Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2007
1 februari 2007
Nr. 2007000645
Rijksgebouwendienst
De directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst,
gelet op het Organisatiebesluit VROM 2005;
gelet op het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005;
gelet op het Besluit Rijksgebouwendienst 1999;
gelet op het Besluit directie Publiek-Private Samenwerking & Innovatie;
Besluit:
Artikel 1 - Definities
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. minister: minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer;
b. staatssecretaris: staatssecretaris van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
c. functionaris: natuurlijk persoon bij de Rijksgebouwendienst
tewerkgesteld;
d. directeur-generaal: de directeur-generaal Rijksgebouwendienst
als diensthoofd belast met de dagelijkse leiding en het beheer van de Rijksgebouwendienst
en de aan hem in de Bestuursraad toegewezen onderwerpen;
e. directie: directie van de Rijksgebouwendienst zoals genoemd
in bijlage 3 van dit besluit;
f. stafafdeling: stafafdeling van de Rijksgebouwendienst zoals
genoemd in bijlage 3 van dit besluit;
g. afdeling: afdeling van een directie van de Rijksgebouwendienst;
h. directeur: functionaris belast met de leiding van een directie
van de Rijksgebouwendienst, dan wel belast met de leiding van een daartoe
opgedragen deel van de werkzaamheden van de Rijksgebouwendienst;
i. stafafdelingshoofd: functionaris belast met de leiding van
een stafafdeling;
j. afdelingshoofd: functionaris belast met de leiding van een
afdeling;
k. projectbevoegde: functionaris die bij een besluit overeenkomstig
bijlage 4 of 5 van dit besluit door de directeur-generaal, een directeur of
een stafafdelingshoofd is benoemd als verantwoordelijke voor de uitvoering
van een project bij de Rijksgebouwendienst.
Artikel 2 - Bevoegdheden door mandaat, volmacht en machtiging
aan plaatsvervangend directeur-generaal
De plaatsvervangend directeur-generaal is - met inachtneming van
artikel 7 lid 2 - gemandateerd, gevolmachtigd en gemachtigd om ter vervanging
van de directeur-generaal de aan de directeur-generaal op grond van het Besluit
mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005 verleende bevoegdheden uit te oefenen.
Artikel 3 - Beslissing op bezwaar
Een beslissing op een bezwaarschrift wordt genomen door een functionaris
die hiërarchisch hoger is dan de functionaris die de beslissing heeft
genomen waartegen het bezwaarschrift is gericht.
Artikel 4 - Bevoegdheden door mandaat aan directeuren
en stafafdelingshoofden en plaatsvervangend directeuren en stafafdelingshoofden
De directeuren, stafafdelingshoofden en hun plaatsvervangers zijn -
met inachtneming van de artikelen 6 en 7 - gemandateerd om de aan de
directeur-generaal op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging
VROM 2005 verleende bevoegdheden uit te oefenen.
Artikel 5 - Bevoegdheden door volmacht en machtiging aan
directeuren, stafafdelingshoofden, afdelingshoofden, plaatsvervangers van
deze functionarissen en projectbevoegden
1. De directeuren, stafafdelingshoofden, afdelingshoofden, hun plaatsvervangers
en de projectbevoegden zijn - met inachtneming van de artikelen 6 en
7 - gevolmachtigd en gemachtigd om de aan de directeur-generaal op grond
van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005 verleende bevoegdheden
uit te oefenen.
2. Bij afwezigheid van een projectbevoegde worden de aan hem toegekende
bevoegdheden uitgeoefend door de functionaris onder wie de projectbevoegde
rechtstreeks ressorteert.
Artikel 6 - Bevoegdheden voorbehouden aan directeur-generaal
en plaatsvervangend directeur-generaal
Aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal blijft
voorbehouden het uitoefenen van:
a. de bevoegdheden op het terrein van Personeel & Organisatie, genoemd
in bijlage 1;
b. de bevoegdheid tot het benoemen van een externe tot projectbevoegde;
c. de bevoegdheid tot het beslissen omtrent de vertegenwoordiging van
de Staat der Nederlanden, de minister/staatssecretaris of de Rijksgebouwendienst
in rechte;
d. de bevoegdheid tot het vaststellen van vaststellingsovereenkomsten;
e. de bevoegdheid tot het vaststellen van beleidsregels;
f. de bevoegdheid tot het beslissen omtrent het verlenen van subsidie;
g. de bevoegdheid tot het inhuren van externen op het terrein van interim-management,
organisatie- en formatieadvies, communicatieadvies en beleidsadvies.
Artikel 7 - Begrenzing van gebruik van bevoegdheden
1. De directeuren, stafafdelingshoofden, afdelingshoofden, hun plaatsvervangers
en de projectbevoegden maken van de aan hen verleende bevoegdheden uitsluitend
gebruik voor zover het aangelegenheden betreft die behoren tot hun werkterrein.
Met dit werkterrein wordt bedoeld het werkterrein van het desbetreffende organisatieonderdeel
zoals genoemd in bijlage 3 en het werkterrein zoals schriftelijk is vastgelegd
in functieomschrijvingen en projectopdrachten.
2. De plaatsvervangend directeur-generaal, de plaatsvervangend directeur,
het plaatsvervangend stafafdelingshoofd en het plaatsvervangend afdelingshoofd
maken van de aan hen verleende bevoegdheden uitsluitend gebruik bij afwezigheid
van de functionaris onder wie zij rechtstreeks ressorteren.
3. Op de volmacht en machtiging van de stafafdelingshoofden, afdelingshoofden,
hun plaatsvervangers en de projectbevoegden is een per functie vastgestelde
begrenzing in financieel belang als genoemd in bijlage 2 van toepassing.
4. Een gemandateerde of ge(vol)machtigde is niet bevoegd een besluit te
nemen of een (rechts)handeling te verrichten met betrekking tot zichzelf.
Tot het uitoefenen van de in de vorige volzin bedoelde bevoegdheden is uitsluitend
een in hiërarchie hoger geplaatste functionaris bevoegd.
5. Afdelingshoofden en projectbevoegden hebben niet de bevoegdheid tot
het inhuren van externen.
Artikel 8 - Verwerking van persoonsgegevens
De directeuren en stafafdelingshoofden zijn bevoegd tot het uitvoeren
van de taken en het uitoefenen van de bevoegdheden ten aanzien van verwerking
van persoonsgegevens als bedoeld in de Regeling Wet bescherming persoonsgegevens
Ministerie VROM.
Artikel 9 - Ondertekening
1. Een document waarmee een besluit wordt vastgelegd door een daartoe
op grond van dit besluit bevoegde functionaris vermeldt aan het slot:
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
voor deze:
de directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst,
voor deze:
(functieaanduiding, handtekening en naam van de betrokken functionaris).
2. Een document waarmee een privaatrechtelijke rechtshandeling wordt vastgelegd
door een daartoe op grond van dit besluit bevoegde functionaris vermeldt aan
het slot:
De Staat der Nederlanden, te dezen vertegenwoordigd door
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
voor deze:
de directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst,
voor deze:
(functieaanduiding, handtekening en naam van de betrokken functionaris).
3. Een document waarin geen besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling
wordt vastgelegd, vermeldt aan het slot functieaanduiding, handtekening en
naam van de betrokken functionaris.
Artikel 10 - Inzage
1. Dit besluit inclusief de bijlagen ligt ter inzage bij de centrale bibliotheek
van het ministerie van VROM.
2. De directeuren en stafafdelingshoofden dragen er zorg voor dat de besluiten
tot benoeming tot projectbevoegde van de onder hun gezagsbereik werkzame projectbevoegden
ter inzage liggen in het centrale competentieregister van de Rijksgebouwendienst.
