificatienummer ...................... is geboekt onder nummer ........ in het register Hypotheken 4D, omdat ........’ onder invulling van de desbetreffende gegevens.

2. Het bewijs van niet-inschrijving, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet, voldoet aan paragraaf 2.3.12 van de technische handleiding en wordt binnen 48 uur na het tijdstip van verzending van de attendering op niet-inschrijving, bedoeld in artikel 21, eerste lid, door middel van een elektronisch bericht verzonden aan de aanbieder van het stuk waarvan de inschrijving is geweigerd.

V

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Uitgebrachte dagvaardingen en uitspraken van de voorzieningenrechter in kort geding als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de wet worden aangetekend in het register Hypotheken 4D door vermelding van de datum waarop de dagvaarding is uitgebracht dan wel de datum van de uitspraak. Indien het desbetreffende stuk in papieren vorm ter inschrijving wordt aangeboden, wordt in het in papieren vorm gehouden gedeelte van het register Hypotheken 4D eveneens het nummer vermeld waaronder het stuk is opgeborgen achter het desbetreffende formulier Hypotheken 4D.

2. In het tweede lid wordt ‘artikel 14, eerste lid, van de wet,’ vervangen door ‘artikel 14 van de wet’, ‘het register van voorlopige aantekeningen’ door ‘het register Hypotheken 4D’ en ‘het deel en nummer van inschrijving, bedoeld in artikel 13 van de wet’ door: het stukidentificatienummer van het betreffende stuk.

3. In het derde lid wordt na ‘Indien het tweede lid toepassing heeft gevonden’ toegevoegd:

en het desbetreffende stuk in papieren vorm ter inschrijving is aangeboden.

4. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. Indien het tweede lid toepassing heeft gevonden en het desbetreffende stuk in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden, wordt in het desbetreffende elektronische gedeelte van de openbare registers de status van het stuk gewijzigd in ‘ingeschreven’ en wordt het nummer van de boeking uit het register Hypotheken 4D verwijderd.

W

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt voor ‘wordt’ ingevoegd ‘in papieren vorm’ en wordt ‘bijlage 5’ vervangen door: bijlage 6a.

2. Het tweede lid wordt vervangen door drie leden, luidende:

2. Indien de aanbieder op het bewijs van ontvangst aantekening verlangt van de verrichte inschrijving, wordt op het formulier Hypotheken 6 het voor de inschrijving gereserveerde stukidentificatienummer vermeld en de volgende door de bewaarder te ondertekenen verklaring gesteld: ‘De inschrijving heeft plaatsgevonden op bovengenoemd tijdstip. De afschriften zijn opgenomen in het register Hypotheken … onder vermelding van het stukidentificatienummer zoals is aangegeven’.

3. Indien een stuk is geboekt in het register Hypotheken 4D, wordt dit op het formulier Hypotheken 6 vermeld onder opgaaf van het nummer waaronder het stuk in dat register is geboekt.

4. Het bewijs van ontvangst in elektronische vorm voldoet aan de paragrafen 2.3.8 en 2.3.9 van de technische handleiding.

X

Na artikel 19 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 19a

1. Na de inschrijving van een stuk dat in papieren vorm is aangeboden, stelt de bewaarder op dit stuk de volgende verklaring van inschrijving, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet: ‘Dit stuk is ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers op .............. om ....... uur in register ....... in deel ....... en nummer ......’ onder invulling van de desbetreffende gegevens, waarbij het tijdstip wordt uitgedrukt in uur en minuut.

2. Na de inschrijving van een stuk dat in elektronische vorm is aangeboden, zendt de bewaarder aan de aanbieder van dit stuk een bewijs van inschrijving als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de wet dat voldoet aan paragraaf 2.3.10 van de technische handleiding.

3. Indien een tekening of een ander stuk als bedoeld in artikel 11b, vijfde lid, van de wet in papieren vorm deel uitmaakt van een stuk dat in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden, stelt de bewaarder na de inschrijving op het eerst genoemde stuk de volgende verklaring van inschrijving: ‘Ingeschreven als bijlage van een stuk met een elektronische vorm dat is ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers op .............. om ....... uur in register ....... in deel ....... en nummer ......’ onder invulling van de desbetreffende gegevens, waarbij het tijdstip wordt uitgedrukt in uur en minuut.

Artikel 19b

1. Indien ter verkrijging van de inschrijving van een stuk in papieren vorm door de aanbieder bewijsstukken in papieren vorm zijn overgelegd, vult de bewaarder de verklaring van inschrijving, bedoeld in artikel 19a, eerste lid, als volgt aan: ‘Bij de aanbieding ter inschrijving is/zijn het/de volgende stuk(ken) overgelegd:’, onder vermelding van een korte aanduiding van elk van de overgelegde bewijsstukken.

2. Indien ter verkrijging van de inschrijving van een stuk in elektronische vorm door de aanbieder bewijsstukken in papieren of elektronische vorm als bedoeld in artikel 11b, vijfde lid, van de wet zijn overgelegd, vult de bewaarder het bewijs van inschrijving, bedoeld in artikel 19a, tweede lid, aan op de in paragraaf 2.3.10 van de technische handleiding beschreven wijze.

Artikel 19c

1. Indien ter verkrijging van de inschrijving van een stuk in papieren vorm door de aanbieder bewijsstukken in papieren vorm zijn overgelegd, vermeldt de bewaarder dit op het voorblad, bedoeld in artikel 11d, zesde lid, door het stellen van de volgende door hem te ondertekenen verklaring: ‘Bij de aanbieding ter inschrijving zijn overgelegd: ...’, onder vermelding van een korte aanduiding van de stukken.

2. Indien ter verkrijging van de inschrijving van een stuk in elektronische vorm door de aanbieder bewijsstukken in papieren of elektronische vorm als bedoeld in artikel 11b, vijfde lid, van de wet zijn overgelegd, vermeldt de bewaarder dit in de in elektronische vorm gehouden gedeelten van de openbare registers door de verklaring, bedoeld in het eerste lid, op papier te stellen en deze verklaring vervolgens te digitaliseren en op te slaan in het desbetreffende in elektronische vorm gehouden gedeelte van de openbare registers onder vermelding van het stukidentificatienummer van het stuk waarop de bewijsstukken betrekking hebben.

Y

Artikel 21 wordt vervangen door drie artikelen, luidende:

Artikel 21

1. Indien de bewaarder overeenkomstig artikel 20, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek weigert een stuk in te schrijven, verzendt hij aan de aanbieder een attendering op niet-inschrijving.

2. Indien het stuk in papieren vorm is aangeboden, kan een attendering op niet-inschrijving in papieren of elektronische vorm worden verzonden. De attendering op niet-inschrijving in papieren vorm wordt per fax verzonden en heeft de vorm van het model dat als bijlage 6b bij deze regeling is gevoegd. De attendering op niet-inschrijving in elektronische vorm voldoet aan paragraaf 2.3.12 van de technische handleiding en is voorzien van de elektronische handtekening van de bewaarder.

3. Indien het desbetreffende stuk in elektronische vorm is aangeboden, wordt de attendering op niet-inschrijving in elektronische vorm verzonden. Het tweede lid, derde zin, is van toepassing.

4. Van iedere attendering op niet-inschrijving wordt door de bewaarder een afschrift vervaardigd. De afschriften worden op volgorde van stukidentificatienummer en onder vermelding van het tijdstip en de reden van niet-inschrijving, opgenomen in een registratie van verzonden attenderingen.

5. Indien het stuk in papieren vorm is aangeboden, kan de aanbieder het verzoek tot inschrijving binnen 72 uur na het tijdstip van de verzending van de attendering op niet-inschrijving intrekken door middel van een door hem ondertekend en gedagtekend verzoek in papieren vorm.

6. Indien het stuk in in elektronische vorm is aangeboden, kan de aanbieder het verzoek tot inschrijving binnen 24 uur na het tijdstip van de verzending van de attendering op niet-inschrijving intrekken door middel van een verzoek in elektronische vorm, dat voldoet aan paragraaf 2.3.5 van de technische handleiding en is voorzien van zijn elektronische handtekening.

7. De termijnen waarbinnen een verzoek tot inschrijving kan worden ingetrokken, bedoeld in het vijfde en zesde lid, worden gerekend over werkdagen.

Artikel 21a

De afschriften van stukken die zijn meegezonden in het bericht, bedoeld in artikel 11a, eerste lid, van de wet, maar zelf niet worden ingeschreven, worden gedurende een termijn van ten minste 20 jaar opgeslagen in de logische databank voor archiefbestanden, bedoeld in artikel 6a, tweede lid.

Artikel 21b

1. Indien na de inschrijving van een stuk blijkt dat het stuk onjuistheden of onvolledigheden bevat, of in het stuk gegevens ontbreken die noodzakelijk zijn voor een juiste en volledige bijhouding, verzoekt de bewaarder aan de aanbieder om ter inschrijving aan te bieden:

a. een stuk tot verbetering als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de wet;

b. een bijhoudingsverklaring als bedoeld in artikel 46a, eerste lid, van de wet, dan wel

c. een proces-verbaal als bedoeld in artikel 45, tweede lid, van de Wet op het notarisambt.

2. Indien het ingeschreven stuk in papieren vorm is aangeboden, heeft het verzoek tot aanbieding van een stuk tot verbetering, een bijhoudingsverklaring dan wel een proces-verbaal de vorm van het model dat als bijlage 6c bij deze regeling is gevoegd.

3. Indien het ingeschreven stuk in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden, voldoet het verzoek tot aanbieding van een stuk tot verbetering, een bijhoudingsverklaring, dan wel een proces-verbaal aan paragraaf 2.3.11 van de technische handleiding en is dit verzoek voorzien van de elektronische handtekening van de bewaarder.

Z

In artikel 23, tweede lid, wordt ‘artikel 48, tweede lid, onder g, sub 1° tot en met 5°’ vervangen door: artikel 48, tweede lid, onder g, j en k.

AA

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘het deel en nummer van inschrijving’ vervangen door: het stukidentificatienummer van het ingeschreven stuk.

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1’ voor het eerste lid vervallen.

BB

In artikel 38, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘het deel en nummer van inschrijving’ vervangen door: het stukidentificatienummer van het ingeschreven stuk.

CC

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt ‘het deel en nummer van inschrijving’ vervangen door: het stukidentificatienummer van het op de erfdienstbaarheid betrekking hebbende ingeschreven stuk.

2. In het vierde lid wordt ‘het deel en nummer van inschrijving’ vervangen door: het stukidentificatienummer van het desbetreffende ingeschreven stuk.

3. In het achtste lid wordt ‘het deel en nummer van inschrijving’ vervangen door: het stukidentificatienummer van dit stuk.

