Regeling jaarverslaggeving onderwijs

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 december 2007, nr. WJZ/2007/50507, houdende nadere voorschriften voor de inrichting van de jaarverslaggeving van door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dan wel de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bekostigde onderwijsinstellingen (Regeling jaarverslaggeving onderwijs)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op:

– artikel 2, vierde lid en artikel 4, van het Besluit informatievoorziening WPO/WEC,

– artikel 18, vijfde lid, van het Bekostigingsbesluit W.V.O.,

– artikel 2.5.3, tweede lid, artikel 2.5.4, tweede lid. en artikel 2.5.10 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de artikelen 5.2.1 en 5.2.2 van het Uitvoeringsbesluit WEB,

– artikel 2.14 van de Wet op het Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,

Besluit:

Artikel 1

Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. onderwijsinstelling: een bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een regionaal expertisecentrum als bedoeld in artikel 28b van de Wet op de expertisecentra, een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs met uitzondering van de scholen, bedoeld in titel II, afdeling II van die wet, een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, een kenniscentrum als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

b. bevoegd gezag: het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, het bestuur van een rechtspersoon die een centrale dienst in stand houdt als bedoeld in artikel 68 van de Wet op het primair onderwijs, het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, het bestuur van de rechtspersoon die een regionaal expertisecentrum in stand houdt als bedoeld in artikel 28b van de Wet op de expertisecentra, het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs onderscheidenlijk artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs dan wel het instellingsbestuur, bedoeld in artikel 1.1, onder j, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

c. jaarverslaggeving : het geheel van verslaggevingsdocumenten bestaande uit de jaarrekening, het jaarverslag en de overige gegevens, bedoeld in artikel 392 van Titel 9 Boek 2 BW;

d. jaarrekening: de jaarrekening, bedoeld in artikel 361 van Titel 9, Boek 2, van het Burgerlijk Wetboek;

e. jaarverslag: het verslag waarmee het bevoegd gezag van een onderwijsinstelling interne en externe belanghebbenden informeert over het gevoerde beleid en de gang van zaken bij de instelling, de uitkomsten van het gevoerde beleid in het jaar waarover verslag wordt gedaan alsmede de aanwending van middelen in dat jaar en verantwoording aflegt overeenkomstig de gestelde wettelijke eisen;

f. richtlijnen: de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, zoals vastgesteld door de Raad voor de Jaarverslaggeving.

Artikel 2

Boek 2 BW

Op de jaarverslaggeving is Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de afdelingen 1, 11 en 12, een en ander voor zover in deze regeling niet anders is bepaald.

Artikel 3

Afwijkingen en aanvullingen

In afwijking van of in aanvulling op Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek:

a. wordt de jaarverslaggeving ingericht overeenkomstig de richtlijnen, in het bijzonder de hoofdstukken 400, 640 en 660;

b. wordt de jaarverslaggeving gepubliceerd in de Nederlandse taal en in de in Nederland wettige valuta;

c. is het verslagjaar gelijk aan een kalenderjaar;

d. zijn de verplichtingen, bedoeld in artikel 383 c van Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, uitsluitend van toepassing op de jaarverslaggeving van een onderwijsinstelling voor zover het een lid van het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling betreft dan wel een lid van het college van bestuur of de centrale directie als het gaat om een instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

e. wordt aan het jaarverslag een verslag toegevoegd van de raad van toezicht of een vergelijkbare interne toezichthouder, waarin deze verantwoording aflegt over zijn handelen en van de resultaten die dat handelen heeft opgeleverd tenzij de onderwijsinstelling geen interne toezichthouder kent;

f. worden de balans en de staat van baten en lasten, het kasstroomoverzicht en de toelichting opgesteld overeenkomstig de modellen in de bijlagen bij hoofdstuk 660 van de richtlijnenmet dien verstande dat de door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit regulier bekostigde instellingen voor onderwijs voor zover zij niet worden bekostigd op basis van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek alle van dat Ministerie ontvangen gelden naast de normatieve rijksbijdrage opnemen in het model G. Het Besluit modellen jaarrekening, samengesteld door de Raad voor de Jaarverslaggeving en opgenomen in hoofdstuk 910 van de richtlijnen is van overeenkomstige toepassing;

g. specificeren de onderwijsinstellingen, bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de door het Rijk verstrekte subsidies eveneens in een tabel overeenkomstig het model dat als bijlage bij deze regeling is gevoegd en dragen zij er zorg voor dat deze tabel is voorzien van een accountantsverklaring als bedoeld in Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

