Vaststelling beleidsregels subsidiëring Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Humanitaire hulp 2007)

Besluit van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 22 januari 2007, nr. DMV/HH-0054/07, tot vaststelling van beleidsregels voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Humanitaire hulp 2007)

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Gelet op de artikelen 6, 7, 8, en 10 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken1 en de artikelen 3.1 tot en met 3.3 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 20062 ;

Besluit:

Artikel 1

Voor subsidieverlening op grond van de artikelen 3.1 tot en met 3.3 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 in het kader van humanitaire hulp gelden voor de periode 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 de beleidsregels, neergelegd in de bijlagen bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het geplaatst wordt.

Dit besluit zal met de daarbij behorende bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
namens deze:
de plv. directeur-generaal Internationale Samenwerking, R.G. de Vos.

Bijlage 1

Beleidsregels Humanitaire Hulp 2007 en annexen

1. Inleiding

In deze beleidsregels voor humanitaire hulp wordt het beleid van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking met betrekking tot subsidieverlening ten behoeve van humanitaire hulp vastgelegd en publiek toegankelijk gemaakt. Deze beleidsregels dienen zowel als hulpmiddel bij het indienen van subsidieaanvragen als bij het beoordelen ervan.

De indeling van dit beleidskader is als volgt:

Hoofdstuk 1 geeft aan wat de algemene doelstellingen zijn van humanitaire hulp en welke strategie Nederland daarbij hanteert. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen chronische crises waaraan Nederland specifiek aandacht besteedt, overige crisissituaties en acute crisissituaties. Hoofdstuk 2 behandelt sectoren, criteria en kanaalkeuze. De annexen gaan in op de situatie in een aantal belangrijke crisisgebieden en bevatten zonodig aanvullende voorwaarden.

In hoofdstuk 3 komen de overige crisissituaties aan bod waarvoor geen aparte annex is opgevoerd. Dit hoofdstuk behandelt het Nederlands beleid ten aanzien van humanitaire hulp in dergelijke situaties, inclusief de criteria die hierbij worden gehanteerd. Het beleid van Nederland voor humanitaire hulp ten aanzien van acute crisissituaties wordt beschreven in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 4 betreft acute rampen, inclusief kanaalkeuze, (paragraaf 4.4).

1.1. Mission statement: doelstelling van humanitaire hulp

De hoofddoelstelling van humanitaire hulp is de optimale leniging van levensbedreigende menselijke noden onder de meest kwetsbaren, waaronder met name vrouwen en kinderen, als gevolg van (chronische) crisissituaties en/of natuurrampen. In principe kan hulp wereldwijd worden verleend. Er is bijzondere aandacht voor een aantal specifieke crisisgebieden in ontwikkelingslanden. Daarnaast bestaat er een aparte faciliteit voor humanitair ontmijnen.

Nederland onderschrijft en hanteert de volgende internationale humanitaire hulpprincipes:

– De humanitaire respons op crises is uitsluitend gemotiveerd door het streven om het menselijk lijden van de meest kwetsbaren in het getroffen gebied te verlichten (het humanitair imperatief);

– Het humanitaire hulpaanbod dient altijd aangepast en afgestemd te zijn op plaatselijke omstandigheden en gebruiken, waar mogelijk ter versterking van de bestaande capaciteit en van de zelfredzaamheid alsmede ter voorkoming van donorafhankelijkheid;

– Humanitaire hulp dient onpartijdig te zijn: hulp wordt niet verstrekt ter bevordering van politieke of andere externe agenda’s en dient te worden verleend zonder onderscheid op basis van bijvoorbeeld ras, religie, politieke overtuiging, sekse, etcetera;

– Humanitaire hulp dient onafhankelijk te functioneren van politieke invloeden (zowel vanuit Nederland als vanuit de getroffen landen);

– In een conflictsituatie dient soevereiniteit van het desbetreffende land ondergeschikt te zijn aan de noodzaak tot verlening van onbelemmerde en onpartijdige humanitaire hulp, waartoe vrije toegang tot de getroffen bevolking is vereist;

– Humanitaire hulp dient evenredig te zijn aan de behoefte (demand driven) en is dus niet aanbodgestuurd (supply-driven).

1.2. Strategie van de Nederlandse humanitaire hulp

De strategie van de Nederlandse humanitaire hulp is gericht op versterking en uitbouw van een gemeenschappelijke, gecoördineerde benadering door alle betrokken hulpverlenende instanties (VN-instellingen, de Rode Kruis familie en (I)NGO’s) opdat deze niet solistisch en ongecoördineerd in het getroffen gebied opereren. Nauwe (internationale) afstemming draagt bij aan een betere aansluiting tussen de verschillende soorten en fasen van hulp. Richtinggevend voor de Nederlandse inspanningen in chronische crisissituaties is het Consolidated Appeal Process (CAP), dat onder leiding van het UN Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA) in gang wordt gezet.

In geval van acute crisissituaties zijn ook de Emergency Appeals van zowel de VN als de International Committee of the Red Cross (ICRC) en de International Federation of the Red Cross and Red Crescent Societies (IFRC) richtinggevend voor de Nederlandse inspanningen. Tegen deze achtergrond steunt Nederland in 2007, evenals in 2006, de twee pilot-projecten van de VN in de Democratische Republiek Congo en Sudan voor een Common Humanitarian Fund onder leiding van de Resident Humanitarian Coördinator. Deze bijdragen zijn overigens vooralsnog bedoeld voor VN-organisaties, niet voor (I)⁠NGOs en betreffen dus geen subsidies.

1.3. Algemene criteria m.b.t. subsidieaanvragen

Voorstellen dienen ten minste aan onderstaande criteria te voldoen:

– Activiteiten dienen uiteraard te voldoen aan de in paragraaf 1.1. genoemde internationale humanitaire hulpprincipes en aan toepasselijke regelgeving met betrekking tot het verlenen van subsidies (de Algemene wet bestuursrecht, de Kaderwet Subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006);

– De activiteiten zijn van beperkte duur; uit Nederlandse humanitaire hulp fondsen worden geen structurele projecten gesubsidieerd. In de meeste gevallen is het mogelijk om voorstellen in te dienen met een looptijd van maximaal 24 maanden (zie hiervoor de annexen). Daar waar sprake is van een langdurige crisis heeft voortzetting van relevante activiteiten, mits de uitvoering adequaat is bevonden, prioriteit boven subsidiëring van nieuwe activiteiten; Bij het beoordelen van aanvragen wordt gekeken naar eventuele negatieve effecten van humanitaire hulp (de zogenaamde ‘do no harm’-principes), mede met het oog op de duurzaamheid van de resultaten;

– Voorstellen bevatten een beknopte analyse van de noden en een duidelijk omschreven doelgroep;

– De beoogde activiteiten zijn gekoppeld aan duidelijk omschreven verwachte resultaten, doelen, instrumenten en indicatoren;

– Voorstellen hebben oog voor de zogenaamde ‘gap’-problematiek: het is van belang dat waar mogelijk een zo goed mogelijke overgang van acute noodhulp naar rehabilitatie wordt gemaakt en dat, waar mogelijk, aanknopingspunten voor wederopbouw worden geboden, overigens zonder dat dit automatisch subsidiëring van het vervolgtraject impliceert;

– In de landen die voorkomen op de lijst voor rehabilitatieactiviteiten in het kader van het Medefinancieringsstelsel1 en waar dergelijke activiteiten worden uitgevoerd, zal bijzondere aandacht worden geschonken aan de ‘gap-problematiek’;

– Een exitstrategie maakt deel uit van het projectvoorstel;

– Projectvoorstellen dienen aandacht te schenken aan de HIV/Aids-problematiek. Zie hiervoor ook de Guidelines for HIV/AIDS interventions in emergency settings van de Inter-Agency Standing Committee;

– Projectvoorstellen dienen aandacht te hebben voor de problematiek van gender en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SGRG). Zie hiervoor ook het IASC Gender Handbook for Humanitarian Action van augustus 2006 (nog in concept).

– Een projectvoorstel bevat een duidelijke en sluitende begroting die gekoppeld is aan de activiteiten. Elke budgetlijn die niet voor zich spreekt, wordt duidelijk uitgelegd;

– In het budget kunnen slechts kosten worden opgenomen die direct zijn gerelateerd aan het project. Identificatiemissies ter verkenning van de noden komen niet voor subsidie in aanmerking;

– Met ingang van 2005 is het stramien voor indiening van voorstellen en rapportages aangepast. Voorstellen die niet of onvolledig aan deze herziene voorschriften voldoen, worden niet in behandeling genomen. Ter onderstreping van dit punt is in 2006 een herziene editie van de ‘Stroomlijningsnotitie’ beschikbaar gekomen. Deze notitie is tevens als bijlage bij dit besluit gevoegd.

– Sinds 2006 wordt uitgegaan van cofinanciering door tenminste één andere donor, of van een substantiële eigen bijdrage van de aanvragende organisatie aan het totale project- of programmabudget (in beide gevallen minimaal 20%).

De activiteiten van NGO’s op het gebied van humanitaire hulp kunnen voor subsidie door de Minister in aanmerking komen indien deze organisaties aan de volgende algemene eisen voldoen:

– Ervaring en een goede track record in het desbetreffende gebied (de betrouwbaarheid van de subsidieaanvrager);

– Aantoonbare kennis en expertise met de desbetreffende problematiek (de geschiktheid van de subsidieaanvrager);

– Voldoende implementatiecapaciteit van de subsidieaanvrager;

– Een positieve beoordeling van de structuur van, de strategie en de financiële capaciteit van de aanvragende organisatie aan de hand van de Checklist Organisational Capacity Assessment (COCA);

– Deelname door de subsidieaanvrager, of de lokale partij, aan het Common Humanitarian Action Plan (CHAP), of aan een andersoortig coördinatieplatform o.l.v. de VN Humanitarian Coordinator, indien dat er is. Dit omvat mede participatie in het Joint Needs Assessment Framework, indien dit door de VN in het desbetreffende land wordt toegepast. Uitzonderingen hierop dienen te worden onderbouwd.

Naast de hiervoor genoemde eisen dient een subsidieaanvrager uiteraard te voldoen aan de gebruikelijke eisen en verplichtingen die voortvloeien uit de toepasselijke regelgeving. Dit houdt onder meer in dat de beheersmatige kwaliteiten van de organisatie voldoende zijn. Verder wordt, naast de kwaliteit van het voorstel, ook de kwaliteit, zorgvuldigheid en tijdigheid van rapportages en evaluaties van de aanvragende organisatie meegewogen. Organisaties waarmee relatief kort wordt samenwerkt, worden regelmatig onderzocht op hun beheerscapaciteit.

Gezien het belang dat de Minister hecht aan de coördinatie van internationale hulpactiviteiten dienen subsidieontvangers waar mogelijk actief te participeren in de VN-coördinatiestructuur, alsmede hun activiteiten te coördineren met andere NGO’s.

