Instellingsbesluit programmacommissies pieken in de delta

16 december 2007

Nr. WJZ 7153724

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de Subsidieregeling pieken in de delta 2007;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. commissie: een programmacommissie als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Subsidieregeling pieken in de delta 2007;

b. de minister: de Minister van Economische Zaken;

c. programmadocument: een document dat een voorstel aan de minister voor een gebiedsgericht programma en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen bevat;

d. gebiedsgericht programma: een programma als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Subsidieregeling pieken in de delta 2007.

Artikel 2

1. Er is een Programmacommissie Oost-Nederland, een programmacommissie Noordvleugel Randstad, een programmacommissie Zuidvleugel Randstad, een programmacommissie Zuidwest-Nederland, een programmacommissie Zuidoost-Nederland en een programmacommissie Noord-Nederland;

2. Een commissie heeft voor het gebied waarvoor zij is ingesteld tot taak:

a. een programmadocument op te stellen;

b. zorg te dragen voor voldoende bekendheid van het gebiedsgericht programma;

c. aan de minister een zienswijze bekend te maken aangaande de beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen op grond van artikel 11, eerste en tweede lid, van de Subsidieregeling pieken in de delta 2007 en op grond van de in de Subsidieregeling pieken in de delta 2007 gebiedsgerichte programma’s gegeven nadere rangschikkingscriteria.

Artikel 3

1. Een commissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste tien andere leden, waarvan:

a. ten hoogste drie leden afkomstig zijn uit de kring van onderzoekorganisaties van het desbetreffende gebied;

b. ten hoogste drie leden afkomstig zijn uit de kring van ondernemers van het desbetreffende gebied;

c. ten hoogste drie leden afkomstig zijn uit de kring van publieke cofinanciers van het desbetreffende gebied;

d. één lid ambtenaar van het Ministerie van Economische Zaken is.

2. De voorzitter en de leden worden door de minister voor een termijn van ten hoogste vijf jaar benoemd.

3. De leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.

Artikel 4

Ter gelegenheid van de instelling van de Programmacommissie Oost-Nederland worden voor een periode van vijf jaar als leden benoemd:

a. mevrouw M.H.H. van Haaren, te Ede, tevens voorzitter;

b. de heer H.A.J. Aalderink, te Doesburg;

c. mevrouw drs. C. Abbenhues, te Zwartsluis;

d. de heer dr.ir. A.A. Dijkhuizen, te Wijk bij Duurstede;

e. de heer drs. E. van der Eijk, te Haarlem;

f. de heer dr. A.H. Flierman, te Markelo;

g. de heer H.J. Hazewinkel RA, te Almelo;

h. de heer B. de Jongh, te Druten;

i. de heer ir. W. Jouwsma, te Lochum;

j. de heer P.E.J. den Oudsten, te Enschede;

k. de heer drs. F.J.M. Werner, te Arnhem.

Artikel 5

Ter gelegenheid van de instelling van de Programmacommissie Noordvleugel Randstad worden voor een periode van 5 jaar als leden benoemd:

a. de heer mr.dr. L.F. Asscher, te Amsterdam, tevens voorzitter;

b. de heer H.W. Broeders, te Hilversum;

c. mevrouw prof.dr. L.J. Gunning-Schepers, te Maarssen;

d. mevrouw A. Jorritsma-Lebbink, te Almere;

e. de heer mr. J.H. Ekkers, te Vianen;

f. mevrouw mr. Y.C.M.T. van Rooy, te Den Haag;

g. de heer ir. R.F.C. Stroink, te Wassenaar;

h. de heer mr. E.J. de Vries, te Leiden;

i. de heer H. Zwarts, te Bilthoven.