h. wordt de jaarverslaggeving per instelling opgesteld als een bevoegd gezag meer dan één instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, een kenniscentrum als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs of meer dan één instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in stand houdt;

i. blijven ten aanzien van onderwijsinstellingen voor openbaar onderwijs zonder afgescheiden vermogen die niet door een privaatrechtelijke rechtspersoon in stand worden gehouden of voor onderwijsinstellingen waarvoor anderszins geen toerekening mogelijk is van een of meer balansposten aan het belang van de instelling, de onder f bedoelde modellen wat betreft de inrichting van de balans beperkt tot die posten waar die toerekening wel mogelijk is;

j. wordt separaat aan het jaarverslag en de jaarrekening door het bevoegd gezag specifieke informatie toegevoegd in de vorm van een aanvullende set met nader te bepalen gegevens;

k. is het niet toegestaan de jaarrekening op te stellen volgens de door de International Accounting Standards Board vastgestelde en door de Europese Commissie goedgekeurde standaarden.

Artikel 4

Aanleveren gegevens

1. Het bevoegd gezag levert de jaarverslaggeving zowel in schriftelijke als elektronische vorm aan bij de Centrale Financiën Instellingen, agentschap van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2. De aanlevering van gegevens uit de jaarrekening en de gegevens, bedoeld in artikel 3, onder j, geschiedt met gebruikmaking van een daartoe ingericht instrument dan wel met gebruikmaking van instrumenten die op overeenkomstige wijze gegevens genereren.

Artikel 5

Intrekken regelingen

De volgende regelingen worden ingetrokken:

a. de Regeling jaarverslag primair onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs;

b. de Regeling Jaarverslag scholen voor voortgezet onderwijs met ingang van het verslagjaar 2002;

c. de Regeling Financieel Jaarverslag voor instellingen/organen in de bve-sector met ingang van het verslagjaar 2002;

d. de Richtlijn jaarverslaggeving hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking per 1 januari 2008.

Artikel 7

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst en bekendgemaakt op de internetsite van de Centrale Financiën Instellingen, agentschap van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H.A. Plasterk.

Bijlage

De FSR voor verslagjaar: ………

van de instelling: …………..

Subsidie-

verstrekker en eventueel uitvoerder

Omschrij-

ving

Subsidie ID

Project

Subsidie

Looptijd subsidie

Bestedingen project (OHW)

Voor-

schot

Status

(afkorting) naam organisatie(s)

Naam subsidie

Projectnummer subsidie-gever of kenmerk be-schikking met datum

Project-budget

(€)

(maximale) subsidie

(€)

begin

einde

stand

1-1-jaar

(€)

mutaties

(€)

stand

31-12-jaar

(€)

stand

31-12-jaar

(€)

lopend / vts (= vast te stellen)

            
            
            

Totaal

           

Toelichting

Algemeen

De Regeling jaarverslaggeving onderwijs geeft inrichtingsvereisten en aanwijzingen voor de opstelling en indiening van het jaarverslag en de jaarrekening van alle uit ’s Rijks kas bekostigde onderwijsinstellingen. Het betreft dus alle bekostigde onderwijsinstellingen, bedoeld in de Wet op het primair onderwijs (WPO), de Wet op de expertisecentra (WEC), de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO), de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). De regeling is dus eveneens van toepassing op alle door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) op basis van de onderwijswetgeving bekostigde instellingen. Deze regeling vervangt de tot nu toe voor de verschillende onderwijssectoren geldende uitvoeringsregelingen op het gebied van de jaarverslaggeving en betekent dus een verregaande stap naar harmonisatie en uniformering.

In de regeling zijn voorts de afspraken verwerkt die zijn opgenomen in het ‘Convenant lastenreductie doelsubsidies universiteiten’ d.d. 5 september 2007, zoals dit is gesloten tussen diverse Ministeries en de voorzitter van de Vereniging Samenwerkende Nederlandse Universiteiten, waarbij ook de HBO-Raad zich in november 2007 heeft aangesloten.

