Wijziging Regeling archeologische monumentenzorg

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 december 2007, nr. WJZ-2007/36409 (8224), tot wijziging van de Regeling archeologische monumentenzorg in verband met onder meer de vaststelling van het plafond voor specifieke uitkeringen ten behoeve van archeologisch onderzoek

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, en 4, eerste lid, van het Besluit archeologische monumentenzorg en de artikelen 2, 5a, 5b, eerste lid, 32, eerste lid, en 48 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen;

Besluit:

Artikel I

De Regeling archeologische monumentenzorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 wordt ‘vastgesteld op € 2,50 voor de provincies en op € 0,50 voor de gemeenten’ vervangen door: vastgesteld op € 0,50 voor de provincies en op € 2,50 voor de gemeenten.

B

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

Vaststelling uitkeringsplafond 2008

Het uitkeringsplafond, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit archeologische monumentenzorg, bedraagt voor het jaar 2008 2 miljoen euro.

C

Na artikel 5 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

Overgangsbepaling

1. Aanvragen om een specifieke uitkering als bedoeld in de Regeling specifieke uitkeringen excessieve opgravingskosten die voor 1 januari 2008 zijn ingediend, worden afgehandeld overeenkomstig die regeling, zoals die op 31 december 2007 luidde.

2. Op bezwaar en beroep tegen een besluit met betrekking tot een aanvraag als bedoeld in het eerste lid is de Regeling specifieke uitkeringen excessieve opgravingskosten van toepassing zoals die op 31 december 2007 luidde.

Artikel II

1. Deze regeling treedt met uitzondering van artikel I, onderdelen A en C, in werking met ingang van 1 januari 2008.

2. Artikel I, onderdeel A, treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 september 2007.

3. Artikel I, onderdeel C, treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H.A. Plasterk.

Toelichting

Algemeen

Deze regeling strekt in eerste instantie tot wijziging van de Regeling archeologische monumentenzorg in de zin dat in artikel 3 van de regeling het plafond voor 2008 wordt vastgelegd voor de toekenning van specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten ter bestrijding van excessieve kosten als gevolg van archeologisch onderzoek. Daarnaast voorziet deze regeling in herstel van een onjuistheid in artikel 2 van de Regeling archeologische monumentenzorg.

Voorts is in de regeling een overgangsbepaling opgenomen met betrekking tot de aanvragen voor een specifieke uitkering voor 2007 op grond van de Regeling specifieke uitkeringen excessieve opgravingskosten.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

De bedragen in artikel 2 van de Regeling archeologische monumentenzorg zijn per abuis verwisseld. Dit onderdeel strekt tot herstel van deze onjuistheid.

Artikel I, onderdeel B

In de toelichting op artikel 3 van de Regeling archeologische monumentenzorg is aangegeven dat het plafond voor 2008 voor de toekenning van specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten ter bestrijding van excessieve kosten als gevolg van archeologisch onderzoek om begrotingstechnische redenen pas aan het eind van 2007 kan worden vastgesteld. Inmiddels is de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor 2008 bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediend en door deze Kamer vastgesteld, zodat het bedrag van het uitkeringsplafond voor dat jaar kan worden bepaald en artikel 3 van genoemde regeling kan worden ‘ingevuld’. Het uitkeringsplafond voor 2008 bedraagt € 2 miljoen.

Artikel I, onderdeel C

Ingevolge artikel 5 van de Regeling archeologische monumentenzorg wordt de Regeling specifieke uitkeringen excessieve opgravingskosten met ingang van 1 januari 2008 ingetrokken. Dit onderdeel strekt ertoe zeker te stellen dat verzoeken om een uitkering die nog in 2007 zijn ingediend, volgens de voorschriften van laatstgenoemde regeling worden afgewikkeld.

Artikel II

Aan de terugwerkende kracht die aan artikel I, onderdeel A, is verleend, is geen bezwaar verbonden omdat het hoofdstuk van de algemene maatregel van bestuur waarop dit onderdeel is gebaseerd, nog niet in werking is getreden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk

Naar boven