4. In het negende lid wordt ‘het deel en nummer van inschrijving’ vervangen door: het stukidentificatienummer.

DD

Artikel 43, eerste lid, komt als volgt te luiden:

1. Indien een stuk wordt ingeschreven in de openbare registers, dat betrekking heeft op de overgang van een gedeelte van een perceel of een zodanige vestiging, overgang, wijziging of afstand van een beperkt recht, en dit recht op een gedeelte van een perceel komt te rusten als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het besluit, wordt bij het perceel van de vervreemder vermeld dat van een gedeelte sprake is en wordt verwezen naar het stukidentificatienummer van het desbetreffende ingeschreven stuk.

EE

In artikel 45 wordt ‘het deel en nummer van inschrijving’ vervangen door: het stukidentificatienummer.

FF

Het opschrift van paragraaf 5 van hoofdstuk 4 komt te luiden: Paragraaf 5. Wijze van bijwerking omtrent kabelnetten

GG

De artikelen 59 tot en met 61 worden vervangen door drie artikelen luidende:

Artikel 59

1. Na de inschrijving in de openbare registers van:

a. een stuk betreffende de eerste registratie van een kabelnet;

b. een stuk betreffende de gehele of gedeeltelijke overdracht van een kabelnet;

c. een stuk betreffende de wijziging van de ligging van een kabelnet, of

d. een proces-verbaal van inbeslagneming van een kabelnet waarin het kabelnet is aangeduid door middel van een eigen kadastrale aanduiding,

wordt in de kadastrale registratie een verwijzing opgenomen tussen de kadastrale aanduiding van het kabelnet en de kadastrale aanduiding van de percelen waarbinnen dat kabelnet is of wordt aangelegd.

2. De verwijzing, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats door in de kadastrale registratie bij de kadastrale aanduiding van het kabelnet een opgaaf op te nemen van de coördinaatpunten, bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de wet, van zowel het kabelnet als het gebied waarin de percelen liggen waarbinnen dat kabelnet is of wordt aangelegd, alsmede de lijnverbanden tussen die coördinaatpunten.

Artikel 60

1. Na de inschrijving in de openbare registers van een proces-verbaal van inbeslagneming van een kabelnet waarin het kabelnet is aangeduid door middel van de kadastrale aanduidingen van de percelen waarbinnen dit kabelnet is aangelegd en geen melding is gemaakt van een eigen kadastrale aanduiding van het kabelnet, onderzoekt de bewaarder of het kabelnet al onder vermelding van een eigen kadastrale aanduiding in de kadastrale registratie is opgenomen.

2. Indien de bewaarder na het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, concludeert dat het kabelnet in de kadastrale registratie is opgenomen onder vermelding van een eigen kadastrale aanduiding, wordt in de kadastrale registratie een verwijzing opgenomen tussen het stukidentificatienummer van het in de openbare registers ingeschreven beslag en de kadastrale aanduiding van het kabelnet.

3. Indien de bewaarder na het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, concludeert dat het kabelnet in de kadastrale registratie is opgenomen door middel van de kadastrale aanduidingen van de percelen waarbinnen dit kabelnet is aangelegd, kent hij overeenkomstig artikel VII van het besluit houdende wijziging van het Kadasterbesluit, de Maatregel toeboekgestelde schepen 1992, de Maatregel te boek gestelde luchtvaartuigen en het Arbeidstijdenbesluit vervoer (wijziging in verband met de inwerkingtreding van de Herzieningswet Kadasterwet I en enige andere wetten, alsmede in verband met de kadastrale aanduiding van kabelnetten), ambtshalve een kadastrale aanduiding aan dat kabelnet toe. In de kadastrale registratie vermeldt de bewaarder de beslaglegger als rechthebbende op het kabelnet, onder toevoeging van de volgende aantekening: ‘voorlopige registratie krachtens een beslag’.

Artikel 61

Indien de inschrijving van een stuk, bedoeld in artikel 59, eerste lid, onderdelen b en c, aanleiding geeft tot het toekennen van een nieuwe kadastrale aanduiding aan een kabelnet, wordt in de verwijzing tussen de kadastrale aanduiding van het kabelnet en de kadastrale aanduiding van de percelen waarbinnen dat kabelnet is of wordt aangelegd, bedoeld in artikel 59, eerste lid, en in de verwijzing tussen het stukidentificatienummer van het in de openbare registers ingeschreven beslag en de kadastrale aanduiding van het kabelnet, bedoeld in artikel 60, tweede lid, de oude kadastrale aanduiding vervangen door de nieuwe kadastrale aanduiding.

HH

In artikel 77, tweede lid, wordt ‘het deel en nummer van inschrijving’ vervangen door: het stukidentificatienummer.

II

In artikel 97, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘deel en nummer van inschrijving’ vervangen door: het stukidentificatienummer.

JJ

Artikel 116 komt te luiden:

Artikel 116

De bijhouding van het net van coördinaatpunten, bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de wet, vindt plaats door het periodiek verrichten van werkzaamheden ter controle en ter instandhouding van dit net van coördinaatpunten.

KK

De derde zin van artikel 129 vervalt.

LL

In artikel 131, eerste lid, onderdeel d, vervalt ‘, dat de vorm heeft van de modellen die als bijlagen 29 en 30 bij deze regeling zijn gevoegd’.

MM

Artikel 136 komt te luiden:

Artikel 136

De raadpleging van de kadastrale registratie en de kadastrale kaart geschiedt door het verlenen van inzage aan de kantoren van de Dienst die voor het publiek zijn opengesteld, via het in paragraaf 3.6 van de technische handleiding genoemde internetadres of door middel van een permanente aansluiting op de geautomatiseerde kadastrale registratie en door het verstrekken van inlichtingen, door middel van de telefoon of telefax.

NN

In artikel 142 wordt ‘artikel 103, tweede lid’ vervangen door: artikel 106, tweede en derde lid.

OO

Na artikel 142 wordt een artikel gevoegd, luidende:

Artikel 142a

1. De bewaarder waarmerkt afschriften en uittreksels in papieren vorm als bedoeld in de artikelen 99 tot en met 102 van de wet door in het afschrift of het uittreksel de volgende door hem te ondertekenen verklaring op te nemen: ‘Voor eensluidend afschrift’ of ‘Voor eensluidend uittreksel’, onder vermelding van zijn naam, voorletters en functie.

2. De bewaarder waarmerkt getuigschriften in papieren vorm als bedoeld in artikel 99 van de wet door het getuigschrift te ondertekenen, onder vermelding van zijn naam, voorletters en functie.

3. De bewaarder waarmerkt afschriften, uittreksels en getuigschriften in elektronische vorm door hieraan een afzonderlijk elektronisch bestand toe te voegen, waarin hij verklaart dat de gegevens overeenstemmen met de bij de Dienst berustende gegevens. Het bestand wordt voorzien van de elektronische handtekening van de bewaarder en bevat voorts de volgende gegevens:

a. de naam van het kantoor van de Dienst,

b. de datum van afgifte, en

c. de naam van de bewaarder die het document elektronisch heeft gewaarmerkt.

PP

In artikel 146 wordt na ‘misslag’ ingevoegd: betreffende de wijziging van de tenaamstelling of de vaststelling van een perceelsgrootte.

QQ

Bijlagen 1 tot en met 6 wordt vervangen door de bijlagen 1 tot en met 6c die bij deze regeling is gevoegd.

Artikel II

De Regeling teboekgestelde schepen 19942 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de wet: de Kadasterwet;

b. de Dienst: de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, bedoeld in artikel 2 van de Organisatiewet Kadaster;

c. het kantoor: het kantoor van de Dienst als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder a, van de wet;

d. het hoofdkantoor: het ingevolge artikel 4, eerste lid, tweede zin, van de wet door het bestuur van de Dienst als hoofdkantoor van de openbare registers en registratie voor schepen aangewezen kantoor van de Dienst;

e. de openbare registers: de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;

f. een verdragsregister: een verdragsregister als bedoeld in artikel 781, onder d, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek;

g. het brandmerk: het brandmerk, bedoeld in artikel 21, eerste lid, onder c, van de wet, dat overeenkomstig artikel 22 is aangebracht op een schip;

h. branden: duurzaam aanbrengen van een brandmerk;

i. verplaatsing van een binnenschip: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 785, tweede lid, onder a, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek;

j. het stukidentificatienummer: het stukidentificatienummer, bedoeld in artikel 11c, eerste lid, van de wet.

B

Het opschrift van hoofdstuk 2 komt te luiden: Hoofdstuk 2. De openbare registers voor schepen

C

De artikelen 2 tot en met 7 worden vervangen door een artikel, luidende:

Artikel 2

Hoofdstuk 2 van de Kadasterregeling 1994 is van overeenkomstige toepassing op de openbare registers voor schepen, met dien verstande dat:

a. op het afschrift van een stuk dat in papieren vorm wordt aangeboden, de tekst ‘Hypotheken 3’ of ‘Hypotheken 4’ voorafgegaan wordt door de afkorting ‘SC’, en

b. de opbergeenheid waarin afschriften worden opgeborgen van de stukken die in papieren vorm zijn aangeboden, wordt aangeduid met de letters ‘SC’.

D

Artikel 8, eerste lid, komt te luiden:

1. Indien een stuk ter inschrijving wordt aangeboden en niet vereist is dat tevens een afschrift van dit stuk wordt aangeboden, maakt de Dienst een afschrift van dit stuk, dat voldoet aan de artikelen 11c van de Kadasterregeling 1994 en 2, onder a.

E

In artikel 9, vierde lid, wordt ‘Kadasterwet’ vervangen door: wet.

F

In artikel 10, zesde lid, wordt ‘een fictief deel en nummer van het register Hypotheken 4’ vervangen door: het stukidentificatienummer van het stuk waarop de boeking betrekking heeft.

G

In artikel 14, derde en vierde lid, wordt ‘het deel en nummer van inschrijving’ telkens vervangen door: het stukidentificatienummer.

H

In artikel 15, eerste lid, wordt ‘teboekgesteld’ telkens vervangen door: te boek gesteld.

I

In artikel 21, vijfde en zesde lid, wordt ‘artikel 106, eerste lid’ telkens vervangen door: artikel 101, eerste lid.

J

Artikel 23 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:

Artikel 22

1. De Dienst verstrekt op verzoek afschriften of uittreksels betreffende de in de registratie voor schepen te boek gestelde stukken, dan wel getuigschriften omtrent het al dan niet bestaan van inschrijvingen betreffende schepen, als bedoeld in artikel 99 van de wet. De artikelen 119 en 126 van de Kadasterregeling 1994 zijn van overeenkomstige toepassing.

