Regeling aanwijzing gedragswetenschappers gesloten jeugdzorg

Regeling van de Minister voor Jeugd en Gezin en de Minister van Justitie van 19 december 2007, nr. DJB/JZ-2818138, houdende het aanwijzen van de categorie van gedragswetenschappers als bedoeld in hoofdstuk IVA van de Wet op de jeugdzorg (Regeling aanwijzing gedragswetenschappers gesloten jeugdzorg)

De Minister voor Jeugd en Gezin en de Minister van Justitie,

Gelet op de artikelen 29b, vijfde lid, 29c, vierde lid, 29s, eerste lid, 29t en 29v, vierde lid, van de Wet op de jeugdzorg;

Besluiten:

Artikel 1

De in de artikelen 29b, vijfde lid, 29c, vierde lid, 29s, eerste lid, en 29t van de Wet op de jeugdzorg bedoelde categorieën van gedragswetenschappers zijn:

– de leden van het Nederlands Instituut voor Psychologen, die als klinisch psycholoog zijn ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 14 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, of het register Kinder- en Jeugdpsychologen en beschikken over de Basisaantekening Psychodiagnostiek van dit instituut;

– de leden van de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen, die zijn geregistreerd als Orthopedagoog-Generalist;

– degenen die als gezondheidszorgpsycholoog of psychotherapeut ingeschreven zijn in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.

Artikel 2

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juli 2006 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Wet op de jeugdzorg met betrekking tot jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de wet in gesloten setting (gesloten jeugdzorg) (Kamerstukken II 2005/06, 30 644, nrs. 1-2) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, treedt dit besluit op hetzelfde tijdstip in werking.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanwijzing gedragswetenschappers gesloten jeugdzorg.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Jeugd en Gezin, A. Rouvoet.De Minister van Justitie, E.M.H. Hirsch Ballin.

Toelichting

1. Hoofdstuk IVA van de Wet op de jeugdzorg

Door de wijziging van de Wet op de jeugdzorg met betrekking tot jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de wet in gesloten setting (gesloten jeugdzorg) wordt het mogelijk dat jeugdigen met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen, op basis van een rechterlijke machtiging, opgenomen kunnen worden in een gesloten accommodatie voor jeugdzorg en niet meer in justitiële jeugdinrichtingen.

In de gesloten jeugdzorg is een belangrijke rol weggelegd voor de gedragswetenschapper. Voor het verlenen van de hierboven genoemde rechterlijke machtiging is op grond van artikel 29b, vierde lid, vereist dat een gedragswetenschapper instemt met de verklaring van bureau jeugdzorg dat de jeugdige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.

Ook in geval van een voorlopige machtiging dient volgens artikel 29c, vierde lid, een gedragswetenschapper te worden geraadpleegd.

De Wet op de jeugdzorg maakt voorts mogelijk dat binnen de gesloten jeugdzorg extra maatregelen kunnen worden genomen, die verband houden met de specifieke problematiek van deze jeugdigen. Wanneer deze maatregelen noodzakelijk geacht worden, dienen deze opgenomen te worden in een hulpverleningsplan. In artikel 29s, eerste lid, wordt bepaald dat de vrijheidsbeperkende maatregelen, bedoeld in de artikelen 29o tot en met 29r, slechts in het hulpverleningsplan mogen worden opgenomen, wanneer een gedragswetenschapper daarmee instemt. In noodsituaties kunnen dezelfde maatregelen op grond van artikel 29t ook toegepast worden zonder dat sprake is van uitvoering van een hulpverleningsplan of handhaving van de huisregels. Dit behoeft echter wel binnen vierentwintig uur toestemming van een gedragswetenschapper.

Ten slotte is op grond van artikel 29v, vierde lid, voor de beslissing tot het verlenen van verlof de instemming van een gedragswetenschapper vereist.

2. De aangewezen gedragswetenschapper

De Wet op de jeugdzorg vult niet specifiek in om welke categorie gedragswetenschappers het dient te gaan. Door deze categorie bij ministeriële regeling aan te wijzen, kan indien nodig ingespeeld worden op actuele ontwikkelingen of gewijzigde inzichten.

Er is gekozen om aan te sluiten bij de definitie die het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg in het eerste lid, onder m, geeft voor een gekwalificeerde gedragswetenschapper.

De Minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet

De Minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin

Naar boven