Artikel 11 - Inwerkingtreding
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening
van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
2. De Regeling mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2005
wordt ingetrokken.
Artikel 12 - Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als Besluit mandaat, volmacht en machtiging
Rijksgebouwendienst 2007.
Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.
‘s-Gravenhage, 1 februari 2007.
De directeur-generaal
van de Rijksgebouwendienst,
P.F.M. Jägers.
Bijlage 1 bij Besluit mandaat, volmacht en machtiging
Rijksgebouwendienst 2007
Aangelegenheden op het terrein van Personeel & Organisatie
die op grond van artikel 6, onderdeel a, voorbehouden zijn aan de directeur-generaal
en de plaatsvervangend directeur-generaal
1. Rechtspositie en arbeidsvoorwaarden
Aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal is
voorbehouden de besluitvorming op basis van de volgende artikelen van het
Algemeen Rijksambtenarenreglement:
- 9 leden 7 en 8: inzake het aanvragen van een veiligheidsonderzoek;
- 9a: inzake het aanvragen van een veiligheidsonderzoek;
- 14: inzake inhouding van bezoldiging in verband met opzettelijke
nalatigheid om dienst te verrichten;
- 43 en 44: inzake het vervallen van de aanspraak op betaling van
bezoldiging;
- 57 lid 2 sub b: inzake de verplichting een andere betrekking te
aanvaarden;
- 62: inzake deelname aan aannemingen en leveringen ten behoeve van
openbare diensten;
- 66: inzake vergoeding van door de dienst geleden schade;
- 77: inzake maatregelen van orde;
- 94a: inzake ontslag wegens flexibel vervroegd uittreden;
- 96: inzake ontslag wegens opheffing zijner betrekking of verandering
in de inrichting van het dienstvak;
- 96a: inzake ontslag wegens verplaatsing van zijn functie;
- 96b: inzake ontslag van ambtenaren die lid van een publiekrechtelijk
college zijn geweest;
- 98 lid 1 sub g: inzake het verlenen van ontslag wegens onbekwaamheid
of ongeschiktheid anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken;
- 98a: inzake ontslag wegens niet passende arbeid;
- 99: inzake ontslag op andere gronden dan die van artikel 98.
Voor alle duidelijkheid volgt hieronder een opsomming van de artikelen
van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, waarvan de toepassing aan de algemene
leiding is voorbehouden:
- 6a: inzake aanstelling met - op aanvraag - individuele arbeidsvoorwaarden;
- 34: inzake buitengewoon verlof van lange duur;
- 34e: inzake ontslag bij niet hervatten van de werkzaamheden na
afloop van buitengewoon verlof van lange duur;
- 49a t/m 49 q: inzake rechten en plichten bij reorganisaties;
- 80 t/m 84: inzake disciplinaire straffen;
- 91 en 92: inzake schorsing;
- 113, 114, 116, 117: inzake het departementaal overleg met de centrales
van verenigingen van ambtenaren.
- besluiten tot toepasing van mogelijke hardheidclausules.
2. Financiële verplichtingen jegens functionarissen
Aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal is
voorbehouden het beslissen over het aangaan van (juridische) verplichtingen
ten aanzien van functionarissen die erop gericht zijn de medewerker aanspraak
te verlenen op enige financiële tegemoetkoming, schadeloosstelling, schadevergoeding
of overigens enige geldelijke bijdrage te verlenen anders dan waar personeelsleden
volgens vast gebruik aanspraak op kunnen maken.
3. Buitenlandse dienstreizen
Aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal is
voorbehouden het beslissen omtrent deelname aan buitenlandse dienstreizen
door functionarissen van de Rijksgebouwendienst. De directeur-generaal is
aan te merken als bevoegd gezag in de zin van de aanvraagprocedure voor buitenlandse
dienstreizen
4. Formatie
Aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal is
voorbehouden het vaststellen van de formatie tot schaal 13, met dien verstande
dat functiewaarderingsbesluiten met betrekking tot de functionarissen rechtstreeks
vallend onder de directeur-generaal en die van functies die niet zijn opgenomen
in de formatie zijn voorbehouden aan de algemene leiding.
5. Reorganisatie
1. Aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal
is voorbehouden het beslissen over de vaststelling van de structuur van de
dienst en van de structuur van de organisatieonderdelen van de Rijksgebouwendienst.
Voor alle duidelijkheid zij vermeld dat voor inzetten van organisatie- en
formatieveranderingen vooraf toestemming van de algemene leiding noodzakelijk
is.
2. Aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal
is tevens voorbehouden het beslissen over de vaststelling van de overige fasen
van het veranderingsproces bij een directie- of stafafdelingoverstijgende
organisatieverandering, dan wel bij een organisatieverandering die gevolgen
kan hebben voor overige organisatieonderdelen.
Bijlage 2 bij Besluit mandaat, volmacht en machtiging
Rijksgebouwendienst 2007
Begrenzing volmacht en machtiging aan de hand van het
financieel belang
Tot de in artikel 7 genoemde begrenzingen van de bevoegdheden behoort
een begrenzing aan de hand van het financieel belang dat met de desbetreffende
(rechts)handeling gemoeid is. Als grens aan de bevoegdheid van een op grond
van artikel 5 bevoegde functionaris om bedoelde (rechts)handelingen te verrichten
is een absoluut bedrag opgenomen, exclusief BTW. Deze grens is afhankelijk
van de functie, van de vraag of de (rechts)handeling verricht wordt op het
terrein van werken of van leveringen en diensten en in enkele gevallen van
de directie of de stafafdeling waar men te werk is gesteld.
Stafafdelingshoofd / Afdelingshoofd
Een hoofd van een (staf)afdeling is ge(vol)machtigd om (rechts)handelingen
te verrichten op het terrein van werken die strekken tot een financieel belang
van € 6.000.000.
Een hoofd van een (staf)afdeling is ge(vol)machtigd om (rechts)handelingen
te verrichten op het terrein van leveringen en diensten die strekken tot een
financieel belang van € 150.000.
Projectbevoegde van de directies Projecten en Publiek-private
Samenwerking en Innovatie
Een projectbevoegde van de directies Projecten en Publiek-private Samenwerking
en Innovatie is ge(vol)machtigd om (rechts)handelingen te verrichten op het
terrein van werken die strekken tot een financieel belang van € 600.000.
Een projectbevoegde van de directies Projecten en Publiek-private Samenwerking
en Innovatie is ge(vol)machtigd om (rechts)handelingen te verrichten op het
terrein van leveringen en diensten die strekken tot een financieel belang
van € 75.000.
Projectbevoegde van de stafafdeling Concerncontrol voor het verstrekken
van betaalopdrachten
Aan de aan een projectbevoegde van de stafafdeling Concerncontrol verstrekte
volmacht voor het verstrekken van betaalopdrachten is geen financiële
begrenzing gesteld.
Overige projectbevoegden
Een projectbevoegde van de overige directies en de stafafdelingen (uitgezonderd
een projectbevoegde van Concerncontrol voor het verstrekken van betaalopdrachten)
is ge(vol)machtigd om (rechts)handelingen te verrichten op het terrein van
werken die strekken tot een financieel belang van € 60.000.
Een projectbevoegde van de overige directies en de stafafdelingen (uitgezonderd
een projectbevoegde van Concerncontrol voor het verstrekken van betaalopdrachten)
is ge(vol)machtigd om (rechts)handelingen te verrichten op het terrein van
leveringen en diensten die strekken tot een financieel belang van € 25.000.
Bijlage 3 bij Besluit mandaat, volmacht en machtiging
Rijksgebouwendienst 2007
Omschrijving van de werkterreinen van de organisatieonderdelen
van de Rijksgebouwendienst, bedoeld in artikel 7 lid 1.
