Algemene wet bestuursrecht. Algemene wet inzake rijksbelastingen. Besluit Fiscaal Bestuursrecht

15 februari 2007

Nr. CPP2006/2210M

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Aspectgebied Formeel Recht

De Minister van Financiën heeft het volgende besloten:

Dit besluit vervangt het Voorschrift Algemene wet bestuursrecht 1997 (besluit van 21 juli 1997, nr. AFZ97/2526M (Stcrt. 1997, 138), zoals dat laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 19 december 1997, nr. AFZ97/4566M). Daarnaast worden enige besluiten ingetrokken die hun belang hebben verloren.

1

Inleiding

Dit besluit komt in de plaats van het Voorschrift Algemene wet bestuursrecht 1997 (besluit van 21 juli 1997, nr. AFZ97/2526 M (Stcrt. 1997, 138), zoals dat laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 19 december 1997, nr. AFZ97/4566M. Omdat de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) inmiddels als voldoende bekend wordt verondersteld, is het niet langer noodzakelijk een zo uitvoerige uitleg van de Awb te geven als in het voornoemde besluit het geval was. In dit besluit wordt in hoofdlijnen aangegeven welke van de Awb afwijkende en welke aanvullende regels gelden voor de Belastingdienst. De opbouw van dit besluit sluit aan bij de volgorde van de Awb. Dit besluit is eveneens van toepassing op de invordering.

2

Weigeren gemachtigde

De Awb geeft in artikel 2:2 aan het bestuursorgaan de mogelijkheid een gemachtigde te weigeren. De Belastingdienst maakt van die bevoegdheid slechts in uitzonderingsgevallen gebruik. Te denken is aan gevallen van evidente en ernstige ondeskundigheid. Ook kan worden gedacht aan gemachtigden die herhaaldelijk de normale gang van zaken, eventueel onder bedreiging van geweld, verstoren of tegen wie vermoedens bestaan van het begaan van strafbare feiten. De bevoegdheid om een gemachtigde te weigeren wordt uitsluitend uitgeoefend door de voorzitters en de leden van de managementteams van de regio’s van de Belastingdienst. Tegen deze beschikking kan op grond van de Awb bij de voorzitters en de leden van de managementteams van de regio’s van de Belastingdienst bezwaar worden gemaakt, waarna beroep mogelijk is bij de Rechtbank, sector bestuursrecht.

3

Horen bij het vaststellen van de aanslag

Uit artikel 4:12 van de Awb vloeit voort dat de inspecteur kan afzien van het horen voorafgaand aan het vaststellen van een belastingaanslag. De Belastingdienst voert evenwel het beleid om bij correcties van aangiften vooraf contact op te nemen met belastingplichtige.

4

Beslistermijn beschikkingen op aanvraag

Artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) regelt de termijn waarbinnen een beschikking op aanvraag gegeven moet worden. De Belastingdienst streeft er naar binnen de (kortere) termijn van artikel 4:13 van de Awb op een aanvraag te beschikken, met inachtneming van de bepalingen van de artikelen 4:14 en 4:15 van de Awb. Bezwaar wegens het niet tijdig beschikken op aanvraag is mogelijk als de termijn van artikel 5a van de AWR wordt overschreden.

5

Niet-ontvankelijk bezwaar

Als een bezwaarschrift niet voldoet aan één van de vormvereisten van artikel 6:5 van de Awb, dan geeft de inspecteur de indiener vier weken de gelegenheid dat verzuim te herstellen. Mocht het verzuim niet binnen die vier weken hersteld zijn, dan krijgt de indiener van de inspecteur nog een termijn van twee weken. Daarbij deelt de inspecteur mee dat hij het bezwaarschrift op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk zal verklaren als het verzuim niet binnen de termijn wordt aangevuld. In alle gevallen waarin het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard, wordt het voorzover mogelijk (ambtshalve) in behandeling genomen.

6

Horen in de bezwaarfase

In afwijking van artikel 25, vierde lid, van de AWR ligt het initiatief voor het horen van belanghebbende, conform artikel 7:2 Awb, bij de inspecteur. Als belanghebbende niet reageert op de uitnodiging, dan neemt de inspecteur contact met hem op.

Een hoorgesprek kan niet telefonisch worden gevoerd. Wel kan het zo zijn dat belanghebbende na telefonisch contact met de inspecteur van mening is dat hij zijn zaak voldoende heeft toegelicht en afziet van een hoorgesprek.

In afwijking van artikel 7:3 van de Awb hoort de inspecteur de belastingplichtige toch als het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is. Het horen strekt er immers mede toe om (ambtshalve) een zo gefundeerd mogelijke beslissing te kunnen nemen.

Conform artikel 7:7 Awb maakt de inspecteur van het hoorgesprek een verslag. Hij stelt belanghebbende en/of zijn gemachtigde in de gelegenheid zich over dat verslag uit te laten.

7

Beslistermijn bezwaarschrift

Artikel 25 van de AWR regelt de termijn waarbinnen de inspecteur uitspraak moet doen op een bezwaarschrift. De Belastingdienst streeft naar afhandeling van bezwaarschriften binnen de (kortere) termijn van artikel 7:10 van de Awb. Beroep wegens het niet tijdig beslissen is mogelijk als de termijn van artikel 25 van de AWR wordt overschreden.

8

Klachten

Titel 9.1 van de Awb regelt de klachtafhandeling door bestuursorganen. Klachten die gaan over gedragingen van medewerkers van organisatie-onderdelen van de Belastingdienst die onder leiding staan van een managementteam waarvan de voorzitter in Hoofdstuk 2 van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 niet is aangewezen als inspecteur of ontvanger, worden conform dit hoofdstuk door deze organisatie-onderdelen zelf behandeld. In daartoe aanleiding gevende gevallen vindt afstemming plaats met de inspecteur en/of ontvanger onder wie de belanghebbende ressorteert.

9

Inwerkingtreding en intrekking besluiten

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Het Voorschrift Algemene wet bestuursrecht 1997 (besluit van 21 juli 1997, nr. AFZ97/2526 M (Stcrt. 1997, 138), zoals dit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 19 december 1997, nr. AFZ97/4566M), het Besluit Mandaatverlening Belastingdienst (besluit van 19 december 1997, nr. AFZ97/3703M) en de Overgangsregeling AWB (in relatie tot art. 14-3 resp. art. 29a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969) (besluit van 24 februari 1994, nr. DB94/286M) worden hierbij ingetrokken.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 15 februari 2007.
De Minister van Financiën,
namens deze:
de directeur-generaal Belastingdienst, J. Thunnissen.

Naar boven