Aanleiding voor de nieuwe regeling

De jaarverslaggeving bestaat uit de jaarrekening, het jaarverslag en de overige gegevens, bedoeld in artikel 392 van Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

Voor de opstelling en indiening daarvan golden voor de verschillende onderwijssectoren voorheen onderling verschillende bepalingen, die voor een belangrijk deel historisch waren bepaald omdat zij steeds werden gekoppeld aan de sectorale en dus gefaseerde invoering van de normatieve bekostiging (lumpsum). Door deze fasering zijn er op het punt van het jaarverslag gaandeweg aanmerkelijke verschillen ontstaan tussen de verschillende onderwijssectoren. Afgezien van het steeds zwaarder voelen van de onvergelijkbaarheid van gegevens, is ook sprake van groeiende samenwerking van verschillende onderwijssectoren binnen de besturen. Bij die ontwikkeling past een geharmoniseerde jaarverslaggeving.

Een andere belangrijke reden voor de nieuwe regeling ligt in de dynamische, vakinhoudelijke ontwikkelingen op het terrein van de jaarverslaggeving. Er is sprake van een heroriëntatie van tal van verantwoordingsposten en het is vanzelfsprekend dat ook onderwijsinstellingen bij deze ontwikkelingen niet mogen achterblijven. Als voorbeelden gelden de grondslagen voor de waardering van activa, de componentenindeling bij vaste activa, het omgaan met reserves en voorzieningen, de consolidatiebepalingen, de segmentatie en de bijzondere dan wel buitengewone baten en lasten.

De functie van de jaarverantwoording van zowel commerciële als publiekrechtelijke instellingen is de afgelopen jaren regelmatig onderwerp geweest van politieke en maatschappelijke discussie. Diverse incidenten hebben die discussie verder aangescherpt.

Voor publieke instellingen is als speerpunt van het beleid gekozen voor het stimuleren van de zogenoemde horizontale verantwoording naast de verticale verantwoording. Onder horizontale verantwoording wordt verstaan de communicatie met de belanghebbenden over de wijze waarop de instelling uitvoering geeft aan haar maatschappelijke taak en hoe zij daartoe de aan haar beschikbaar gestelde middelen heeft ingezet. Om de discussie in dit kader goed te kunnen voeren is het van evident belang dat alle betrokken partijen beschikken over betrouwbare informatie over zowel financiële als niet-financiële zaken. Deze nieuwe regeling biedt evenwicht daartussen maar laat daarbij de invulling van het niveau waarop met name de niet-financiële informatie aan gebruikers wordt verstrekt voor een belangrijk deel over aan afspraken tussen de betrokkenen zelf. Het uitgangspunt is dat de informatie op het niveau van het bevoegd gezag wordt verstrekt. Slechts wanneer de onderwijswetgeving zich daartegen verzet, is hiervan afgeweken.

De basis voor de nieuwe regeling en de wijze van totstandkoming daarvan.

De inrichtingsvereisten en overige bepalingen zijn gebaseerd op de inrichtingsvereisten voor de externe jaarverslaggeving zoals opgenomen in Boek 2 Titel 9 van het Burgerlijk Wetboek. Voor invulling van de normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaarbaar worden beschouwd zijn de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving van toepassing. Specifieke aspecten op het gebied van externe jaarverslaggeving voor onderwijsinstellingen zijn nader uitgewerkt in RJ660 Onderwijsinstellingen. Vanwege het gelaagde systeem in de RJ-richtlijnen vormt RJ660 één geheel met de andere richtlijnen voor het jaarverslag, de jaarrekening en de overige gegevens. Dit geheel biedt voor iedere onderwijsinstelling voldoende basis en houvast voor het inrichten van een volledig en adequaat financieel jaarverslag, ongeacht de omvang of complexiteit. Afwijkingen van de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving dienen goed gemotiveerd te worden.

De belangrijkste afwijking van het BW (artikel 2 van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs) betreft het buiten werking stellen van mogelijke inperkingen en/of vrijstellingen voor kleine en middelgrote rechtspersonen. In navolging van de zorgsector is er ook ten aanzien van de onderwijsinstellingen voor gekozen geen onderscheid te maken naar de omvang van de onder een bevoegd gezag ressorterende onderwijsinstellingen wat betreft de verplichtingen die gelden ten aanzien van de jaarrekening en het jaarverslag. Daarvoor geldt een aantal redenen. In de eerste plaats is het van groot maatschappelijk belang dat iedere uit ’s Rijks kas bekostigde instelling zich op een volledige en juiste wijze verantwoordt over de aanwending van deze middelen, zowel binnen de eigen organisatie als naar belanghebbenden en belangstellenden daarbuiten. Een mogelijk beroep op vrijstellingen doet afbreuk aan dit uitgangspunt en kan een beperking zijn voor het geven van invulling aan het uitgangspunt van horizontale verantwoording. Feit is ook dat een zeer groot deel van de onderwijsinstellingen op deze vrijstellingen of beperkingen een beroep zou kunnen doen hetgeen leidt tot een te grote inperking van de mogelijkheid tot het uitoefenen van de politieke verantwoordelijkheid aangaande de besteding van rijksmiddelen en tot een ongewenst groot hiaat dan wel een te wisselend beeld in de structurele verantwoordingsgegevens.