Directie Frontoffice
De directie Frontoffice denkt proactief mee met de klant en zorgt ervoor
dat vroegtijdig inzicht bestaat in de behoeften en wensen van de klant, zodat
maatwerk kan worden geleverd en de overige directies daarop kunnen inspelen.
Het Frontoffice is het ‘gezicht’ van de Rijksgebouwendienst. Het
onderhoudt contacten met de klant, draagt uit wat de Rijksgebouwendienst te
bieden heeft, verwerft opdrachten van de klant en ziet erop toe dat de opdrachten
conform de gemaakte afspraken worden uitgevoerd.
Taken van de directie Frontoffice:
• het organiseren van een netwerk van contacten bij de klanten, op
alle relevante niveaus, teneinde geïnformeerd te zijn en mee te denken
over relevante ontwikkelingen bij de klant en de klant te kunnen informeren
over producten en diensten van de Rijksgebouwendienst;
• het opstellen van strategische plannen per klantgroep (account);
• het aanbieden (op grond van samen met de klant gespecificeerde
vraag) van adequate, marktconforme huisvestingsoplossingen gericht op de lange
termijn;
• het opstellen en uitbrengen van offertes conform de wensen van
de klant, daarbij zorgdragen voor afstemming met de andere directies;
• het na akkoord van de klant overdragen van de werkzaamheden aan
de overige directies;
• het verrichten van onderzoek naar klanttevredenheid;
• het verzorgen van de communicatie voor en de infolijn van de Rijksgebouwendienst.
Directie Vastgoed
De directie Vastgoed fungeert als economisch eigenaar en projectontwikkelaar.
Zij voert een pro-actief portefeuillemanagement vanuit een lange termijn visie
op de vastgoedportefeuille. Een diepgaand inzicht in (potentiële) ontwikkelingen
bij klanten, lokale overheden en markten is daarvoor de basis. Kansen in gebieden
die voor de huisvesting van de rijksdienst interessant zijn, worden tijdig
onderkend en benut. Via innovatieve huisvestingsoplossingen speelt de directie
Vastgoed in op de behoeften van klanten, verhoogt zij de gebruikswaarde van
het vastgoed voor de klanten en verlengt daarmee de economische levensduur
van het vastgoed. Hierbij speelt zij in op de beleids- en bedrijfsstrategie
van individuele klanten en de rijksoverheid als totaal.
Taken van de directie Vastgoed:
• het ontwikkelen van een op de klant en de voorraad gerichte landelijke
en lokale portefeuillestrategie;
• het ontwikkelen van huisvestingsalternatieven en nieuwe huisvestingsconcepten;
• het ontwikkelen van nieuwe contract- en financieringsvormen op
het terrein van (her)ontwikkeling en inhuur;
• het inhuren van huisvesting, het initiëren van projectontwikkeling,
het deelnemen aan gebiedgericht ontwikkelen en het aan- en verkopen van vastgoed;
• het voorbereiden van investeringsvoorstellen;
• het beheren en exploiteren van de voorraad en het fungeren als
opdrachtgever voor de directie Beheer.
Directie Projecten
De directie Projecten zorgt voor een vlekkeloos verloop van het bouwproces
bij nieuw- of verbouwprojecten. Zij zorgt ervoor dat deze projecten worden
afgerond binnen de afspraken die daarover met de klant zijn gemaakt ten aanzien
van geld, projectorganisatie, tijd, informatie-uitwisseling en kwaliteit.
De taak van de directie Projecten is het leveren van managementcapaciteit
voor de voorbereiding en uitvoering van:
• huisvestingsprojecten;
• opstelling van programma’s van eisen bij huisvestingsvragen;
• planning en voortgangsbewaking;
• juridische bewaking en begeleiding van geschilprocedures;
• financiële bewaking;
• advisering op het gebied van aanbesteding.
Directie Beheer
De directie Beheer biedt de rijksoverheidsdiensten een integraal en ongestoord
gebruiks- en huurgenot van hun huisvesting. Integraal wil zeggen inclusief
services die niet in de huur zijn inbegrepen, waaronder facility management.
De directie Beheer onderhoudt met de gebruikers van panden een duurzame relatie
over alle pandgebonden zaken. Storingen en ongemakken worden snel en adequaat
opgelost. De directie Beheer zorgt voor volledige en betrouwbare informatie
over de vastgoedvoorraad op pandniveau voor de externe en de interne klant.
Zij draagt tevens bij aan een vanuit beheersoogpunt exploitabel gebouw door
de inzet van haar kennis en expertise in het ontwerpproces van bouw- en verbouwprojecten.
Taken van de directie Beheer:
• het technische beheren, gericht op het instandhouden en garanderen
van het gebruik van de huisvesting, mede op basis van onderhoudsinspectie;
• het administratief beheren, gericht op het beheer van onderhoudscontracten
en het leveren van vastgoedinformatie over de voorraad;
• het sluiten van onderhoudscontracten met (markt)partijen en het
begeleiden van onderhoudswerkzaamheden;
• het sluiten van contracten op het gebied van services met de gebruikers;
• het leveren van advies en het verrichten van werkzaamheden op het
gebied van facility management, met name voor inkoop, procedures en beleid;
• het in de ontwerpfase anticiperen op consequenties van het ontwerp
in de beheerfase en het terugkoppelen van beheerervaringen naar de overige
directies.
Directie Advies & Architecten
De directie Advies & Architecten geeft advies over en vorm aan wensen
van externe en interne klanten. Zij doet dat op een richtinggevende en integrale
wijze. Vanuit een eigentijdse visie en gebaseerd op het regeringsbeleid op
het gebied van stedenbouw, monumenten, architectuur en kunst (SMAAK) ligt
daarbij vanaf de initiatieffase van nieuw- of verbouwprojecten de nadruk op
integrale vormgeving van openbare ruimte én gebouwde omgeving. Multidisciplinaire
engineering op het gebied van bouwtechniek, constructie, installatietechniek
en bouwfysica wordt in dit proces ingezet in de vorm van integrale en gedegen
adviezen. Toparchitecten en topadviseurs overstijgen daarbij de grenzen van
hun eigen vakgebied, op zoek naar het voor de klant best denkbare resultaat.
Taken van de directie Advies en Architecten:
• het analyseren en adviseren op het gebied van huisvesting (haalbaarheidsstudies,
stedenbouwkundige verkenningen, e.d.);
• het adviseren in de meest brede zin ten aanzien van klantvragen
(huisvestingsadvisering en hoogwaardige, specialistische advisering op terreinen
als monumenten, kunst, telematica, beveiliging, klimaat en energie);
• het verrichten van onderzoek, gericht op innovatie;
• het opstellen van de Architectuurnota en de Monumentennota.
Directie Publiek-private samenwerking en Innovatie
De directie Publiek-private samenwerking en Innovatie is als tijdelijke
directie toegevoegd aan de Rijksgebouwendienst. Bij de directie zijn, naast
het thema ‘PPS’, ook andere innovatie-initiatieven binnen de dienst
ondergebracht. Dit maakt de directie Publiek-private samenwerking en Innovatie
verantwoordelijk voor de uitvoering van projecten op innovatieve wijze, voor
het toegankelijk maken van opgedane kennis in deze projecten en vervolgens
het verankeren ervan in de organisatie.
Taken van de directie Publiek-private samenwerking en Innovatie:
• opstellen van publiek-private comparators (PPC’s):
• uitvoeren van PPS-projecten;
• ontwikkelen, bundelen en ontsluiten van kennis over innovatieve
vormen van samenwerken en aanbesteden;
• beleid ontwikkelen voor geïntegreerde contracten en innovatie;
• initiatieven in de bouw stimuleren (op product-, proces- en instrumentenniveau).
