Wijziging van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994

13 december 2007

Nr. DB 2007-626 M

Directoraat-generaal voor fiscale zaken, Directie directe belastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 67, tweede lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 67, tweede lid, onderdeel b, van de Invorderingswet 1990 en artikel 10, tweede lid, onderdeel b, van de Registratiewet 1970;

Besluit:

Artikel I

De Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt ‘en 62 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen’ vervangen door: 62 en 67, tweede lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 67, tweede lid, onderdeel b, van de Invorderingswet 1990, artikel 10, tweede lid, onderdeel b, van de Registratiewet 1970.

B

Na artikel 43b wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 10a

Geen geheimhoudingsplicht

Artikel 43c

1. De geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 67, eerste lid, van de wet, artikel 67, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 en artikel 10, eerste lid, van de Registratiewet 1970, geldt niet voor verstrekking aan de hierna genoemde bestuursorganen voor zover het betreft de hierna genoemde gegevens ten behoeve van de hierna genoemde publiekrechtelijke taak:

a. de Minister van Financiën: gegevens die worden gebruikt door de Auditdienst Financiën ten behoeve van de accountantscontrole van het jaarverslag van hoofdstuk IXB (Financiën) van de Rijksbegroting en met de controle op het financieel en materieel beheer van het Ministerie van Financiën;

b. de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties:

1°. gegevens over mogelijke ongebruikelijke transacties ten behoeve van de uitvoering en de handhaving van de Wet melding ongebruikelijke transacties door het Korps landelijke politiediensten/Dienst Nationale Recherche Informatie;

2°. gegevens die van belang kunnen zijn bij het uitwisselen van rechtshulpverzoeken in het kader van de aanpak van grensoverschrijdende, zware criminaliteit door het Korps landelijke politiediensten/Dienst Internationale Politiesamenwerking;

3°. gegevens ten behoeve van de aan de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst opgedragen taken;

4°. gegevens over het inkomen van voormalige ambtenaren over een bepaalde periode ten behoeve van de uitvoering van ontslaguitkeringsregelingen van de sector Rijk;

5°. gegevens over het inkomen van voormalige ambtsdragers over een bepaalde periode ten behoeve van de uitvoering van de wachtgeldregeling op basis van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers;

c. de Minister van Defensie: gegevens over het inkomen van voormalige militairen over een bepaalde periode ten behoeve van de uitvoering van ontslaguitkeringsregelingen;

d. de Minister van Economische Zaken: gegevens die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997;

e. de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: gegevens over het inkomen over een bepaalde periode van (voormalige) ambtenaren ten behoeve van de vaststelling van werkloosheidsuitkeringen;

f. de Minister van Verkeer en Waterstaat:

1°. de aantallen personen die werkzaam zijn in bedrijven en de onttrokken hoeveelheden grondwater waarover grondwaterbelasting is berekend, ten behoeve van het vaststellen van de vervuilingswaarde voor de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;

2°. gegevens die worden gebruikt door de Inspectie Verkeer en Waterstaat ten behoeve van het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, voor zover de Inspectie Verkeer en Waterstaat als toezichthouder is aangewezen, alsmede werkzaamheden ter bevordering van de veiligheid en de kwaliteit van het leefmilieu voor zover vallend binnen de toezichtdomeinen van de Inspectie Verkeer en Waterstaat;

g. de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer: gegevens omtrent rechthebbenden van auto’s, welke rechthebbenden eerste kentekenhouder zijn van een nieuw motorrijtuig met een roetfilter, ten behoeve van de uitvoering en handhaving door SenterNovem van de Subsidieregeling voor motorrijtuigen met emissiearme dieselmotor en recht op teruggaaf BPM;

h. de voorzitter van het managementteam van de FIOD-ECD: gegevens die worden gebruikt ten behoeve van de naleving van financieel-economische wetgeving;

i. gemeenten:

1°. winst uit onderneming, loon en resultaat uit overige werkzaamheden in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 over een bepaalde periode en identificerende gegevens van een eventuele inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 van (voormalige) ambtenaren ten behoeve van de vaststelling van en controle op betalingen van werkloosheidsuitkeringen op grond van gemeentelijke verordeningen;