Het onverkort van toepassing verklaren van de inrichtingsvoorschriften voor alle onderwijsinstellingen, ongeacht de grootte, mag niet worden opgevat als een onevenredige lastendruk voor de onderwijsinstellingen. Immers, een omvangrijk jaarverslag wordt niet verlangd. In de beperking van de omvang toont zich veelal de meester en kleinere instellingen kennen op grond van hun geringere omvang en complexiteit al een natuurlijke inperking van de jaarverantwoording.

Belangrijke aspecten van RJ660 betreffen voorts onder andere de aanlevering van gesegmenteerde informatie in een situatie dat sprake is van meer dan één onderwijssector, het verstrekken van een nadere aanduiding voor de wijze van verwerken van uit niet-publieke middelen opgebouwde reserves en de nadere invulling van de inhoud van het jaarverslag van onderwijsinstellingen.

Voor zover per onderwijssector omwille van de beleidsevaluatie en beleidsontwikkeling, dan wel omwille van het inrichten en uitvoeren van toezicht aanvullende gegevens noodzakelijk zijn, kunnen deze worden opgevraagd op basis van afzonderlijke regelingen of informatieafspraken.

Implementatie en evaluatie

Voorafgaande aan de publicatie en invoering van deze nieuwe regeling is uitvoerig overleg gevoerd met vertegenwoordigers van alle betrokken partijen. Een speciale werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de VSNU, de HBO-raad, de MBO-raad, de VO-raad en de sector primair onderwijs en waarin ook accountants en het NIVRA zitting hadden evenals ambtenaren van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, heeft intensief overleg gevoerd over de nieuwe inrichtingsvereisten en met de Raad voor de Jaarverslaggeving overeenstemming bereikt over de inrichtingsvereisten voor onderwijsinstellingen.

Daarbij hoorde een uitvoerig afstemmingstraject en een implementatietraject ten behoeve van alle gebruikers, waaronder nadrukkelijk ook genoemd moet worden het zogeheten groene onderwijs, ressorterend onder het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Kenniscentra Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven.

Een concept van de Richtlijnen en de regeling is met de uitnodiging voor commentaar aan de betrokken onderwijsinstellingen en andere betrokkenen ook gepubliceerd op de website van CFI.

De nieuwe regeling is vanaf het verslagjaar 2008 van toepassing. Daartoe worden de inrichtingsvereisten opgenomen in de editie 2007 van de RJ-bundel.

Om voor alle gebruikers een optimale en laagdrempelige toegankelijkheid van de nieuwe inrichtingsvereisten te bereiken, zijn de achtergronden en belangrijkste bepalingen uit deze regeling en uit de BW/RJ-richtlijnen gebundeld in een speciale brochure, waarin ook de inrichtingsmodellen worden opgenomen en aanwijzingen staan voor het elektronisch aanleveren van gegevens.

De genoemde werkgroep zal de komende jaren onder auspiciën van de Raad voor de Jaarverslaggeving

de werking van de nieuwe regeling evalueren.

Het is evident dat de uitwerking van hetgeen met deze nieuwe richtlijn wordt beoogd eerst in de praktijk duidelijk wordt en dat evaluatie wellicht aanleiding geeft tot nadere duiding of aanvulling.

Daarbij zal ook worden onderzocht of het toepassingsgebied van deze regeling mogelijk verder kan worden uitgebreid richting de instellingen voor onderwijs en/of onderzoek die thans nog niet onder de reikwijdte van deze nieuwe regeling vallen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel geeft definities van de in de regeling gebezigde terminologie. Bij de omschrijving van het begrip jaarverslag past de kanttekening dat deze niet naadloos aansluit op de in de onderwijswetgeving gehanteerde begrippen. Dat begrippenkader is namelijk niet eenduidig. Zo is in de wetgeving voor het primair onderwijs (WPO en WEC) bijvoorbeeld sprake van een bestuursverslag. Voor de toepassing van de regeling valt een bestuursverslag ook onder de definitie van jaarverslag.

