Wijziging Tijdelijke regeling invoering Wft

8 februari 2007

Nr. FM 2007-00128 M

Directie Financiële Markten

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 176 van de Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht;

Besluit:

Artikel I

De Tijdelijke regeling invoering Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Artikel 1:110, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht dient te worden gelezen als:

2. Ten aanzien van een besluit ingevolge regels gesteld bij of krachtens de hoofdstukken 5.1 of 5.5 van deze wet, met uitzondering van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete, blijft artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing.

B

Na artikel 1a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1b

Artikel 2:55, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht is niet van toepassing op aanbieders van beleggingsobjecten, voor zover het betreft overeenkomsten die voor het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel zijn aangegaan met betrekking tot beleggingsobjecten die op dat tijdstip geen beleggingsobject waren als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van Wet financiële dienstverlening of ingevolge onderdeel m, onder 8° van dat artikel waren aangewezen als financieel product.

C

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

De Faillissementswet, zoals deze luidt met ingang van 1 januari 2007, is van overeenkomstige toepassing op een faillietverklaring, een verzoek of voordracht daartoe en de gevolgen van een faillissement van een kredietinstelling of verzekeraar ten aanzien waarvan onderscheidenlijk van wie voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht een noodregeling is uitgesproken op grond van artikel 71 van de Wet toezicht kredietwezen 1992, artikel 66 van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf onderscheidenlijk artikel 156 Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, indien de faillietverklaring plaatsvindt op of na 1 januari 2007.

D

Artikel 6b komt te luiden:

Artikel 6b

In afwijking van artikel 178 van de Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht wordt artikel 29, eerste lid, onderdelen a, d, h en p, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 geacht niet te zijn ingetrokken.

E

Artikel 6c vervalt.

F

Na artikel 7 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 7a

In artikel 1, onderdeel h, van de Wet toezicht accountantsorganisaties dienen de onderdelen 1° tot en met 4° te worden gelezen als:

1°. een in Nederland gevestigde naamloze vennootschap naar Nederlands recht waarvan effecten zijn toegelaten tot de handel op een markt in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

2°. een in Nederland gevestigde kredietinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

3°. een in Nederland gevestigde centrale kredietinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

4°. een in Nederland gevestigde levensverzekeraar of schadeverzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;.

Artikel 7b

In de bijlage bij artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet toezicht accountantsorganisaties dienen de achter het zevenentwintigste tot en met het eenendertigste gedachtestreepje genoemde verwijzingen naar artikelen uit de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura- uitvaartverzekeringsbedrijf en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 te worden gelezen als verwijzingen naar de artikelen 3:72, zevende lid, 3:77, 3:82, 3:86, tweede lid, 4:51, derde lid, onderscheidenlijk 4:85, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht.

Artikel 7c

In artikel 1 van het Besluit bestuursorganen WNo en Wob dient onderdeel c te worden gelezen als:

c. de Stichting Autoriteit Financiële Markten, voor zover belast met werkzaamheden die voortvloeien uit dan wel verband houden met haar taken en bevoegdheden ingevolge de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht financiële verslaggeving, de Wet op het financieel toezicht en de Wet toezicht accountantsorganisaties.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, G. Zalm.

Toelichting

Algemeen

Deze regeling voorziet in de vierde aanpassing van de Tijdelijke regeling invoering Wft. Er zijn enkele voorzieningen opgenomen die noodzakelijk zijn voor de invoering van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft) en van de Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht. Hieronder worden de wijzigingen afzonderlijk toegelicht.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Gebleken is dat het tweede lid van artikel 1:110 van de Wft, waarmee beoogd is de bepalingen ongewijzigd over te nemen die voor 1 januari jl. waren opgenomen in het tweede lid van artikel 44 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (Wte 1995), aanpassing behoeft. Op grond van het oude artikel 44, tweede lid, Wte 1995 kon, kort gezegd, tegen ieder besluit van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) in het kader van de goedkeuring van een prospectus (met uitzondering van besluiten tot oplegging van een bestuurlijke boete), rechtstreeks beroep worden aangetekend bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). Artikel 1:110 van de Wft beperkt deze mogelijkheid echter tot de besluiten genoemd in de artikelen 5:9a en 5:23a (het besluit tot goedkeuring van het prospectus, respectievelijk het besluit tot goedkeuring van een aanvullend document). Door onderhavige regeling wordt bewerkstelligd dat ook andere besluiten in het kader van de goedkeuring van een prospectus – gedacht kan worden aan een aanwijzing of ontheffing – onder het toepassingsbereik van artikel 1:110, tweede lid, van de Wft vallen, zoals ook voorheen het geval was.