Nederland ondersteunt zelden direct activiteiten van lokale NGO’s. De constructie van kanalisering van fondsen via internationaal opererende NGO’s naar lokale NGO’s draagt bij aan de ontwikkeling van lokale capaciteit en daarmee aan de duurzaamheid van de activiteit. Daarnaast dragen lokale partners bij aan de exit-strategie van humanitaire hulporganisaties en kunnen ze een bijdrage leveren aan het overbruggen van de ‘gap’- problematiek.

Activiteiten op het gebied van ‘disaster preparedness’ worden in principe financieel ondersteund via multilaterale en/of ‘Rode Kruis’ kanalen en vallen aldus buiten het kader van deze beleidsregels.

Aangezien het Ministerie van Buitenlandse Zaken vanaf 2007 jaarlijks via Unicef een groot bedrag besteedt aan onderwijs is crisissituaties, worden met ingang van 2007 uit de begroting voor humanitaire hulp geen nieuwe onderwijsactiviteiten meer gefinancierd. Lopende activiteiten op dit gebied worden in beginsel ten hoogste nog een jaar verlengd, waarbij extra aandacht zal zijn voor een gedegen exit-strategie.

Projecten met inkomensgenerering als voornaamste doelstelling komen in beginsel niet voor subsidiëring in aanmerking. Dergelijke activiteiten kunnen alleen worden gesubsidieerd indien zij, behalve aan de algemene criteria hierboven genoemd, aan de volgende voorwaarden voldoen:

– Het projectvoorstel bevat een specificatie van eigendom en beheer van eventuele roulerende fondsen na afloop van het project;

– De looptijd van het project is maximaal 24 maanden;

– Het voorstel is gebaseerd op een sobere benadering: lage investeringskosten, relatief kleine leningen met korte terugbetalingschema’s ten behoeve van ‘vervoerbare’ productiemiddelen (d.w.z. geen zware machines).

De aard van de relatievorm subsidie brengt met zich dat de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten geheel plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger. Dit impliceert onder andere dat de subsidieontvanger – indien de veiligheidssituatie in zijn werkgebied daartoe aanleiding biedt – zelf zorgdraagt voor een adequate risicoafweging en een daarbij passend niveau van beveiliging en verzekering van de personen die door subsidieontvanger met de uitvoering van haar zijn activiteiten zullen worden belast.

1.4 Sancties

Mede afgestemd op de duur van een gesubsidieerde activiteit zullen aan de subsidie verplichtingen worden verbonden met betrekking tot tussentijdse en afsluitende inhoudelijke en financiële rapportages. Deze rapportages zijn gebonden aan strikte deadlines. Aan het niet (volledig) nakomen van (rapportage)verplichtingen zijn sancties verbonden. Deze omvatten het geheel of gedeeltelijk intrekken en terugvorderen van verleende subsidies. Tevens kunnen negatieve ervaringen een rol spelen bij de beoordeling van toekomstige subsidieaanvragen.

2. Nederlandse aandachtsgebieden

2.1. Inleiding

De Nederlandse humanitaire hulp streeft naar een optimale respons op crisissituaties. Hierbij wordt, zoals hierboven benoemd, een onderscheid gemaakt tussen chronische crisissituaties en acute crisissituaties. De Nederlandse humanitaire hulp richt zich met name op een aantal chronische crisissituaties in een beperkt aantal landen. Het beleid voor deze crisissituaties is verder uitgewerkt in de bijgevoegde annexen. De landenkeuze is mede bepaald op grond van de volgende overwegingen:

– Aard en stadium van het conflict (en eerdere Nederlandse betrokkenheid);

– VN-strategie en kwaliteit van het CAP;

– Omvang van de Nederlandse betrokkenheid in relatie tot de inzet van andere donoren;

– Duur van de Nederlandse steun in relatie tot de vooruitzichten op zelfredzaamheid van het desbetreffende land;

– Mogelijkheden voor parallelle inzet van politieke, militaire en andere middelen.

2.2. Sectoren

De sectoren die door Nederlandse humanitaire hulp worden ondersteund in de afzonderlijke chronische crisissituaties staan beschreven in de annexen. Voor rehabilitatie activiteiten wordt voorts verwezen naar het Beleidskader Thematische Medefinanciering, subthema Rehabilitatie/Wederopbouw.

Activiteiten op het gebied van humanitair ontmijnen worden gefinancierd uit het stabiliteitsfonds.

2.3. Criteria

Naast de algemene criteria genoemd in paragraaf 1.3 moeten activiteiten passen in de prioriteiten die per land/regio zijn beschreven in de annexen; zij moeten aansluiten bij de humanitaire strategie die hierin uiteengezet wordt. Voor specifieke criteria per conflictgebied wordt dan ook verwezen naar de desbetreffende annex.

Als in het land of de regio sprake is van een CAP, worden activiteiten slechts gesubsidieerd indien de aanvrager zijn activiteiten coördineert met OCHA en actief participeert in het opstellen van het Common Humanitarian Action Plan (CHAP).

2.4.

De afdeling Humanitaire Hulp verleend uitsluitend bijdragen of subsidies voor activiteiten. Instellingssubsidies kunnen dus niet worden aangevraagd.

2.5. Kanaalkeuze

Zie annexen.

3. Overige chronische crisissituaties

Nederland biedt ook humanitaire hulp aan enkele landen/regio’s die niet in de annexen zijn opgenomen. Deze hulp bestaat uit financiering van beperkte activiteiten, in het algemeen uitgevoerd door organisaties die beschikken over bewezen expertise, grondige kennis hebben van het desbetreffende land/gebied en beschikken over recente ervaring met het werken in dat land/gebied. De activiteiten behelzen in beginsel een continuering van lopende projecten. Voor humanitaire hulp in deze gebieden geldt eveneens dat als in het land of de regio een CAP is opgezet, activiteiten slechts worden gefinancierd indien de aanvragende organisatie waar mogelijk haar activiteiten coördineert met OCHA en actief participeert in het opstellen van het CHAP.

In het budget voor humanitaire hulp was in 2005 een voorziening opgenomen die flexibel kon worden ingezet wanneer zich acute voedselcrises voordeden. Sinds 2006 is deze aparte voorziening komen te vervallen. De betreffende fondsen komen ten goede aan de meest getroffen regio’s, te weten de Hoorn van Afrika en zuidelijk Afrika. Een deel van de middelen voor laatstgenoemde regio wordt beheerd door de Nederlandse vertegenwoordiging in Johannesburg, met name ten behoeve van voedselhulp en aidsprojecten in die regio.

Voedselhulp met een spoedeisend karakter wordt in beginsel verleend via multilaterale kanalen (met name WFP en UNICEF). Daarnaast kunnen (I⁠NGO’s, actief op het gebied van voedselhulp en voedselzekerheidsprogramma’s, onder bepaalde voorwaarden voor subsidie in aanmerking komen. Daarbij zijn het CAP (Consolidated Appeals Process) en emergency appeals richtinggevend. Het is overigens niet uitgesloten dat ook in voedselcrises humanitaire hulp met een non-food karakter wordt gefinancierd, afhankelijk van de betreffende Consolidated Appeals. Hetzelfde geldt voor aanzetten tot rehabilitatie (de zogenaamde ‘humanitaire hulp plus’), zoals zaaigoed en gereedschappen. (I)⁠NGO’s kunnen, met inachtneming van het voorgaande, bijvoorbeeld voor subsidie in aanmerking komen indien de voorgestelde activiteiten gebieden bestrijken die door VN-organisaties moeilijk kunnen worden bediend. Ook in situaties waarbij VN-organisaties hun activiteiten niet adequaat kunnen uitvoeren, bijvoorbeeld als gevolg van politisering van de humanitaire hulp, kan voor het (I)NGO-kanaal worden gekozen.

4. Acute crisissituaties

4.1. Inleiding

De Nederlandse humanitaire hulp richt zich tevens op (onvoorziene) grootschalige acute noodsituaties ten gevolge van natuurrampen, epidemieën of escalerende conflicten. Nederland laat zich hierbij leiden door OCHA, de ‘Emergency Relief Coordinator’, van de VN en/of IFRC/ICRC. Richtinggevend hierbij zijn de volgende factoren:

– De vraag of het getroffen land een verzoek om internationale steun heeft ingediend (bij uitzondering kunnen ook verzoeken van OCHA en IFRC doorslaggevend zijn);

– De relatieve ernst en omvang van de noodsituatie;

– De draagkracht van de lokale overheid en lokale organisaties (de eigen lokale capaciteit en mogelijkheden om met lokale middelen te reageren);

– De bijdragen van andere landen/donoren (o.a. de Europese Unie).

4.2. Sectoren

In acute crisissituaties komen noodhulpactiviteiten in de strikte zin van het woord voor subsidie in aanmerking alsmede eerste aanzetten tot rehabilitatie ter ondersteuning van vluchtelingen en ontheemden, waarbij speciale aandacht voor de meest kwetsbaren dient uit te gaan. Hierbij kunnen activiteiten worden gesubsidieerd in de volgende sectoren:

– Onderdak;

– Voedsel en voedselzekerheid;

– (Reproductieve) gezondheidszorg;

– Water & sanitatie;

– Protectie;

– Terugkeer en hervestiging van vluchtelingen en ontheemden.

4.3. Criteria

Zie paragraaf 1.3.

4.4. Kanaalkeuze bij acute rampen

4.4.1. Multilaterale kanalen

Voor acute crisissituaties geldt dat, gezien het belang dat Nederland hecht aan het coördinatiemandaat van OCHA, de expertise van de diverse VN-organisaties en de belangrijke rol die zij spelen in de uitvoering van de hulp, in veel gevallen een groot deel van de Nederlandse hulp via de VN wordt gekanaliseerd. Daarnaast kunnen ICRC of IFRC worden gesteund in verband met het bijzondere mandaat op het gebied van humanitair recht en de neutrale positie in geval van acute crisissituaties.

4.4.2. Bilaterale overheidskanalen

Met het oog op de internationale humanitaire hulpprincipes, specifiek het onpartijdigheidsprincipe, en ter voorkoming van substitutie, wordt de Nederlandse humanitaire hulp in principe niet via lokale overheden gekanaliseerd. Alleen in geval van natuurrampen wordt soms gebruik gemaakt van lokale overheidskanalen. Veelal zal een VN Emergency Coordinator samenwerken met de lokale overheidscoördinator van rampenbestrijding.

4.4.3. NGO’s

Zie paragraaf 1.3.