2°. gegevens over uit te betalen voorlopige teruggaven inkomstenbelasting wegens toegekende heffingskortingen, op naam van de belastingschuldige staande bankrekeningnummers zoals deze blijken uit de Rentebase, kentekenregistergegevens en identificerende gegevens van een eventuele inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 ten behoeve van de inning van gemeentelijke belastingen;

3°. gegevens over bewoning van een eigen woning ten behoeve van het tegengaan van permanente bewoning van recreatiewoningen;

4°. gegevens die bij de aanvraag van een sociaal-fiscaalnummer aan de inspecteur worden verstrekt ten behoeve van de handhaving door gemeenten van de Woningwet een leefmilieuverordening als bedoeld in artikel 9, derde lid, van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing en overige regelingen betreffende brandgevaar, onhygiënische omstandigheden en overbewoning;

j. waterschappen: gegevens over uit te betalen voorlopige teruggaven inkomstenbelasting wegens toegekende heffingskortingen, op naam van de belastingschuldige staande bankrekeningnummers zoals deze blijken uit de Rentebase, kentekenregistergegevens en identificerende gegevens van een eventuele inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 ten behoeve van de inning van waterschapsbelastingen;

k. de officier van justitie:

1°. gegevens die van belang kunnen zijn voor het instellen van vorderingen tot ontbinding van rechtspersonen;

2°. gegevens over het vermogen van degene tegen wie een strafrechtelijk financieel onderzoek is ingesteld als bedoeld in artikel 126 van het Wetboek van Strafvordering ten behoeve van de uitvoering door de met het strafrechtelijk financieel onderzoek belaste opsporingsambtenaar;

3°. gegevens over strafbare feiten waarvoor een ieder op grond van artikel 161 van het Wetboek van Strafvordering bevoegd is aangifte te doen;

4°. gegevens over het vermogen van degene tegen wie een strafrechtelijk onderzoek is ingesteld, ten behoeve van een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht;

5°. gegevens die van belang zijn voor de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen op grond van artikel 553 van het Wetboek van Strafvordering;

l. gemeenten, de politie, de officier van justitie, de Arbeidsinspectie, de Sociale verzekeringsbank of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: gegevens die nodig zijn om de samenwerking in het kader van de integrale toepassing en handhaving van overheidsregelingen bij handhavingsknelpunten effectief en efficiënt te laten verlopen voor zover een convenant is gesloten met deze bestuursorganen (convenanten waarbij bestuursorganen een gemeenschappelijk handhavingstekort bestrijden);

m. academische ziekenhuizen: gegevens over het inkomen en vermogen van (voormalige) werknemers over een bepaalde periode ten behoeve van de vaststelling van werkloosheidsuitkeringen;

n. universiteiten: gegevens over het inkomen en vermogen van (voormalige) werknemers over een bepaalde periode ten behoeve van de vaststelling van werkloosheidsuitkeringen;

o. de Dienst Wegverkeer: gegevens terzake van de invoer van motorrijtuigen ten behoeve van de controle van het kentekenregister in de zin van de Wegenverkeerswet en de controle op mogelijke diefstal en frauduleuze in-, uit- en doorvoer van motorrijtuigen;

p. de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit: gegevens terzake van (vennootschappelijke) verhoudingen en afspraken tussen ondernemingen en personen ten behoeve van de handhaving van de Mededingingswet;

q. de Pensioen- en Uitkeringsraad: gegevens over het inkomen en vermogen over een bepaalde periode ten behoeve van het vaststellen van pensioenbijdragen krachtens de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers of de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet;

r. de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen: gegevens over het inkomen en vermogen over een bepaalde periode ten behoeve van het vaststellen van de buitengewone pensioenen volgens de Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen of de Uitkeringswet KNIL beroepsmilitairen;

s. De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Autoriteit Financiële Markten: gegevens over opgelegde vergrijpboetes ten behoeve van de uitvoering van de betrouwbaarheidstoetsing, bedoeld in artikel 14 van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, artikel 7 van het Besluit prudentiële regels Wft, artikel 2 van de Beleidsregel inzake de betrouwbaarheidstoetsing van (kandidaat)(mede)beleidsbepalers van en houders van gekwalificeerde deelnemingen in onder toezicht staande instellingen (Stcrt. 2005, 20)1 , artikel 2 van de Beleidsregel 06-1 inzake de betrouwbaarheidstoets van (kandidaat)(mede)beleidsbepalers van accountantsorganisaties van 19 september 2006 (Stcrt. 2006, 90) en artikel 33 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.

