Regeling Raadsman SZW 2007

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 februari 2007, nr. PO&I/2007/5905

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. SZW: het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

b. de Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

c. medewerker van SZW: de ambtenaar in dienst van SZW alsmede de bij SZW werkzame personen die daarmee gelijk gesteld kunnen worden;

d. de Raadsman SZW: de persoon die belast is met de behandeling van klachten zoals bedoeld in artikel 9:14 van de Awb, voorzover die worden ingediend

e. door medewerkers van SZW tegen de Minister van SZW of onder diens verantwoordelijkheid werkzamen;

f. bevoegd gezag: de autoriteit onder wiens verantwoordelijkheid degene werkzaam is tegen wie de klacht zich richt. Indien onduidelijk is onder wiens verantwoordelijkheid degene tegen wie de klacht zich richt werkzaam is, wordt de Secretaris-Generaal als bevoegd gezag aangemerkt.

Artikel 2

Doel

Het doel van de regeling is het geven van een interne procedure voor de behandeling van klachten van medewerkers van SZW ter uitwerking van de regeling opgenomen in hoofdstuk 9 van de Awb.

Artikel 3

Werkingssfeer

Deze regeling is van toepassing op de behandeling van klachten bedoeld in artikel 9:1 van de Awb van medewerkers van SZW.

Artikel 4

Indienen en behandelen van klachten

1. Iedere medewerker van SZW kan bij de Raadsman SZW een klacht indienen als bedoeld in artikel 9:1 Awb over aangelegenheden met betrekking tot het werk of de werkomstandigheden waaronder begrepen de wijze waarop SZW, of een medewerker van SZW, hem of een ander heeft bejegend.

2. Onder het begrip bejegening worden in ieder geval de ongewenste omgangsvormen bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de SZW Regeling Opvang en Klachtenprocedure Ongewenste Omgangsvormen 2005 begrepen.

3. De Raadsman SZW onderzoekt de klacht en adviseert het bevoegd gezag met inachtneming van hoofdstuk 9 Awb. Afdeling 9.3 Awb is van toepassing.

4. De Raadsman SZW adviseert het bevoegd gezag over het al dan niet in behandeling nemen van de klacht op grond van artikel 9:8 Awb.

5. De Raadsman SZW neemt geen klacht in behandeling die eerder is ingediend bij de klachtencommissie, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de SZW Regeling Opvang en Klachtenprocedure Ongewenste Omgangsvormen 2005.

6. Indien de klacht wordt ingediend bij het bevoegd gezag dan zendt het bevoegd gezag de klacht ter behandeling door aan de Raadsman SZW. Het bevoegd gezag stelt de indiener van de klacht schriftelijk in kennis van de doorzending naar de Raadsman SZW.

Artikel 5

Termijnen

1. De Raadsman SZW brengt over elke in behandeling genomen klacht binnen 6 weken schriftelijk advies uit aan het bevoegd gezag. De Raadsman SZW stelt klager er schriftelijk van in kennis dat hij zijn advies heeft uitgebracht en wijst klager op het bepaalde in artikel 10, lid 2 tot en met 5, van deze regeling.

2. De Raadsman wijst in zijn advies het bevoegd gezag erop dat het indienen van de klacht als zodanig niet mag leiden tot benadeling van klager in zijn positie als ambtenaar zoals bedoeld in artikel 10, lid 2, van deze regeling.

3. Het bevoegd gezag handelt de klacht af binnen vier weken na ontvangst van het advies van de Raadsman SZW, in ieder geval binnen tien weken nadat de klacht is ingediend. Klager wordt door het bevoegd gezag schriftelijk geïnformeerd over de afhandeling van de klacht. Hierbij wijst het bevoegd gezag klager erop dat deze zich kan wenden tot de Nationale ombudsman.

4. Het bevoegd gezag kan de afhandeling voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de klager.

5. Het bevoegd gezag informeert de Raadsman SZW over de afhandeling van de klacht door toezending van afschriften van de stukken genoemd in dit artikel.

Artikel 6

Bemiddeling

1. Medewerkers van SZW kunnen de Raadsman SZW verzoeken om bemiddeling in kwesties waarvoor Hoofdstuk 9 van de Awb toegepast zou kunnen worden; in dat geval zijn de artikelen 4 en 5 van de Regeling Raadsman SZW 2007 niet van toepassing.

2. De Raadsman SZW is niet verplicht aan een bemiddelingsverzoek gevolg te geven.

Artikel 7

De Raadsman SZW

De Raadsman SZW wordt, na overleg met de Departementale Ondernemingsraad, door de Secretaris-Generaal benoemd. De benoeming geldt voor een periode van ten hoogste drie jaar.