Stafafdeling Concerncontrol
De stafafdeling Concerncontrol ondersteunt het management van de Rijksgebouwendienst
bij het sturen en beheersen van de organisatie, gericht op het realiseren
van de strategische doelstellingen, ontwikkelt de inrichting en werking van
het managementcontrolsysteem en adviseert het management daarover.
Taken van de stafafdeling Concerncontrol:
• het organiseren van de planning- en controlcyclus;
• het opstellen van managementrapportages en de jaarverantwoording;
• het doorlichten van de bedrijfsvoering;
• het adviseren en informeren van het management over financiële
en control-aspecten op het gebied van beleid en uitvoering;
• het onderhouden van een passende administratieve organisatie;
• het opstellen en uitvoeren van het internecontroleprogramma;
• het consolideren van de begrotings- en verantwoordingsinformatie
van de onderdelen van de Rijksgebouwendienst;
• het verwerken van de te consolideren gegevens en op basis hiervan
de begroting van de Rijksgebouwendienst samenstellen;
• het inrichten van de administratie op basis van de (financiële)
informatiebehoefte van het management en de geldende kaders;
• het geven van boekingsaanwijzingen met behulp van het Financieel
ABC;
• het verzorgen van de facturering namens de onderdelen van de Rijksgebouwendienst;
• het beheren van de stamgegevens in IRIS en de debiteuren-, crediteuren-
en kasadministratie van de Rijksgebouwendienst;
• het voeren van de administratie van de leenfaciliteit;
• het bij wijze van shared service verzorgen van administratieve
en verificatietaken voor de onderdelen van de Rijksgebouwendienst;
• het verzorgen van de maandelijkse BTW-aangifte.
Stafafdeling Beleid en Strategie
De stafafdeling Beleid en Strategie zorgt ervoor dat de Rijksgebouwendienst
strategisch en consistent opereert, als bedrijf en als beleids-Directoraat-Generaal
van VROM. De afdeling levert zowel vraaggestuurd als (impliciet in opdracht
van de dienstleiding) ongevraagd en proactief beleidsadviezen op terreinen
van bedrijfsstrategie en rijkshuisvestingsbeleid. De afdeling ontwikkelt op
proactieve wijze in opdracht van de dienstleiding kaderstellende documenten
met betrekking tot bedrijfsstrategie en rijkshuisvestingsbeleid. Daarnaast
biedt Beleid en Strategie diensten aan de directies op verzoek van de desbetreffende
directeuren. Die diensten kunnen zowel het karakter hebben van beleidsprojectmanagement
als van het aanbieden van kennis binnen projecten.
Stafafdeling Personeel en Organisatie
De stafafdeling Personeel en Organisatie heeft de taak om het management
te adviseren, te stimuleren en te ondersteunen bij het uitoefenen van haar
verantwoordelijkheden op het terrein van personeel en organisatie. Personeel
en Organisatie wil de doelen bereiken via de volgende activiteiten:
• advisering;
• administratie en managementinformatie;
• beleids- en organisatieontwikkeling;
• ambtelijke ondersteuning Ondernemingsraad Rijksgebouwendienst.
De stafafdeling Personeel en Organisatie is voorts verantwoordelijk voor
de Arbo-coördinatie.
Stafafdeling Informatievoorziening
De stafafdeling Informatievoorziening heeft als missie het op een betrouwbare
wijze binnen de door haar klanten gestelde normen en randvoorwaarden en met
behulp van ICT, ontwikkelen, faciliteren en innoveren van de voor de besturing,
beheersing en verantwoording van de strategische en operationele bedrijfsprocessen
van de Rijksgebouwendienst noodzakelijke geachte informatievoorziening alsmede
de advisering daaromtrent. De Informatievoorziening richt zich op de functionele
aspecten (toepassingsprogrammatuur) en op de technische aspecten (hardware,
systeemprogrammatuur en infrastructuur) van de informatievoorziening.
Onderscheiden worden de volgende producten en diensten:
• advies en projectmanagement;
• contractondersteuning;
• beheer (systeem- en netwerkbeheer, inclusief hardware-, applicatie-
en netwerkbeheer);
• systeeminnovatie;
• gebruikersondersteuning;
• opleidingen.
Stafafdeling Juridische Advisering
De stafafdeling Juridische Advisering helpt de dienst op efficiënte
wijze te voldoen aan het vereiste van juridisch verantwoord opereren door
ten minste te zorgen voor een duidelijke juridische positie van producten
en activiteiten. De stafafdeling Juridische Advisering levert, primair vraaggestuurd,
maar waar nodig ongevraagd en proactief, juridische ad-hocadviezen op tal
van uiteenlopende terreinen: zowel aan alle (onderdelen van de) directies,
als rechtstreeks aan de dienstleiding. De stafafdeling Juridische Advisering
is bovendien proactief ontwikkelaar van juridische modellen en standaards
voor onderwerpen die herhaaldelijk aan de orde komen. Een en ander betreft
niet de juridische aspecten van P&O-aangelegenheden.
Stafafdeling Bedrijfsvoering (Facilitaire Zaken)
De stafafdeling Bedrijfsvoering schept voor de eigen huisvesting, de services
en de middelen de condities waaronder de directies en de stafafdelingen zich
op hun primaire werkzaamheden kunnen richten. Documentaire Informatievoorziening
ondersteunt de bedrijfsvoering van de dienst door zorg te dragen voor juiste
en volledige documentaire informatie tijdens het werkproces en voor de reconstrueerbaarheid
van uitgevoerde werkzaamheden (waaronder verantwoordingsbelang). Daarnaast
dient Documentaire Informatievoorziening het cultuurhistorisch belang door
documentaire informatie beschikbaar te kunnen stellen voor studie en geschiedschrijving.
De stafafdeling Bedrijfsvoering werkt met servicelevels waarin inzicht wordt
gegeven in een basispakket (veelal de gebouwgerelateerde functies) en de producten
die vraaggestuurd (optioneel) kunnen worden aangeboden. Het basispakket zal
in de regel vrijwel het gehele terrein van bedrijfsvoering omvatten en de
in te zetten capaciteit is daarop gebaseerd.
Algemeen
Naast bovenstaande specifieke werkterreinen heeft elke directie en stafafdeling
een eigen taak op het gebied van apparaatszorg, waarvoor afzonderlijke budgetten
beschikbaar zijn. Dit betreft:
- salariskosten;
- incidentele beloning;
- externe inzet;
- opleidingskosten;
- overige personele lasten;
- communicatie/voorlichting;
- materiële kosten;
- huisvesting;
- automatisering.
Enkele specifieke onderdelen hiervan zijn exclusief toebedeeld aan één
directie of stafafdeling:
voorlichting | directie Frontoffice |
juridisch advies | stafafdeling Juridische Advisering |
ARBO | stafafdeling Personeel en Organisatie |
automatisering | stafafdeling Informatievoorziening |
huisvesting | stafafdeling Bedrijfsvoering |
materiële kosten als kantoorbenodigdheden, druk- en verzendkosten,
concernkosten, gemeenschappelijke diensten, overig materieel, doorbelaste
kosten en telefonie | stafafdeling Bedrijfsvoering |
Bijlage 4 bij Besluit mandaat, volmacht en machtiging
Rijksgebouwendienst 2007
Ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Rijksgebouwendienst
Benoeming interne tot projectbevoegde
De directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst
Besluit:
De heer / Mevrouw ........., werkzaam in de functie van ......... bij
de directie / stafafdeling ........., met ingang van de datum als vermeld
op de meest recente door het bevoegd gezag vastgestelde lijst aanwijzing projecten
Rijksgebouwendienst te benoemen tot projectbevoegde voor het project / de
projecten als omschreven op de meest recente door het bevoegd gezag vastgestelde
lijst aanwijzing projecten Rijksgebouwendienst onder de naam van de heer /
mevrouw .........voornoemd.