t. het Bureau Financieel Toezicht, De Nederlandsche Bank N.V., de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Holland Midden en de Stichting Autoriteit Financiële Markten: gegevens die van belang kunnen zijn bij de uitvoering en de handhaving van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties;

u. de participanten van het samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid Financieel Expertisecentrum (FEC) zoals opgenomen in artikel 1 van het Convenant houdende afspraken met betrekking tot de samenwerking in het kader van het Financieel Expertisecentrum (Convenant Herstructurering FEC) (Stcrt. 2004, 65): gegevens die noodzakelijk zijn ter uitvoering van de in het Convenant Herstructurering FEC opgenomen verplichtingen;

v. de Consumentenautoriteit: gegevens die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2.2 van de Wet handhaving consumentenbescherming;

w. provincies:

1°. gegevens die van belang kunnen zijn voor de uitvoering en het toezicht op naleving van de Grondwaterwet;

2°. gegevens die van belang kunnen zijn voor vergunningverlening en het houden van toezicht in het kader van de Wet milieubeheer;

x. de Arbeidsinspectie, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gemeenten, de Sociale verzekeringsbank, het openbaar Ministerie, de politie en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (zoals vertegenwoordigd in de landelijke Stuurgroep Interventieteams): gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van samenwerkingsprojecten door middel van interventieteams ter voorkoming en terugdringing van belasting- en premiefraude, uitkeringsfraude, illegale tewerkstelling en de daarmee samenhangende misstanden.

2. De in het eerste lid bedoelde gegevens worden verstrekt op verzoek van het betreffende bestuursorgaan. De eerste volzin is niet van toepassing op de verstrekking van gegevens als bedoeld in het eerste lid, onderdeel k, onder 3°.

3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder:

a. inkomen:

1°. indien over een kalenderjaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dat in die aanslag is opgenomen of zoals dat bij beschikking is vastgesteld;

2°. indien over een kalenderjaar geen aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dat blijkt uit de op het kalenderjaar betrekking hebbende jaaropgaven, vermeerderd met het belastbare loon van het kalenderjaar waarover loonbelasting is nageheven van de werknemer;

b. vermogen: de gemiddelde rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

c. Rentebase: op jaarlijkse basis door de Belastingdienst op geautomatiseerde wijze van banken en soortgelijke instellingen verkregen gegevens over rente en saldi van bankrekeningen, gekoppeld aan een sociaal-fiscaalnummer als bedoeld in 2, derde lid, onderdeel j, van de wet, en opgenomen in een bestand;

d. kentekenregistergegevens: gegevens afkomstig van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, bestaande uit de datum van het afgeven van het kenteken, de naam-, adres- en woonplaatsgegevens van de houder van het kenteken en het merk en type auto.

Artikel II

Overgangsbepaling

Tot het moment waarop het bij koninklijke boodschap van 1 juni 2006 ingediende voorstel van wet, houdende algehele herziening van de douanewetgeving (Algemene douanewet) (kamerstukken 30 580) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, wordt de bekendmaking van gegevens door ambtenaren van de Belastingdienst/Douane die bij wettelijk voorschrift als toezichthouder, controle- of opsporingsambtenaar zijn aangewezen, zoals die bekendmaking geschiedt op grond van artikel 67, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen of op grond van artikel 67, tweede lid, van de Invorderingswet 1990, zoals die artikelen luidden op 31 december 2007, aangemerkt als bekendmaking die noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak van een bestuursorgaan en geacht te zijn opgenomen in vorenstaande Ministeriële regeling.

Artikel III

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2008

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 december 2007.
De Staatssecretaris van Financiën, J.C. de Jager.