2. De bewaarder waarmerkt afschriften en uittreksels in papieren vorm door in het afschrift of het uittreksel de volgende door hem te ondertekenen verklaring op te nemen:

‘Voor eensluidend afschrift (onderscheidenlijk uittreksel)’, gevolgd door zijn naam, voorletters en functie.

3. De bewaarder waarmerkt getuigschriften in papieren vorm door hierop zijn naam, voorletters en functie te vermelden en het getuigschrift te ondertekenen.

4. De bewaarder waarmerkt afschriften, uittreksels en getuigschriften in elektronische vorm door hieraan een afzonderlijk bestand toe te voegen, waarin zijn opgenomen zijn naam, de naam van het kantoor van de Dienst, de datum van afgifte en de verklaring dat de gegevens overeenstemmen met de bij de Dienst berustende gegevens.

Artikel 23

De raadpleging van de kadastrale registratie voor schepen geschiedt door het verlenen van inzage aan de kantoren van de Dienst die voor het publiek zijn opengesteld, via het in paragraaf 3.6 van de technische handleiding genoemde internetadres of door middel van een permanente aansluiting op de geautomatiseerde kadastrale registratie en door het verstrekken van inlichtingen, door middel van de telefoon of telefax.

K

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot eerste tot en met vierde lid, vervallen het eerste en het zesde lid.

2. In het eerste tot en met vierde lid (nieuw) wordt ‘Kadasterwet’ telkens vervangen door: wet.

L

In de artikelen 26 en 27 wordt ‘Kadasterwet’ telkens vervangen door: wet.

Artikel III

De Regeling teboekgestelde luchtvaartuigen 2005 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt als volgt te luiden:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de wet: de Kadasterwet;

b. de Dienst: de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, bedoeld in artikel 2 van de Organisatiewet Kadaster;

c. het kantoor: het kantoor van de Dienst, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder a, van de wet;

d. de bewaarder: de bewaarder die, voorzover luchtvaartuigen betreffend, op grond van artikel 7, derde lid, eerste zin, van de wet is belast met het ambt van de bewaarder aan het kantoor waar een luchtvaartuig te boek staat;

e. de openbare registers: de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;

f. een verdragsregister: een buiten Nederland gehouden register als bedoeld in artikel I, eerste lid, onder ii, van het op 19 juni 1948 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende de internationale erkenning van rechten op luchtvaartuigen (Trb. 1952, 86);

g. het stukidentificatienummer: het stukidentificatienummer, bedoeld in artikel 11c, eerste lid, van de wet;

h. de M.t.l.: de Maatregel te boek gestelde luchtvaartuigen 2005;

i. de technische handleiding: de technische handleiding elektronisch aanleveren die als bijlage 1 bij de Kadasterregeling 1994 is gevoegd.

B

Het opschrift van hoofdstuk 2 komt te luiden: Hoofdstuk 2. De openbare registers voor luchtvaartuigen.

C

De artikelen 2 tot en met 4 worden vervangen door twee artikelen, luidende:

Artikel 2

Hoofdstuk 2 van de Kadasterregeling 1994 is van overeenkomstige toepassing op de openbare registers voor luchtvaartuigen, met dien verstande dat:

a. op het afschrift van een stuk dat in papieren vorm wordt aangeboden, de tekst ‘Hypotheken 3’ of ‘Hypotheken 4’ voorafgegaan wordt door de afkorting ‘LU’, en

b. de opbergeenheid waarin afschriften van de stukken die in papieren vorm zijn aangeboden, worden opgeborgen, wordt aangeduid met de letters ‘LU’.

Artikel 3

Indien een stuk ter inschrijving wordt aangeboden en niet vereist is dat tevens een afschrift van dit stuk wordt aangeboden, maakt de Dienst een afschrift van dit stuk, dat voldoet aan de artikelen 11c van de Kadasterregeling 1994 en 2, onderdeel a.

D

In artikel 5 wordt ‘Kadasterwet’ vervangen door: wet.

E

Artikel 9 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:

Artikel 9

1. De Dienst verstrekt op verzoek afschriften of uittreksels betreffende de in de registratie voor luchtvaartuigen te boek gestelde stukken, dan wel getuigschriften omtrent het al dan niet bestaan van inschrijvingen betreffende luchtvaartuigen, als bedoeld in artikel 99 van de wet. De artikelen 119 en 126 van de Kadasterregeling 1994 zijn van overeenkomstige toepassing.

2. De bewaarder waarmerkt afschriften en uittreksels in papieren vorm door in het afschrift of het uittreksel de volgende door hem te ondertekenen verklaring op te nemen:

‘Voor eensluidend afschrift (onderscheidenlijk uittreksel)’, gevolgd door zijn naam, voorletters en functie.

3. De bewaarder waarmerkt getuigschriften in papieren vorm door hierop zijn naam, voorletters en functie te vermelden en het getuigschrift te ondertekenen.

4. De bewaarder waarmerkt afschriften, uittreksels en getuigschriften in elektronische vorm door hieraan een afzonderlijk bestand toe te voegen, waarin zijn opgenomen zijn naam, de naam van het kantoor van de Dienst, de datum van afgifte en de verklaring dat de gegevens overeenstemmen met de bij de Dienst berustende gegevens.

Artikel 9a

De raadpleging van de kadastrale registratie voor luchtvaartuigen geschiedt door het verlenen van inzage aan de kantoren van de Dienst die voor het publiek zijn opengesteld, via het in paragraaf 3.6 van de technische handleiding genoemde internetadres of door middel van een permanente aansluiting op de geautomatiseerde kadastrale registratie en door het verstrekken van inlichtingen, door middel van de telefoon of telefax.

F

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt: heeft de vorm van het model dat als bijlage 1 bij deze regeling is gevoegd. Het.

2. Onder vernummering van het vierde lid tot derde lid, vervalt het derde lid.

G

In de artikelen 14 tot en met 16 wordt ‘Kadasterwet’ telkens vervangen door: wet.

Artikel IV

Artikel 1, eerste lid, van de Regeling betaling kadastraal recht3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste zin wordt ‘twee weken’ vervangen door: drie weken.

2. Na de tweede zin wordt een zin ingevoegd, luidende: Het verschuldigde recht voor via het in paragraaf 3.6 van de technische handleiding genoemde internetadres aangevraagde en geleverde producten kan ook worden voldaan door middel van een elektronische betaling.

Artikel V

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 oktober 2004 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met een herziening van het nationale beleid ten aanzien van de aanleg van kabels ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken (29 834) tot wet wordt verheven en artikel IIA, onderdeel B, van die wet in werking treedt nadat artikel I, onderdelen A, FF en GG, van deze regeling in werking is getreden, wordt de Kadasterregeling 1994 als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel o, komt te luiden:

o. het netwerk: het net, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie, dat in, op of boven de grond is of wordt aangelegd.

B

In het opschrift van paragraaf 5 van hoofdstuk 4 wordt ‘kabelnetten’ vervangen: netwerken.

C

In de artikelen 59 en 60 wordt ‘kabelnet’ telkens vervangen door: netwerk.

Artikel VI

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 oktober 2004 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met een herziening van het nationale beleid ten aanzien van de aanleg van kabels ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken (29 834) tot wet wordt verheven en artikel IIA, onderdeel B, van die wet in werking treedt voordat artikel I, onderdelen A, FF en GG, van deze regeling in werking is getreden, wordt laatstgenoemd artikel als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel A, onder 4, komt te luiden:

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma worden tien onderdelen toegevoegd, luidende:

f. de integriteitswaarde: de unieke waarde voor een gegevensbestand of een verzameling van gegevensbestanden, waarmee het ongewijzigd zijn ervan kan worden gecontroleerd;

g. het certificaat: het certificaat, bedoeld in artikel 1, onderdeel rr, van de Telecommunicatiewet;

h. het gekwalificeerde certificaat: het gekwalificeerde certificaat, bedoeld in artikel 1, onderdeel ss, van de Telecommunicatiewet;

i. de certificatiedienstverlener: de certificatiedienstverlener, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel tt, van de Telecommunicatiewet;

j. een certificaten-revocatielijst: een lijst waarop de certificatiedienstverlener bijhoudt welke door hem afgegeven certificaten binnen de geldingsduur zijn ingetrokken;

k. de hoofdbewaarder: de bewaarder, bedoeld in artikel 7, derde lid, van de wet;

l. het stukidentificatienummer: het stukidentificatienummer, bedoeld in artikel 11c, eerste lid, van de wet;

m. de technische handleiding: de technische handleiding elektronisch aanleveren die als bijlage 1 bij deze regeling is gevoegd;

n. een functioneel beheerder: een persoon behorend tot het personeel van de Dienst, die belast is met het beheer van de bij de Dienst in gebruik zijnde geautomatiseerde systemen;

o. het netwerk: het net, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie, dat in, op of boven de grond is of wordt aangelegd.

B

In onderdeel FF wordt ‘kabelnetten’ vervangen door: netwerken.

C

In onderdeel GG wordt ‘kabelnet’ telkens vervangen door: netwerk.

Artikel VII

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het besluit van 25 januari 2006 houdende wijziging van het Kadasterbesluit, de Maatregel toeboekgestelde schepen 1992, de Maatregel te boek gestelde luchtvaartuigen en het Arbeidstijdenbesluit vervoer (wijziging in verband met de inwerkingtreding van de Herzieningswet Kadasterwet I en enige andere wetten, alsmede in verband met de kadastrale aanduiding van kabelnetten) in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, bedoeld in artikel I. De bij de Kadasterregeling 1994 behorende bijlagen 1 tot en met 6b als voorzien in artikel I worden ter inzage gelegd bij alle Kadasterkantoren en zullen kunnen worden gedownload van www.kadaster.nl/zakelijk. Van deze terinzagelegging zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

Apeldoorn, 6 december 2006.
Raad van Bestuur, Th.A.J. Burmanje.

Toelichting

Algemeen

De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Kadasterregeling 1994, de Regeling teboekgestelde schepen 1994 (Rts 1994), de Regeling teboekgestelde luchtvaartuigen 2005 (Rtl 2005) en de Regeling betaling kadastraal recht.

De wijzigingen in voornoemde regelingen houden in de eerste plaats verband met de inwerkingtreding van de Herzieningswet Kadasterwet I (hierna: HKW I). Sinds de inwerkingtreding van de HKW I zijn in de Kadasterwet bepalingen opgenomen, die de toepassing van informatie- en communicatietechnologie mogelijk maken bij het berichtenverkeer verbonden aan het houden van de openbare registers en het verstrekken van inlichtingen daaruit.1 De wijzigingen in de Kadasterregeling 1994, de Rts 1994, de Rtl 2005 en de Regeling betaling kadastraal recht zijn noodzakelijk ter uitvoering van de HKW I.