Voor de uitvoering van bovenbedoeld project / bovenbedoelde projecten
zijn aan de heer / mevrouw ......... voornoemd, verder te noemen projectbevoegde,
bevoegdheden toegekend op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging
Rijksgebouwendienst .... (jaartal) (Staatscourant .. .. .... (datum), nr.
...). Met inachtneming van de beperkingen en begrenzingen als opgenomen in
het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst, is de projectbevoegde
bevoegd om in het kader van de uitvoering van bovenbedoeld project / bovenbedoelde
projecten de Staat der Nederlanden te binden.
De projectbevoegde wordt aangestuurd door en legt verantwoording af aan
de directeur / het hoofd van de stafafdeling .......... Als aanvullende instructies
gelden de instructies als omschreven op de meest recente door het bevoegd
gezag vastgestelde lijst aanwijzing projecten Rijksgebouwendienst.
Een exemplaar van dit besluit wordt onderaan voorzien van handtekening
en paraaf van de projectbevoegde en opgeslagen in het competentieregister
van de Rijksgebouwendienst.
’s-Gravenhage, .. ......... ....
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
voor deze:
de directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst,
voor deze:
de directeur / het hoofd van de stafdeling .........,
(handtekening van directeur of hoofd stafafdeling)
......... (naam van directeur of hoofd stafafdeling)
De projectbevoegde:
.................... handtekening
.................... paraaf
.................... naam
Afschrift te zenden aan belanghebbenden.
Tegen dit besluit kunt u binnen 6 weken na datum van verzending hiervan,
op grond van de Algemene wet bestuursrecht, een bezwaarschrift indienen bij
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, ter
attentie van de ondertekenaar van dit besluit, Postbus 20952, 2500 EZ Den
Haag. Het bezwaarschrift moet van een datum en van uw naam zijn voorzien.
U moet duidelijk aangeven waarom u tegen dit besluit bezwaar maakt en zo mogelijk
een kopie van dit besluit meezenden.
Bijlage 5 bij Besluit mandaat, volmacht en machtiging
Rijksgebouwendienst 2007
Ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Rijksgebouwendienst
Benoeming externe tot projectbevoegde
De directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst
Besluit:
De heer / Mevrouw ........., werkzaam in de functie van ......... bij
de directie / stafafdeling ......... met ingang van de datum als vermeld op
de meest recente door het bevoegd gezag vastgestelde lijst aanwijzing projecten
Rijksgebouwendienst te benoemen tot projectbevoegde voor het project / de
projecten als omschreven op de meest recente door het bevoegd gezag vastgestelde
lijst aanwijzing projecten Rijksgebouwendienst onder de naam van de heer /
mevrouw ......... voornoemd.
Voor de uitvoering van bovenbedoeld project / bovenbedoelde projecten
zijn aan de heer / mevrouw ......... voornoemd, verder te noemen projectbevoegde,
bevoegdheden toegekend op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging
Rijksgebouwendienst ....(jaartal) (Staatscourant.. .. .... datum), nr. ...).
De projectbevoegde moet in dit verband worden aangemerkt als “functionaris”
in de zin van het zojuist genoemde besluit. Met inachtneming van de beperkingen
en begrenzingen als opgenomen in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging
Rijksgebouwendienst, is de projectbevoegde bevoegd om in het kader van de
uitvoering van het bovenbedoelde project / bovenbedoelde projecten de Staat
der Nederlanden te binden.
De projectbevoegde wordt aangestuurd door en legt verantwoording af aan
de directeur / het hoofd van de stafafdeling ..........Als aanvullende instructies
gelden de instructies als omschreven op de meest recente door het bevoegd
gezag vastgestelde lijst aanwijzing projecten Rijksgebouwendienst.
Een exemplaar van dit besluit wordt onderaan voorzien van handtekening
en paraaf van de projectbevoegde en opgeslagen in het competentieregister
van de Rijksgebouwendienst.
’s-Gravenhage, .. ......... ....
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
voor deze:
de directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst,
(handtekening van directeur-generaal)
......... (naam van directeur-generaal)
De projectbevoegde:
.................... handtekening
.................... paraaf
.................... naam
Afschrift te zenden aan belanghebbenden.
Toelichting
Inleiding
In dit besluit wordt uitgegaan van de volgende definities:
a. mandaat: bevoegdheid om in naam van de minister of de staatssecretaris
besluiten te nemen;
b. volmacht: bevoegdheid om in naam van de minister of staatssecretaris
privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;
c. machtiging: bevoegdheid om in naam van de minister of de staatssecretaris
handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke
rechtshandeling zijn.
ad a. De rechtsfiguur van mandaat is geregeld in hoofdstuk 10 van de Algemene
wet bestuursrecht. Onder mandaat wordt verstaan: de bevoegdheid om in naam
van een bestuursorgaan (hier de minister) besluiten te nemen. Het gaat bij
mandaat dus om een bevoegdheidsuitoefening waarvoor het mandaterende bestuursorgaan
verantwoordelijk blijft en waarover het dan ook de zeggenschap blijft behouden.
Rechtens geldt een in mandaat genomen besluit als een besluit van de mandaatgever;
de rechtsgevolgen zijn dezelfde als wanneer de mandaatgever zelf het besluit
tot stand zou hebben gebracht.
ad b. De regeling van mandaat in hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht
is door middel van de zogenaamde schakelbepaling van artikel 10:12 Algemene
wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing indien een bestuursorgaan
aan een ander, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid, volmacht verleent
tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen. De rechtsfiguur
van volmacht is tevens geregeld in het Burgerlijk Wetboek. Onder volmacht
wordt verstaan: de bevoegdheid die een volmachtgever verleent aan een ander,
de gevolmachtigde, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten. Rechtshandelingen
zijn het beste te omschrijven als handelingen die gericht zijn op rechtsgevolg.
Rechtsgevolg in die zin dat een bepaalde juridische relatie door de handeling
ontstaat, wijzigt, of tenietgaat. Voorts is van belang de Comptabiliteitswet.
In deze wet is in artikel 27 bepaald dat de minister namens de Staat privaatrechtelijke
rechtshandelingen kan verrichten. Daarnaast stelt de Comptabiliteitswet uitdrukkelijk
dat privaatrechtelijke rechtshandelingen namens een minister slechts verricht
kunnen worden indien deze daartoe een algemene of bijzondere volmacht heeft
verleend. Uit de Comptabiliteitswet volgt ook dat de geldigheid van privaatrechtelijke
rechtshandelingen kan worden aangetast als de namens de minister handelende
personen niet beschikken over een geldige volmacht. Het Besluit privaatrechtelijke
rechtshandelingen schrijft voor dat de ministers, ieder voor zover het hem
aangaat, een of meer openbare registers houden waaruit blijkt aan welke personen
- in naam of in functie - een volmacht is verleend.
ad c. De regeling van mandaat in hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht
is door middel van de zogenaamde schakelbepaling van artikel 10:12 Algemene
wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing indien een bestuursorgaan
aan een ander, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid, machtiging verleent
tot het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke
rechtshandeling zijn.