Artikel 8

Klachtregistratie en verslag

De Raadsman SZW draagt zorg voor registratie van de bij hem ingediende schriftelijke klachten en brengt jaarlijks verslag uit aan de Secretaris-Generaal over het aantal behandelde klachten, de aard van de klachten en zijn adviezen terzake. Het verslag wordt ter informatie gezonden aan de Departementale Ondernemingsraad. Het verslag wordt door de Secretaris-Generaal besproken met de Raadsman SZW. In dit gesprek komen tevens de meldingen als bedoeld in artikel 10, vierde lid, aan de orde.

Artikel 9

Faciliteiten

Voorzover de Raadsman SZW in dienst is bij SZW wordt hij in de gelegenheid gesteld de uit deze taak voortvloeiende werkzaamheden naast zijn normale werkzaamheden en binnen zijn normale werktijden te verrichten. Aan de Raadsman SZW wordt administratieve ondersteuning geboden.

Artikel 10

Victimisatiebepaling

1. Een (gewezen) Raadsman SZW, voorzover deze in dienst is bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mag niet uit hoofde van zijn activiteiten als zodanig worden benadeeld in zijn positie als ambtenaar.

2. Het indienen van een klacht als zodanig bij de Raadsman SZW mag niet leiden tot benadeling van de indiener in zijn positie als ambtenaar.

3. De Secretaris-Generaal draagt er zorg voor dat de in het eerste en tweede lid bedoelde benadeling niet plaatsvindt.

4. Indien klager van mening is dat het indienen van een klacht als zodanig heeft geleid tot benadeling in zijn positie als ambtenaar dan kan hij dit schriftelijk melden aan de Raadsman SZW.

5. De Raadsman SZW brengt een melding als bedoeld in het vierde lid direct ter kennis van de Secretaris-Generaal.

6. De Secretaris-Generaal onderzoekt de melding. Hiertoe vraagt hij in ieder geval per ommegaande aan klager en het bevoegd gezag om binnen zes weken hun schriftelijke zienswijze bij hem in te dienen.

7. De Secretaris-Generaal stelt klager en het bevoegd gezag binnen zes weken na ontvangst van de zienswijzen, als bedoeld in het zesde lid, schriftelijk in kennis van zijn bevindingen.

Artikel 11

Evaluatie

De Raadsman SZW brengt periodiek, om de drie jaar, verslag uit aan de Secretaris-Generaal over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk. Het (evaluatie-)verslag wordt ter informatie gezonden aan de Departementale Ondernemingsraad.

Artikel 12

Intrekking

De Regeling Raadsman SZW, laatstelijk gewijzigd d.d. 14 december 2005, wordt ingetrokken.

Artikel 13

Bekendmaking

Deze regeling zal met de toelichting worden gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 15

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Raadsman SZW 2007.

Den Haag, 14 februari 2007.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
namens deze:
de secretaris-generaal, M.A. Ruys.

Toelichting

Aanleiding

Op 14 december 2005 is de Regeling Ombudsman SZW gewijzigd in de Regeling Raadsman SZW 2005. Aanleiding daarvoor was de naamswijzing in Raadsman SZW in verband met bescherming van de naam ‘Ombudsman’ en de uitbreiding van het werkterrein van de Raadsman SZW tot het terrein waarop de klachtencommissie als bedoeld in de SZW Regeling Opvang en Klachtenprocedure Ongewenste Omgangsvormen 2005 bevoegd is. Medio 2006 is vastgesteld dat in de regeling onvoldoende is vastgelegd hoe de Secretaris-Generaal invulling geeft aan de victimisatiebepaling (artikel 10). Ook is in de regeling niet vastgelegd hoe het bevoegd gezag dient te handelen als klager een schriftelijke klacht bij het bevoegd gezag indient en op welke wijze klager wordt geïnformeerd over de afhandeling van de klacht door de Raadsman SZW en het bevoegd gezag. Door wijziging en aanvulling van de artikelen 4, 5 en 10 is in deze lacunes voorzien.

Artikelgewijs

Artikel 1, sub c

Op grond van de Regeling Raadsman SZW 2006 kunnen SZW-medewerkers (ambtenaren met een publiekrechtelijke aanstelling) maar ook personen die bij het ministerie werkzaam zijn en met SZW- medewerkers gelijk gesteld worden een klacht indienen bij het secretariaat van de Raadsman SZW. Met de categorie ‘personen die bij het ministerie werkzaam zijn’ wordt gedoeld op medewerkers van de beveiliging, catering, receptie, telefooncentrale en op uitzendkrachten, stagiaires en gedetacheerden.