De elektronische aanlevering van stukken brengt een vermindering van de administratieve lasten mee ten bedrage van € 14.720.856,–.

Daarnaast is in artikel I, onderdelen FF en GG, van de onderhavige wijzigingsregeling voorzien in een regeling betreffende de wijze waarop de gegevens betreffende kabelnetten in de kadastrale registratie worden bijgewerkt.

De Hoge Raad heeft in zijn arresten van 6 juni 2003, zaaknummers 36.075 en 36.076 (onder meer gepubliceerd in BNB 2003, 271 en 272) bepaald dat kabelnetten aangemerkt moeten worden als onroerende zaken. Dit brengt mee dat de kabelnetten, net als alle andere onroerende zaken ingeschreven dienen te worden in de openbare registers en geregistreerd in de kadastrale registratie. Naar aanleiding hiervan is in artikel 2, vijfde en zesde lid, van het Kadasterbesluit en de artikelen 26 tot en met 27b van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 een regeling opgenomen op basis waarvan een kabelnet onder een eigen kadastrale aanduiding ingeschreven kan worden in de openbare registers en geregistreerd kan worden in de kadastrale registratie.

Op 6 oktober 2005 is een tweede nota van wijziging ingediend bij de Tweede Kamer betreffende het wetsvoorstel tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met een herziening van het nationale beleid ten aanzien van de aanleg van kabels ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken.2 In deze nota van wijziging wordt voorgesteld om aan artikel 20 van Boek 5 van het BW een nieuw tweede lid toe te voegen waarin wordt bepaald dat een net, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie, dat in, op of boven de grond van anderen is of wordt aangelegd, toe komt aan de bevoegde aanlegger van dat net dan wel aan diens rechtsopvolger. Hiermee wordt afgeweken van artikel 20, eerste lid, van Boek 5 van het BW, waarin het leerstuk van de natrekking is geregeld. Wanneer de regeling in werking treedt, zal dit leiden tot een groot aantal verzoeken tot registratie van netwerken. In het Kadasterbesluit, de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 en de Kadasterregeling 1994 kan hierop nog niet worden vooruitgelopen, maar er kan wel rekening mee worden gehouden. Daarom is in de artikelen V en VI van het besluit tot wijziging van het Kadasterbesluit van 25 januari 2006 en in de artikelen II en III van de regeling houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 voorzien in een regeling op basis waarvan in de toekomst ook andere netwerken dan kabelnetten onder een eigen kadastraal nummer ingeschreven kunnen worden in de openbare registers. In aansluiting hierop is in de artikel VI van de onderhavige regeling een regeling opgenomen betreffende de wijze waarop in de toekomst ook de gegevens betreffende andere netwerken dan kabelnetten in de kadastrale registratie worden bijgewerkt.

Tot slot zijn in de Kadasterregeling 1994, de Rts 1994, de Rtl 2005 en de Regeling betaling kadastraal recht een aantal technische en redactionele verbeteringen aangebracht. De laatste categorie wijzigingen spreekt voor zich, zodat op deze wijzigingen in de artikelsgewijze toelichting niet meer wordt teruggekomen.

De onderhavige regeling is inhoudelijk afgestemd op de uitkomsten van het overleg dat met de betrokken beroepsgroepen, waaronder de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB), is gevoerd.

Een ontwerp van de regeling is op 29 maart 2006 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2006/0158/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). Naar aanleiding van deze melding zijn door de Commissie van de Europese Gemeenschappen …(p.m.). Het stellen van voornoemde voorschriften is noodzakelijk om in het belang van de samenleving de Dienst in staat te stellen te kunnen blijven zorgen voor een zo groot mogelijke betrouwbaarheid van de betrokken gegevens.

Artikelsgewijs

Artikelen I, onderdeel A, II, onderdeel A, en III, onderdeel A

In artikel I, onderdeel A, zijn aan artikel 1 van de Kadasterregeling 1994 tien nieuwe onderdelen toegevoegd. Met de opname van de onderdelen f tot en met o in artikel 1 van de Kadasterregeling 1994 wordt beoogd het gebruik van de in deze onderdelen beschreven begrippen in de Kadasterregeling 1994 te vergemakkelijken. Bij de omschrijving van de begrippen integriteitswaarde, certificaat, gekwalificeerd certificaat, certificatiedienstverlener en certificaten-revocatielijst in de onderdelen f tot en met j is aangesloten bij de eisen van Public Key Infrastructure (PKI) voor de overheid.3

In de artikelen II, onderdeel A, en III, onderdeel A, zijn de artikelen 1 van de Rts 1994 en 1 van de Rtl 2005, waarin werd verwezen naar de begripsbepalingen die zijn opgenomen in respectievelijk artikel 1 van de Maatregel teboekgestelde schepen 1992 (Mts 1992) en artikel 1 van de Maatregel te boek gestelde luchtvaartuigen 1996 (Mtl 1996), vervangen door twee nieuwe artikelen. De begripsbepalingen van de artikelen 1 Mts 1992 en 1 Mtl 1996 zijn thans integraal overgenomen in artikelen 1 van de Rts 1994 en 1 van de Rtl 2005. Dit vermakkelijkt de leesbaarheid van de Rts 1994 en de Rtl 2005. Voorts is de omschrijving van het begrip ‘stukidentificatienummer’ toegevoegd.

Artikelen I, onderdelen B, H tot en met J (deels), W (deels), X (deels), en AA tot en met GG, en II, onderdelen F en G

Artikel 1a van de Kadasterregeling 1994

Sinds de inwerkingtreding van de HKW I is in de artikelen 11c, eerste lid, 13, eerste lid, 14b, eerste lid, en 15a, eerste lid, onderdeel a, van de Kadasterwet voorgeschreven dat een aangeboden stuk in papieren of elektronische vorm wordt voorzien van een ‘uniek stukidentificatienummer’.

In artikel 1a van de Kadasterregeling 1994 is ter uitwerking van artikel 11c, eerste lid, van de Kadasterwet geregeld waaruit het stukidentificatienummer bestaat en de wijze waarop dit nummer wordt gevormd. De regeling is noodzakelijk omdat het voor de toegankelijkheid van de openbare registers van groot belang is dat de stukidentificatienummers die aan de ter inschrijving aangeboden stukken toegekend worden steeds op dezelfde wijze worden gevormd.

De artikelen 7, zesde lid, 8, tweede lid, 9, eerste lid, 18, tweede lid, 19, tweede lid, 37, eerste en tweede lid, 38, eerste lid, onderdeel a, 39, derde, vierde, achtste en negende lid, 43, eerste lid, 45, 77, tweede lid, en 97, tweede lid, onderdeel a, van de Kadasterregeling 1994, en 10, zesde lid, en 14, derde en vierde lid, van de Rts 1994 zijn aangepast naar aanleiding van de invoering van het stukidentificatienummer.

Artikel I, onderdeel D

Artikel 3 van de Kadasterregeling 1994

Met de inwerkingtreding van de HKW I is artikel 7, eerste lid, onderdeel c, van de Kadasterwet (oud) – waarin de bewaarder werd belast met het bewaren van door het bestuur van de Dienst aan te wijzen kaarten – komen te vervallen. Daarmee kon de uitwerking van deze bepaling in artikel 3 van de Kadasterregeling 1994 (oud) ook vervallen.

In artikel 3 van de Kadasterregeling 1994 is thans – ter uitwerking van artikel 8, tweede lid, van de Kadasterwet – een regeling opgenomen omtrent de vorm van de openbare registers. Tot aan de inwerkingtreding van de HKW I was de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) op basis van artikel 8, tweede lid, van de Kadasterwet (oud) bevoegd om nadere regels te stellen inzake de vorm van de openbare registers. Deze bevoegdheid is sinds de inwerkingtreding van de HKW I echter overgegaan op het bestuur van de Dienst.

Artikel 3a van de Kadasterregeling 1994

In artikel 3a, eerste lid, van de Kadasterregeling 1994 is een regeling opgenomen betreffende de vorm waarin de in elektronische vorm gehouden gedeelten van de openbare registers door de Dienst worden gehouden. Artikel 3a, tweede en derde lid, van de Kadasterregeling 1994 bevat voorts een regeling omtrent de wijze waarop stukken die aangeboden zijn samen met een stuk dat in de openbare registers is ingeschreven, maar zelf niet in de openbare registers worden ingeschreven, worden gearchiveerd.

Artikel 3b van de Kadasterregeling 1994

In artikel 9, derde, vierde, zesde en zevende lid, van de Kadasterwet is bepaald dat het bestuur van de Dienst een of meerdere duplicaten kan vervaardigen van de openbare registers of gedeelten daarvan, mits de duplicaten een juiste en volledige weergave zijn van alle desbetreffende gegevens en ter waarborging daarvan door het bestuur van de Dienst passende maatregelen ten uitvoer worden gelegd.

In artikel 3b van de Kadasterregeling 1994 wordt de hoofdbewaarder belast met de taak om te controleren of de duplicaten van de openbare registers zijn vervaardigd overeenkomstig de daarvoor geldende maatregelen. In artikel 3b van de Kadasterregeling 1994 is ook voorgeschreven op welke wijze de hoofdbewaarder deze controle dient uit te voeren en zijn bevindingen dient vast te leggen in een verklaring. Met deze regeling wordt verzekerd dat duplicaten tot stand komen volgens de door het bestuur van de Dienst vastgestelde maatregelen.

Artikel I, onderdeel E

Het opschrift van titel 1 van hoofdstuk 2 is aangepast omdat de artikelen 4 tot en met 6 van de UKW 1994 (nieuw) uitsluitend nog betrekking hebben op boekingen in het register Hypotheken 4D.

Artikelen I, onderdelen F (deels), H (deels), J (deels) en L (deels), II, onderdeel C, en III, onderdeel C

Artikel 4 van de Kadasterregeling 1994

Sinds de inwerkingtreding van de HKW I hoeft het afschrift van het stuk dat in papieren vorm ter inschrijving wordt aangeboden, niet meer te worden gesteld op een door de Dienst te verstrekken ‘formulier Hypotheken 3’ of een ‘formulier Hypotheken 4’. In plaats daarvan kan het afschrift ingevolge de artikelen 11c van de Kadasterregeling 1994, 2 van de Rts 1994 en 2 van de Rtl 2005 – met inachtneming van een aantal voorschriften betreffende de lay-out – gesteld worden op een wit papier van A4-formaat. Naar aanleiding hiervan zijn artikel 4 van de Kadasterregeling 1994 (oud), artikel 5 van de Rts 1994 (oud) en de artikelen 2 en 3 van de Rtl 2005 (oud), waarin het gebruik van het ‘formulier Hypotheken 3’ en het ‘formulier Hypotheken 4’ werd voorgeschreven, komen te vervallen en zijn de artikelen 7, vierde lid, 9, eerste lid, en 11 van de Kadasterregeling 1994 aangepast.