Artikel 2

Dit artikel vormt de basis voor de nieuwe verslaggevingsvoorschriften voor de in de regeling onder artikel 1, onder a, bedoelde instellingen. De algemene inrichtingsvoorschriften van Titel 9 Boek 2 worden nader uitgewerkt in de richtlijnenbundel van de Raad voor de Jaarverslaggeving, hierna aangeduid met BW/RJ. Enkele afdelingen van Titel 9, boek 2 BW worden uitgezonderd. Afdeling 1 bevat het toepassingsgebied van Titel 9 Boek 2, maar wordt hier uitgezonderd omdat het toepassingsgebied in deze regeling zelf uitputtend wordt geregeld. Afdeling 11 bevat vrijstellingsbepalingen op grond van de omvang. Omdat de inrichtingsvereisten onverkort van toepassing zijn voor alle instellingen, wordt deze afdeling buiten werking gesteld. Afdeling 12 bevat voor onderwijsinstellingen irrelevante bepalingen.

Overigens bevatten de nieuwe inrichtingsvereisten niet geheel nieuwe, andere regels dan voorheen. Het betreft voor de sector hoger onderwijs een nadere harmonisatie en aanduiding van al eerder geldende voorschriften ten opzichte van het BW/RJ. Voor de sectoren primair onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie is naast de hiervoor genoemde harmonisatie sprake van de formele invoering van verslaggevingsvereisten voor het jaarverslag. Voorheen beperkten die vereisten zich tot het financiële gedeelte van het jaarverslag (jaarrekening.)

Artikel 3

Dit artikel geeft aan dat voor onderwijsinstellingen een aantal afwijkende, inperkende dan wel aanvullende bepalingen geldt. Deze zijn opgenomen in de RJ-bundel als hoofdstuk RJ 660.

Zo is het verslagjaar gelijk aan het kalenderjaar. Dat is een continuering van hetgeen al gebruikelijk was, hoewel dit in het verleden soms wel tot discussie leidde in situaties waar de bekostiging werd toegewezen over het schooljaar. In die gevallen kan sprake zijn van een mismatch met de bedrijfsvoeringsperiode. Bij de keuze voor de vaststelling van de verantwoordingsperiode op het kalenderjaar heeft de doorslag gegeven dat tal van aanleverende andere diensten en instellingen op het kalenderjaar zijn ingesteld. Te noemen vallen: Belastingdienst, salarissystemen, bedrijfsverenigingen, gemeenteadministratie, en voor het merendeel der onderwijssectoren: de bekostigingswetgeving.

De afwijking onder d verwijst naar het gestelde in artikel 383 c van Titel 9, Boek 2 BW. Hierin is onder meer de verplichting opgenomen voor vennootschappen een expliciete opgave te verstrekken van beloningen van bestuurders en gewezen bestuurders. In dit onderdeel is bepaald op welke bestuurders van een onderwijsinstelling deze verplichting van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. In het primair en voortgezet onderwijs op de bestuurders van de rechtspersoon en in de BVE-sector en het hoger onderwijs op de leden van het college van bestuur dan wel de centrale directie. Hiernaast is de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT) ook gewoon van toepassing.

Onder e wordt de raad van toezicht genoemd. Een dergelijke toezichthouder is nog niet bij alle onderwijsinstellingen verplicht. Soms komen wel vergelijkbare instanties voor. Ook voor die instanties geldt deze bepaling. Als een onderwijsinstelling geen raad van toezicht of vergelijkbare interne toezichthouder kent, kan naleving vanzelfsprekend niet worden gevergd.

Onder f wordt aangegeven dat de bijlage met inrichtingsmodellen bij RJ 660 de basis is voor het inrichten van de jaarrekening, maar dat het opstellen en aanleveren van de toelichting op de balans en de staat van baten en lasten geschiedt met toepassing van de relevante aanwijzingen uit het Besluit Modellen jaarrekening (RJ 910) .

De onderwijsinstellingen die door het Ministerie van LNV worden bekostigd, ontvangen naast de normatieve rijksbijdrage ook niet-geoormerkte doelsubsidies. Om alle door dat Ministerie aanvullend verstrekte middelen inzichtelijk te maken nemen die onderwijsinstellingen, met uitzondering van de onderwijsinstellingen, bedoeld in artikel 1.8 van de WHW, alle gelden die zij van LNV ontvangen naast de (normatieve) rijksbijdrage op in model G van de bijlagen bij RJ660. De onderwijsinstellingen, bedoeld in artikel 1.8 van de WHW, doen dit conform onderdeel g van deze regeling al in de FSR-bijlage.