Toelichting

Algemeen

Inleiding

De onderhavige Ministeriële regeling geeft uitwerking aan artikel 67, tweede lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) zoals dat luidt na inwerkingtreding van de wet van 27 september 2007, houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van enige andere wetten, in het kader van het versterken van de fiscale rechtshandhaving en het verkorten van beslistermijnen (Versterking fiscale rechtshandhaving) (Stb. 376), hierna aan te duiden als: wet Versterking fiscale rechtshandhaving.

Artikel 67, eerste lid, AWR, zoals dat artikel luidde tot aan de inwerkingtreding van de wet Versterking fiscale rechtshandhaving, verplichtte iedereen (dus ook anderen dan medewerkers van de Belastingdienst) die betrokken is bij de uitvoering van de belastingwetgeving tot geheimhouding van in dat kader verkregen gegevens. Een bepaling van gelijke strekking is opgenomen in artikel 67, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 en in artikel 10, eerste lid, van de Registratiewet 1970. Gelet op de ruime wettelijke bevoegdheden die de Belastingdienst heeft om, soms privacy-gevoelige, informatie over belastingplichtigen te verzamelen, is de betekenis van de geheimhoudingsplicht groot. Naast het algemene belang van bescherming van persoonsgegevens gaat het om het belang dat personen niet van het verstrekken van gegevens aan de Belastingdienst moeten worden weerhouden door de vrees dat die gegevens voor andere doeleinden worden gebruikt dan voor een juiste en doelmatige uitvoering van de belastingwet. Op grond van het tweede lid van artikel 67 AWR (oud) kon de Minister van Financiën ontheffing van de geheimhoudingsverplichting verlenen. Het beleid inzake het verlenen van een ontheffing is neergelegd in het Voorschrift informatieverstrekking 19931 (hierna: VIV 1993). In hoofdlijnen komt dit beleid er op neer dat het verstrekken van informatie over individuele belastingplichtigen alleen mogelijk is indien een wettelijk voorschrift tot informatieverstrekking verplicht dan wel de informatieverstrekking kan bijdragen aan het handhaven van overheidsregelingen of aan het bestrijden of voorkomen van misbruik of oneigenlijk gebruik van overheidsregelingen.

Aanleiding voor de wijziging van artikel 67 AWR is een rapport dat de Registratiekamer, de voorganger van het College bescherming persoonsgegevens, een aantal jaren geleden heeft uitgebracht. Daarin werd geconcludeerd dat het ontheffingenstelsel van artikel 67, tweede lid, AWR (oud) vervangen zou moeten worden door een transparanter systeem van gegevensverstrekking door de Belastingdienst. In de nieuwe opzet van artikel 67 AWR is duidelijk aangegeven in welke gevallen de fiscale geheimhoudingsplicht niet geldt. Daardoor is sprake van een veel beperkter ontheffingenstelsel dan onder de oude regeling.

Onder de nieuwe tekst van artikel 67 AWR mogen medewerkers van de Belastingdienst alleen gegevens verstrekken in de volgende gevallen:

– bekendmaking is noodzakelijk voor de uitvoering van de belastingwet of voor de invordering van een rijksbelasting (artikel 67, eerste lid);

– bekendmaking is verplicht volgens een wettelijk voorschrift (artikel 67, tweede lid, onderdeel a);

– bekendmaking is noodzakelijk voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak van een bestuursorgaan (artikel 67, tweede lid, onderdeel b);

– bekendmaking vindt plaats aan de belastingplichtige zelf en betreft gegevens die al eerder door of namens de belastingplichtige zijn verstrekt (artikel 67, tweede lid, onderdeel c);

– de Minister van Financiën heeft ontheffing van de geheimhoudingsplicht verleend (artikel 67, derde lid).