In artikel 4 van de Kadasterregeling 1994 is thans een bepaling opgenomen die inhoudelijk overeenkomt met artikel 5, eerste en tweede lid, van de Kadasterregeling 1994 (oud). De wijzigingen ten opzichte van artikel 5, eerste en tweede lid, van de Kadasterregeling 1994 (oud) betreffen een aanpassing aan artikel 3 van de Kadasterregeling 1994 en een aantal redactionele verbeteringen.

Artikelen 5 en 6 van de Kadasterregeling 1994

De artikelen 5 en 6 van de Kadasterregeling 1994 betreffen een uitwerking van artikel 12, tweede lid, onderdelen a en b, van de Kadasterwet.

In artikel 5 van de Kadasterregeling 1994 is een regeling opgenomen voor het boeken in het register Hypotheken 4D van stukken betreffende onroerende zaken die in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden. De regeling komt inhoudelijk overeen met artikel 6 van de Kadasterregeling 1994 (oud), met dien verstande dat de regeling is aangepast naar aanleiding van het vervallen van de verplichting tot gebruik van het ‘formulier Hypotheken 3’ of het ‘formulier Hypotheken 4’. Daarnaast is in artikel 5 van de Kadasterregeling 1994 tot uitdrukking gebracht dat de regeling uitsluitend betrekking heeft op het boeken van stukken die in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden. Dit is van belang omdat het sinds de inwerkingtreding van de HKW I ook mogelijk is om stukken in elektronische vorm ter inschrijving aan te bieden.

In artikel 6 van de Kadasterregeling 1994 is een regeling opgenomen voor het boeken in het register Hypotheken 4D van stukken betreffende onroerende zaken die in elektronische vorm ter inschrijving zijn aangeboden. Artikel 6, eerste lid, van de Kadasterregeling 1994 komt grotendeels overeen met artikel 5 van de Kadasterregeling 1994, met dien verstande dat de bewaarder bij de boeking van een stuk dat in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden geen ‘relaas van de boeking’ opmaakt. In verband hiermee is in artikel 6, tweede lid, van de Kadasterregeling 1994 een afzonderlijke regeling opgenomen voor de inschrijving van een stuk dat aanvankelijk in het elektronische vorm gehouden gedeelte van het register Hypotheken 4D is geboekt. Ten aanzien van deze regeling wordt het volgende opgemerkt.

Indien een stuk dat in papieren vorm ter inschrijving is aangeboden wordt geweigerd, wordt dit stuk voorzien van een relaas van de boeking waarin onder meer de aanbiedingsdatum en de reden van de boeking worden vermeld. Vervolgens wordt van dit stuk een aantekening gemaakt in het register Hypotheken 4D (de boeking) en wordt het stuk inclusief het relaas van de boeking teruggezonden aan de aanbieder. Indien nadien blijkt dat de weigering van de inschrijving ten onrechte plaatsvond, kan het stuk opnieuw ter inschrijving worden aangeboden. Het stuk wordt dan inclusief het relaas van de boeking ingeschreven in het register ‘Hypotheken 3’ of het register ‘Hypotheken 4’. Uit het relaas van de boeking blijkt het tijdstip van de oorspronkelijke aanbieding, hetgeen van belang is omdat het stuk wordt geacht te zijn ingeschreven op de datum van de oorspronkelijke aanbieding. Daarnaast kan uit het relaas van de boeking afgelezen worden dat het stuk dat is ingeschreven inhoudelijk exact overeenkomt met het stuk ten aanzien waarvan aanvankelijk ten onrechte de inschrijving werd geweigerd. Dit is van belang omdat de terugwerkende kracht ten aanzien van het tijdstip van inschrijving uiteraard alleen maar geldt indien in het stuk dat naar aanleiding van een hernieuwd verzoek tot inschrijving wordt ingeschreven niets is veranderd ten opzichte van het stuk dat aanvankelijk werd geboekt in het register Hypotheken 4D.

Indien de inschrijving van een stuk dat in elektronische vorm is aangeboden wordt geweigerd, wordt het stuk niet voorzien van een relaas van de boeking. Dit is technisch niet mogelijk. Bij de boeking in het register Hypotheken 4D van een stuk dat in elektronische vorm is aangeboden, wordt daarom een andere procedure gevolgd. Het stuk ten aanzien waarvan de inschrijving wordt geweigerd, wordt niet naar de aanbieder teruggezonden, maar wordt in het elektronische gedeelte van het register Hypotheken 4D opgeslagen. Indien nadien blijkt dat de weigering van de inschrijving ten onrechte plaatsvond en een hernieuwd verzoek tot inschrijving wordt aangeboden, wordt het stuk vanuit het elektronische gedeelte van het register Hypotheken 4D rechtstreeks overgebracht naar het elektronische gedeelte van het register Hypotheken 3 of het register Hypotheken 4. De bewaarder voegt vervolgens aan het stuk een aantekening toe waaruit de aanvankelijke boeking in het register Hypotheken 4D blijkt. Uit deze aantekening kan het tijdstip van de oorspronkelijke aanbieding en dus de terugwerkende kracht ten aanzien van het tijdstip van inschrijving worden afgelezen. Voorts garandeert de rechtstreekse overbrenging van het stuk uit het in elektronische vorm gehouden gedeelte van de het register Hypotheken 4D naar het in elektronische vorm gehouden gedeelte van het register Hypotheken 3 of het register Hypotheken 4, dat het stuk inhoudelijk exact overeenkomt met het stuk dat aanvankelijk werd geboekt in het register Hypotheken 4D.

Artikel I, onderdelen G tot en met K (deels)

Sinds de inwerkingtreding van de HKW I zijn de mogelijkheden met betrekking tot de vorm waarin de openbare registers kunnen worden gehouden uitgebreid. Op basis van hoofdstuk 2, titel 1, afdelingen 1 en 2, van de Kadasterwet kan de inhoud van de openbare registers thans worden gehouden op papieren, elektronische of andere gegevensdragers. Naar aanleiding hiervan is het opschrift van titel 2 van hoofdstuk 2 van de Kadasterregeling 1994 aangepast. In het opschrift wordt nu expliciet tot uitdrukking gebracht dat de bepalingen in deze titel uitsluitend betrekking hebben op het stellen van aantekeningen in de in papieren vorm gehouden gedeelten van de openbare registers. Om dezelfde reden is in de artikelen 7 tot en met 10 van de Kadasterregeling 1994 op een aantal plaatsen verduidelijkt dat de bepalingen uitsluitend betrekking hebben op de in papieren vorm gehouden gedeelten van de openbare registers.

Artikel I, onderdeel H (deels)

In artikel 7, tweede lid, van de Kadasterregeling 1994 is bepaald dat er slechts onderlinge verwijzing plaatsvindt tussen het stuk tot verbetering, bedoeld in artikel 42 van de Kadasterwet, en het verbeterde stuk, indien het stuk tot verbetering niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 1a, tweede lid, van de Kadasterregeling 1994, is ingeschreven. Indien dit stuk wel binnen die termijn is ingeschreven, is onderlinge verwijzing overbodig, omdat het stuk tot verbetering dan – ingevolge artikel 1a, tweede lid, van de Kadasterregeling 1994 – wordt ingeschreven onder hetzelfde stukidentificatienummer als het verbeterde stuk.

Artikel I, onderdelen M en N

Artikelen 11a en 11b van de Kadasterregeling 1994

De artikelen 11a en 11b van de Kadasterregeling (oud), waarin de verplichting was neergelegd om afschriften van stukken die in papieren vorm worden aangeboden, te stellen op een door de Dienst te verstrekken ‘formulier Hypotheken 3’ of ‘formulier Hypotheken 4’, zijn vervallen. Voor de toelichting hierop wordt verwezen naar de toelichting op de wijziging van artikel 4 van de Kadasterregeling 1994.

In de artikelen 11a en 11b van de Kadasterregeling is thans voorzien in een regeling betreffende het stellen van aantekeningen in de in elektronische vorm gehouden gedeelten van de openbare registers voor onroerende zaken. Naar aanleiding hiervan is ook het opschrift van titel 2a van hoofdstuk 2 aangepast.

De regeling betreffende het stellen van aantekeningen in de in elektronische vorm gehouden gedeelten van de openbare registers komt inhoudelijk overeen met de regeling betreffende het stellen van aantekeningen in de in papieren vorm gehouden gedeelten van de openbare registers, met dien verstande dat in artikel 11a van de Kadasterregeling 1994 is bepaald dat de aantekeningen dienen te worden gedigitaliseerd. Daarnaast is in artikel 11b van de Kadasterregeling 1994 bepaald dat de bewaarder in het desbetreffende in elektronische vorm gehouden gedeelte van de openbare registers met betrekking tot elke persoon die een ingeschreven stuk heeft voorzien van een elektronische handtekening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 een aantekening maakt, waarin bepaalde gegevens zijn vermeld betreffende de ondertekenaar en het gekwalificeerde certificaat waarop de elektronische handtekening is gebaseerd.

Artikel I, onderdelen O en Q

Voor de artikelen 11c en 11e van de Kadasterregeling 1994 zijn twee opschriften ingevoegd. Hiermee wordt beoogd om in de Kadasterregeling 1994 twee nieuwe titels (titel 2b en titel 2c) in te voegen, waarin bepalingen worden opgenomen betreffende het aanbieden van stukken in papieren vorm (titel 2b), respectievelijk het aanbieden van stukken in elektronische vorm (titel 2c).

Artikel I, onderdeel P

Artikelen 11c en 11d van de Kadasterregeling 1994

Artikel 11c van de Kadasterregeling komt inhoudelijk overeen met de artikelen 11a en 11b van de Kadasterregeling (oud), met dien verstande dat het verplicht gebruik van het ‘formulier Hypotheken 3’ of het ‘formulier Hypotheken 4’ is komen te vervallen. In plaats daarvan is in artikel 11c van de Kadasterregeling 1994 voorgeschreven dat het afschrift van een stuk dat in papieren vorm ter inschrijving wordt aangeboden, gesteld dient worden op een wit papier van standaardkwaliteit met A4-formaat. Op het afschrift dient door middel van de tekst ‘Hypotheken 3’ of ‘Hypotheken 4’ aangegeven te worden in welk register inschrijving wordt verzocht.

Voorts zijn in artikel 11d van de Kadasterregeling 1994 enkele voorschriften opgenomen betreffende de opmaak van een afschrift en het voorblad dat hieraan wordt toegevoegd door de bewaarder. Op dit voorblad staan in ieder geval het stukidentificatienummer en de datum en het tijdstip van aanbieding vermeld en bij de inschrijving plaatst de bewaarder hierop zijn handtekening. Daarnaast bevat het voorblad nog voldoende ruimte voor andere aantekeningen, zoals bijvoorbeeld de vermelding van het aantal pagina’s waaruit het afschrift bestaat.