Algemeen
De minister heeft het grootste deel van zijn bevoegdheden door middel
van mandaat, volmacht en machtiging doorgegeven aan de algemene leiding en
de diensthoofden. Dit is geregeld in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging
VROM 2005. Artikel 4 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM
2005 stelt de diensthoofden in staat om bevoegdheden binnen hun dienstonderdeel
door middel van mandaat, volmacht en machtiging door te geven aan personen
die onder hun verantwoordelijkheid werkzaam zijn. De Algemene wet bestuursrecht
schrijft in artikel 10:9 voor dat de mogelijkheid voor het toestaan van ondermandaat
uitdrukkelijk moet zijn verleend. In dit licht bezien staat het Besluit mandaat,
volmacht en machtiging VROM 2005 niet toe dat andere functionarissen dan het
desbetreffende diensthoofd bevoegdheden doormandateren. Met andere woorden:
een directeur, stafafdelingshoofd, afdelingshoofd of projectbevoegde mag de
bevoegdheden die hij van de directeur-generaal heeft gekregen niet doorgeven
aan - onder zijn gezag werkzame - functionarissen. Ingevolge artikel
10:12 van de Algemene wet bestuursrecht is de regeling van mandaat in hoofdstuk
10 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing indien
een bestuursorgaan aan een ander, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid,
volmacht of machtiging verleent.
Met het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2007
is aangesloten bij de systematiek van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging
VROM 2005. De directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst geeft de aan hem
toegekende bevoegdheden door middel van mandaat, volmacht en machtiging door
aan de onder zijn gezag werkzame functionarissen, waarbij ten aanzien van
een aantal met name genoemde bevoegdheden een voorbehoud wordt gemaakt. Het
op deze wijze doorgeven van bevoegdheden aan de genoemde functionarissen laat
onverlet de algemene bevoegdheid van de mandaatgever - de directeur-generaal -
om, op grond van artikel 10:6 van de Algemene wet bestuursrecht, de gemandateerde
per geval of in het algemeen instructies te geven ter zake van de uitoefening
van de gemandateerde bevoegdheden. Daarnaast blijft de mandaatgever op grond
van artikel 10:7 van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd om de gemandateerde
bevoegdheden zelf uit te oefenen en heeft hij de bevoegdheid om op grond van
artikel 10:8 van de Algemene wet bestuursrecht het mandaat te allen tijde
te beëindigen.
Benadrukt wordt dat het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst
slechts voorschriften met betrekking tot de toedeling van bevoegdheden kent.
De toedeling van taken binnen de Rijksgebouwendienst volgt uit de vastgestelde
werkterreinen en functieomschrijvingen vanuit het organisatie- en formatierapport,
aangevuld met de taken die volgen uit de jaar- en werkplannen.
De Regeling mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2005 is,
met de inwerkingtreding van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst
2007, ingetrokken. De voornaamste redenen om een nieuw besluit op te stellen
waren twee organisatorische wijzigingen (instelling van de directie Publiek-private
Samenwerking en Innovatie en samenvoeging van de stafafdelingen Concerncontrol
en Concern Financiële Zaken) en de wijziging van het Besluit mandaat,
volmacht en machtiging VROM 2005 per 6 juli 2006 (op basis waarvan bijlage
1 is aangepast). Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om artikel 3,
artikel 7 lid 4 en artikel 11 in te voegen.
Artikelsgewijs
Artikel 1
onderdeel c Door als definitie van “functionaris”
op te nemen “een natuurlijk persoon bij de Rijksgebouwendienst tewerkgesteld”
wordt bewerkstelligd dat in beginsel ook aan externen bevoegdheden kunnen
worden toegekend.
onderdeel h Door “directeur” op deze wijze te
definiëren wordt beoogd de directeuren van de directies en de accountdirecteuren
van de directie Frontoffice, alsmede functionarissen die (tijdelijk) zijn
belast met de leiding van een daartoe door de directeur-generaal opgedragen
deel van de werkzaamheden van de dienst, de bijbehorende bevoegdheden te verlenen.
Wel dient bedacht te worden dat de accountdirecteuren door de begrenzing van
artikel 7 lid 1 ‐ dat zij van de aan hen verleende bevoegdheden uitsluitend
gebruik maken voor zover het aangelegenheden betreft die behoren tot hun werkterrein ‐
slechts bevoegd zijn voor zover dat voor de uitoefening van hun taken noodzakelijk
is. Zo zijn zij gelet op de vigerende functieomschrijvingen niet bevoegd om
rechtshandelingen aan te gaan op een werkterrein buiten het desbetreffende
account en zijn zij ook niet bevoegd om bijvoorbeeld personele besluiten te
nemen. Verder zijn door deze definitie te hanteren de projectdirecteuren uitgesloten
van de bevoegdheden van een directeur. De projectdirecteuren zijn feitelijk
te beschouwen als projectbevoegden op directeursniveau. Projectdirecteuren
dienen dan ook door middel van een benoeming tot in- of externe projectbevoegde
bevoegdheden ten aanzien van het project te worden toegekend.
onderdeel k Door het gebruik van de term “projectbevoegde”
wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen een functionaris aan wie bevoegdheden
toegekend zijn vanuit het onderhavige besluit en een functionaris die vanuit
de Methode Projectmanagement als “projectverantwoordelijke” betiteld
wordt.
Artikel 3
In de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat de beslissing op een bezwaarschrift
niet genomen kan worden door degene die het besluit, waartegen het bezwaar
zich richt, heeft genomen. In de jurisprudentie is inmiddels uitgemaakt dat
een beslissing op bezwaar dient te worden genomen door een functionaris die
hiërarchisch hoger is dan de functionaris die de beslissing heeft genomen
waartegen een bezwaarschrift is gericht.
Artikel 4
Met deze bepaling wordt door de directeur-generaal door middel van mandaat
een deel van de hem toegekende bevoegdheden toegekend aan directeuren, stafafdelingshoofden
en de plaatsvervangers van deze functionarissen. Dit deel bestaat uit de aan
de directeur-generaal op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging
VROM 2005 toegekende bevoegdheden, met uitzondering van de bevoegdheden die
op grond van artikel 6 aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal
zijn voorbehouden. Vanzelfsprekend zijn de op grond van het Besluit mandaat,
volmacht en machtiging VROM 2005 aan de algemene leiding voorbehouden bevoegdheden
ook uitgezonderd. In dit artikel worden dus uitsluitend bevoegdheden door
middel van mandaat doorgegeven aan directeuren, stafafdelingshoofden en plaatsvervangend
directeuren en stafafdelingshoofden. Afdelingshoofden en projectbevoegden
worden geen bevoegdheden door middel van mandaat doorgegeven. Deze laatste
functionarissen zijn dus niet bevoegd om (publiekrechtelijke) besluiten te
nemen. In de praktijk van de Rijksgebouwendienst gaat het bij besluiten voornamelijk
om personele besluiten. De bevoegdheid om personele besluiten te nemen binnen
de Rijksgebouwendienst is daarmee voorbehouden aan de directeur-generaal,
de directeuren en de stafafdelingshoofden en bij afwezigheid van deze functionarissen
aan de plaatsvervangers. Met plaatsvervangers worden bedoeld functionarissen
die, uit hoofde van hun functieomschrijving als plaatsvervanger zijn aangewezen
van de functionaris onder wie zij rechtstreeks ressorteren. In de gevallen
waarin geen plaatsvervanger is aangewezen of ook de plaatsvervanger afwezig
is, dient de bevoegde functionaris gezocht te worden in de functionaris onder
wie de afwezige functionaris rechtstreeks ressorteert.
Artikel 5
Met deze bepaling wordt door de directeur-generaal door middel van volmacht
en machtiging een deel van de hem toegekende bevoegdheden toegekend aan directeuren,
stafafdelingshoofden, afdelingshoofden, plaatsvervangers van de hiervoor genoemde
functionarissen en projectbevoegden. Dit deel bestaat uit de aan de directeur-generaal
op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005 toegekende
bevoegdheden, met uitzondering van de bevoegdheden die op grond van artikel
6 aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal zijn
voorbehouden.