Het bepaalde onder g vloeit direct voort uit de afspraken die zijn opgenomen in het ‘Convenant lastenreductie doelsubsidies universiteiten’ d.d. 5 september 2007, zoals dit is gesloten tussen diverse Ministeries en de voorzitter van de Vereniging Samenwerkende Nederlandse Universiteiten, waarbij ook de HBO-Raad zich in november 2007 heeft aangesloten. De afspraak in het convenant luidt dat de tabel Financiële Specifieke Rijkssubsidies (FSR) als een apart document wordt geleverd aan CFI, gelijktijdig met het jaarverslag maar niet als onderdeel van of bijlage bij het jaarverslag. Deze tabel dient vergezeld te gaan van een aparte accountantsverklaring die komt naast de accountantsverklaring bij het jaarverslag en de jaarrekening.

De afwijking, geformuleerd onder h, vloeit voort uit het feit dat de WEB en de WHW uitgaan van een financiële verantwoording op instellingsniveau. De Ministeriële regeling mag hiermee niet in strijd zijn. Dat maakt een afwijking noodzakelijk van de normale regel van artikel 361 van Titel 9, Boek 2 BW, die uitgaat van een verantwoording op het niveau van de rechtspersoon of in de onderwijsterminologie: het bevoegd gezag.

Onder i wordt een uitweg geboden voor die situaties waar het niet mogelijk is de voorschriften onverkort toe te passen. Dit speelt met name bij openbare scholen zonder afgezonderd vermogen en bijvoorbeeld bij enkele Kenniscentra Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven, die als bekostigde instantie soms een niet afzonderlijk aan te duiden onderdeel vormen van groter geheel.

De aanvulling onder j verwijst naar de gegevensset die naast de jaarrekening en het jaarverslag moet worden aangeleverd op grond van vigerende regelgeving of informatieafspraken.

De uitzondering onder k tenslotte sluit de eventuele keuze voor toepassing van de IFRS standaarden door instellingen uit. Deze zijn uitgebreider dan de richtlijnen, bedoeld in deze regeling en zijn met name bedoeld voor beursgenoteerde ondernemingen.

Artikel 4

Dit artikel schetst de wijze van aanlevering aan het Ministerie van zowel de jaarcijfers uit de jaarrekening als het jaarverslag. Om de jaarcijfers op efficiënte wijze te kunnen verwerken is elektronische aanlevering daarvan verplicht gesteld. Vanaf het verslagjaar 2008 is voor alle onderwijsinstellingen zowel schriftelijk als elektronische aanlevering van het jaarverslag verplicht. Daardoor ook kan de aanlevering beperkt blijven tot één exemplaar. Instellingen ontvangen jaarlijks nadere aanwijzingen over deze aanlevering. Het tweede lid van dit artikel doelt op de aanlevering van de aanvullende gegevens als bedoeld in artikel 3, onder j, die op basis van afzonderlijke regelingen of informatieafspraken van het bevoegd gezag wordt gevraagd.

Artikel 6

De inwerkingtreding op 1 januari 2008 betekent dat de jaarverslaggeving van onderwijsinstellingen die betrekking heeft op het jaar 2008 de eerste is die aan de in deze regeling opgenomen bepalingen moet voldoen.

Bijlage

In de bijlage is de tabel opgenomen voor de financiële verantwoording van specifieke rijkssubsidies conform het eerder genoemde convenant. Hoofddoel van de tabel is financiële verantwoordingsinformatie van de subsidie voor financieel-technische afhandeling. De bedoeling is hiermee de besteding van de subsidies te volgen. Bovendien is het doel de administratieve lasten te beperken. Daarom wordt in de tabel FSR zoveel mogelijk aangesloten bij wat in de financiële administratie aan gegevens beschikbaar is. De kolommen wijzen zich vanzelf. Meer uitgebreide informatie is te vinden in de speciale brochure die als toelichting bij deze regeling en de RJ660 wordt gepubliceerd. Het ‘Controleprotocol OCW 2008’ zal relevante aanwijzingen bevatten ten behoeve van de accountantsverklaring bij de FSR-tabel.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk

Naar boven