De voorschriften betreffende het formaat en de kwaliteit van het papier waarop het afschrift gesteld dient te worden, alsmede de opmaak van het afschrift, beogen ervoor te zorgen dat de afschriften die bij de Dienst worden aangeboden van dusdanige kwaliteit zijn dat zij kunnen worden ingeschreven in de openbare registers en nadien kunnen worden geraadpleegd.

Artikel I, onderdeel R (deels)

Artikel 11e van de Kadasterregeling 1994

In artikel 11e van de Kadasterregeling 1994 is ten behoeve van het elektronische berichtenverkeer verbonden aan het houden van de openbare registers een emailadres aangewezen. De berichten aan de Dienst dienen gericht te worden aan het emailadres dat genoemd is in paragraaf 3.6 van de technische handleiding. Het emailadres is te bereiken door in te loggen op Kadaster-on-line (bereikbaar via de website https://⁠kadaster-on-line.kadaster.nl).

Artikelen 11f tot en met 11k van de Kadasterregeling 1994

In de artikelen 11f tot en met 11k van de Kadasterregeling 1994 zijn ter uitwerking van artikel 11a, eerste en vijfde lid, van de Kadasterwet voorschriften opgenomen betreffende – kort gezegd:

– de inrichting van het door de Dienst gehouden systeem ten behoeve van het elektronisch verzenden en ontvangen van berichten, en

– de voorwaarden waaronder en de wijze waarop van dit systeem gebruik gemaakt kan worden.

Deze voorschriften beogen de betrouwbaarheid, continuïteit en een vlot verloop van het berichtenverkeer tussen de Dienst en zijn cliënten te waarborgen.

Artikel 11f van de Kadasterregeling 1994 bevat een regeling betreffende de inrichting van het door de Dienst gehouden systeem ten behoeve van het verzenden en ontvangen van elektronische berichten. Voordat een cliënt van de Dienst gebruik kan maken van dit systeem, dient hij ingevolge artikel 11g van de Kadasterregeling 1994 door middel van een aanmeldingsformulier aan de hoofdbewaarder mee te delen dat hij voornemens is om stukken in elektronische vorm ter inschrijving aan te bieden. In artikel 11g, eerste en tweede lid, van de Kadasterregeling 1994 is geregeld welke gegevens opgenomen dienen te worden in het aanmeldingsformulier. De mededeling is noodzakelijk om de hoofdbewaarder in de gelegenheid te stellen om – overeenkomstig artikel 11g, derde en vierde lid, van de Kadasterregeling 1994 – te controleren of de cliënt beschikt over applicatiesoftware waarmee elektronisch berichtenverkeer met de Dienst mogelijk is en of de digitale handtekeningen die zullen voorkomen in de aan te bieden stukken gebaseerd zijn op geldige gekwalificeerde certificaten. Indien dit het geval is, verstuurt de hoofdbewaarder een bericht waarin vermeld is wanneer met de elektronische aanbieding van stukken kan worden aangevangen.

In artikel 11h van de Kadasterregeling 1994 is bepaald dat wijzigingen in de in het aanmeldingsformulier opgenomen gegevens – zoals een verandering van een mailadres, een uitbreiding van het aantal certificatiedienstverleners waarvan men gekwalificeerde certificaten gaat gebruiken et cetera – onverwijld aan de hoofdbewaarder gemeld dienen te worden. Indien een wijziging betrekking heeft op de gegevens betreffende de certificatiedienstverlener die de gekwalificeerde certificaten afgeeft, of de applicatiesoftware die bij de cliënt in gebruik is, dient de hoofdbewaarder deze gegevens bovendien opnieuw te controleren overeenkomstig de procedure, bedoeld in artikel 11g, derde en vierde lid, van de Kadasterregeling 1994.

Artikel 11i van de Kadasterregeling 1994 bevat een regeling betreffende het uitwisselingsprotocol op basis waarvan het elektronisch berichtenverkeer met de Dienst kan plaatsvinden. Het uitwisselingsprotocol bestaat – kort gezegd – uit voorschriften betreffende de inrichting van de berichten en de daarin opgenomen bestanden die bij de Dienst worden aangeboden en door de Dienst aan zijn cliënten worden verzonden.

Artikel 11j van de Kadasterregeling 1994 voorziet in een regeling betreffende de wijze waarop een verzoek tot vaststelling van een afwijkend uitwisselingsprotocol kan worden ingediend en de voorwaarden waaronder zo’n verzoek kan worden toegewezen. Een verzoek tot vaststelling van een afwijkend uitwisselingsprotocol houdt in dat een cliënt toestemming vraagt om in het elektronisch berichtenverkeer met de Dienst andere standaarden te mogen gebruiken dan in de Kadasterwet, de UKW 1994 en de Kadasterregeling 1994 zijn voorgeschreven.

In artikel 11k van de Kadasterregeling 1994 is een regeling opgenomen omtrent de wijze waarop en de voorwaarden waaronder een permanente aansluiting op het door de Dienst gehouden systeem als bedoeld in artikel 11a, vijfde lid, van de Kadasterwet verkregen kan worden.

Artikelen 11l tot en met 11o van de Kadasterregeling 1994

In de artikelen 11l tot en met 11o van de Kadasterregeling 1994 zijn ter uitwerking van de artikelen 11a, eerste lid, en 11b, tweede tot en met vierde lid, van de Kadasterwet voorschriften opgenomen betreffende – kort gezegd:

– de vorm en de inhoud van het bericht door middel waarvan een stuk in elektronische vorm ter inschrijving kan worden aangeboden, en

– de vorm en de inhoud van het verzoek tot inschrijving van een stuk in elektronische vorm.

Deze voorschriften beogen net als de voorschriften die zijn opgenomen in de artikelen 11f tot en met 11j van de Kadasterregeling 1994 de betrouwbaarheid, continuïteit en een vlot verloop van het berichtenverkeer tussen de Dienst en zijn cliënten te waarborgen. Daarnaast hebben de voorschriften tot doel de controleerbaarheid en de integriteit van berichten en de daarin opgenomen bestanden te verzekeren. De voorschriften bevorderen bovendien een snelle verwerking van de ter inschrijving aangeboden stukken.

In artikel 11l van de Kadasterregeling 1994 is bepaald aan welke voorschriften het bericht moet voldoen, door middel waarvan stukken in elektronische vorm ter inschrijving kunnen worden aangeboden. Het bericht dient voorzien te zijn van een elektronische handtekening. Deze elektronische handtekening hoeft echter geen gekwalificeerde elektronische handtekening als bedoeld in artikel 2 van de UKW 1994 te zijn. Dit betekent dat de elektronische handtekening gebaseerd mag zijn op een ‘eenvoudig’ certificaat als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Kadasterregeling 1994 en dat deze aan minder voorwaarden hoeft te voldoen dan genoemd in artikel 11r van de Kadasterregeling 1994 (zie ook de toelichting bij artikel 11r van de Kadasterregeling 1994).

Artikel 11m van de Kadasterregeling 1994 voorziet in een regeling betreffende de wijze waarop en de termijn waarbinnen de bewaarder gebruik kan maken van zijn bevoegdheid om berichten niet te aanvaarden.

In de artikelen 11n en 11o van de Kadasterregeling 1994 is voorgeschreven aan welke voorschriften het verzoek tot inschrijving van een stuk in elektronische vorm dient te voldoen.

Artikelen 11p en 11q van de Kadasterregeling 1994

In artikel 10 van de UKW 1994 is een regeling opgenomen op basis waarvan afschriften van tekeningen of andere stukken – zoals foto’s – die deel uitmaken of deel uit zullen gaan maken van een stuk dat in elektronische vorm ter inschrijving zal worden aangeboden, voorafgaand aan die inschrijving afzonderlijk in papieren vorm in bewaring kunnen worden genomen. Artikel 10 van de UKW 1994 biedt daarmee bijvoorbeeld een oplossing voor de gevallen waarin bijvoorbeeld een notaris een stuk in elektronische vorm wil aanbieden, maar hij hiertoe niet in staat is, omdat een tekening in papieren vorm deel uitmaakt van dit stuk en hij niet beschikt over de apparatuur om hiervan een elektronisch bestand te maken. In die gevallen kan de notaris een afschrift van de tekening in papieren vorm in bewaring geven, waarna de bewaarder hiervan een elektronisch afschrift vervaardigt.

De artikelen 11p en 11q van de Kadasterregeling 1994 regelen wat er na de inbewaringneming van het afschrift dient te gebeuren en beogen te bereiken dat de inschrijving van tekeningen en andere stukken waarvan een afschrift in bewaring is genomen, vlot verloopt.

Artikelen 11r en 11s van de Kadasterregeling 1994

In artikel 2 van de UKW 1994 is bepaald dat de elektronische handtekening, bedoeld in artikel 7e, eerste lid, van de Kadasterwet, dient te worden aangemaakt met de techniek van de digitale handtekening en dat het bestuur van de Dienst bij regeling technische standaarden, normen en specificaties vaststelt voor het aanmaken van deze digitale handtekening. In artikel 11r, eerste lid, van de Kadasterregeling 1994 zijn deze technische standaarden, normen en specificaties vastgesteld door middel van een verwijzing naar paragraaf 3.3 van de technische handleiding.

De technische standaarden, normen en specificaties sluiten aan bij het programma Public Key Infrastructure (PKI) voor de overheid. Het programma PKI is gebaseerd op zogeheten asymmetrische encryptie. Dit is een wiskundige techniek waarbij gebruik wordt gemaakt van sleutelparen. Iedereen die berichten of stukken in elektronische vorm wil voorzien van een digitale handtekening dient te beschikken over een private sleutel, een publieke sleutel en een gekwalificeerd certificaat als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Kadasterregeling 1994. De private sleutel is alleen bij de ondertekenaar zelf bekend en wordt gebruikt voor het zetten van de elektronische handtekening, het ontcijferen van een bericht of het zich elektronisch identificeren. De publieke sleutel is openbaar en wordt gebruikt voor het controleren van de elektronische handtekening, het vercijferen van een bericht of het controleren van de identiteit van de ondertekenaar. Het gekwalificeerde certificaat bevat informatie over onder meer de ondertekenaar, de certificatiedienstverlener, de periode waarbinnen het gekwalificeerde certificaat en daarmee ook de elektronische handtekening geldig is en voor welke doeleinden dit gekwalificeerde certificaat mag worden gebruikt. Zo kan een gekwalificeerd certificaat worden gebruikt bij de versleuteling van gegevens, de identificatie van de ondertekenaar of het zetten van een elektronische handtekening.