Vanzelfsprekend zijn de op grond van het Besluit mandaat, volmacht en
machtiging VROM 2005 aan de centrale organisatieonderdelen voorbehouden bevoegdheden
ook uitgezonderd. In dit artikel worden dus uitsluitend bevoegdheden door
middel van volmacht en machtiging doorgegeven aan directeuren, stafafdelingshoofden,
afdelingshoofden, plaatsvervangers van de hiervoor genoemde functionarissen
en projectbevoegden. Waar directeuren en stafafdelingshoofden - op grond
van artikel 4 - door middel van mandaatverlening ook de bevoegdheid hebben
gekregen om besluiten te nemen, wordt aan afdelingshoofden en projectbevoegden
alleen de bevoegdheid verleend om bij volmacht en machtiging (rechts)handelingen
te verrichten.
Ook externen kunnen tot projectbevoegde worden benoemd. In dat geval dient
een benoeming tot externe projectbevoegde te worden opgemaakt (bijlage 5 van
dit besluit). Ingevolge artikel 6, sub b, dient dit besluit altijd ondertekend
te worden door de directeur-generaal. Voor een externe die als projectbevoegde
is benoemd geldt eveneens dat bevoegdheden worden doorgegeven met inachtneming
van de begrenzingen als genoemd in artikel 7. Bij de specifieke per functie
vastgestelde begrenzing dient te worden aangesloten bij de begrenzing die
geldt voor de projectbevoegden van de directie waarvoor de externe projectbevoegde
te werk is gesteld.
Naast de directeur-generaal zijn ook directeuren en stafafdelingshoofden
bevoegd om interne projectbevoegden te benoemen. Directeuren en stafafdelingshoofden
kunnen de projectbevoegde instructies meegeven. Deze instructies kunnen evenwel
géén betrekking hebben op de inhoud en/of de omvang van de bevoegdheden.
Alleen de directeur-generaal kan immers bevoegdheden verlenen op het werkterrein
van de Rijksgebouwendienst. Directeuren en stafafdelingshoofden kunnen wel
instructies opnemen met betrekking tot de wijze waarop met de verleende bevoegdheden
dient te worden omgegaan. Te denken valt aan instructies met betrekking tot
de informatievoorziening over de voortgang van het project, over afstemming
en over verantwoording.
Essentieel is dat het project goed wordt omschreven. Dit in verband met
een goede afbakening van de bevoegdheden van de projectbevoegde. Er mag geen
misverstand bestaan over de reikwijdte van de bevoegdheden van de projectbevoegde.
Artikel 6
In deze bepaling wordt een aantal met name genoemde bevoegdheden aan de
directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal voorbehouden.
De directeur-generaal kan zich uiteraard alleen bevoegdheden voorbehouden
die hem door het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005 zijn toegekend.
Voor alle duidelijkheid wordt erop gewezen dat de op grond van het Besluit
mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005 aan de algemene leiding voorbehouden
bevoegdheden in bijlage 1 slechts voor een deel zijn opgenomen, maar wel integraal
van toepassing zijn.
onderdeel a De in bijlage 1 opgenomen opsomming van ARAR-artikelen,
waarover besluitvorming is voorbehouden aan de algemene leiding dan wel aan
de directeur-generaal is naar aanleiding van de wijziging van het Besluit
mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005 herschikt. De artikelen 96, 96a,
98 lid 1 sub g en 99 zijn niet langer voorbehouden aan de algemene leiding,
maar aan de directeur-generaal.
onderdeel c Vertegenwoordiging in rechte omvat alle (rechts)handelingen
die in het kader van een gerechtelijke procedure verricht worden. Het betreft
zowel de inbreng van stukken als de inbreng bij gelegenheid van de mondelinge
behandeling van een procedure. Onder gerechtelijke procedure dienen in dit
verband begrepen te worden alle bestuurs-, straf-, civiel- en fiscaalrechtelijke
procedures alsook bezwarenprocedures op grond van de Algemene wet bestuursrecht,
arbitrage en andere vormen van alternatieve geschillenbeslechting en/of conflictbemiddeling.
onderdeel e In beleidsregels wordt door het bevoegd gezag
van een administratief orgaan aangegeven op welke wijze van discretionaire
beslissingsbevoegdheid gebruik zal worden gemaakt, indien de vigerende (wettelijke)
regelingen hiervoor de ruimte geven. Hiermee ontstaat een in de praktijk hanteerbaar
samenstel van regels en is tevens de rechtszekerheid en gelijkheid gediend.
Het desbetreffende orgaan is met het uitvaardigen en bekendmaken van deze
beleidsregels hieraan in beginsel gebonden. Voor de Rijksgebouwendienst zijn
alleen de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal bevoegd
tot het vaststellen van beleidsregels.
Artikel 7
lid 1 Met functieomschrijving wordt bedoeld het functie-informatie-formulier,
tenzij er sprake is van een feitelijk opgedragen functie. Indien er sprake
is van een feitelijk opgedragen functie die afwijkt van het functie-informatie-formulier,
ligt het in de rede om hier een beschrijving van te maken. Vanzelfsprekend
moet bij de uitoefening van verleende bevoegdheden altijd gehandeld worden
binnen de externe en interne vigerende regelgeving en de binnen de Rijksgebouwendienst
gemaakte afspraken. Wanneer een beslissing wordt genomen die consequenties
heeft voor andere directies, vindt vooraf overleg plaats.
lid 3 In bijlage 2 van het besluit is de specifieke begrenzing
van bevoegdheden van de functionarissen als genoemd in artikel 7 lid 3 aangegeven,
afgemeten aan het financiële belang dat met de desbetreffende (rechts)handeling
is gemoeid.
Als grens aan de bevoegdheden van stafafdelingshoofden, afdelingshoofden
en projectbevoegden om (rechts)handelingen te verrichten is een absoluut bedrag
gekozen in euro’s, exclusief BTW. Bij beantwoording van de vraag of
een bepaalde (rechts)handeling betrekking heeft op het terrein van werken,
leveringen dan wel diensten dient aangesloten te worden bij de definities
die in de vigerende regelgeving worden gehanteerd. Bij beantwoording van de
vraag tot welk maximaal financieel belang een op grond van dit besluit in
beginsel bevoegde functionaris bevoegd is (rechts)handelingen te verrichten,
is naast de functie van de functionaris in enkele gevallen ook van belang
de directie of de stafafdeling waar de functionaris te werk is gesteld.
Zo is bijvoorbeeld een projectbevoegde onder gezag van de directeur Projecten
bevoegd rechtshandelingen te verrichten op het terrein van werken tot een
financieel belang van € 600.000 en is hij bevoegd rechtshandelingen te
verrichten op het terrein van leveringen en diensten tot een financieel belang
van € 75.000.
En zo is bijvoorbeeld een projectbevoegde onder gezag van de directeur
Advies en Architecten bevoegd rechtshandelingen te verrichten op het terrein
van werken tot een financieel belang van € 60.000 en is hij bevoegd rechtshandelingen
te verrichten op het terrein van leveringen en diensten tot een financieel
belang van € 25.000.
Ingeval bijvoorbeeld ten aanzien van een project binnen de Rijksgebouwendienst
een rechtshandeling dient te worden verricht met een groter financieel belang
dan waartoe de projectbevoegde ingevolge artikel 5 en bijlage 2 bevoegd is
dan dient hij de bevoegde functionaris voor die rechtshandeling te zoeken -
afhankelijk van het financiële belang dat met de rechtshandeling gemoeid
is - bij zijn afdelingshoofd of zijn directeur.