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Versterking fiscale rechtshandhaving is een opsomming gegeven van ontheffingen die op grond van artikel 67, derde lid, AWR verleend kunnen worden (Kamerstukken II 2005/06, 30 322, nr. 3, blz. 19 en 20). Het betreft onder meer de gegevensverstrekking aan de belastingplichtige zelf, zoals verklaringen over inkomen, vermogen en de eventuele afwezigheid van belastingschulden. Tijdens de mondelinge behandeling van genoemd wetsvoorstel in de Tweede Kamer is hier door de Minister van Financiën een nuancering op aangebracht (Handelingen II, 2006/07, nr. 37-2324). Burgers moeten in het algemeen een verklaring kunnen krijgen van de Belastingdienst over hun inkomen, vermogen en belastingschuld. Dit kon op basis van het VIV 1993 al en dit zal in de nieuwe regeling nog steeds mogelijk blijven, zonder dat daarvoor ontheffing van de Minister nodig is. Voorwaarde hierbij is dat de privacy en veiligheid van de gegevens zijn gewaarborgd. Overigens kunnen er altijd bijzondere situaties zijn die in de weg staan aan verstrekking van de genoemde gegevens aan de belastingplichtige zelf. Te denken valt aan strafzaken en opsporingssituaties. Maar ook in civielrechtelijke procedures kan het nuttig zijn geen gegevens te verstrekken, bijvoorbeeld in echtscheidingsprocedures.

In de wet Versterking fiscale rechtshandhaving zijn artikel 67 van de Invorderingswet 1990 en artikel 10 van de Registratiewet 1970 op dezelfde wijze en om dezelfde redenen gewijzigd als artikel 67 van AWR. Daarom wordt in de onderhavige Ministeriële regeling tevens uitvoering aan die delegatiebepalingen gegeven. Met het oog op eenvoud en samenhang wordt voorgesteld een nieuw hoofdstuk 10A – met één artikel (artikel 43c) – toe te voegen aan de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 (hierna: Uitvoeringsregeling AWR) . Daarin worden de gevallen opgenomen van structurele gegevensverstrekking aan bestuursorganen krachtens artikel 67, tweede lid, onderdeel b, van de AWR, artikel 67, tweede lid, onderdeel b, van de Invorderingswet 1990 alsmede artikel 10, tweede lid, onderdeel b, van de Registratiewet 1970. In artikel 1, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling AWR, wordt vervolgens de reikwijdte van de regeling uitgebreid met genoemde bepalingen. Waar in deze toelichting wordt gesproken over de geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR, wordt daarmee tevens de geheimhoudingsplicht van de Invorderingswet 1990 en de Registratiewet 1970 bedoeld.

Opzet van de regeling

De opzet van artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR is als volgt. De bijlagen bij het VIV 1993 waarin de bestuursorganen waren opgenomen waaraan structureel informatie wordt verstrekt, vormen het uitgangspunt voor artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR. Voor zover aan de informatieverstrekking een wettelijke verplichting ten grondslag ligt, is het desbetreffende onderdeel niet in artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR opgenomen, omdat artikel 67, tweede lid, onderdeel a, AWR in die gevallen reeds in een juridische grondslag voorziet.

Voor de informatieverstrekking die plaatsvindt op grond van voorschriften van niet-fiscale aard is een overgangsbepaling opgenomen in artikel II van deze Ministeriële regeling. Het betreft hier zogenoemde Niet-Fiscale Douanevoorschriften, dat wil zeggen niet-fiscale regelingen waarvoor de ambtenaren van de douane zijn aangewezen als controle- en/of opsporingsambtenaar. Bij de toepassing van deze regelingen komt het voor dat de douane informatie verkrijgt die van belang is voor andere bestuursorganen die eveneens met de uitvoering van de desbetreffende regeling zijn belast. Na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel tot Algehele herziening van de douanewetgeving (Algemene douanewet) (Kamerstukken 30 580) zal in de Algemene douanewet een artikel met betrekking tot de informatieverstrekking (artikel 1:33, derde lid) worden opgenomen. Tot dat moment geldt de ontheffing zoals die in het VIV 1993 was opgenomen. Dit is geregeld in artikel II van deze Ministeriële regeling.

De overige onderdelen van de bijlagen bij het VIV 1993 zijn opgenomen in het eerste lid van artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR. Naast de reeds in de VIV-bijlagen opgenomen gevallen van structurele gegevensverstrekking staan in artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR ook structurele gegevensverstrekkingen op basis van ontheffingen die nog niet in de laatst gepubliceerde VIV-bijlagen waren opgenomen.

Artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR zal periodiek aangepast worden. Ingeval het wenselijk is gegevens te verstrekken aan een bestuursorgaan dat (nog) niet opgenomen is in de Ministeriële regeling, kan de Minister van Financiën ontheffing van de geheimhoudingsplicht verlenen op grond van het derde lid van artikel 67 AWR. Voor zover de gegevensverstrekking aan het desbetreffende bestuursorgaan een structureel karakter krijgt, ligt het in de rede dat het bestuursorgaan bij de eerstvolgende periodieke aanpassing opgenomen wordt in de Ministeriële regeling.

In het tweede lid van artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR wordt geregeld dat informatieverstrekking alleen plaats vindt op verzoek. De Belastingdienst verstrekt dus niet spontaan gegevens aan andere bestuursorganen. Dit is in lijn met het uitgangspunt van de ontheffingen op basis van het oude artikel 67, tweede lid, AWR. Een uitzondering vorm de verstrekking van gegevens aan de officier van justitie op basis van artikel 43c, eerste lid, onderdeel k, onder 3°. Zie hierover de artikelsgewijze toelichting.

In het derde lid wordt geregeld welk inkomensgegeven de Belastingdienst verstrekt. Zie de toelichting hierna onder ‘basisregistratie inkomen’. In het derde lid staan nog enkele andere begripsbepalingen die voor de toepassing van artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR relevant zijn. Het betreft onder meer een definitie van het vermogensgegeven zoals dat wordt verstrekt door de Belastingdienst. Overeenkomstig de systematiek van de Belastingherziening 2001 is daarvoor aangesloten bij de grondslag op basis waarvan de heffingsgrondslag voor box 3 wordt vastgesteld, te weten de gemiddelde rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Bestuursorgaan

Gegevensverstrekking op grond van artikel 67, tweede lid, onderdeel b, AWR vindt uitsluitend plaats aan bestuursorganen. Het begrip bestuursorgaan is afkomstig uit de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht maakt onderscheid tussen:

a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld (a-orgaan), en

b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed (b-orgaan).

Het verschil tussen a-organen en b-organen komt bij de toepassing van artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR naar voren bij de vraag of sprake is van een bestuursorgaan. Een a-orgaan is bestuursorgaan qualitate qua terwijl een b-orgaan uitsluitend bestuursorgaan is voor zover een publiekrechtelijke bevoegdheid wordt uitgeoefend. Dit betekent dat voor gegevensverstrekking aan een b-orgaan ten behoeve van een niet-publiekrechtelijke taak geen plaats is in artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR. Daarvoor is een afzonderlijke wettelijke verplichting nodig. Zo zal gegevensverstrekking aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, een geprivatiseerd lichaam, ten behoeve van de vaststelling van de hoogte van pensioenregelingen niet kunnen plaatsvinden krachtens artikel 67, tweede lid, onderdeel b, AWR maar uitsluitend op basis van een wettelijke bepaling.

Doorlevering

Bestuursorganen die op basis van de onderhavige Ministeriële regeling gegevens van de Belastingdienst geleverd krijgen, zijn bevoegd deze door te leveren aan andere bestuursorganen indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. De term ‘wettelijk voorschrift’ is afkomstig uit de Algemene wet bestuursrecht en ziet op elk algemeen verbindend voorschrift van zowel de Rijksoverheid als van de decentrale overheden (bijvoorbeeld een gemeentelijke verordening). Voor doorlevering aan derden, niet zijnde bestuursorganen, is een wettelijke bepaling, dat wil zeggen een wet in formele zin of een algemene maatregel van bestuur vereist. Dit hangt samen met het feit dat het College bescherming persoonsgegeven op grond van artikel 51, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens bij voorstellen van wet en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur een wettelijk adviesrecht heeft voor zover het de verwerking van persoonsgegevens betreft. Voor zover de Belastingdienst inkomensgegevens gaat verstrekken die afkomstig zijn uit de basisregistratie inkomen (naar verwachting met ingang van 1 januari 2009: zie de toelichting hierna onder ‘basisregistratie inkomen’), geldt een doorleveringsverbod. Overheidsorganen die van het inkomensgegeven uit de basisregistratie inkomen gebruik willen maken, zullen deze informatie moeten opvragen bij de bron – de inspecteur – en kunnen het derhalve niet via een ander overheidsorgaan doorgeleverd krijgen.

Basisregistratie inkomen

Met ingang van 1 januari 2009 zal naar verwachting de basisregistratie inkomen worden ingevoerd2 . De basisregistratie inkomen gaat binnen het stelsel van basisregistraties fungeren als unieke bron van het inkomensgegeven. De basisregistratie inkomen wordt opgezet als een gesloten registratie. Dat betekent dat er een wettelijk voorschrift moet zijn op grond waaruit de bevoegdheid tot gebruik door het bestuursorgaan blijkt, hetgeen aansluit op de systematiek van artikel 67 van de AWR. Het authentieke inkomensgegeven dat de Belastingdienst in de basisregistratie inkomen gaat opnemen, is:

a. als er over een kalenderjaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen uit de Wet inkomstenbelasting 2001;

b. als er geen aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het op basis van de Wet op de loonbelasting 1964 bepaalde fiscale jaarloon.

Vooruitlopend op de invoering van de basisregistratie inkomen wordt voor de toepassing van de onderhavige Ministeriële regeling het door de Belastingdienst te verstrekken inkomensgegeven op soortgelijke wijze omschreven. Dit is geregeld in onderdeel a van het derde lid van artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR, waar de begripsbepalingen zijn opgenomen. Na invoering van de basisregistratie inkomen kan vervolgens worden volstaan met een verwijzing naar het in de AWR gedefinieerde begrip.

Convenanten

De Belastingdienst werkt samen met diverse bestuursorganen in het kader van de integrale toepassing en handhaving van overheidsregelingen waar elk van deze bestuursorganen verantwoordelijk voor is. Een en ander is uitgewerkt in convenanten met gemeenten, politie, openbaar Ministerie, de Arbeidsinspectie, de Sociale verzekeringsbank en/of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De grondslag voor de gegevensverstrekking was voorheen het VIV 1993. In de onderhavige regeling worden deze handhavingsconvenanten (de zogeheten vrijplaatsconvenanten) opgenomen in een afzonderlijk onderdeel van artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR. Hetzelfde geldt voor de gegevensverstrekking in het kader van zogeheten ‘interventieteams’ waarin de Belastingdienst participeert. Het betreft hier projecten gericht op het voorkomen en terugdringen van belasting- en premiefraude, uitkeringsfraude, illegale tewerkstelling. Ook hiervoor is een afzonderlijk onderdeel in artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR opgenomen. Andere convenanten die de Belastingdienst sluit met bestuursorganen worden in artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR opgenomen zodra sprake is van structurele gegevensverstrekking, dus zodra de samenwerking een structureel karakter krijgt.

Intrekking Voorschrift informatieverstrekking 1993

Het VIV 1993 regelde zoals eerder aangegeven alle ontheffingen krachtens artikel 67, tweede lid, AWR zoals dat artikel tot 1 januari 2008 luidde. Het ontheffingenstelsel zoals dat is geregeld in het nieuwe derde lid van artikel 67 AWR is beperkter van opzet en blijft nog voor drie situaties gehandhaafd. Ten eerste voor gegevensverstrekkingen aan belastingplichtigen zelf voor zover de verstrekking niet noodzakelijk is voor de heffing of invordering (op grond van het eerste lid bestaat in die situatie geen geheimhoudingsplicht) en voor zover de verstrekking in het voorgestelde artikel 67, tweede lid, onderdeel c, niet is uitgezonderd van de geheimhoudingsplicht. Daarbij wordt opgemerkt dat bij de plenaire behandeling van het inmiddels tot wet verheven wetsvoorstel Versterking fiscale rechtshandhaving is toegezegd dat, overeenkomstig de praktijk zoals die onder het VIV 1993 werd toegepast, verklaringen over inkomen, vermogen en de eventuele afwezigheid van belastingschulden van de belastingplichtige in beginsel zonder ontheffing aan de belastingplichtige zelf kan worden verstrekt (Kamerstukken II 2005/06, 30 322, nr. 3, blz. 19 en 20). Zie ook de toelichting hiervoor onder ‘inleiding’.