In artikel 11r, tweede en derde lid, van de Kadasterregeling 1994 is – kort gezegd – voorgeschreven op welke wijze de bewaarder na ontvangst van een elektronisch bericht dient te controleren of:

a. de elektronische handtekeningen die voorkomen in het bericht en in de daarin opgenomen bestanden geldig zijn,

b. het gekwalificeerde certificaat nog geldig is, en

c. het bericht ongewijzigd bij de Dienst is aangekomen.

Daarbij wordt nog opgemerkt dat de certificaten-revocatielijst aan de hand waarvan de bewaarder dient te controleren of het bij een elektronische handtekening behorende gekwalificeerde certificaat nog geldig is, een soort zwarte lijst is van de gekwalificeerde certificaten die binnen de geldigheidsduur zijn ingetrokken, bijvoorbeeld omdat de eigenaar van de elektronische handtekening zijn private sleutel of het gekwalificeerde certificaat heeft verloren.

In artikel 11s van de Kadasterregeling 1994 is voorzien in een regeling voor de gevallen waarin de bewaarder concludeert dat het gekwalificeerde certificaat waarop een elektronische handtekening is gebaseerd, ten tijde van de ontvangst van het bericht en de daarin opgenomen stukken niet meer geldig is. Met deze regeling wordt enerzijds beoogd te voorkomen dat het vlot verloop van het rechtsverkeer onnodig wordt belemmerd. Anderzijds voorziet de regeling in een aantal waarborgen om de betrouwbaarheid van de openbare registers en de kadastrale registratie te waarborgen.

Artikel I, onderdeel S

Het opschrift van titel 3 van hoofdstuk 2 is aangepast in verband met het feit dat de bepalingen in deze titel uitsluitend betrekking hebben op de rangschikking en de wijze van opberging van de afschriften van de stukken die in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden.

Artikel I, onderdeel T

Artikel 12 van de Kadasterregeling 1994

Artikel 12 van de Kadasterregeling 1994 (oud) is aangepast naar aanleiding van de afschaffing van het ‘formulier Hypotheken 3’ en het ‘formulier Hypotheken 4’, en artikel 11d, zesde lid, van de Kadasterregeling 1994, waarin is bepaald dat de bewaarder na de ontvangst van het afschrift een voorblad toevoegt, waarop het stukidentificatienummer wordt vermeld en ambtshalve aantekeningen gesteld kunnen worden.

Daarnaast is in artikel 12 van de Kadasterregeling 1994 een regeling opgenomen betreffende de wijze waarop de afschriften van de stukken die in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden, worden opgeborgen. Deze regeling vervangt de regeling die was opgenomen in de artikelen 13 en 14 van de Kadasterregeling 1994 (oud).

Artikel I, onderdeel V

Artikel 16 van de Kadasterregeling 1994

Artikel 16 van de Kadasterregeling 1994 (oud) is vervallen, omdat sinds de inwerkingtreding van de HKW I de doorhaling van de voorlopige aantekeningen niet langer deel uitmaakt van de inschrijving van een stuk in de openbare registers.4

In artikel 16 van de Kadasterregeling is thans ter uitwerking van artikel 15 van de Kadasterwet de vorm vastgesteld van de aantekeningen in het register Hypotheken 4D.

Artikel 17 van de Kadasterregeling 1994

In artikel 17 van de Kadasterregeling 1994 is de regeling betreffende de gevallen waarin de Dienst een afschrift vervaardigt van een stuk waarvan de inschrijving is geweigerd, aangepast naar aanleiding van de afschaffing van het ‘formulier Hypotheken 3’ en het ‘formulier Hypotheken 4’ en de vernummering van een aantal artikelen in de Kadasterwet. Omdat deze wijziging vrij omvangrijk was, is besloten om artikel 17 van de Kadasterregeling 1994 (oud) opnieuw te formuleren.

Artikel 17a van de Kadasterregeling 1994

In artikel 17a van de Kadasterregeling 1994 is ter uitvoering van de artikelen 15a en 15b van de Kadasterwet een regeling opgenomen betreffende de vorm van de verklaring van niet-inschrijving en het bewijs van niet-inschrijving.

Artikel I, onderdeel W

Artikel 18 van de Kadasterregeling 1994 regelt de vermelding in het register Hypotheken 4D van aan de bewaarder uitgebrachte dagvaardingen als bedoeld in artikel 20, vierde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en van uitspraken van de voorzieningenrechter in kort geding, aangespannen ter verkrijging van het bevel, bedoeld in artikel 20, tweede lid, van Boek 3 van het BW. De regeling is aangepast aan de omstandigheid dat het sinds de inwerkingtreding van de HKW I ook mogelijk is om stukken in elektronische vorm aan te bieden. In het derde lid is uitdrukkelijk vermeld dat de betreffende bepaling uitsluitend van toepassing is op het in papieren vorm gehouden gedeelte van het register Hypotheken 4D en in het vierde lid (nieuw) is een nieuwe bepaling opgenomen betreffende de wijze waarop voornoemde gegevens vermeld dienen te worden in het in elektronische vorm gehouden gedeelte van het register Hypotheken 4D.

Artikel I, onderdeel X

Artikel 19 van de Kadasterregeling 1994 betreffende het bewijs van ontvangst, bedoeld in artikel 20, tweede lid, van Boek 3 van het BW, is aangepast aan de invoering van het stukidentificatienummer en aan de omstandigheid dat het sinds de inwerkingtreding van de HKW I ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Kadasterwet, ook mogelijk is om een bewijs van ontvangst in elektronische vorm op te maken en te verzenden. In het vierde lid is voorgeschreven aan welke eisen een bewijs van ontvangst in elektronische vorm dient te voldoen.

Artikel I, onderdeel Y

Artikel 19a van de Kadasterregeling 1994

In artikel 19a van de Kadasterregeling 1994 is ter uitwerking van artikel 13, eerste en tweede lid, van de Kadasterwet een bepaling opgenomen betreffende de vorm van de verklaring van inschrijving en het bewijs van inschrijving.

De bewaarder verzendt een verklaring van inschrijving nadat hij een stuk heeft ingeschreven in de openbare registers, dat in papieren vorm bij de Dienst is aangeboden.

Een bewijs van inschrijving wordt door de bewaarder verzonden nadat hij een stuk heeft ingeschreven in de openbare registers, dat in elektronische vorm bij de Dienst is aangeboden.

Artikel 19b van de Kadasterregeling 1994

In artikel 19b van de Kadasterregeling 1994 is een nieuwe regeling opgenomen betreffende de wijze waarop in de verklaring van inschrijving respectievelijk het bewijs van inschrijving wordt vermeld dat er ten behoeve van de inschrijving van een stuk in papieren of elektronische vorm bewijsstukken in papieren of elektronische vorm zijn aangeboden.

Artikel 19c van de Kadasterregeling 1994

In artikel 19c van de Kadasterregeling 1994 is voorgeschreven op welke wijze in de openbare registers aangetekend wordt dat er ten behoeve van de inschrijving van een stuk in papieren of elektronische vorm bewijsstukken in papieren of elektronische vorm zijn overgelegd.

De regeling in artikel 19c, eerste lid, van de Kadasterregeling 1994 betreffende de aantekening in de in papieren vorm gehouden gedeelten van de openbare registers, komt inhoudelijk overeen met artikel 21, tweede lid, van de Kadasterregeling 1994 (oud), met dient verstande dat de regeling is aangepast in verband met de afschaffing van de verplichting om afschriften te stellen op het ‘formulier Hypotheken 3’ of het ‘formulier Hypotheken 4’. In artikel 19c, tweede lid, van de Kadasterregeling 1994 is een soortgelijke regeling opgenomen voor de aantekening in de in elektronische vorm gehouden gedeelten van de openbare registers. Deze regeling wijkt af van artikel 19c, eerste, van de Kadasterregeling 1994, omdat het technisch niet mogelijk is om in een elektronisch afschrift een verklaring op te nemen. In artikel 19c, tweede lid, van de Kadasterregeling 1994 is daarom bepaald dat de bewaarder zijn verklaring betreffende de overlegging van bewijsstukken eerst op papier stelt en dat hij deze verklaring daarna digitaliseert. De gedigitaliseerde verklaring wordt vervolgens door de bewaarder opgeslagen in het desbetreffende gedeelte van de openbare registers onder vermelding van het stukidentificatienummer van het ingeschreven stuk waarop de bewijsstukken betrekking hebben.

Artikel I, onderdeel Z

Artikel 21 van de Kadasterregeling 1994

Artikel 21 van de Kadasterregeling 1994 bevat een regeling voor het geval dat de bewaarder een aangeboden stuk weigert in te schrijven. De aanbieder van het stuk wordt door middel van een attendering op niet-inschrijving in papieren of elektronische vorm in kennis gesteld van de weigering van de inschrijving.

Ingevolge artikel 21, vijfde tot en met zevende lid, van de Kadasterregeling 1994 kan de aanbieder van het stuk waarvan de inschrijving wordt geweigerd, het verzoek tot inschrijving intrekken. De termijn waarbinnen een verzoek tot inschrijving van een stuk in papieren vorm kan worden ingetrokken, is langer dan de termijn waarbinnen een verzoek tot inschrijving van een stuk in elektronische vorm kan worden ingetrokken. Dit houdt verband met het feit dat de verzending van het verzoek tot intrekking via de post langer duurt dan de verzending via een emailbericht.

De intrekkingsverzoeken moeten altijd voorzien zijn van de (elektronische) handtekening van de verzoeker. De bewaarder dient aan de hand van de handtekening namelijk te controleren of het verzoek tot inschrijving en het intrekkingsverzoek afkomstig zijn van dezelfde persoon.

Artikel 21a van de Kadasterregeling 1994

In artikel 21a van de Kadasterregeling 1994 is ter uitwerking van artikel 12, tweede lid, onder b, van de Kadasterwet een regeling opgenomen betreffende de bewaring van de afschriften van stukken – zoals bijvoorbeeld bewijsstukken – die zijn meegezonden met het bericht door middel waarvan het verzoek tot inschrijving van een stuk in elektronische vorm bij de Dienst is aangeboden, maar maar zelf niet worden ingeschreven. Deze stukken worden gedurende 20 jaar bewaard in een logische database van archiefbestanden en kunnen gedurende die periode worden ingezien.

