De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op artikel 32 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters;
Besluit:
Artikel I
Artikel 6 van de Regeling rechtspositie burgemeesters komt te luiden:
Artikel 6
1. Indien de burgemeester voor vervoer binnen de gemeente zakelijk gebruik maakt van een eigen personenauto, ontvangt hij daarvoor een vergoeding die wordt berekend op basis van een jaarlijks per eigen auto af te leggen aantal kilometers van maximaal:
– 2100 in gemeenten met een oppervlak tot 50 vierkante kilometer;
– 3000 in gemeenten met een oppervlak van 50 tot 100 vierkante kilometer;
– 4500 in gemeenten met een oppervlak van 100 tot 150 vierkante kilometer;
– 5400 in gemeenten met een oppervlak van 150 vierkante kilometer en meer.
2. De vergoeding is gelijk aan het product van het in het eerste lid bedoelde aantal kilometers en het bedrag, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Reisregeling binnenland.
3. Voor de burgemeester die gebruik maakt van een dienstauto en daarnaast regelmatig de eigen auto gebruikt, geldt voor de toepassing van deze regeling de helft van het in het eerste lid genoemde aantal kilometers.
4. Voor zover reizen voor de uitoefening van de functie niet volgens het eerste lid worden vergoed, gelden de kosten van het openbaar vervoer als vergoeding.
5. De vergoeding van verblijfkosten, bedoeld in artikel 32, eerste lid, onderdeel b, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters, betreft de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke kosten.
Artikel II
1. Op verzoek van de burgemeester kan voor 2007 in afwijking van artikel 6, eerste tot en met derde lid, van de Regeling rechtspositie burgemeesters aan de burgemeester een vaste vergoeding worden toegekend voor het gebruik van een eigen personenauto voor vervoer binnen de gemeente. Deze vergoeding bedraagt per maand:
a. € 46,– in gemeenten met een oppervlak tot 50 vierkante kilometer;
b. € 70,– in gemeenten met een oppervlak van 50 tot 100 vierkante kilometer;
c. € 105,– in gemeenten met een oppervlak van 100 tot 150 vierkante kilometer;
d. € 129,– in gemeenten met een oppervlak van meer dan 150 vierkante kilometer.
2. Voor een burgemeester die gebruik maakt van een dienstauto en daarnaast regelmatig de eigen auto gebruikt, geldt de helft van de in het eerste lid genoemde bedragen.
Artikel III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, werkt terug tot en met 1 januari 2007 en vervalt met ingang van 1 juli 2008.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Voor dienstreizen van burgemeesters binnen de eigen gemeente geldt een vast maandelijks bedrag per gemeentegrootte. Deze vaste bedragen worden door de belastingdienst aangemerkt als belastbaar loon en betrokken in de loonheffing. Deze regeling wordt vervangen door een vergoeding voor reizen binnen de gemeente op basis van het aantal gereden kilometers met een jaarlijks maximum per gemeentegrootte. Voor de hoogte van de jaarlijkse vergoeding is dan het aantal daadwerkelijk gereden kilometers bepalend.
Het bijhouden van een kilometerregistratie en rittenadministratie is voor de vergoeding per kilometer noodzakelijk. Ook vanuit fiscaal oogpunt is dit aangewezen. Per gereden kilometer blijft dan € 0,19 onbelast. Het deel van de maandelijkse kilometervergoeding boven de € 0,19 wordt dan in de belastingheffing betrokken. Deze belastingheffing kan weer worden ingezet voor de saldering van reiskosten voor zakelijke dienstreizen op grond van artikel 6a van de Rechtspositieregeling. Als gevolg hiervan wordt artikel 6, derde lid, vernummerd tot artikel 6, vierde lid. Onderdeel b van dat artikellid wordt geschrapt omdat de kilometervergoeding nu reeds in het eerste lid wordt geregeld. Artikel 6, vierde lid, wordt tot artikel 6, vijfde lid, vernummerd: het wijzigt inhoudelijk niet.
Met deze wijziging is het Georganiseerd overleg burgemeesters op 7 december 2007 akkoord gegaan.
De regeling heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2007. De burgemeester kan er voor kiezen om over 2007 een vergoeding overeenkomstig de oude regeling te ontvangen. Artikel II vormt hiervoor de basis. Aangezien artikel II slechts van toepassing is voor 2007, is in artikel III voorzien in de intrekking van de regeling.