Annexen

Landenannex Afghanistan 2007

Humanitaire situatie

De humanitaire- en armoedesituatie is in grote delen van Afghanistan nog zorgelijk. Onder de bevolking heerst een tekort aan voedsel, de kinder- en moedersterfte is hoog, de levensverwachting is mede door de slechte gezondheidszorg laag. Afghanistan is het land met de grootste vluchtelingenproblematiek ter wereld. Verder zijn de papaverteelt en daaraan gerelateerde drugshandel sterk toegenomen. In grote delen van het land ontbreekt een effectieve bestuurscapaciteit. Ook de veiligheidssituatie is het afgelopen jaar niet verbeterd. Vooral het zuiden en zuidoosten van Afghanistan zijn hierdoor voor internationale NGO’s en de VN deels onbereikbaar geworden.

Prioriteiten Nederland in 2007

In 2007 zal Nederland de overgang van humanitaire hulp naar wederopbouw blijven ondersteunen. Ten aanzien van humanitaire hulp richt Nederland zich in beginsel op water & sanitatie en voedselzekerheid en op de terugkeer en reïntegratie van vluchtelingen en ontheemden. Het primaire kanaal voor de Nederlandse structurele hulp blijft het multilaterale Afghanistan Reconstruction Trust Fund (ARTF). Dit fonds geeft eigen verantwoordelijkheid aan de centrale regering en stelt haar in staat om gecoördineerd invulling te geven aan een coherent wederopbouwbeleid. Behalve financiering van de recurrent costs zal in 2007 het ARTF steeds meer worden ingezet voor financiering van wederopbouw activiteiten uit de Afghaanse ontwikkelingsbegroting.

Specifieke voorwaarden voor financiering

In het geval van Afghanistan leiden de kwaliteit van de reeds gefinancierde VN programma’s, en de bij de VN aanwezige kennis, in combinatie met de opheffing van het ‘UNAMA NGO-fonds’, tot de keuze om alle beschikbare gelden te kanaliseren via UNHCR, UNICEF, en WFP. Deze drie organisaties werken nauw samen, vullen elkaar aan in voor Nederland relevante sectoren en hun programma’s stroken met de ontwikkelingsprioriteiten van de Afghaanse regering. Dit betekent dat in Afghanistan geen activiteiten van (I)⁠NGOs worden gesubsidieerd uit de begroting voor humanitaire hulp.

Beschikbare Fondsen

In totaal heeft de afdeling humanitaire hulp in 2007 indicatief een bedrag van 5 miljoen Euro beschikbaar voor (VN-organisaties in) Afghanistan. Voor subsidies (aan NGO’s) zijn geen middelen beschikbaar.

Meerjarig perspectief/exit-strategie

In lijn met de geleidelijke overgang naar wederopbouw in Afghanistan beoogt Nederland binnen enkele jaren de humanitaire financiële bijdrage aan Afghanistan geheel te kunnen afbouwen.

Landenannex Colombia 2007

Humanitaire situatie

In Colombia strijden leger en politie en de illegale gewapende groepen om de territoriale controle van strategisch belangrijke gebieden (aardolie, drugsproductie, doorgangsroutes). Dat resulteert in gewapende confrontaties verspreid over het land, verdwijningen, bedreigingen en moorden. De strijd wordt gevoerd ten koste van de bevolking. Soms worden mensen door de guerrilla of de paramilitaire groepen verdreven, in andere gevallen worden de toegangswegen tot de gemeenschappen geblokkeerd (soms met mijnen). In het laatste geval wordt de bevolking collectief gevangen gezet. Daardoor kan zij niet beschikken over essentiële goederen. Soms weigeren de illegale groepen zelfs de zending van hulpgoederen.

Wegtrekken is voor duizenden Colombianen de enige manier om te ontkomen aan misdragingen van illegaal gewapende elementen. Sinds begin 2005 komen er gemiddeld bijna zevenhonderd ontheemden per dag bij. In totaal zijn inmiddels meer dan twee miljoen mensen ontheemd, 60.415 Colombianen zijn gevlucht naar het buitenland.

Niet alleen ontheemden maar ook ontvangende en achterblijvende gemeenschappen ondervinden de gevolgen van het intern gewapend conflict. Vooral de inheemse en Afro-Colombiaanse bevolking heeft het zwaar te verduren. Zelfs in hun toevluchtoorden hebben ontheemden te maken met terreur van illegale groeperingen.

Prioriteiten Nederland in 2007

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp in Colombia richt zich primair op bescherming van door het conflict getroffen burgers. Daarbij gaat het niet alleen om ontheemden maar ook om gemeenschappen van opvang èn om in de conflictgebieden achtergebleven gemeenschappen. De belangrijkste humanitaire prioriteiten zijn bescherming, toegang tot basisgezondheidszorg, water en sanitatie, voedsel voor training, en humanitaire coördinatie.

Een deel van het budget kan worden gebruikt voor Colombiaanse vluchtelingen in buurlanden.

Specifieke voorwaarden voor financiering

Nederland zal in Colombia zijn bijdrage in 2007 voor honderd procent kanaliseren via VN en het Internationale Rode Kruis. Verwachting is dat deze actoren een effectieve bijdrage kunnen leveren aan de bescherming van ontheemden en andere burgers. Het hebben van toegang tot conflictgebieden en tot de relevante autoriteiten speelt hierin een rol.

Beschikbare fondsen

In 2007 bestaat voor Colombia indicatief een budget van € 3 miljoen. Voor subsidies (NGO-activeiteiten) zijn geen middelen beschikbaar.

Meerjarig perspectief/exit-strategie

Op grond van de humanitaire situatie in Colombia en de uitgangspunten van het Nederlands humanitair beleid is besloten tot financiering van humanitaire programma’s in Colombia. Hiervoor is ook in 2007 een bedrag van € 3 drie miljoen beschikbaar. Een eventuele exit-strategie wordt gekoppeld aan de ontwikkeling van de situatie van ontheemden. Gelet op het intern gewapend conflict lijkt hiervan de komende jaren nog geen sprake. Zodra hun aantal voldoende afneemt zou de Nederlandse HH-bijdrage kunnen worden verminderd.

Landenannex Eritrea en Ethiopië

Humanitaire situatie

De humanitaire situatie in de regio wordt in hoofdzaak bepaald door regelmatig terugkerende droogte. Voor met name Eritrea is het voortdurende grensconflict met Ethiopië een belangrijke belemmering om uit de chronische crisissituatie te geraken. In 2005 kregen Ethiopië en Eritrea humanitaire hulp uit een voorziening die flexibel kon worden ingezet ten tijde van acute voedselcrises. In 2006 zijn middelen direct toegewezen aan de meest getroffen regio’s, waaronder de Hoorn van Afrika.

Prioriteiten Nederland in 2007

Prioriteit zal worden gelegd bij programma’s die enerzijds gerelateerd zijn aan de voedselschaarste en anderzijds aan humanitaire behoeften in de regio die het gevolg zijn van de ernstige droogte en het voortdurende grensconflict tussen Ethiopië en Eritrea. Prioritaire aandachtsvelden zijn voedsel, water en sanitatie, milieu en toegang tot basisgezondheidszorg.

Specifieke voorwaarden voor financiering

Naast de criteria in de Beleidsregels Humanitaire Hulp 2007 gelden geen specifieke voorwaarden voor subsidiëring van activiteiten van (I)⁠NGO’s in de regio. Nederland besteedt fondsen uit overwegingen van efficiency en vanwege het ondoorzichtige meerjarig perspectief bij voorkeur via de VN.

Beschikbare fondsen

In totaal heeft de afdeling humanitaire hulp in 2007 indicatief een bedrag van € 4 miljoen beschikbaar gesteld voor Eritrea en Ethiopië. Voor subsidies ten behoeve van activiteiten in Eritrea zijn geen middelen beschikbaar; voor subsidiëring van (NGO-)activiteiten in Ethiopië is € 1 miljoen beschikbaar.

Meerjarig perspectief/exit-strategie

Onregelmatige en instabiele regen in de regio, gecombineerd met de impasse in het grensconflict tussen Ethiopië en Eritrea maken een meerjarig perspectief voor noodhulpactiviteiten in de regio moeilijk. Mede daarom gaat vooralsnog de voorkeur uit naar kortlopende programma’s die gefinancierd worden via de VN.

Landenannex Irak 2007

Humanitaire situatie

Na de aanval op de Sji’itische tempel in Samarra begin 2006 is het geweld in Irak verder toegenomen. De sektarische strijd tussen Soennieten en Sjiieten neemt extremistische vormen aan, Irak lijkt af te stevenen op een burgeroorlog. Aanslagen zijn nu aan de orde van de dag, waarbij ook andere minderheden doelwit zijn. De veiligheidssituatie in Irak verschilt per regio. Het merendeel van de aanslagen wordt gepleegd in het gebied dat bekend staat als de Soennitische driehoek (inclusief Mosul). In de Koerdische gebieden in het noorden en het overwegend Sjiitische zuiden van Irak is het relatief rustig.

UNHCR, IOM en Human Rights Watch hebben in recente berichten om dringende aandacht gevraagd voor de zorgwekkende situatie. Door toegangsproblemen en de politieke context is het moeilijk om exacte uitspraken te doen over de aantallen ontheemden in en rond Irak.

UNHCR schat de omvang van IDP’s op 1,5 miljoen. De opnamecapaciteit van Syrië en Jordanië, waar ook ongeveer 1,5 miljoen Irakezen verblijven is beperkt. Andere buurlanden hebben hun grenzen voor vluchtelingen gesloten.

De veiligheidssituatie maakt het voor humanitaire organisaties zeer moeilijk werken in Irak. De VN, ICRC en (I)⁠NGO’s hebben hun internationale staf geminimaliseerd of teruggetrokken. Waar mogelijk wordt het werk voortgezet met behulp van lokaal personeel. Hierdoor is monitoring van de implementatie zeer problematisch.

Prioriteiten Nederland in 2006

Prioriteit ligt bij sectoren en gebieden waar de noden het hoogst zijn; basisvoorzieningen van IDP’s en Iraakse vluchtelingen in Syrië en Jordanië.

Specifieke voorwaarden voor subsidiëring

In verband met de ondoorzichtige en onveilige situatie zal de verlening van subsidies aan activiteiten van (I)NGO’s met name afhankelijk zijn van de praktische mogelijkheden om deze activiteiten daadwerkelijk uit te voeren. Gezien de regionale aard van het probleem van de Iraakse ontheemden gaat de voorkeur uit naar bijdragen die regionaal effect sorteren.

Beschikbare middelen

Binnen het budget voor humanitaire hulp is een bedrag van van één miljoen Euro gereserveerd voor de gevolgen van de crisis in Irak. Dit bedrag is vooralsnog niet beschikbaar voor subsidieverlening (aan NGO’s).

Meerjarig perspectief/exit-strategie

Naast humanitaire hulp zullen voor Irak geen ODA-middelen voor wederopbouw beschikbaar worden gesteld. Irak zou de kosten daarvoor zelf moeten kunnen dragen. Het land heeft een van de grootste oliereserves ter wereld, een relatief goed opgeleide beroepsbevolking en vruchtbare landbouwgronden. Nederland is van zins de activiteiten op het gebied van humanitaire hulp zo snel als de situatie toelaat uit te faseren.