Artikel 21b van de Kadasterregeling 1994

In artikel 21b van de Kadasterregeling 1994 is een voorziening opgenomen voor het geval dat na de inschrijving blijkt dat het ingeschreven stuk een onjuistheid of een onvolledigheid bevat. Ingevolge de artikelen 42, 45, tweede lid, en 46a, eerste lid, van de Kadasterwet kan de aanbieder van het stuk in dat geval – afhankelijk van de aard van de onjuistheid of de onvolledigheid – een bijhoudingsverklaring, een akte van verbetering of een proces-verbaal ter inschrijving aanbieden. Door middel van de bijhoudingsverklaring, de akte van verbetering of het proces-verbaal kan de onjuistheid of de onvolledigheid in het eerder ingeschreven stuk worden gerepareerd.

In artikel 21b, eerste lid, van de Kadasterregeling 1994 is bepaald dat indien de bewaarder de onjuistheid of de onvolledigheid na de inschrijving ontdekt, hij de aanbieder van het stuk hierop kan attenderen door aan de aanbieder te verzoeken een bijhoudingsverklaring, akte van verbetering of proces-verbaal ter inschrijving aan te bieden. In artikel 21b, tweede en derde lid, van de Kadasterregeling 1994 is voorgeschreven op welke wijze de bewaarder dit verzoek aan de aanbieder kan doen.

Artikel 21b van de Kadasterwet beoogt te waarborgen dat onjuistheden en onvolledigheden in de in de openbare registers ingeschreven stukken zo snel mogelijk gerepareerd worden, zodat de kadastrale registratie op een juiste wijze kan worden bijgehouden.

Artikel I, onderdeel AA

Sinds de inwerkingtreding van de HKW I zijn enkele onderdelen van artikel 48, tweede lid, van de Kadasterwet vernummerd. Artikel 23, tweede lid, van de Kadasterregeling 1994 is naar aanleiding hiervan aangepast.

Artikel I, onderdeel BB

Het tweede lid van artikel 37 van de Kadasterregeling 1994 is komen te vervallen, omdat de situatie waarvoor deze bepaling een voorziening trof, zich sinds de invoering van het ‘stukidentificatienummer’ niet meer voordoet.

Artikel I, onderdelen FF enGG

In de artikelen 59 tot en met 61 van de Kadasterregeling 1994 (nieuw) is voorgeschreven op welke wijze de gegevens betreffende kabelnetten in de kadastrale registratie dienen te worden bijgewerkt. Hierbij is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de regeling betreffende de bijwerking van de gegevens betreffende appartementsrechten in de kadastrale registratie.

Sinds de inwerkingtreding van artikel XVIII van de HKW I hoeft de bewaarder een inschrijving betreffende een waardeloos recht van een hypotheek en een beslag niet meer door te halen. Naar aanleiding hiervan is artikel 61 van de Kadasterregeling 1994 (oud) komen te vervallen.

Artikel I, onderdeel JJ

Nu in artikel 116 van de Kadasterregeling 1994 (nieuw) reeds is bepaald dat er werkzaamheden worden verricht ter controle en instandhouding van het net van coördinaatpunten is de bepaling die was opgenomen in artikel 116 van de Kadasterregeling 1994 (oud) overbodig geworden, zodat deze bepaling is komen te vervallen.

Artikel I, onderdeel LL

In artikel 131, eerste lid, onderdeel d, van de Kadasterregeling 1994 vervalt de verwijzing naar de bijlagen 29 en 30, omdat de modellen die in deze bijlagen waren opgenomen niet langer van toepassing zijn.

Artikel I, onderdeel MM

Artikel 136 van de Kadasterregeling 1994

In artikel 136 van de Kadasterregeling 1994 zijn de mogelijkheden tot raadpleging van de kadastrale registratie en de kadastrale kaart uitgebreid. Thans is het naast de inzage aan het kantoor van de Dienst ook mogelijk om de kadastrale registratie en de kadastrale kaart te raadplegen via een daartoe door de Dienst opengesteld internetadres.

Artikel I, onderdeel NN

In artikel 142 van de Kadasterregeling 1994 is de verwijzing naar artikel 103, tweede lid, van de Kadasterwet gewijzigd. Dit houdt verband met het feit dat de bepaling die aanvankelijk in artikel 103, tweede lid, van de Kadasterwet was opgenomen sinds de inwerkingtreding van de HKW I is opgenomen in artikel 106, tweede en derde lid, van de Kadasterwet.

Artikel I, onderdeel OO

Artikel 142a van de Kadasterregeling 1994

In artikel 142a van de Kadasterregeling is – ter uitwerking van artikel 107, onderdeel d, van de Kadasterwet – een regeling opgenomen betreffende de wijze van waarmerking van afschriften, uittreksels en getuigschriften als bedoeld in de artikelen 99 tot en met 102 van de Kadasterwet.

Artikel I, onderdeel PP

In artikel 146, eerste lid, van de Kadasterregeling 1994 is verduidelijkt dat deze bepaling uitrsluitend betrekking heeft op de kennisgeving van het herstel van een kennelijke misslag betreffende de wijziging van de tenaamstelling of de vaststelling van een perceelsgrootte.

Artikelen II, onderdeel B, en III, onderdeel B

De opschriften van hoofdstuk 2 van de Rts 1994 en hoofdstuk 2 van de Rtl 2005 zijn aangepast. In de opschriften is thans expliciet vermeld dat de bepalingen in die hoofdstukken betrekking hebben op respectievelijk de openbare registers voor schepen en de openbare registers voor luchtvaartuigen.

Artikelen II, onderdeel C, en III, onderdeel C

Voor de openbare registers voor schepen en de openbare registers voor luchtvaartuigen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen b en c, van de Kadasterregeling 1994, gelden dezelfde voorschriften als voor de openbare registers voor onroerende zaken, bedoeld in artikel 3, onderdeel a, van de Kadasterregeling 1994. Gelet hierop is in de artikelen 2 van de Rts 1994 en 2 van de Rtl 2005 bepaald dat hoofdstuk 2 van de Kadasterregeling 1994 van overeenkomstige toepassing is, met dien verstande dat op het afschrift de afkorting ‘SC’ dan wel ‘LU’ dient te worden toegevoegd en de aanduiding van het register op de opbergeenheid waarin de afschriften van ingeschreven stukken worden bewaard, verschilt.

De bepaling die thans is opgenomen in artikel 3 van de Rtl 2005 komt inhoudelijk overeen met artikel 2, vierde lid, van de Rtl 2005 (oud), met dien verstande dat de regeling in aangepast naar aanleiding van de afschaffing van het ‘formulier Hypotheken 4’.

Artikel II, onderdeel D

Artikel 8, eerste lid, van de Rts 1994 is aangepast naar aanleiding van het ‘formulier Hypotheken 3’ en het ‘formulier Hypotheken 4’.

Artikel II, onderdeel I

In artikel 21 van de Rts 1994 is de verwijzing naar artikel 106, eerste lid, van de Kadasterwet gewijzigd. Dit houdt verband met feit dat de bepaling die aanvankelijk in artikel 106, eerste lid, van de Kadasterwet was opgenomen sinds de inwerkingtreding van de HKW I is opgenomen in artikel 101, tweede lid, van de Kadasterwet.

Artikelen II, onderdeel J, en III, onderdeel E

De artikelen 23 van de Rts 1994 (oud) en 9 van de Rtl 2005 (oud) betreffende – kort gezegd – de vorm van afschriften, uittreksels en getuigschriften als bedoeld in artikel 99 van de Kadasterwet en de wijze van raadpleging van de openbare registers voor schepen en de openbare registers voor luchtvaartuigen zijn komen te vervallen. In plaats daarvan is in de artikelen 22 en 23 van de Rts 1994 en 9 en 9a van de Rtl 2005 een nieuwe regeling opgenomen. Deze regeling komt inhoudelijk overeen met de artikelen 23 van de Rts 1994 (oud) en 9 van de Rtl 2005 (oud), met dien verstande dat de regeling is uitgebreid met een regels omtrent de waarmerking van afschriften, uittreksels en getuigschriften in papieren en in elektronische vorm en met regels betreffende de raadpleging van de openbare registers voor schepen en de openbare registers voor luchtvaartuigen via een daartoe door de Dienst opengesteld internetadres. De opname van deze nieuwe regelingen heeft ertoe geleid dat een aantal van de verwijzingen naar de Kadasterregeling 1994 konden vervallen.

Artikel II, onderdeel J

In artikel 24 van de Rts 1994 vervallen het eerste en zesde lid. Het betreft bepalingen omtrent modellen die niet langer van toepassing zijn.

Artikel III, onderdeel E

De wijzigingen van artikel 10 van de Rtl 2005 houden verband met het feit dat deze bepalingen betrekking hebben op modellen die niet langer van toepassing zijn.

Artikel IV

In artikel 1, eerste lid, van de Regeling betaling kadastraal recht is de termijn waarbinnen het verschuldigde kadastraal recht voldaan dient te worden, verhoogd van twee weken naar drie weken. Dit is de termijn die thans in de praktijk wordt aangehouden.

Daarnaast is artikel 1, eerste lid, van de Regeling betaling kadastraal recht aangevuld met een regeling voor de elektronische betaling van het kadastraal recht dat verschuldigd is voor producten die geleverd zijn via het in paragraaf 3.6 van de technische handleiding genoemde internetadres.

Artikelen V en VI

In artikel V is een regeling opgenomen betreffende de wijze waarop in de toekomst ook de gegevens betreffende andere netwerken dan kabelnetten in de kadastrale registratie worden bijgewerkt. Deze regeling zal echter pas in werking treden nadat de voornoemde wijziging van artikel 20 van Boek 5 van het BW in werking is getreden.

In artikel VI is een regeling getroffen voor het geval dat de wijziging van artikel 20 van Boek 5 van het BW eerder in werking treedt dan artikel I, onderdelen A, GG en HH, van de onderhavige regeling. In dat geval dienen de bepalingen betreffende de bijwerking van de gegevens betreffende kabelnetten in artikel I, onderdelen A, GG en HH, van de onderhavige regeling vervangen te worden door bepalingen betreffende de bijwerking van gegevens betreffende netwerken.

Slotformulier

Ingevolge artikel 118, tweede lid, van de wet behoeven de in dat lid bedoelde beslissingen en regels niet in de Staatscourant te worden gepubliceerd. Dat geldt ook voor de bij die beslissingen en regels vastgestelde bijlagen. Dit brengt mee dat van de bijlagen die behoren tot de Kadasterregeling 1994, alleen de bijlagen 1 en 36 tot en met 40 behoeven te worden gepubliceerd. Dit geschiedt door terinzagelegging van die bijlagen.

Raad van Bestuur,

Th.A.J. Burmanje

  • 1

    Stcrt. 1994, 81; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 23 juni 2004, Stcrt. 128.

  • 2

    Stcrt. 1994, 81 en 181; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 23 juni 2004, Stcrt. 128.

  • 3

    Stcrt. 1994, 81.

Naar boven