Aanwijzing ambtenaren Gemeente Amsterdam toezicht op naleving Binnenschepenwet
Aanwijzing van ambtenaren van de Gemeente Amsterdam voor toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Binnenschepenwet en de opsporing van overtredingen daarvan
7 februari 2007
Nr. HDJZ/SCH/2007-117
Hoofddirectie Juridische Zaken
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
In overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op de artikelen 28, tweede en derde lid, en 48 van de Binnenschepenwet;
Gezien het verzoek van het College van Burgemeester en Wethouders van 14 november 2006 (kenmerk: 2006/4529);
Besluit:
Artikel 1
1. De controleurs vaarwegen en de overige in dienst van de Gemeente Amsterdam werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren, voor zover zij werkzaamheden verrichten behorende tot het takenpakket van de Dienst Binnenwaterbeheer, worden aangewezen tot:
a. toezichthouder belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de hoofdstukken II en IV van de Binnenschepenwet;
b. ambtenaar belast met de opsporing van de bij of krachtens de hoofdstukken II en IV van de Binnenschepenwet strafbaar gestelde feiten.
2. Met betrekking tot hoofdstuk II van de Binnenschepenwet is het toezicht en de opsporing, bedoeld in het eerste lid, beperkt tot:
a. de aanwezigheid van het certificaat van onderzoek aan boord van een schip;
b. de geldigheid van het certificaat van onderzoek aan boord van een schip;
c. de zone of het vaargebied van een schip overeenkomstig het certificaat van onderzoek;
d. de inzinking van een schip in het water ten opzichte van de op dat schip aangebrachte inzinkingskenmerken;
e. bijzondere voorschriften voor het gebruik van een schip als vermeld in het certificaat van onderzoek.
Artikel 2
Deze beschikking treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt na vijf jaar.
Deze beschikking zal in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Verkeer en Waterstaat, K. Peijs.
Mededeling
Mogelijkheid tot het indienen van een bezwaarschrift/mogelijkheid tot verzoek om voorlopige voorziening
Bezwaar
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt een bezwaarschrift worden ingediend. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Verkeer en Waterstaat, maar gezonden worden aan het Hoofd van de sector Scheepvaart van de Hoofddirectie Juridische Zaken van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Postbus 20904, 2500 EX, Den Haag.
Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:
a. naam en adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. vermelding van de datum en het nummer of het kenmerk van het besluit waar tegen het bezwaarschrift zich richt;
d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.
Voorlopige voorziening
Indien een bezwaarschrift is ingediend, is het mogelijk om daarnaast een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen. Een dergelijk verzoek dient te worden gericht aan de president van de Arrondissementsrechtbank, sector bestuursrecht. Het verzoek dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:
a. de naam en het adres van de verzoeker;
b. de dagtekening;
c. vermelding van het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen en datum en nummer of kenmerk van het besluit;
d. de gronden van het verzoek (motivering).
Bij het verzoek dient voorts een afschrift van het bezwaarschrift te worden overgelegd. Zo mogelijk wordt tevens een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft overgelegd.
Naar aanleiding van het verzoek kan de bevoegde president een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor de behandeling van een verzoek om een voorlopige voorziening wordt een bedrag aan griffierecht geheven. De griffier van de betrokken Arrondissementsrechtbank wijst de verzoeker na de indiening van diens verzoek op de verschuldigdheid van het griffierecht en bericht de verzoeker binnen welke termijn en op welke wijze het verschuldigde griffierecht moet worden voldaan.