Landenannex Somalië 2005

Humanitaire situatie

Somalië behoort nog altijd tot de onveiligste en minst ontwikkelde landen ter wereld. Hoewel het aantreden van een nieuwe regering hoop biedt op verbetering op langere termijn, bevindt in het land zich nog altijd in een chronische noodsituatie. Tot op heden is en blijft er grote behoefte aan humanitaire hulp.

De gezondheidssituatie en de status van de gezondheidszorg in Somalië zijn slecht. Hoge sterfte onder vrouwen en ernstige ondervoeding van kinderen blijven grote knelpunten. Ook verschillende infectieziekten, waaronder tuberculose, komen steeds vaker voor. Waterschaarste blijft een groot probleem zowel in de steden als op het platteland. Minder dan dertig procent van de bevolking heeft toegang tot veilig water. De noden van de ontheemden (370 duizend) zijn veelomvattend en ernstig, vooral in centraal en zuid Somalië.

Na een jarenlang bestaan zonder centraal gezag, is in de tweede helft van 2004 de federale overgangsregering (TFG) onder leiding van president Yusuf gekozen. De TFG raakte spoedig na vestiging in Somalië ernstig verdeeld. In 2006 raakte de TFG bovendien in een bloedig conflict met de Unie van Islamitische Rechtbanken, een beweging die inmiddels een groot deel van het Somalisch grondgebied onder controle heeft. De gevechten hebben tienduizenden mensen verdreven, vooral naar kampen in het buurland Kenya.

De TFG is nog niet begonnen met de wederopbouw of leniging van humanitaire noden. De internationale gemeenschap zal de nieuwe regering ruimschoots moeten ondersteunen om nieuwe uitbraken van geweld tegen te gaan. Hiervoor zullen evenwel geen humanitaire fondsen worden aangewend.

Sinds het uitbreken van de burgeroorlog in 1991 heeft Nederland, evenals veel andere donoren, aanzienlijke bedragen voor noodhulp in Somalië beschikbaar gesteld. Nederland steunt in het stabielere noorden humanitaire projecten met een element van rehabilitatie en capaciteitsopbouw van de lokale autoriteiten. In de centrale en zuidelijke delen van het land wordt meer acute humanitaire hulp gegeven, voornamelijk voedselhulp en bijdragen aan gezondheidszorg. Een groot deel van de gefinancierde programma’s is gerelateerd aan hongersnood en andere humanitaire behoeften ten gevolge van de ernstige droogte en overstromingen in Somalië.

Prioriteiten Nederland in 2007

Uitgangspunt voor het Nederlandse humanitaire hulpbeleid voor Somalië is het streven naar een optimale balans tussen acute levensreddende activiteiten en eerste aanzetten tot rehabilitatie. Het zwaartepunt ligt in toenemende mate op acute vormen van noodhulp. Gezien de positie en onmisbare rol van vrouwen bij de zorg voor families in de Somalische samenleving, is hun betrokkenheid bij de identificatie, opzet en uitvoering van programma’s gewenst.

Basisgezondheidszorg, water & sanitatie, voedselhulp (alleen via WFP) en hulp aan terugkerende ontheemden zijn de sectoren die in aanmerking komen voor een Nederlandse subsidie aan Somalië. De gelden worden voor meer dan 65 procent gekanaliseerd via de VN. Resterende fondsen zijn beschikbaas voor (I)NGO’s. Voor het bepalen van de bijdragen aan VN-organisaties is het Consolidated Appeal 2007 (CAP) de leidraad.

Specifieke voorwaarden voor financiering

(I)NGO’s die in aanmerking willen komen voor financiering dienen te beschikken over gedegen ervaring in Somalië. (I)NGO’s die voor financiering in aanmerking komen dienen, waar mogelijk, een constructieve bijdrage te leveren aan het CHAP (Common Humanitarian Action Plan), het voorbereidend proces voor de formulering van het CAP. In te dienen voorstellen hebben bij voorkeur een looptijd van twee jaar.

Bij gezondheidszorgactiviteiten moet de bevolking actief zijn betrokken. Activiteiten bevatten waar mogelijk een cost sharing component. Ook moeten hygiënevoorlichting en reproductieve gezondheidszorg deel uitmaken van de programma’s.

Ook water- & sanitatieprojecten gaan gepaard met hygiënevoorlichting. Er dient een lokale counterpart aanwezig te zijn die onderhoud, management en exploitatie van de installaties (en daardoor de duurzaamheid) kan en wil garanderen. Nederland streeft naar een regionale spreiding van projecten van (I)NGO’s over geheel Somalië.

Beschikbare fondsen

In 2007 is voor Somalië indicatief totaal een budget beschikbaar van € 5 miljoen. Daarvan is voor (I)NGO’s indicatief een budget van € 1,5 miljoen beschikbaar. Een deel van dit bedrag is gecommitteerd aan lopende projecten. Circa € één miljoen wordt besteed aan de opvang van Somalische vluchtelingen in Kenia.

Meerjarig perspectief/exit-strategie

Gezien de chronische noodsituatie zal de komende jaren langzaam maar zeker gezocht moeten worden naar mogelijkheden om elementen van capaciteitsopbouw en zelfvoorziening te integreren in humanitaire hulpactiviteiten. Zonder langetermijnplanning is het risico van afnemende betrokkenheid van de Somalische bevolking groot. In het verleden is gebleken dat rehabilitatie-initiatieven op het laagste niveau (grass root level) goed aanslaan en een grote mate van duurzaamheid met zich meedragen. Daarom wordt een bottom-up approach in projectvoorstellen via kennisoverdracht en capaciteitsopbouw gestimuleerd.

In lijn met voorgaande jaren moet een redelijke balans worden gezocht tussen enerzijds de programma’s gericht op rehabilitatie in het noorden en anderzijds de acutere steun voor de centrale en zuidelijke regio’s. Nederland is vooralsnog niet voornemens om substantieel betrokken te raken bij de wederopbouw in Somalië. Dit betekent dat, binnen de mogelijkheden van de lokale context, het zwaartepunt van de humanitaire hulpverlening in toenemende mate op acute noodhulp zal liggen.

Landenannex Sri Lanka 2007

Humanitaire situatie

Sinds 1990 is de burgeroorlog in Sri Lanka met verschillende graden van intensiteit voortgezet. Eind februari 2002 tekenden regering en LTTE een voor onbepaalde tijd geldend staakt-het-vuren. Na een aantal onderhandelingsrondes is het vredesproces in 2004 vastgelopen. Sedert april 2006 wordt het officiële staakt-het-vuren bijna dagelijks geschonden en is sprake van een aanhoudend gewapend treffen in het noorden en oosten van het land, met ernstige humanitaire consequenties. Naar schatting zijn sinds april 2006 additioneel circa 200.000 mensen verdreven. Zij verblijven in bestaande en nieuwe kampen, kerken, tempels, overheidsgebouwen of in het open veld. De ontheemden (IDP’s) zijn nagenoeg geheel afhankelijk van internationale hulp. De verwachtingen zijn momenteel dat het gewapende conflict zal intensiveren en de internationale organisaties het komende jaar nog vele tienduizenden ontheemden zullen moeten opvangen.

De bereikbaarheid van ontheemden zal nog moeilijker worden dan nu al het geval is. UN(HCR), ICRC en anderen zullen nu reeds in moeten spelen op contingency planning. Toegang tot de ontheemden is essentieel, niet alleen voor de distributie van goederen, maar ook ter monitoring van de humanitaire- en mensenrechtensituatie.

Prioriteiten Nederland in 2007

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp in Sri Lanka richt zich op alle ontheemden. De prioritaire sectoren voor hulpverlening zijn: protectie, basisgezondheidszorg, water en sanitaire voorzieningen, onderdak, voedselzekerheid, coördinatie en veiligheid en psychosociale hulp in opvangcentra. Zo mogelijk ook ondersteuning aan (vrijwillige) terugkeer acties.

De middelen worden vooralsnog besteed via VN-organisaties en het ICRC.

Beschikbare middelen

Het totale beschikbare budget voor humanitaire hulp in 2007 voor Sri Lanka is vastgesteld op € 1,5 miljoen. Voor subsidieverlening (aan NGO’s) zijn geen middelen beschikbaar.

Landenannex Sudan (en Tsjaad) 2007

Humanitaire situatie

Sudan verkeert in een overgangsfase, nadat het decennia heeft geleden onder een complexe burgeroorlog. De oorzaken van die oorlog waren politiek-economisch, religieus en cultureel. Ook na het tekenen van de vredesovereenkomst tussen de regering en de SPLM/A blijven spanningen tussen Noord en Zuid bestaan. Bovendien kent het land vele lokale (al dan niet tribale) conflicten, met Darfur als meest complexe situatie. Het conflict in Darfur heeft geleid tot een van de ergste humanitaire crises ter wereld, met vier miljoen mensen afhankelijk van humanitaire hulp.

Het centralistisch bestuursmodel van de Sudanese regering leidt ertoe dat (sociale) investeringen vooral plaatsvinden rond Khartoum. Dat heeft kwaad bloed gezet in de periferie. Behalve de Zuiderlingen voelen ook bevolkingsgroepen in West-, Oost- en Noord Sudan zich gemarginaliseerd. Zuid heeft inmiddels een vergaande autonomie bedongen, in Darfur heeft de – al of niet vermeende – marginalisering geleid tot rebellie. In Oost Sudan lijkt een in Eritrea uitonderhandeld vredesakkoord eenzelfde scenario voorlopig te hebben voorkomen.

Als gevolg van de jarenlange oorlog in Zuid-Sudan en het conflict in Darfur zijn er momenteel ruim zes miljoen ontheemden (IDP’s) in Sudan. In het buitenland verblijven zo’n 700.000 Sudanese vluchtelingen, onder wie 250.000 in Tsjaad als gevolg van de Darfur-crisis.

De burgeroorlog tussen Noord en Zuid Sudan heeft een rampzalige uitwerking gehad op het maatschappelijk leven in heel het land. Vooral in het Zuiden is nauwelijks sprake van ontwikkeling, waardoor er een groot gebrek is aan basisvoorzieningen op het gebied van bijvoorbeeld water, sanitatie, gezondheidszorg en infrastructuur. Voedsel is schaars en gezondheidssituatie van de bevolking is veelal slecht. De uitvoering van het alomvattend vredesakkoord voor ‘Noord-Zuid’ (CPA) verloopt nog altijd uitermate traag en zal op korte termijn niet leiden tot een aanzienlijke verbetering van de humanitaire omstandigheden in grote delen van het land. Wel zal in 2007 de stroom van terugkerende ontheemden en vluchtelingen naar Zuid Sudan verder aanzwellen.