Bij het financieel belang dat met de desbetreffende (rechts)handeling
gemoeid is dient bedacht te worden dat het bij werken niet alleen gaat om
koop en ontwikkeling van vastgoed, maar bijvoorbeeld ook om huur, huurkoop
en lease. In deze laatste gevallen moet als financieel belang van de rechtshandeling
worden gezien de financiële verplichtingen over de hele duur van de overeenkomst.
Het financiële belang van het aangaan van een huurovereenkomst is op
deze wijze op te vatten als de totale huur (jaarhuur maal het aantal jaren)
over de hele periode waarvoor de overeenkomst wordt aangegaan. Ook de rechtshandeling
die leidt tot het ontstaan van een optie tot koop of huur moet op deze wijze
worden opgevat.
Overigens kan een daartoe op grond van artikel 5 bevoegde functionaris
in alle gevallen (rechts)handelingen verrichten waarmee geen financieel belang
is gemoeid. Uiteraard dienen daarbij de voorbehouden bevoegdheden aan de directeur-generaal
en de plaatsvervangend directeur-generaal en de overige beperkingen uit artikel
7 in acht te worden genomen. Rechtshandelingen waarmee geen financieel belang
is gemoeid zullen niet of nagenoeg niet voorkomen. In naam van de minister
of de staatssecretaris te verrichten handelingen waarmee geen financieel belang
is gemoeid zullen vaker voorkomen.
Ten aanzien van de bevoegdheid tot het uitbrengen van offertes aan klanten
van de Rijksgebouwendienst binnen de rijksoverheid en de bevoegdheid tot het
vaststelling van de interne verhuurovereenkomsten is iets anders aan de hand.
Hiervoor geldt dat deze noch als besluiten noch als privaatrechtelijke rechtshandelingen
zijn te kwalificeren. Dit laatste omdat tussen organen van één
rechtspersoon (de Staat der Nederlanden) niet rechtsgeldig gecontracteerd
kan worden. Dit brengt met zich mee dat de genoemde functionarissen de bevoegdheid
tot het vaststellen van offertes en interne verhuurovereenkomsten niet ontlenen
aan de juridische figuur van volmacht, maar aan de juridische figuur van machtiging.
lid 5 Door deze begrenzing aan de bevoegdheid van afdelingshoofden
en projectbevoegden hebben alleen de directeuren, de stafafdelingshoofden
en hun plaatsvervangers de bevoegdheid tot het verrichten van rechtshandelingen
waarmee externen worden ingehuurd, met uitzondering van de categorieën
externen waarvan in artikel 6, sub g, inhuur is voorbehouden aan de directeur-generaal.
Uiteraard is hiertoe ook altijd de directeur-generaal als volmachtgever bevoegd.
Het betreft hier externen die ingehuurd worden op reguliere functies binnen
de Rijksgebouwendienst. Het betreft hier niet de in het kader van het primaire
proces van de Rijksgebouwendienst binnen een project ingehuurde externen,
zoals architecten, constructeurs, technisch adviseurs en dergelijke.
Artikel 9
lid 1 Een krachtens mandaat genomen besluit dient op grond
van artikel 10:10 Algemene wet bestuursrecht altijd te vermelden namens welk
bestuursorgaan het besluit is genomen. Dit betekent dat in ieder geval de
minister vermeld dient te worden. Daarnaast dient voor een belanghebbende
duidelijk te zijn dat het een besluit betreft dat binnen de Rijksgebouwendienst
genomen is. Ten slotte dient degene die het besluit uiteindelijk (in mandaat)
neemt te worden aangegeven. De in het eerste lid aangegeven ondertekening
voldoet aan de bovenstaande eisen en sluit tevens aan bij de ondertekening,
zoals deze binnen het ministerie wordt gehanteerd.
Indien volgens de portefeuilleverdeling tussen de bewindslieden van VROM
de staatssecretaris is belast met de zorg voor de rijkshuisvesting wordt de
ondertekening dienovereenkomstig aangepast.
lid 2 Op grond van artikel 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht
zijn de bij het eerste lid genoemde eisen qua ondertekening in geval van mandaat
ook van toepassing in geval van het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen.
Daarnaast is in artikel 27 van de Comptabiliteitswet onder meer geregeld dat
de ministers namens de Staat der Nederlanden privaatrechtelijke rechtshandelingen
kunnen verrichten en is in het vierde lid van dit artikel tevens de mogelijkheid
opgenomen om deze bevoegdheden via volmachtverlening door anderen te laten
uitoefenen. Op grond van het bovenbepaalde is in geval van een privaatrechtelijke
rechtshandeling de Staat der Nederlanden aan te merken als rechtspersoon die
vertegenwoordigd wordt en dient dit tot uitdrukking te komen in de ondertekening.
Indien volgens de portefeuilleverdeling tussen de bewindslieden van VROM
de staatssecretaris is belast met de zorg voor de rijkshuisvesting wordt de
ondertekening dienovereenkomstig aangepast.
lid 3 Met deze bepaling wordt geregeld dat de eisen qua ondertekening
van het eerste lid niet gelden ten aanzien van een document waarmee geen besluit
of een privaatrechtelijke rechtshandeling wordt vastgelegd. In deze gevallen
dient slechts aan het slot van het document de functie en de naam van de betrokken
functionaris te worden vermeld. Bij een document waarmee geen besluit of een
privaatrechtelijke rechtshandeling wordt vastgelegd, kan gedacht worden aan
een beheershandeling van ondergeschikte betekenis of aan het uitbrengen van
offertes aan de reguliere klanten van de Rijksgebouwendienst of het vaststellen
van interne verhuurovereenkomsten. Een beheershandeling van ondergeschikte
betekenis is een handeling waaruit geen rechtsgevolgen voortvloeien. Hieruit
kunnen dan ook geen aanspraken van derden ten opzichte van de Staat der Nederlanden
dan wel ten opzichte van de minister uit voortvloeien. Gedacht kan worden
aan handelingen met een louter informatief karakter. Voor de offertes en interne
verhuurovereenkomsten geldt dat deze noch als besluiten noch als privaatrechtelijke
rechtshandelingen zijn te kwalificeren. Dit laatste omdat tussen organen van één
rechtspersoon (de Staat der Nederlanden) nu eenmaal niet rechtsgeldig gecontracteerd
kan worden. Offertes aan klanten binnen de rijksoverheid en interne verhuurovereenkomsten
kunnen dan ook ondertekend worden zoals in het derde lid aangegeven.
Artikel 10
De competentieregisters vormen het equivalent van de registers die met
betrekking tot het bedrijfsleven worden bijgehouden bij de Kamers van Koophandel
en Fabrieken. Gelet op de bepaling in artikel 31 van de Comptabiliteitswet
is het zowel voor de Rijksgebouwendienst als voor derden die met de Staat
/ de Rijksgebouwendienst een privaatrechtelijke rechtshandeling willen aangaan,
van belang dat in concrete gevallen zekerheid kan worden verkregen over de
bevoegdheid van de personen die namens de Staat / de Rijksgebouwendienst de
rechtshandeling zullen verrichten.
Vanwege de huidige structuur van de Rijksgebouwendienst is gekozen voor één
centraal competentieregister voor de Rijksgebouwendienst met daarin alle besluiten
tot benoeming tot projectbevoegde. Het competentieregister wordt bijgehouden
door de stafafdeling Concerncontrol. Het competentieregister zal ter inzage
liggen voor eenieder met een redelijk belang en bevat een verwijzing naar
dit besluit en de namen, handtekeningen en parafen van de door het bevoegd
gezag benoemde - zowel interne als externe - projectbevoegden. Daarnaast
ligt dit besluit, inclusief de bijlagen ter inzage bij de centrale bibliotheek
van het ministerie van VROM aan de Rijnstraat 8 te Den Haag.
De directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst,
P.F.M. Jägers.