Ten tweede voor gegevensverstrekkingen die noodzakelijk zijn voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak, maar waarbij het bestuursorgaan (nog) niet is opgenomen in de Ministeriële regeling als bedoeld in artikel 67, tweede lid, onderdeel b, van de AWR. Voor zover de gegevensverstrekking een structureel karakter krijgt, zal het bestuursorgaan bij de eerstvolgende periodieke aanpassing opgenomen worden in de Ministeriële regeling.

Ten derde voor incidentele of onvoorziene gevallen waarin gegevensverstrekking gewenst is, bijvoorbeeld vanwege een groot maatschappelijk belang. Tot 1 januari 2008 vindt incidentele informatieverstrekking waarvoor ontheffing is verleend, plaats op basis van hoofdstuk 2.2, onderdeel c, van het VIV 1993. Het VIV 1993 verliest met ingang van 1 januari 2008 zijn werking en zal derhalve worden ingetrokken. De onder het VIV 1993 verleende ontheffingen die geen structureel karakter hebben en dus niet worden opgenomen in artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR, blijven geldig zij het met artikel 67, derde lid, AWR als juridische basis.

Administratieve lasten en uitvoeringskosten Belastingdienst

Gezien het feit dat de onderhavige Ministeriële regeling voortvloeit uit de wet Versterking fiscale rechtshandhaving, zijn de effecten daarvan op de administratieve lasten reeds meegenomen bij de in de memorie van toelichting bij het betreffende wetsvoorstel vermelde gevolgen voor de administratieve lasten. De daar vermelde effecten zijn namelijk, conform de bestaande praktijk, inclusief de effecten van met de wetswijzigingen samenhangende lagere regelgeving. Hetzelfde geldt voor de uitvoeringskosten voor de Belastingdienst.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (Artikel 1 van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994)

Het eerste lid van artikel 1 van de Uitvoeringsregeling AWR is in overeenstemming gebracht met de wijzigingen in de delegatiebepalingen van de wet.

Artikel I, onderdeel B (Artikel 43c van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994) Het eerste lid van artikel 43c van de Uitvoeringsregeling AWR bevat een opsomming van bestuursorganen die voor informatieverstrekking in aanmerking komen. Per bestuursorgaan is aangegeven welke gegevens voor welk doel verstrekt kunnen worden door de Belastingdienst.

In het tweede lid wordt tot uitdrukking gebracht dat informatieverstrekking alleen plaats vindt op verzoek. Een uitzondering hierop vormt de verstrekking van gegevens aan de officier van justitie over strafbare feiten waarvoor een ieder op grond van artikel 161 van het Wetboek van Strafvordering bevoegd is aangifte te doen (eerste lid, onderdeel k, onder 3°). In dit verband moet worden gedacht aan de FIOD-ECD. De FIOD-ECD constateert bij opsporingshandelingen in het kader van haar taakuitoefening in voorkomende gevallen ook strafbare feiten op een ander terrein dan de heffing of invordering van rijksbelastingen. Artikel 161 van het Wetboek van Strafvordering voorziet in de bevoegdheid om hiervan ‘spontaan’, dat wil zeggen zonder dat daar een verzoek van het openbaar Ministerie aan vooraf gaat, aangifte te doen bij de officier van justitie.

Het derde lid bevat de begripsbepalingen die voor de toepassing van het eerste lid van belang zijn.

Artikel II (Overgangsbepaling)

Artikel II bevat de overgangsregeling voor gegevensverstrekking op basis van Niet-Fiscale Douanevoorschriften. Voor een toelichting op dit artikel wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting onder ‘opzet van de regeling’.

Artikel III (Inwerkingtreding)

Dit artikel bepaalt de inwerkingtreding van deze regeling. De inwerkingtreding is gekoppeld aan de inwerkingtreding van de wet Versterking fiscale rechtshandhaving en is derhalve gesteld op 1 januari 2008.

De Staatssecretaris van Financiën,

J.C. de Jager

  • 1

    Gewijzigd bij besluit van 8 november 2005, Stcrt. 2006, 20.

Naar boven