Artikel 1, sub e

Het bevoegd gezag is de autoriteit onder wiens verantwoordelijkheid de gedraging valt. Het is ook de autoriteit aan wie de Raadsman SZW advies uitbrengt. Dat betekent derhalve dat het advies wordt uitgebracht aan de Directeur onder wiens gezag klager werkzaam is. Richt de klacht zich tegen een Directeur dan wordt advies uitgebracht aan de Directeur-Generaal onder wiens gezag de Directeur staat. Indien de klacht zich richt tegen de Directeur-Generaal of plv. Secretaris- Generaal dan wordt advies uitgebracht aan de Secretaris-Generaal. Indien de klacht zich richt tegen de Secretaris-Generaal dan wordt het advies uitgebracht aan de Minister of Staatssecretaris. Indien onduidelijk is wie als bevoegd gezag kan worden aangemerkt dan treedt de Secretaris-Generaal als bevoegd gezag op.

Artikel 3

De regeling geldt niet voor klachten over seksuele intimidatie. Voor dit type klachten geldt de Klachtenregeling seksuele intimidatie burgerlijk rijkspersoneel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkszaken en de SZW Regeling Opvang en Klachtenprocedure Ongewenste Omgangsvormen 2005.

Artikel 4, lid 1

De Raadsman SZW dient zorg te dragen voor een behoorlijke afhandeling van mondelinge en schriftelijke klachten. Alleen schriftelijke klachten die voldoen aan artikel 9:4 Awb (een klaagschrift moet ondertekend zijn en tenminste bevatten de naam en adres van de indiener van de klacht, de dagtekening en een omschrijving van de gedraging waartegen de klacht is gericht) worden volgens de procedure van afdeling 9.2 en 9.3 Awb behandeld. Indien het klaagschrift niet voldoet aan de gestelde eisen, of indien het zich niet richt op een gedraging jegens de klager, bestaat er geen verplichting voor de Raadsman SZW om de klacht volgens de procedure van de afdeling 9.2 en/of 9.3 Awb te behandelen. Dat laat onverlet dat indien de klacht niet voldoet aan de gestelde eisen of mondeling wordt ingediend, de Raadsman SZW deze behoorlijk dient af te handelen (9:2 Awb). Dat kan ertoe leiden dat de klager in de gelegenheid wordt gesteld om zijn klaagschrift aan te vullen respectievelijk dat de klager in de gelegenheid wordt gesteld om zijn klacht schriftelijk in te dienen. Indien daarna aan alle vereisten is voldaan, geldt onverkort de behandelingplicht. Het advies van de Raadsman SZW is niet bindend en is geen besluit in de zin van de Awb. Het bevoegd gezag hoeft het advies dus niet over te nemen.

In artikel 2:1 van de Awb is vastgelegd dat ‘een ieder zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen kan laten bijstaan of door een gemachtigde kan laten vertegenwoordigen’. Dit geldt dus ook voor klager en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft. Bij de behandeling van een klacht in het kader van deze regeling geldt wel een beperking ten aanzien van de vertegenwoordiging door een gemachtigde waarbij de klager en/of de beklaagde zelf niet verschijnt. Voor de behandeling van een klacht zal het voor de Raadsman SZW immers vrijwel altijd noodzakelijk zijn om betrokkenen en eventuele getuigen zelf te spreken om tot een goede beoordeling van de klacht te komen.

Artikel 4, lid 4

Niet iedere klacht, ook al voldoet die aan de gestelde eisen, schept voor het bestuursorgaan de plicht om de klacht te behandelen. In artikel 9:8 Awb staat in welke situaties het bestuursorgaan niet verplicht is om een klacht te behandelen. Voor de goede orde, ook hier geldt dat het advies van de Raadsman SZW niet bindend is.

Artikel 4, lid 5

Bij besluit van 14 december 2005 is het werkterrein van de Raadsman SZW uitgebreid tot het terrein waarop de klachtencommissie als bedoeld in de SZW Regeling Opvang en Klachtenprocedure Ongewenste Omgangsvormen 2005 bevoegd is. Dit betekent dat een medewerker zich met een klacht met betrekking tot ongewenste omgangsvormen als omschreven in de SZW Regeling Opvang en Klachtenprocedure Ongewenste Omgangsvormen 2005, zowel kan wenden tot de klachtencommissie als bij de Raadsman SZW dezelfde klacht indient. Daarom is in deze regeling opgenomen dat de Raadsman SZW geen klacht in behandeling neemt die eerder is ingediend bij de klachtencommissie.