Artikel I, onderdeel B

In de toelichting op onderdeel b van de definitie van beleggingsobject in artikel 1:1 van de Wft is aangegeven dat er een mogelijkheid is geschapen om andere rechten aan te wijzen als beleggingsobject. Dit houdt verband met de voorgestelde inperking van de definitie van het begrip ‘effecten’, welk begrip ook in de Wfd en het Bfd werd gehanteerd. Door deze inperking wordt een aantal financiële producten niet meer als ‘effect’ beschouwd. Dit heeft gevolgen voor de op deze financiële producten van toepassing zijnde regelgeving. Een aantal van de effecten die onder artikel 3, vierde lid, van de Wte 1995 vielen, kwalificeren in de Wft als beleggingsobject. Hierbij valt te denken aan scheepvaart- en vastgoedcv’s die niet als financieel instrument kwalificeren. Andere effecten die onder artikel 3, vierde lid, van de Wte 1995 vielen zijn ingevolge het Besluit definitiebepalingen Wft aangewezen als beleggingsobject. Met de aanwijzing in artikel 2 van het Besluit definitiebepalingen Wft worden beleggingsproducten zoals intellectuele eigendomsrechten bij speelfilms (auteursrechten) onder het beleggingsobjectenregime gebracht. Zie voor een uitgebreide toelichting onderdeel b van de definitie van beleggingsobject in artikel 1:1 van de Wft en de toelichting op artikel 2 van het Besluit definitiebepalingen Wft.

Aanbieders van scheepvaart- en filmcv’s die onder artikel 3, vierde lid, van de Wte vielen waren voor 1 januari 2007 slechts verplicht tot het opstellen van een prospectus. Zonder de in dit artikel opgenomen overgangsmaatregel zouden de verplichtingen van afdeling 2.2.5.1 van de Wft ook van toepassing zijn op aanbieders van beleggingsobjecten die voor inwerkingtreding van de Wft nog niet onder de definitie van beleggingsobject vielen en ook niet als zodanig dienden te worden behandeld op grond van artikel 3 van het Besluit financiële dienstverlening. Aanbieders van filmcv’s en scheepvaartcv’s die na 1 januari 2007 deze producten in de markt zetten vallen wel onder de verbodsbepaling van artikel 2:55 Wft.

Artikel I, onderdeel C

De artikelen 212m, 213f en 213gg van de Faillissementswet (hierna ook: Fw) regelen de faillietverklaring van een kredietinstelling onderscheidenlijk verzekeraar die aan een noodregeling is onderworpen. Kortheidshalve wordt de beëindiging van een noodregeling en de faillietverklaring ten aanzien van dezelfde kredietinstelling of verzekeraar hieronder aangeduid als de ‘omzetting’ van een noodregeling in een faillissement. Het is de bedoeling van de wetgever geweest dat de artikelen 212m, 213f en 213gg Fw niet alleen zien op de omzetting van noodregelingen die worden uitgesproken op of na 1 januari 2007 (de datum van de inwerkingtreding van de Wft en de wijziging van de artikelen 212m, 213f en 213gg Fw), maar ook op de omzetting van noodregelingen die waren uitgesproken vóór die datum en op die datum nog niet waren omgezet in een faillissement. De tekst van de artikelen 212m, 213f en 213gg Fw zou bij een onjuiste lezing mogelijkerwijs tot het misverstand kunnen leiden dat bedoelde artikelen niet van toepassing zouden zijn op de omzetting op of na 1 januari 2007 van noodregelingen die waren uitgesproken voorafgaand aan bedoelde datum op grond van de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 en de Wet natura-uitvaartverzekeringsbedrijf. Met dit artikel is beoogd te verduidelijken dat, voor zover nodig, de Faillissementswet zoals deze luidt met ingang van 1 januari 2007, ook van toepassing is op faillissementen, op verzoeken of voordrachten daartoe en op de gevolgen van faillissementen, uitgesproken op of na die datum, van kredietinstellingen en verzekeraars die vóór die datum reeds waren onderworpen aan een noodregeling, met andere woorden aan een noodregeling die was uitgesproken op grond van de Wet toezicht kredietwezen 1992, onderscheidenlijk de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 onderscheidenlijk de Wet natura-uitvaartverzekeringsbedrijf. Niet alleen de artikelen 212m, 213f en 213gg Fw, zoals die artikelen luiden met ingang van 1 januari 2007, zijn van toepassing op de omzetting op of na 1 januari 2007 van een vóór die datum uitgesproken noodregeling in een faillissement. Ook andere artikelen van de Faillissementswet die eveneens met ingang van 1 januari 2007 zijn gewijzigd of ingevoerd, zijn van toepassing op de omzetting op of na 1 januari 2007 van een vóór die datum uitgesproken noodregeling in een faillissement. Om die reden is niet slechts naar de artikelen 212m, 213f en 213gg Fw verwezen, maar naar ‘de Faillissementswet’.