Het conflict in Darfur heeft in 2006 een nieuw dieptepunt bereikt. Het dodental in Darfur ligt volgens de meest conservatieve schattingen op 200.000, maar ligt in werkelijkheid vermoedelijk veel hoger. Ondanks (of dankzij) de het Darfur Peace Agreement, dat in mei 2006 werd getekend, is de veiligheidssituatie in 2006 vrijwel continu verslechterd. Het laatste kwartaal van 2006 stond in het teken van een nieuw offensief van regeringstroepen en Janjaweed, gericht tegen de rebellengroepen die het vredesakkoord niet hebben ondertekend. Onder de slachtoffers zijn echter voornamelijk burgers van etnisch Afrikaanse origine. Nieuwe ontheemden en vluchtelingen naar Tsjaad zijn het gevolg. Als gevolg van de militaire acties en de algemene onveiligheid zijn grote delen van Darfur niet of alleen door de lucht toegankelijk voor humanitaire hulpverleners. Daarnaast zijn steeds meer burgers en humanitaire hulpverleners slachtoffer van ‘gewone’ bandieten. Toenemende spanningen in en met het buurland Tsjaad kunnen de veiligheidssituatie mogelijk nog verder verslechteren. Hierdoor is in delen van Darfur de bewegingsvrijheid voor humanitaire organisaties als de VN, maar ook het ‘neutrale’ ICRC steeds verder beperkt.

Samen met de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie is Nederland een van de belangrijkste humanitaire hulpdonoren in Sudan.

Prioriteiten Nederland in 2006

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp aan Sudan richt zich ten eerste op acute levensreddende activiteiten en ten tweede op activiteiten die een zo duurzaam mogelijk effect genereren. Relevante sectoren voor hulpverlening zijn in dit verband: voedsel(zekerheid), basisgezondheidszorg, water & sanitatie en protectie.

De middelen worden voor circa tachtig procent gekanaliseerd via het nieuwe Common Humanitarian Fund. Dit fonds, onder beheer van de Humanitarian Coördinator (HC) in Khartoum, bundelt een groot deel van de humanitaire bijdragen van Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Noorwegen, Ierland en andere donoren. De HC kan hiermee sneller, strategischer en efficiënter kunnen inspelen op de prioriteiten van het Workplan Sudan 2007.

De rest wordt aangewend voor subsidieverlening aan (internationale) NGO’s.

De voor Sudan beschikbare middelen ten behoeve van humanitaire hulp zijn sinds begin 2004 sterk gegroeid. De Darfur-crisis was hiervoor de aanleiding. Sudan is daarmee binnen het Nederlandse humanitaire hulpbudget de laatste jaren de grootste ontvanger. Dit zal ook in 2007 het geval zijn.

Specifieke voorwaarden voor subsidiëring

Activiteiten dienen te voldoen aan de algemene voorwaarden uit het Beleidsregels Humanitaire Hulp 2006, en zijn bij voorkeur afgestemd met de HC en het Workplan Sudan 2007. Te subsidiëren activiteiten van (I)NGO’s dienen zich met voorrang te richten op de sectoren basisgezondheidszorg, therapeutische voeding en water & sanitatie en protectie.

Met het oog op de noodzakelijke overstap van humanitaire naar meer structurele vormen van hulp, zal Nederland bij voorkeur geen nieuwe humanitaire projecten aannemen in Zuid Sudan.

Projectvoorstellen hebben een looptijd van maximaal 24 maanden. Voor projecten in Zuid Sudan zullen na 2007 geen projecten met een langere looptijd dan 12 maanden worden goedgekeurd. Projectvoorstellen in Zuid Sudan zullen bovendien extra scherp worden getoetst op hun exit-strategie.

Beschikbare middelen

In 2007 is voor Sudan een indicatief budget van € 24 miljoen beschikbaar. Daarbinnen is voor het subsidiëren van activiteiten van (I)NGO’s een indicatief budget beschikbaar van € 5 miljoen. Tevens is een bedrag van € 5 miljoen beschikbaar voor Tsjaad (zie hieronder).

Meerjarig perspectief/exit-strategie/overgang naar wederopbouw

Gezien het voortslepende conflict in Darfur is humanitaire hulp daar de eerstkomende jaren onmisbaar. In Zuid Sudan streeft Nederland – bij ongewijzigde omstandigheden – naar een verantwoorde overgang van humanitaire naar meer duurzame vormen van hulp.

Nederland besteedt de beschikbare gelden voor wederopbouw grotendeels via de VN en de Multi-Donor Trustfunds in Noord- en Zuid-Sudan.

Mede gezien de beschikbaarheid van wederopbouwfondsen in Sudan, zal de humanitaire hulp zich concentreren op de eerder genoemde sectoren voedsel(zekerheid), basisgezondheidszorg, water & sanitatie en protectie en terugkeer van IDP’s en vluchtelingen. Subsidieaanvragen dienen daarom te zijn voorzien van een duidelijke exitstrategie die beschrijft of en in hoeverre de activiteiten aanknopingspunten bieden voor eventuele verdere wederopbouwactiviteiten.

In Darfur richt Nederland zich vooral op acute levensreddende activiteiten.

Tsjaad

Voor Tsjaad is de afgelopen jaren geen aparte landenannex verschenen, omdat de humanitaire problemen in dat land vooral werd beschouwd als een uitvloeisel van de Darfur-crisis. Deze crisis duurt voort. Bovendien houden in het grensgebied Darfuriaanse Janjaweed milities ook huis in Tsjaad, vaak gesteund door etnisch Arabische Tsjadiërs. Honderdduizenden IDP’s in Tsjaad zijn het gevolg.

Verder heeft Tsjaad te maken met een toenemende instroom van mensen die de anarchie en het banditisme in de Centraal Afrikaanse republiek ontvluchten.

Beschikbare middelen

In 2007 is voor Tsjaad een indicatief budget van € 5 miljoen beschikbaar. Dit bedrag zal geheel worden besteed via VN-kanalen. Voor subsidieverlening (aan NGO’s) zijn geen middelen beschikbaar.

Landenannex Uganda 2007

Humanitaire situatie

In Uganda woedt al sinds 1986 een burgeroorlog. Ondanks een zekere mate van succes is het regeringsleger er niet in geslaagd het opstandige Lords Resistance Army (LRA) definitief te verslaan; keerzijde van de uitvoering van meerdere Operations Iron Fist is dat de strijd op Ugandees grondgebied escaleerde en een enorme toename van het aantal ontheemden tot gevolg had. In 2006 lag het aantal ontheemden op ongeveer 1,7 miljoen. Ook waren er ongeveer 240.000 vluchtelingen in Uganda.

In de tweede helft van 2006 lijkt de kans op een duurzame vrede groter dan ooit; de door de regering van Zuid Sudan gefaciliteerde vredesonderhandelingen tussen de regering van Sudan en de LRA hebben inmiddels een voorlopig staakt het vuren opgeleverd. Daarmee is er echter nog geen vredesakkoord, en het broze onderhandelingsproces verloopt grillig en onvoorspelbaar. De onderhandelaars aan tafel in Juba zijn afkomstig uit de Ugandese diaspora en genieten een onduidelijk mandaat. De feitelijke leiders van de LRA – Joseph Kony en Vincent Otti – blijven voorlopig in hun schuilplaats in Congo en weigeren vooralsnog hun troepen te ontwapenen of ‘non-combatants’ vrij te laten. Er blijft een reële kans dat het vredesproces ontspoort, of op dezelfde voet voortsuddert, zonder een akkoord op te leveren. De ongewisse toekomst maakt een flexibele planning van humanitaire hulpactiviteiten noodzakelijk.

Vooral de bevolking in de districten Gulu, Kitgum, Lira en Pader is zwaar getroffen en getraumatiseerd. De infrastructuur buiten de grotere districtshoofdsteden is voor een belangrijk deel vernietigd. Scholen zijn gesloten en gezondheidscentra zijn afgebrand; de landbouwproductie is grotendeels tot stilstand gekomen.

Nederland behoort samen met de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, de EU(ECHO) en Japan tot de grootste donoren op het gebied van humanitaire hulp in Uganda.

Prioriteiten Nederland in 2007

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp in Uganda heeft betrekking op zowel acute levensreddende activiteiten als op activiteiten die een wat meer duurzaam effect sorteren, zij het met een nadruk op de eerste categorie.

Op hoofdlijnen zullen dezelfde sectoren/thema’s worden ondersteund als in 2006, te weten: voedselhulp/voedselzekerheid, medische noodhulp/basisgezondheidszorg, water en sanitatie alsmede distributie van non-food items.

De humanitaire hulp zal met name gericht blijven op de ontheemden in de districten Gulu, Kitgum, Lira en Pader (totaal 1,4 miljoen ontheemden).

Voedselhulp zal in beginsel alleen via het VN-kanaal worden gefinancierd.

Specifieke voorwaarden voor subsidiëring

Naast de criteria zoals opgenomen in de Beleidsregels Humanitaire Hulp 2007 bestaat ten aanzien van humanitaire hulp in Uganda een uitdrukkelijke voorkeur voor activiteiten die in nauwe samenwerking met nationale (ontwikkelings-)NGO’s worden geïdentificeerd en geïmplementeerd, waardoor de kans op duurzaamheid aanmerkelijk wordt vergroot.

Voor alle activiteiten geldt dat er sprake moet zijn van actieve betrokkenheid van de bevolking en dat aandacht moet worden besteed aan de toegang voor de meest kwetsbare groepen.

Beschikbare middelen

Voor humanitaire hulpverlening aan Uganda is in 2007 een indicatief bedrag beschikbaar van € 7,5 miljoen. Daaruit is voor subsidieverlening (aan (I⁠NGO’s) in 2007 een indicatief budget van € 3,5 miljoen uitgetrokken. De maximale looptijd van activiteiten bedraagt 24 maanden.

Meerjarig perspectief/exit-strategie

In Noord-Uganda zijn de overheidsstructuren redelijk intact gebleven, hetgeen een snellere overgang naar wederopbouw en structurele hulp mogelijk maakt. Het grillige verloop van de vredesonderhandelingen in Juba toont eens te meer aan dat het onmogelijk is verwachtingen uit te spreken over een uitfaseren van de humanitaire hulp; vooralsnog mag verondersteld worden dat ook in 2008 humanitaire hulp noodzakelijk zal zijn. Projectvoorstellen voor een langere periode dan twaalf maanden dienen nadrukkelijk rekening te houden met de mogelijkheid van een vredesakkoord, en dit gegeven in hun exit-strategie te verwerken.

In overleg met de Nederlandse ambassade zal worden bekeken of en zo ja, in hoeverre, vorm kan worden gegeven aan de overbrugging van humanitaire naar structurele hulp.

In ieder geval dienen subsidieaanvragen een exit-strategie te bevatten die beschrijft in hoeverre een activiteit aan overheidsinstanties dan wel aan nationale NGO’s kan worden overgedragen, of in hoeverre aansluiting bij bestaande structurele hulpactiviteiten mogelijk wordt geacht.