Artikel 5

De termijnen waarin een klacht dient te worden afgehandeld zijn in artikel 9:11 Awb dwingend voorgeschreven. Hierin is bepaald dat het bevoegd gezag binnen 10 weken na ontvangst van het klaagschrift de klacht dient te hebben afgehandeld. Door de Raadsman SZW (maximaal) 6 weken de tijd te geven, blijft er ‘vier weken over’ voor het bevoegd gezag om de klacht af te handelen. De ervaring leert dat deze ruim voldoende is. Overigens heeft het bevoegd gezag nog de mogelijkheid om de afhandeling voor ten hoogste vier weken te verdragen.

Het bevoegd gezag stelt klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht en de eventuele conclusies die hij daaraan verbindt. Als het bevoegd gezag in zijn oordeel afwijkt van het advies van de Raadsman SZW dan dient het bevoegd gezag de reden daarvoor te vermelden en het advies van de Raadsman SZW mee te zenden met zijn beslissing (artikel 9:16 Awb). Ook de Raadsman SZW wordt, door toezending van een kopie van hiervoor genoemde kennisgeving, geïnformeerd over de afhandeling van de klacht.

Bij de afhandeling van de klacht dient het bevoegd gezag klager tevens te wijzen op de mogelijkheid zich te wenden tot de Nationale ombudsman door het opnemen van de volgende passage in de brief aan klager: ‘Indien u het niet eens bent met de wijze waarop uw klacht is afgehandeld dan kunt u een klacht indienen bij de Nationale ombudsman. Indien u overweegt een klacht in te dienen bij de Nationale Ombudsman dan adviseer ik u om over uw klacht eerst telefonisch contact op te nemen met de Nationale ombudsman. U kunt hiervoor het gratis nummer 0800-3355555 bellen.’ De Raadsman SZW attendeert in zijn advies het bevoegd gezag op hiervoor genoemde verplichting.

Artikel 6

De situatie kan zich voordoen dat een medewerker op grond van deze regeling een klacht zou kunnen indienen, doch daarvan afziet omdat het indienen van een klacht als een ‘te zwaar’ middel wordt ervaren. Op grond van artikel 6 kan de medewerker SZW in dat geval de Raadsman SZW verzoeken om te bemiddelen. Hiermee wordt, in aanvulling op artikel 9.2 Awb, een ‘laagdrempelige’ mogelijkheid geboden om op een meer informele wijze de kwestie op te lossen.

De voorgestelde proceduremogelijkheid sluit overigens aan bij de reeds bestaande werkwijze van de Raadsman SZW. De poging tot bemiddeling tast het recht om later alsnog een klacht in te dienen niet aan.

Artikel 8

In het (geanonimiseerde) jaarverslag wordt expliciet tot uitdrukking gebracht hoeveel ingebrachte klachten betrekking hadden op discriminatie en onheuse bejegening (pestgedrag). Aldus kan het jaarverslag worden benut om de situatie op het ministerie met betrekking tot discriminatie dan wel pestgedrag in kaart te brengen en te volgen, opdat maatregelen kunnen worden getroffen om discriminatie en pestgedrag tegen te gaan. Het verslag wordt ter informatie (vertrouwelijke inzage) gezonden aan de Departementale Ondernemingsraad.

Artikel 10

Artikel 10 regelt onder andere de handelwijze van de Raadsman SZW en de Secretaris-Generaal in de situatie dat een indiener van de klacht meent dat hij door het indienen van de klacht wordt benadeeld in zijn positie als ambtenaar.

In het tweede lid, is vastgelegd dat een indiener van een klacht door het indienen van de klacht als ‘zodanig’ niet mag worden benadeeld. Met ‘zodanig’ wordt de reikwijdte van de victimisatiebepaling beperkt tot de klacht zelf. Dit betekent dat de Secretaris-Generaal onder meer zal onderzoeken of er een causaal verband is tussen het feit dat klager een klacht heeft ingediend en de door klager ervaren benadeling. Van belang is verder dat artikel 10 niet treedt in de plaats van de mogelijkheid om binnen zes weken na dagtekening van een besluit van het bevoegd gezag tegen dat besluit bezwaar aan te tekenen (hoofdstuk 7 Awb).

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

namens deze:

de secretaris-generaal,

M.A. Ruys

Naar boven