Artikel I, onderdelen D en E

Bij gelegenheid van de tweede aanpassing van de Tijdelijke regeling invoering Wft zijn de artikelen 6b en 6c geïntroduceerd, waarmee werd geregeld dat de artikelen 40 en 42 van de Wte 1995 in stand bleven.1 De introductie van deze bepalingen in deze regeling blijkt echter overbodig te zijn, aangezien artikel 178 van de Invoerings- en aanpassingswet Wft reeds regelde dat hoofdstuk IX van de Wte 1995 – bestaande uit de artikelen 40–42 – niet is vervallen. De artikelen 6b en 6c van deze regeling, zoals geïntroduceerd bij de tweede aanpassing, kunnen om die reden vervallen. Wel is daarbij artikel 6b opnieuw geformuleerd, omdat de bevoegdheid tot het inwinnen van inlichtingen op grond artikel 29, eerste lid, onderdelen a, d, h en p van de Wte 1995 – onbedoeld – wel is vervallen op grond van artikel 178 van de Invoerings- en aanpassingswet Wft.

Het nieuw geformuleerde artikel 6b strekt ertoe de bevoegdheid, bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdelen a, d, h en p, van de Wte 1995 te laten herleven.

Artikel I, onderdeel F

Artikel 7a

In artikel 1, onderdeel h, van de Wet toezicht accountantsorganisaties wordt ten onrechte nog verwezen naar voorheen geldende bepalingen uit de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992 en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 in plaats van naar de thans geldende bepalingen uit de Wft. Dit artikel strekt ertoe deze onjuiste verwijzing, vooruitlopend op een definitieve aanpassing van de wet, te herstellen.

Artikel 7b

In de bijlage bij artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet toezicht accountantsorganisaties wordt verwezen naar voorheen geldende bepalingen uit de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 in plaats van naar de thans geldende bepalingen uit de Wft. Dit artikel strekt ertoe deze onjuiste verwijzing, vooruitlopend op een definitieve aanpassing van de bijlage, ongedaan te maken.

Artikel 7c

Op grond van artikel 178 van de Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht en artikel 6a van de Tijdelijke regeling invoering Wft is het bepaalde bij of krachtens de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (hierna: Wte 1995) gedeeltelijk in stand gebleven. Voorts strekt artikel I, onderdeel D, van deze wijziging van de Tijdelijke regeling invoering Wft ertoe de bevoegdheid, bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdelen a, d, h en p, van de Wte 1995 te laten herleven. Voor een toelichting op deze instandhouding van onderdelen uit de Wte 1995 zij verwezen naar Kamerstukken II 2005/06, 30 658, nr. 3, p. 40 en 41, Stcrt. 2007, nr. 8, p. 8 en de toelichting bij artikel I, onderdeel D, van deze wijziging van de Tijdelijke regeling invoering Wft.

Bij inwerkingtreding van het Aanpassingsbesluit Wet op het financieel toezicht is per abuis verzuimd de Wte 1995 te vermelden in artikel 1, onderdeel c (nieuw), van het Besluit bestuursorganen WNo en Wob. Artikel 7c strekt ertoe deze omissie te herstellen, zodat de Stichting Autoriteit Financiële Markten, voor zover belast met werkzaamheden die voortvloeien uit of verband houden met haar taken en bevoegdheden ingevolge de in stand gelaten (en te laten) onderdelen van de Wte 1995, uitgezonderd blijft van de toepasselijkheid van de Wet openbaarheid van bestuur en in het verlengde daarvan van de Wet Nationale Ombudsman. Er is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

De instandhouding van onderdelen uit de Wte 1995 houdt verband met het wetsvoorstel ter implementatie van de transparantierichtlijn2 en het voorgenomen wetsvoorstel ter implementatie van de transparantierichtlijn3 . Wanneer die wetsvoorstellen tot wet worden verheven en in werking treden, zullen de in stand gelaten onderdelen van de Wte 1995 alsnog worden ingetrokken en komt deze (tijdelijke) bepaling te vervallen.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven