Aanwijzing inzake budgetopschoning in verband met de 2e tranche opleidingsfonds AWBZ en ‘cure’

Aanwijzing van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 december 2007, nr. MEVA/NBO-2817611, op grond van artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg, inzake budgetopschoning in verband met de 2e tranche opleidingsfonds AWBZ en ‘cure’

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg;

Na 18 oktober 2007 schriftelijk mededeling te hebben gedaan aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II, vergaderjaar 2007/08, 29 282, nr. 45);

Besluit:

Artikel 1

Deze aanwijzing is van toepassing op:

1. zorg of dienst waarop ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten aanspraak bestaat en voor zover die wordt geleverd door instellingen die zijn toegelaten voor de functie verblijf, in combinatie met de functies persoonlijke verzorging, verpleging, ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding of behandeling als omschreven in het Besluit zorgaanspraken AWBZ met uitzondering van regionale instellingen voor beschermd wonen en instellingen die extramurale prestaties leveren waarbij geen behandeling plaatsvindt (‘dagbesteding’);

2. zorg voor zover die wordt geleverd door een deel van de instellingen voor medisch specialistische zorg waarop in 2007 de budgetsystematiek van toepassing is, te weten: algemene ziekenhuizen en academische ziekenhuizen, verder te noemen ziekenhuizen, epilepsie-inrichtingen en instellingen voor revalidatie.

Ter uitvoering van deze aanwijzing stelt de Nederlandse Zorgautoriteit, verder te noemen de zorgautoriteit, beleidsregels vast.

Artikel 2

De zorgautoriteit schoont de budgetten van de instellingen als bedoeld in artikel 1 structureel in verband met de tweede tranche van de gefaseerde invoering van een nieuw bekostigingssysteem voor zorgopleidingen.

Artikel 3

1. De zorgautoriteit hanteert onderstaande tabel in het kader van de budgetopschoning als bedoeld in artikel 2.

stcrt-2007-248-p52-SC83645-1.gif

2. De zorgautoriteit gaat bij de opschoning uit van de situatie vóór de overheveling van de curatieve geestelijke gezondheidszorg van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten naar de Zorgverzekeringswet per 1 januari 2008. Bij de budgetopschoning houdt de zorgautoriteit rekening met de afspraken die gemaakt zijn over de bepaling van de middelen die gemoeid zijn met die overheveling van de curatieve geestelijke gezondheidszorg.

3. Waar in de tabel in de kolom met het opschrift ‘schoningswijze’ het woord ‘specifiek’ staat vermeld, worden de bedragen per instelling geschoond aan de hand van de aantallen per instelling zoals vermeld in het plan van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor de verdeling van de opleidingsplaatsen voor deze zorgopleidingen zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Subsidieregeling zorgopleidingen 2e tranche voor 2008.

4. Waar in de tabel in de kolom met het opschrift ‘schoningswijze’ het woord ‘generiek’ staat vermeld bij de ziekenhuizen, epilepsie-inrichtingen en revalidatie-instellingen, worden de per sector te schonen bedragen naar alle individuele instellingen bepaald op basis van het aandeel van een individuele instelling in het macrobudget per sector in het door de zorgautoriteit vast te stellen basisjaar en de daarbij te hanteren peildatum.

Voor die bepaling gelden de volgende uitgangspunten:

a. De toedeling van het macro schoningsbedrag naar alle individuele instellingen dient te geschieden op basis van het aandeel van een individuele instelling in het macrobudget per sector in het basisjaar.

b. Het basisjaar waarop het macrobudget en de budgetstanden van de individuele instellingen betrekking hebben en de daarbij te hanteren peildatum worden door de zorgautoriteit nader vastgesteld.

c. Het macrobudget en de budgetstanden van de individuele instellingen hebben betrekking op het A-segment.

d. Het macrobudget en de budgetstanden van de individuele instellingen worden geschoond voor loonkosten medisch specialisten en agio's (inclusief schoning voor loonkosten medisch specialisten en agio's academische component), capaciteit en productieparameters van psychiaters in psychiatrische universiteitsklinieken (PUK'en). Bij epilepsie-inrichtingen wordt daarnaast nog geschoond voor het AWBZ-deel.

Artikel 4

De zorgautoriteit past een aanvullende budgetopschoning toe op grond van een door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, vastgesteld aanvullend plan voor de verdeling van de opleidingsplaatsen voor deze zorgopleidingen zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Subsidieregeling zorgopleidingen 2e tranche voor 2008. Artikel 3 is van overeenkomstige toepassing op de aanvullende budgetopschoning.

Artikel 5

Deze aanwijzing treedt terstond in werking en wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, A. Klink.De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. Bussemaker.

Toelichting

Algemeen

Met ingang van 2007 is gestart met de in twee tranches gefaseerde invoering van een nieuw bekostigingssysteem voor de zorgopleidingen. Het betreft hier vervolgopleidingen in de zorg die bekostigd werden via premiemiddelen of via de begroting van VWS.

Vanaf 1 januari 2007 kunnen opleidingsinrichtingen ingevolge de Subsidieregeling zorgopleidingen 1e tranche op grond van de Kaderwet VWS-subsidies in aanmerking komen voor subsidie van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor een eerste tranche van zorgopleidingen. Voordien werden deze opleidingen gefinancierd op basis van een door de Nederlandse Zorgautoriteit, verder te noemen de zorgautoriteit, opgestelde beleidsregel en verwerkt in instellingsbudgetten.

Met ingang van 1 januari 2008 zal de nieuwe wijze van bekostiging via de Subsidieregeling zorgopleidingen 2e tranche op grond van de Kaderwet VWS-subsidies van kracht zijn voor onder meer de opleidingen die opleiden tot enkele erkende medisch (deel)specialismen en functies in de geestelijke gezondheidszorg. Daarbij gaat het in het kader van deze aanwijzing om de opleidingen voor zover zij worden gerealiseerd in de ziekenhuiszorg, geestelijke gezondheidszorg, verpleeghuiszorg, gehandicaptenzorg en revalidatiezorg.

Tot 1 januari 2008 komen de laatst bedoelde zorgopleidingen in aanmerking voor financiering op basis van een door de zorgautoriteit opgestelde beleidsregel en verwerking in de instellingsbudgetten. In verband met de overgang naar het nieuwe bekostigingssysteem voor opleidingen schoont de zorgautoriteit de instellingsbudgetten per 1 januari 2008 op voor de met die opleidingen gemoeide middelen.

De financiële middelen die in het kader van deze opschoning uit de budgetten worden verwijderd komen weer terug als middelen waaruit de subsidie wordt verstrekt. De financiële middelen behorend bij de overboeking van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar het opleidingsfonds op de begroting van VWS, behoren niet tot de contracteerruimte. De onderhavige aanwijzing heeft op die contracteerruimte dan ook geen invloed. De zorgautoriteit ontvangt een afzonderlijke aanwijzing in het kader van de bepaling van de Contracteerruimte AWBZ 2008.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel geeft de reikwijdte van de aanwijzing aan.

Artikel 2

Met dit artikel wordt de zorgautoriteit opgedragen de budgetten van de desbetreffende instellingen te schonen in verband met de tweede tranche van de gefaseerde invoering van een nieuw bekostigingssysteem voor zorgopleidingen.

Artikel 3

De Minister en Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben de zorgautoriteit op 11 oktober 2006 verzocht te komen tot een normbedrag voor de opleidingen 2e tranche en aan te geven om hoeveel opleidingsplaatsen het gaat teneinde het hiermee gemoeide macrobudget te kunnen bepalen. De zorgautoriteit heeft een enquête uitgezet, waarin instellingen is gevraagd om de aantallen opleidingsplaatsen in 2006 en geraamde aantallen in 2007 aan te leveren. De zorgautoriteit heeft bij brief van 30 mei 2007 bericht over het macrokader 2e tranche zorgopleidingen op basis van de normbedragen en de aangeleverde enquêtecijfers, aangevuld met een extrapolatie voor niet-respondenten. Op grond van deze informatie heeft de minister het aantal te subsidiëren opleidingsplaatsen per zorgopleiding voor 2008 vastgesteld en heeft de minister het College voor Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg (CBOG) verzocht hem een toewijzingsvoorstel te doen toekomen uitgewerkt op instellingsniveau. De minister heeft vervolgens op basis van het toewijzingsvoorstel van het CBOG een plan vastgesteld, waarmee vaststaat welke zorginstellingen voor subsidie in aanmerking komen. De tabel in artikel 3, eerste lid, is daarop gebaseerd. De opschoning vindt in beginsel eenmalig en zonder nacalculatie plaats. Er wordt in artikel 4 van deze aanwijzing wel ruimte gecreëerd voor een aanvullende budgetopschoning. Ook die is slechts eenmalig en zonder nacalculatie. De hiermee gemoeide structurele bedragen worden gebaseerd op de aantallen zoals vastgesteld in het plan en de normbedragen gecorrigeerd naar het prijspeil 2007.

Wellicht ten overvloede zij vermeld dat de in de tabel vermelde GGZ verpleegkundig specialist niet een verpleegkundig specialist is zoals bedoeld in artikel 14 wet Beroepen in de individuele gezondheidszorg.

Het tweede lid van artikel 3 strekt ertoe dat de zorgautoriteit bij de uiteindelijke opschoning van de budgetten rekening houdt met de afspraken over de bepaling van de middelen die gemoeid zijn met de overheveling van de curatieve geestelijke gezondheidszorg (ggz) van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar de Zorgverzekeringswet (Zvw) per 1 januari 2008.

Het derde en vierde lid van artikel 3 geven de werkwijze aan die nodig is om de uitvoeringslasten te beperken. Daarbij is aangesloten bij de uitgangspunten zoals verwoord in de aanwijzing voor de taakstelling ziekenhuizen 2008 (brief CZ/FBI/2806758, d.d. 1 november 2007).

Artikel 4

Het CBOG heeft in de begeleidende brief bij het toewijzingsvoorstel aangegeven, dat bij sommige zorgopleidingen het aantal opleidingsplaatsen hoger is dan het aantal waarvan is uitgegaan bij de opstelling van het afwegingskader zoals genoemd in de brief van het CBOG van 28 juni 2007 aan de opleidingsinrichtingen. Het CBOG tekent daarbij aan van mening te zijn, dat deze hogere aantallen een reële weerspiegeling van de opleidingssituatie zijn. Opneming van deze hogere aantallen in het opleidingsfonds is mogelijk onder voorwaarde dat de koepels van de zorgopleidingen met een hoger aantal opleidingsplaatsen dan opgenomen in het afwegingskader van het CBOG en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) instemmen met een schoning voor het hogere aantal en dat schriftelijk bevestigen aan het CBOG. Het CBOG bericht uiterlijk 20 december 2007 schriftelijk of de betrokken partijen instemmen en legt daarbij de schriftelijke bereidverklaringen van de koepels van de desbetreffende zorgopleidingen en van ZN over.

Daarna stelt het CBOG een aanvullend toewijzingsvoorstel op, waarna de minister een aanvullend verdeelplan vaststelt waarmee vaststaat welke zorginstellingen aanvullend voor subsidie in aanmerking komen. Dat verdeelplan wordt ook naar de zorgautoriteit gezonden. De zorgautoriteit past op grond daarvan een aanvullende budgetopschoning toe. Het bij artikel 3 geregelde is van overeenkomstige toepassing op de aanvullende budgetopschoning. Op deze wijze wordt gegarandeerd dat de juiste bedragen in de rijksbegroting komen om de hogere aantallen te accommoderen en daarmee budgetneutraliteit te garanderen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. Bussemaker

Naar boven