Regioannex Grote Meren (Burundi en DR Congo) 2007

Humanitaire situatie

In Burundi is met de inauguratie van de nieuwe president, Pierre Nkurunziza, op 26 augustus 2005, formeel een einde gekomen aan de transitieperiode. Ruim een jaar later kan geconcludeerd worden dat de nieuwe regering de hooggespannen verwachtingen niet geheel heeft kunnen waarmaken. In het jaar 2006 kwam de politieke inclusiviteit onder druk te staan (één van de coalitiepartners stapte uit de regering). Er waren een vermeende poging tot staatsgreep, aanhoudende berichten over een verslechterende mensenrechtensituatie en een verslechterende relatie tussen regering en media, de arrestatie van oud-president Ndzayizeye en het aftreden van de tweede vice-president.

Een positieve ontwikkeling was de ondertekening van een staakt-het-vuren overeenkomst tussen Burundese regering en Palipehutu-Forces Nationales de Libération (FNL).

Door de jarenlange burgeroorlog is de humanitaire, sociale en economische situatie van Burundi ernstig verslechterd. Hoewel in 2006 belangrijke stappen richting economisch herstel zijn gezet, is naar schatting nog altijd zo’n veertig procent van de bevolking chronisch ondervoed. Meer dan een miljoen mensen zullen in 2007 behoefte hebben aan voedselhulp. De gezondheidssituatie van de bevolking is nog altijd slecht.

Evenals in 2006 zal in 2007 de terugkeer en re-integratie van vluchtelingen uit vooral Tanzania één van de grootste uitdagingen voor het land vormen. Volgens UNHCR verblijven nog altijd zo’n tweehonderdduizend Burundezen in vluchtelingenkampen in Tanzania. In 2006 zijn veel minder Burundezen naar hun land teruggekeerd dan was ingecalculeerd. Tanzania heeft bij monde van president Kikwete de hoop uitgesproken dat het staakt-het-vuren zal bijdragen aan een versnelde terugkeer.

Nederland is samen met de EU (ECHO), de Verenigde Staten, Japan, België en Zweden één van de belangrijkste humanitaire hulpdonoren in Burundi. De hulp is de afgelopen jaren gericht geweest op ontheemden en (teruggekeerde) vluchtelingen en geconcentreerd op de sectoren/thema’s voedsel(zekerheid), basisgezondheidszorg, psychosociale zorg en de rehabilitatie van de sociaal-economische infrastructuur.

In een openbare hoorzitting heeft het Hooggerechtshof van de DR Congo de officiële uitslag van de tweede ronde van de presidentsverkiezingen (29 oktober 2006) vastgesteld en Joseph Kabila tot winnaar uitgeroepen. Hij heeft 58% van de stemmen vergaard. Zijn inauguratie op 6 december 2006 betekent het einde van de transitieperiode. Tevens vonden op 29 oktober provinciale verkiezingen plaats; in juli 2006 hadden al parlementsverkiezingen plaatsgevonden.

De humanitaire situatie in het oosten van de DR Congo blijft ondanks een voorzichtige verbetering van de veiligheidssituatie onverminderd zorgwekkend. Met name in het Ituri district, de Kivu provincies en Katanga zijn er in het eerste kwartaal van 2006 zo’n 260 duizend personen (opnieuw) ontheemd geraakt. Volgens recente schattingen (oktober 2006) zou echter het totale aantal ontheemden nu 1,1 miljoen bedragen, een daling van ruim dertig procent vergeleken met een jaar geleden.

Alhoewel in 2005 een terugkeer van vluchtelingen op gang is gekomen, verblijven nog altijd zo’n vierhonderdduizend Congolezen in de buurlanden; Tanzania herbergt alleen al 130 duizend Congolese vluchtelingen. Teruggekeerde ontheemden en vluchtelingen zien zich veelal geconfronteerd met een totaal gebrek aan infrastructuur/voorzieningen en agrarische productiemiddelen.

Moeder- en kindersterfte liggen op een hoger niveau dan in Sudan (UNDP, Human Development Report 2005). De belangrijkste doodsoorzaken in de DR Congo zijn eenvoudig te voorkomen en te behandelen ziekten als malaria, diarree en infecties aan de luchtwegen (diarree twaalf procent, UNICEF oktober 2006). De voedingssituatie blijft in de eerdergenoemde provincies en het Ituri district grote zorgen baren.

Nederland is samen met de EU, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk één van de grootste humanitaire hulpdonoren in de DR Congo. De afgelopen jaren is de hulp vooral gericht geweest op supplementaire en therapeutische voeding aan jonge kinderen, basisgezondheidszorg, medicijnenleverantie, water en sanitatie en ondersteuning aan Congolese vluchtelingen in Tanzania.

Prioriteiten Nederland in 2006

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp aan Burundi en de DR Congo richt zich zowel op acute levensreddende activiteiten als op activiteiten die een meer duurzaam effect beogen te sorteren.

In 2006 zullen op hoofdlijnen dezelfde sectoren/thema’s worden ondersteund als in voorgaande jaren. Voor Burundi betreft dit voedsel(zekerheid), de terugkeer en reïntegratie van vluchtelingen en ontheemden, basisgezondheidszorg alsmede psychosociale zorg.

In de DR Congo betreft het voedsel(zekerheid), de terugkeer en re-integratie van vluchtelingen en ontheemden, basisgezondheidszorg alsmede water en sanitatie; de hulp aan Congolese vluchtelingen in Tanzania zal in 2007 worden voortgezet en vermoedelijk in 2008 worden uitgefaseerd.

In Burundi is de Nederlandse humanitaire hulp niet geconcentreerd op specifieke regio’s.

De subsidiëring van activiteiten van (I)NGO’s is in de DR Congo met name gericht op Oost-Congo; (I)NGO’s kunnen tevens een beroep doen op het Pool⁠ed Fund, een multi-donor fonds onder leiding van de Humanitaire Coördinator.

Voedselhulp en voedselzekerheid zullen in beginsel alleen via de VN-kanalen worden gefinancierd; de ondersteuning van vluchtelingen zal in belangrijke mate via het daartoe geëigende VN-kanaal lopen.

Specifieke voorwaarden voor subsidiëring

Naast de criteria zoals opgenomen in de Beleidsregels Humanitaire Hulp 2007 gelden ook de eisen die zijn opgenomen in het CAP Burundi 2007, respectievelijk het RDC Plan d’ Action Humanitaire 2007.

Voor activiteiten op het gebied van basisgezondheidszorg geldt dat er een actieve betrokkenheid van de bevolking moet zijn en dat aandacht moet worden besteed aan de toegang voor de meest kwetsbare groepen. Hygiënevoorlichting en reproductieve gezondheidszorg moeten deel uitmaken van de beoogde activiteiten; eveneens dienen standaard de componenten sexual and gender based violence (SGBV) en HIV/aids in de voorstellen te zijn opgenomen. Wegens uitfasering van de humanitaire hulp aan Burundi zullen in principe geen nieuwe voorstellen meer in behandeling worden genomen; voor de DR Congo kunnen voorstellen met een maximale looptijd van 24 maanden worden ingediend.

Beschikbare middelen

Voor humanitaire hulp ten behoeve van Burundi is in 2007 een indicatief budget beschikbaar van € 3,5 miljoen; hiervan is indicatief € 1,0 miljoen beschikbaar voor subsidiëring van lopende activiteiten van (I)NGO’s.

Voor humanitaire hulp in de DR Congo is in 2007 een indicatief budget van € 12,5 miljoen beschikbaar. Nederland zal evenals in 2006 met een aantal gelijkgezinde donoren, waaronder het VK en Zweden, de humanitaire middelen kanaliseren via het Pooled Fund waar zowel VN-organisaties als (I)⁠NGO’s een beroep op kunnen doen; een indicatief bedrag van € 4 miljoen zal resteren voor subsidiëring van activiteiten van (I)NGO’s.

Meerjarig perspectief exit-strategie

De humanitaire hulp aan Burundi zal in 2007 worden afgebouwd; het CAP Burundi 2007 zal geen vervolg krijgen in 2008, als de positieve ontwikkelingen doorzetten.

In Oost-Congo zal humanitaire hulp in zowel 2007 en waarschijnlijk ook in 2008 noodzakelijk blijven. Op dit moment zijn nog lang niet alle gebieden door hulpverleners bereikt. In regio’s die wel worden ‘bediend’, blijkt de omvang van de humanitaire noden enorm.

Een exit-strategie waarin beschreven staat in hoeverre in overdracht van een activiteit aan overheidsinstanties dan wel nationale NGO’s is voorzien, dan wel aangegeven wordt in welke mate aansluiting bij meer bestaande structurele hulpactiviteiten mogelijk wordt geacht, dient standaard onderdeel uit te maken van een subsidieaanvraag. Niet alleen wordt de eindigheid van noodhulp hiermee onderstreept, ook wordt voorkomen dat valse verwachtingen worden gewekt in die landen waarmee Nederland geen structurele hulprelatie onderhoudt.

Regio-annex Noord-Kaukasus 2007

Humanitaire situatie

In de Russische deelrepubliek Tsjetsjenië hebben sinds 1994 conflicten gewoed tussen onafhankelijkheidsstrijders en het federale leger. Daardoor zijn tienduizenden slachtoffers gevallen en is een enorme materiële schade aangericht. Inmiddels bevindt bijna de gehele regio zich in een post-conflict situatie. Armoede, criminaliteit, corruptie en etnische conflicten zijn aan de orde van de dag. Sinds 2005 lijkt de algehele situatie in Tsjetsjenië zich enigszins te stabiliseren, terwijl de veiligheidssituatie in de buurrepublieken nog zeer precair is.

Ongeveer 150 duizend mensen zijn nog ontheemd in Tsjetsjenië en zo’n 40 duizend personen zijn ontheemd in Ingoesjetië en Dagestan. Zowel het formele sociale zorgstelsel als de informele ondersteunende systemen zijn zwaar overbelast. De gehele regio kent grote problemen op het vlak van huisvesting, water en sanitaire voorzieningen, gezondheidszorg en psychosociale zorg, voedselzekerheid en onderwijs. Het werkloosheidspercentage is schrikbarend hoog. Met andere woorden: ook in 2007 verkeert de Tsjetsjeense bevolking in een kwetsbare positie. Toch is de verwachting – gezien de voorzichtige ontwikkelingen op het terrein van rehabilitatie – dat de humanitaire noden geleidelijk zullen afnemen.

Nederland beschouwt het Inter-Agency Transitional Workplan for the North Caucasus 2007 (TWP) als basis voor humanitaire hulpverlening in de Noordelijke Kaukasus. Het TWP focust parallel op herstel en capaciteitsopbouw en op humanitaire hulp. Hoewel gericht op 2007, bevat het TWP een duidelijk langetermijnperspectief.

Prioriteiten Nederland in 2007

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp in Noord-Kaukasus richt zich vooral op de naar Tsjetsjenië teruggekeerde vluchtelingen en ontheemden in Tsjetsjenië. De prioritaire sectoren zijn: basisgezondheidszorg (waaronder psychosociale zorg), water en sanitatie, onderdak, voedselzekerheid en landbouw, coördinatie en veiligheid en de eerste aanzetten tot wederopbouw en economisch herstel.

De middelen worden deels besteed via VN-organisaties en het ICRC. Via VN-organisaties worden projecten op het gebied van bescherming, voedselzekerheid, basisgezondheidszorg, coördinatie van de hulp, en de veiligheid van de hulpverleners gefinancierd. Overige middelen zijn beschikbaar voor subsidieverlening aan (internationale) NGO’s en zijn vooral bedoeld voor hulp aan (teruggekeerde) ontheemden in Tsjetsjenië.

Specifieke voorwaarden voor subsidiëring

Naast de criteria in de Beleidsregels Humanitaire Hulp 2007 geldt als specifieke voorwaarde voor subsidiëring van activiteiten van (I)NGO’s in de regio Noord-Kaukasus dat projecten niet langer duren dan 12 maanden.

Beschikbare middelen

Het totale beschikbare budget voor humanitaire hulp in 2007 voor de Noord-Kaukasus is vastgesteld op € 3,7 miljoen. Voor subsidieverlening (NGO-activiteiten) is een indicatief budget beschikbaar van ongeveer € 1,5 miljoen, dat dit jaar overigens nagenoeg geheel voor doorlopende verplichtingen gealloceerd staat, zodat voor nieuwe subsidies in beginsel geen middelen beschikbaar zijn.

Meerjarig perspectief/exit-strategie

Uitgaande van een verdere stabilisering van de humanitaire situatie in 2007 wordt verwacht dat de humanitaire noden in de Noord-Kaukasus zullen afnemen en de behoefte aan herstel en rehabilitatiewerkzaamheden zal toenemen. Nederland streeft naar een uitfasering van humanitaire hulp vanaf 2007; voor (I)NGO’s betekent dit dat met ingang van 2007 in beginsel geen fondsen meer beschikbaar zijn voor nieuwe projecten.

Regioannex Palestijnse Gebieden 2007

Humanitaire situatie

In de Palestijnse Gebieden is een politieke impasse ingetreden. De politieke situatie heeft grote negatieve gevolgen voor de Palestijnse economie en de afhankelijkheid van internationale donoren is mede daardoor zeer groot. Door de bevriezing van budgetsteun aan de Palestijnse autoriteit en het door Israël achterhouden van belastinggelden die voor de Palestijnse autoriteit zijn geïnd, zijn sinds maart slechts sporadisch salarissen betaald aan ambtenaren. Dit heeft enorme gevolgen voor de ongeveer één miljoen Palestijnen die afhankelijk waren van deze inkomsten. De vergoedingen die in het kader van het tijdelijke internationale mechanisme van de EU zijn betaald hebben deze gevolgen slechts voor een deel kunnen opvangen. President Abbas en Premier hebben de afgelopen maanden besprekeingen gevoerd met als doel om een regering van nationale eenheid te vormen die zou moeten leiden tot een einde van het internationale isolement van de Palestijnse autoriteit. Deze besprekingen lijken te zijn vstgelopen en het is de verwachting dat President Abbas op korte termijn een vooruitblik zal geven op de te volgen koers. Mogelijk zal hij nieuwe verkiezingen aankondigen. De belangrijkste positieve ontwikkeling is de wapenstilstand die Israël en de Palestijnen zijn overeengekomen voor de Gazastrook.

OCHA heeft voor 2007 een Consolidated Appeal voor de Palestijnse Gebieden van USD 453,6 miljoen uitgebracht, naar verwachting zal dat bedrag gedurende het jaar nog stijgen. Het Temporary International Mechanism (TIM) probeert de humanitaire nood zoveel mogelijk te lenigen door rechtstreeks hulp te verlenen aan de Palestijnse bevolking, zonder tussenkomst van de Hamas regering.

Prioriteiten Nederland in 2006

Voor humanitaire hulp richt Nederland zich op projecten in de sectoren Internationaal Humanitair Recht (IHL), coördinatie, water & sanitatie en gezondheidszorg.

Specifieke voorwaarden voor subsidiëring

In principe gelden de voorwaarden uit Beleidsregels Humanitaire Hulp 2007. Echter, Nederland neemt alleen voorstellen in behandeling als zij aantoonbaar en effectief kunnen bijdragen aan het functioneren van de Palestijnse Rode Halve Maan2 . In te dienen voorstellen hebben een looptijd van maximaal 12 maanden.

Beschikbare middelen

In 2007 heeft Nederland voor humanitaire hulp ten behoeve van de Palestijnse Gebieden € 3,5 miljoen beschikbaar. Voor subsidieverlening (aan NGO’s) is € 1 miljoen beschikbaar.

Meerjarige perspectief; exitstrategie

Gezien het Nederlandse voornemen de hulp aan de Palestijnse gebieden te concentreren op wederopbouw, zal de humanitaire hulp, als de ontwikkelingen dit toestaan, de komende jaren geleidelijk worden verminderd.

Libanon

Sinds het staakt-het-vuren is de situatie in Libanon gespannen maar kalm. In het zuiden van Libanon keren de meeste Libanezen massaal terug naar hun woonplaats. Internationale hulporganisaties melden een zeer omvangrijke schade aan de humanitaire infrastructuur. Niet alleen zijn meer dan tienduizend huizen verwoest, ook is grote schade aangebracht aan het waterleidingstelsel, riolering, elektriciteitsvoorziening en brandstofaanvoer. Getroffen huishoudens, gastgezinnen en publieke opvangcentra kampen met ernstig tekort aan drinkwater, water en andere middelen voor hygiëne en riolering. Daarbij komt dat in een relatief moderne maatschappij als Libanon vrijwel de gehele infrastructuur draait op basis van elektriciteit en dus dat herstel van elektriciteitsvoorziening een voorwaarde is voor herstel van de waterinfrastructuur.

Ruiming van niet geëxplodeerde munitie (waaronder clusterbommen) heeft een zeer hoge prioriteit. Tot op heden zijn er al acht personen gedood en 32 anderen gewond geraakt door UXO’s.

Regioannex West Afrika (Ivoorkust en Liberia) 2006

Humanitaire situatie

De Mano River regio is sinds 1989 het terrein geweest van een serie conflicten, waarbij het geweld zich over de jaren verplaatste van het ene naar het andere land en in 2002 ook Ivoorkust bereikte. De conflicten werden gekenmerkt door massale bevolkingsverplaatsingen, ernstige grootschalige mensenrechtenschendingen en slechte toegang van hulporganisaties tot hulpbehoevenden.

Na jarenlange strijd tussen regeringstroepen enerzijds en de rebellenbewegingen LURD en MODEL anderzijds is Liberia in 2003 in rustiger vaarwater terecht gekomen met de ondertekening van het Accra-vredesakkoord en de installering van een transitieregering onder leiding van Gyude Bryant. In 2004 is de vrede geconsolideerd en heeft de UNMIL-troepenmacht zich over het gehele land ontplooid.

Met de verkiezing in oktober 2005 van de nieuwe president Ellen Johnson-Sirleaf is formeel een einde gekomen aan de transitieperiode. De situatie blijft fragiel. Grensoverschrijdende activiteiten als rekrutering van strijders en wapenhandel kunnen de wederopbouw van Liberia ondermijnen.

UNHCR heeft aangekondigd de terugkeeroperatie van Liberiaanse vluchtelingen (140 duizend) in juni te willen beëindigen; nadruk zal komen te liggen bij de re-integratie van de teruggekeerde vluchtelingen en ontheemden. Voedsel(zekerheid), gezondheidszorg, en water en sanitatie blijven vooralsnog de andere prioritaire aandachtsgebieden voor het land.

In september 2002 braken er in Ivoorkust gevechten uit tussen regeringstroepen en de rebellenbeweging Forces Nouvelles (FN). In januari 2003 is het akkoord van Linas-Marcoussis ondertekend, maar al in de loop van 2003 is de uitvoering van dit akkoord en daarmee het vredesproces in een impasse geraakt. Het noorden van het land wordt beheerst door de rebellen, het zuiden door regeringstroepen. Tussen deze gebieden ligt de zone of confidence, waar een VN-vredesmacht tracht de rust te bewaken. Bemiddelingspogingen van Zuid-Afrika, gesteund door Nigeria als voorzitter van de Ecowas, hebben nauwelijks voortgang gebracht in de onderhandelingen tussen de regering en de Forces Nouvelles. De VN Veiligheidsraad heeft op 1 november 2006 de transitieperiode wederom met een jaar verlengd; verkiezingen zijn gepland voor oktober.

De situatie in Ivoorkust wordt gekenmerkt door geweld en constante onzekerheid. Het is niet ondenkbaar dat het conflict in 2007 zal escaleren. Dit alles heeft ook zijn weerslag op de humanitaire situatie. Vooral op het gebied van gezondheidszorg, voedsel(zekerheid) en water en sanitatie zijn de noden groot. Er zijn naar schatting zevenhonderdduizend ontheemden. Er is voor 2006 een Consolidated Appeal uitgebracht van USD 56,3 miljoen.

Prioriteiten Nederland in 2007

Voedsel(zekerheid), water & sanitatie almede basisgezondheidszorg zijn in 2007 de belangrijkste prioriteiten voor beide landen.

Specifieke voorwaarden voor subsidieverlening

Naast de criteria zoals opgenomen in de Beleidsregels Humanitaire Hulp 2007 moeten hygiënevoorlichting en reproductieve gezondheidszorg deel uitmaken van basisgezondheidszorg projecten.

Beschikbare middelen

Voor 2007 is voor West Afrika (Ivoorkust en Liberia) indicatief € 3,5 miljoen beschikbaar; hiervan is indicatief € 1,6 miljoen beschikbaar voor subsidiëring van reeds lopende activiteiten van (I)NGO’s.

Meerjarig perspectief/exit-strategie

Nederland onderhoudt met geen van beide landen een structurele hulprelatie en is niet voornemens die aan te gaan. Dit betekent dat de hulp in essentie beperkt zal blijven tot noodhulp en bij uitzondering een (eerste) begin van rehabilitatie mag bieden. Een exit-strategie dient daarom standaard in een projectvoorstel te worden opgenomen, waarbij mogelijkheden van overdracht van activiteiten aan lokale structuren dan wel opname van activiteiten in lopende wederopbouw- respectievelijk structurele hulpprogramma’s aandacht dienen te krijgen. De humanitaire hulp aan Ivoorkust en Liberia zal in 2007 zoveel mogelijk worden afgebouwd. Nieuwe voorstellen zullen in beginsel dan ook niet en behandeling worden genomen.

Regioannex Zuidelijk Afrika (m.n. Zimbabwe)

Humanitaire situatie

Zuidelijk Afrika wordt sinds 2002 met grote regelmaat getroffen door droogte, overstromingen en epidemieën. In Zimbabwe duurt de chronische crisis onverminderd voort. Het land blijft kampen met voedseltekorten, slecht bestuur en economische terugval. Needs assessments wijzen uit dat inmiddels 1,4 miljoen mensen afhankelijk zijn van voedselhulp. Daarnaast draagt de hoge HIV/aids prevalentie bij aan een toenemende kwetsbaarheid van huishoudens. IDP’s (650.000–700.000) vormen een van de kwetsbaarste groepen. Zij hebben extra steun nodig in de verbetering van hun levensomstandigheden. OCHA heeft voor 2007 een Consolidated Appeal voor Zimbabwe opgesteld van $ 215 miljoen dollar voor het implementeren van projecten en programma’s.

In heel Zuidelijk Afrika heerst er een grote economische en politieke instabiliteit en is het aantal personen met HIV/aids het hoogste van Afrika. Inmiddels leven tien miljoen mensen met HIV/aids. Hierdoor is de levensverwachting in veel landen de laatste jaren dramatisch gedaald. Alhoewel de oogsten van 2006 redelijk zijn is de verwachting dat voor vele kwetsbare huishoudens de toegang tot voedsel nog zeer problematisch zal zijn. Dit geldt vooral voor de landen Angola, Malawi, Swaziland en Zambia.

Prioriteiten Nederland in 2007

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp in Zuidelijk Afrika richt zich primair op voedselzekerheid en HIV/aids. In Zimbabwe gaat het vooral om het vervullen van de noden van de meest kwetsbare groepen als gevolg van de chronische humanitaire crisis.

Specifieke voorwaarden voor financiering

In principe gelden de voorwaarden uit het algemene deel van het Subsidiebeleidskader 2007. Vanwege de complementaire samenwerking met het regionale HIV/aids programma in Pretoria, is besloten dat centrale noodhulpbudgetten in Zuidelijk Afrika in beginsel via de VN. Voor Zimbabwe geldt dat zowel de VN als de NGO’s kunnen worden ondersteund.

Beschikbare fondsen

In 2007 is voor Zuidelijk Afrika (incl. Zimbabwe) indicatief een budget voor € 8 miljoen beschikbaar. Daarvan is indicatief € 1,5 miljoen gereserveerd voor subsidieverlening t.b.v. (NGO)-activiteiten in Zimbabwe.

Meerjarig perspectief

Gezien de situatie in Zimbabwe zal humanitaire hulp in dat land de komende jaren hoogstwaarschijnlijk nodig zijn. Voor Zuidelijk Afrika geldt dat nu geen sprake is van een acute noodsituatie. Wel is de regio uitermate kwetsbaar voor droogte, economische en politieke instabiliteit zodat regionale coördinatie op humanitair gebied nodig blijft om zo adequaat op acute noodsituaties in te kunnen spelen.

1

www.minbuza.nl/nl/ontwikkelingssamenwerking/subsidies, medefinancieringsstelsel_xmfsx_2007_2010/index.html

2

De Palestijnse Rode Halve Maan is sinds jaar en dag een belangrijke zorgverlener in de Palestijnse Gebieden en onder Palestijnse vluchtelingen in de regio. De PRHM is voor 50% afhankelijk van financiering van/via de Palestijnse autoriteit. Dat geld is weggevallen sinds de overwinning van HAMAS bij de verkiezingen. De PRHM is geen verlengstuk van de Palestijnse autoriteit. Het is van belang om de capaciteit van de PRHM in stand te houden. ICRC, IFRC en het Nederlandse Rode Kruis hebben daarom de afgelopen maanden salarissen betaald van de PRHM.

Bijlage 2

Handleiding subsidieaanvragen in het kader van humanitaire financiering voor NGO's

1. Achtergrond

Sinds 2004 heeft DMV/HH voor subsidieaanvragen steeds verwezen naar de ‘Stroomlijningsnotitie’. De notitie beschrijft hoe DMV/HH in samenspraak met zijn NGO-partners tot afspraken is gekomen om de aanvragen van subsidies voor humanitaire hulpprojecten te stroomlijnen. Dat was nodig om de beheerslast terug te dingen, zowel voor de partners als voor DMV/HH. De afgelopen jaren heeft de Stroomlijningsnotitie zijn nut bewezen. Deze handleiding beoogt dan ook niet meer te zijn dan een voortzetting en actualisering van deze notitie.

2. Doel

Het doel van deze handleiding is om met minimale beheerslast en procedures een projectcyclus op te zetten die maximale accountability en resultaat garandeert. Bepalend voor de speelruimte zijn de juridische kaders, waaronder de Algemene wet bestuursrecht en de interne regelgeving van Buitenlandse Zaken (de Kaderwet Subsidies, de Subsidieregeling en de toepasselijke beleidskaders). Het was en is dus niet de bedoeling een nieuwe procedure te ontwikkelen, maar om binnen de bestaande regels maximale winst te boeken.

3. Looptijd

De standaard looptijd voor humanitaire hulpprojecten is twaalf maanden. Complexe crisissituaties duren echter vaak jaren. Daarom kunnen projectvoorstellen een maximale looptijd hebben van twee jaar, indien zij betrekking hebben op voortslepende crises. Bij landen die daarvoor in aanmerking komen, zal deze looptijd worden aangeduid in de betreffende annex bij de Beleidsregels Humanitaire Hulp, die jaarlijks in de Staatscourant worden gepubliceerd. Voorstellen met een kortere looptijd worden ook in behandeling genomen, indien de situatie daartoe aanleiding geeft.

Een 'harde ondergrens' voor de omvang van projecten is (nog) niet ingesteld, maar DMV/HH blijft streven naar schaalvergroting, waarbij de projectomvang minimaal enkele honderdduizenden Euro’s moet bedragen.

Binnen de context van een conflict kunnen projectvoorstellen voor meerdere landen (zelfde regio, zelfde looptijd; zelfde sector) worden ingediend.

Het indienen van een meerjarige aanvraag voor financiering is overigens nimmer verplicht.

4. Eenvoud

Projectvoorstellen dienen zo eenvoudig mogelijk te zijn. De algehele analyse van de situatie in het land van uitvoering kan achterwege worden gelaten en de contextuele beschrijvingen kunnen worden beperkt tot de feitelijke projectomgeving. Een politieke analyse is niet vereist. De beschrijving kan zich richten op de sector waarin het project zich afspeelt en de coördinatiestructuur . Van groot belang is het ‘SMART’-formuleren van doelstellingen en resultaten.

5. Budget

De subsidieaanvraag dient onderbouwd te zijn door een gedetailleerde begroting. Volgens artikel 1.2.1 en verder van de Subsidieregeling zijn naast een begroting ook een activiteitenplan en (in het geval van een activiteitensubsidie) een liquiditeitsprognose vereist. Toewijzing geschiedt op basis van hoofdkosten-soorten. Bij de uitvoering heeft de uitvoerder wel enige vrijheid van handelen. Verschuivingen binnen deze hoofdkostensoorten (personeel, investeringen, lopende kosten, training/opleiding) van maximaal 25% hoeven niet vóóraf te worden gemeld en goedgekeurd, met uitzondering van verschuivingen naar de inzet van expat-personeel en consultants die ten koste gaan van de uitgaven aan lokaal personeel, aanschaf van voertuigen en communicatiemiddelen.

Meldingsplicht en goedkeuring vooraf is noodzakelijk bij verhogingen van hoofdkostensoorten personeel en investeringen ten koste van andere hoofdkosten-soorten (max 25%). Melding en definitieve goedkeuring van toegestane afwijkingen zullen worden gekoppeld aan de tussentijdse of eindrapportage (na 1 jaar). Hierover wordt dus geen tussentijdse correspondentie gevoerd.

Ook zal de eventuele besteding van de post ‘onvoorzien’ voortaan achteraf worden bekeken, binnen de context van het project en op basis van redelijkheid. Dat wil zeggen dat bestedingen direct betrekking dienen te hebben op het goedgekeurde project en slechts de daarin geformuleerde doelstelling en doelgroep nastreven. Ook geldt dat lastens ‘onvoorzien’ slechts de inzet van additioneel lokaal personeel en de huur van projectmiddelen worden geaccepteerd; dus geen uitbreiding van de expatkosten (incl. consultants) of de aanschaf van kapitaalgoederen.

6. Rapportage

Bij een looptijd van twee jaar wordt overeengekomen dat na één jaar tussentijds wordt gerapporteerd, echter niet op behaalde resultaten, maar op afwijking van de in de aanvraag gestelde doelen en resultaten. Daaraan wordt uiteraard een plan van aanpak gekoppeld dat inzage geeft in hoe de doelstellingen (alsnog) kunnen worden gehaald en wat hier voor budgettaire consequenties uit voort vloeien. In dit plan en in deze rapportage kunnen de reeds doorgevoerde en nog geplande verschuivingen van budgetlijnen worden opgebracht. Aan het einde van de looptijd wordt als voorheen een gecombineerde eind-inhoudelijk/financiële rapportage ingediend.

7. Beleidregels en landenannexen

DMV zal in januari de ‘Beleidsregels Humanitaire Hulp’, publiceren, inclusief indicatieve landenplafonds en aanvullende criteria voor specifieke crises, in zogenaamde annexen.

8. Tot slot

Deze handleiding streeft naar een verantwoorde minimalisering van het aantal documenten, bevestigingsbrieven en activiteitenregistraties. Tegelijkertijd wordt de vrijheid van handelen van de uitvoerder geoptimaliseerd en de flexibiliteit van de uitvoering gegarandeerd.

Echter, bij serieuze complicaties zoals bijvoorbeeld ingrijpende veranderingen in de veiligheidssituatie, waardoor de uitvoering van het project in het geding komt, blijft de informatieplicht onverkort van toepassing.

Sturing en monitoring zijn verlegd naar afwijkingen op de planning. Rapportage wordt gedaan op basis van de realisatie van de doelstellingen en de presentatie van een plan van aanpak om (eventuele) tegenslagen daarin te verwerken.

Kleine NGO’s worden niet uitgesloten, evenmin de buitenlandse. Door clustering van activiteiten van kleine NGO’s te promoten, kan verdere stroomlijning worden bereikt.

Voor BZ is voorts belangrijk dat de planningsvrijheid en noodzakelijke budgetflexibiliteit gehandhaafd blijft en de handelingsruimte voor de regering bij rampenrespons in tact blijft. Deze handleiding richt zich dan ook op de min of meer voorspelbare financiering in langdurige complexe crisissituaties.

  • 1

    Stb. 2005, 137.

  • 2

    Stcrt. 2005, 251.

Naar boven