Sanctieregeling terrorisme 2007-II

Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken in overeenstemming met de Minister van Financiën van 18 december 2007, nr. DJZ/BR/1222-07, houdende beperkende maatregelen met het oog op de strijd tegen het terrorisme (Sanctieregeling terrorisme 2007-II)

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën;

Gelet op Resolutie 1373 van de Veiligheidsraad van 28 september 2001;

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van de Europese Unie van 27 december 2001 (2001/930/GBVB) inzake terrorismebestrijding (Pb EG L 344);

Gelet op artikel 2, tweede lid, en artikel 3 van de Sanctiewet 1977;

Besluit:

Artikel 1

Voor de toepassing van het in deze regeling bepaalde wordt verstaan onder:

a. middelen: activa van welke aard ook, juridische documenten of instrumenten in welke vorm ook, ook elektronisch of digitaal, waaruit eigendom van of een belang in dergelijke activa blijkt, met inbegrip van, doch niet beperkt tot, bankkredieten, reischeques, bankcheques, postwissels, aandelen, obligaties, wissels, kredietbrieven en andere effecten;

b. bevriezing van middelen: het voorkomen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren, gebruiken of omgaan met middelen met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming, of andere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde middelen, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;

c. financiële diensten: alle diensten van financiële aard, waaronder alle verzekeringsdiensten en met verzekeringen verband houdende diensten, en alle bankdiensten en andere financiële diensten, met uitzondering van verzekeringen.

Artikel 2

1. Alle middelen die toebehoren aan de personen en organisaties, aangewezen door de Minister van Buitenlandse Zaken in overeenstemming met de Minister van Financiën, worden bevroren.

2. Het is verboden financiële diensten te verrichten voor of ten behoeve van de personen en organisaties, bedoeld in het eerste lid.

3. Het is verboden aan de personen en organisaties, bedoeld in het eerste lid, rechtstreeks dan wel middellijk middelen ter beschikking te stellen.

4. Van een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 3

De Minister van Financiën kan in overeenstemming met de Minister van Buitenlandse Zaken op verzoek ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 2.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Sanctieregeling terrorisme 2007-II.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken, M.J.M. Verhagen.

Toelichting

Algemeen

Deze regeling strekt tot uitvoering van Resolutie 1373 van de Veiligheidsraad van 28 september 2001. In Resolutie 1373 is onder andere vastgelegd dat alle staten moeten overgaan tot het bevriezen van tegoeden en andere financiële of economische middelen van personen die terroristische daden plegen, pogen te plegen dan wel daaraan deelnemen of de uitvoering ervan vergemakkelijken. Tevens moeten de lidstaten maatregelen nemen om te beletten dat financiële of economische middelen aan die personen ter beschikking worden gesteld of dat aan hen financiële of aanverwante diensten worden verleend. In vervolg op Resolutie 1373 kwam in 2002 Resolutie 1390, die met name betrekking had op Osama bin laden, Al-Qa’ida en de Taliban van Afghanistan, tot stand.

Aan deze resoluties is in Europees verband mede uitvoering gegeven door Gemeenschappelijk Standpunt, nr 2001/930/GBVB1 , Gemeenschappelijk Standpunt nr. 2001/931/GBVB1, Verordening (EG) nr. 2580/20011 en Verordening (EG) nr. 881/20022 . Overtreding van deze verordeningen en van de bevriezingsmaatregelen jegens de personen en entiteiten, vermeld in de bijlage van Gemeenschappelijk Standpunt nr. 2001/931/GBVB, is strafbaar gesteld in de Sanctieregeling terrorisme 20023 en in de Sanctieregeling Osama bin laden, Al-Qa’ida en Taliban 20024 .

Vooruitlopend op internationale besluitvorming tot plaatsing van personen en organisaties op een internationale terrorismelijst zijn door de Minister van Buitenlandse zaken in overeenstemming met zijn ambtgenoot van Financiën enkele malen nationale maatregelen getroffen jegens Nederlandse of in Nederland gevestigde personen en organisaties, meest recent in de Sanctieregeling terrorisme 20075 .

Thans bestaat wederom aanleiding om een nationale regeling tot stand te brengen. De opzet van deze regeling wijkt af van voorafgaande sanctieregelingen, waarin de personen en organisaties waarop de sancties betrekking hebben, in een bijlage bij de regeling zelf zijn vermeld. Van een dergelijke bijlage is nu geen sprake. De personen en organisaties jegens wie de sancties van toepassing zijn, worden door middel van een afzonderlijk besluit aangewezen. Dat brengt mee dat niet telkens een afzonderlijke regeling tot stand behoeft te worden gebracht, maar dat volstaan kan worden met de vaststelling van een aanwijzingsbesluit. Voorts leidt deze wijze van regelgeving ertoe dat voor betrokkenen een administratieve rechtsgang – bezwaar en beroep op grond van de Algemene wet bestuursrecht – openstaat.

Van de totstandkoming van een aanwijzingsbesluit wordt mededeling gedaan in de Staatscourant, zodat de kenbaarheid daarvan voor alle personen, bedrijven en diensten die financiële of economische relaties met betrokkene onderhouden of kunnen onderhouden gewaarborgd is. De gronden voor de totstandkoming van het aanwijzingsbesluit worden uitsluitend aan de betrokken persoon of organisatie zelf bekendgemaakt.

Tot de vaststelling van een aanwijzingsbesluit kan worden overgegaan indien er voldoende aanwijzingen zijn dat betrokkenen gerekend kunnen worden tot de kring van personen en organisaties, bedoeld in Resolutie 1373 van de Veiligheidsraad van 28 september 2001 of Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van de Europese Unie van 27 december 2001 (2001/930/GBVB) inzake terrorismebestrijding. Een aanwijzing brengt mee dat betrokkenen – behoudens ontheffing – geen financiële transacties mogen verrichten en dat aan hen geen middelen ter beschikking mogen worden gesteld.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Deze definities zijn ontleend aan en hebben dezelfde betekenis als de omschrijvingen in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2580/2001.

In artikel 1, onder c, staat vermeld ‘verzekeringsdiensten en met verzekeringen verband houdende diensten’ alsmede ‘bankdiensten en andere financiële diensten’. Daaronder wordt verstaan:

Verzekeringsdiensten en met verzekeringen verband houdende diensten

i. Directe verzekeringen (waaronder medeverzekering)

a. levensverzekering;

b. schadeverzekering;

ii. herverzekering en retrocessie;

iii. verzekeringsbemiddeling, zoals diensten van makelaars en agenten;

iv. nevendiensten van het verzekeringsbedrijf, zoals adviesverstrekking, actuariaat, risicobeoordeling en regeling van schadevorderingen.

Bankdiensten en andere financiële diensten (verzekeringen niet inbegrepen)

v. acceptatie van deposito’s en andere terugbetaalbare tegoeden;

vi. alle soorten leningen, waaronder consumentenkrediet en hypotheken, factoring en financiering van commerciële transacties;

vii. financiële leasing;

viii. alle betalings- en geldovermakingsdiensten, met inbegrip van krediet- en betaalkaarten, reischeques en bankwissels;

ix. garanties en betalingsverplichtingen;

x. transacties voor eigen rekening of voor rekening van klanten, op de beurs of op de markt van niet-genoteerde fondsen of anderszins ten aanzien van:

a. geldmarktinstrumenten (met inbegrip van cheques, effecten, depositocertificaten);

b. valuta’s;

c. derivaten, met inbegrip van termijninstrumenten en opties;

d. valuta- en rente-instrumenten, waaronder producten als swaps, forward rate agreements;

e. verhandelbare effecten;

f. andere verhandelbare instrumenten en financiële activa, edelmetaal inbegrepen;

xi. deelneming in emissies van diverse soorten effecten, met inbegrip van het garanderen en plaatsen van effecten als agent (openbaar of particulier) en het verlenen van daarmede verband houdende diensten;

xii. financiële bemiddeling;

xiii. beheer van activa, bijvoorbeeld kasmiddelen of beleggingsportefeuilles, alle vormen van beheer van collectieve beleggingen, beheer van pensioenfondsen alsmede bewaargevings-, deposito en trustdiensten;

xiv. verrekening- en clearingdiensten voor financiële activa, met inbegrip van effecten, afgeleide producten en andere verhandelbare instrumenten;

xv. verstrekking en doorgifte van financiële informatie en bewerking van financiële gegevens en daarop betrekking hebbende software door aanbieders van andere financiële diensten;

xvi. advies-, bemiddelings- en andere financiële nevendiensten, behorende bij alle onder v) tot en met xv) vermelde activiteiten, daarbij inbegrepen kredietonderzoek en -analyse, onderzoek en advies aangaande investeringen en beleggingen, advies over overnames, bedrijfsreorganisatie en strategie.

Artikel 3

Dit artikel laat de mogelijkheid open tot verlening van een ontheffing. De Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op deze procedure. Belanghebbenden kunnen een verzoek tot ontheffing indienen. Verzoeken tot ontheffing kunnen zien op de verstrekking van – en of het gebruik van tegoeden voor primaire levensbehoeften, zoals afsluiten van een zorgverzekering en de betaling van de premie ervan. Voorts kunnen verzoeken tot ontheffing zien op het gebruik van tegoeden voor de voldoening van belastingen en nutsvoorzieningen.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M.J.M. Verhagen

Naar boven