Artikel 6

Ter gelegenheid van de instelling van de Programmacommissie Zuidvleugel Randstad worden voor een periode van 5 jaar als leden benoemd:

a. de heer ir.drs. H.N.J. Smits, tevens voorzitter, te Den Haag;

b. de heer drs. W.J. Breebaart, te Leiden;

c. de heer drs. W.J. Deetman, te Den Haag;

d. de heer dr. J.W.A. van Dijk, te Sassenheim;

e. de heer ir. J.C. Huis in ’t Veld, te Den Haag;

f. de heer ir. G.J. van Luijk, te Den Haag;

g. de heer mr. I.W. Opstelten, te Rotterdam;

h. de heer ing. M.C.J. van Pernis, te Moordrecht;

i. de heer J.P. Teelen, te Naaldwijk;

j. de heer drs. P.A.T. Tetteroo, te Oegstgeest;

k. de heer mr. E.J. de Vries, te Leiden.

Artikel 7

Ter gelegenheid van de instelling van de Programmacommissie Zuidwest-Nederland worden voor een periode van 5 jaar als leden benoemd:

a. de heer P.A.C.M. van der Velden, te Breda, tevens voorzitter;

b. de heer ir. A.P. de Buck, te Middelburg;

c. de heer K.J. Coppoolse, te Oostkapelle;

d. de heer ir. E.L. de Graaf, te Middelburg;

e. de heer ir. W.N.C. Heeren, te Essen (België);

f. de heer ir. G.L.E.M. Koopman, te Breda;

g. de heer drs. C. Kortleve, te Oud-Alblas;

h. mevrouw J.M.P. Moons, te Schijndel;

i. de heer J.G. Uijterwijk, te Den Haag;

j. de heer M.J. Wiersma, te ’s-Heer-Hendrikskinderen.

Artikel 8

Ter gelegenheid van de instelling van de Programmacommissie Zuidoost-Nederland worden voor een periode van 5 jaar als leden benoemd:

a. mevrouw drs. J.M.P. Moons, te Schijndel, tevens voorzitter;

b. de heer drs. A.A.M. Jacobs, te Helmond;

c. de heer drs. H.J.G. Hendriks, te Eindhoven;

d. de heer J. Lamkin, te Eijsden;

e. de heer ing. A.H. Lundqvist, te Eindhoven;

f. de heer F. Pistorius, te Geleen;

g. de heer dr.ir. J.J.M. Ritzen, te Maastricht;

h. de heer drs. N. Verbraak, te Eindhoven;

i. de heer ir. H.T.J. Vrehen, te Nieuwstadt;

j. de heer mr. E.J. de Vries, te Leiden.

Artikel 9

Ter gelegenheid van de instelling van de Programmacommissie Noord-Nederland worden voor een periode van 5 jaar als leden benoemd:

a. de heer drs. E.H.T.M. Nijpels, te Diken, tevens voorzitter;

b. de heer prof.dr. J.Th.A. Bressers, te Enschede;

c. de heer J.J. Dijkstra, te Groningen;

d. de heer prof.dr. K. Duppen, te Kropswolde;

e. de heer H.P.K.M. Looman, te Smilde;

f. de heer H. Roeten, te Drachten;

g. de heer A. Terpstra, te Grou;

h. de heer J.P. Vaessen, te Maarn;

i. de heer R. Veenstra MBA, te Burgum;

j. de heer ir. H.A.F. van der Vlist, te Harenermolen;

k. de heer mr. E.J. de Vries, te Leiden.

Artikel 10

1. Een commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

2. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissies geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van een commissie bewaard in het archief van dat ministerie.

Artikel 11

Een commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 12

Het Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 27 oktober 2006, nr. WJZ 6087161 (Stcrt. 2006, 215), het Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 27 oktober 2006, nr. WJZ 6087149 (Stcrt. 2006, 215), het Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 27 oktober 2006, nr. WJZ 6087187 (Stcrt. 2006, 215), het Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 27 oktober 2006, nr. WJZ 6087190 (Stcrt. 2006, 215) en het Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 27 oktober 2006, nr. WJZ 6087180 (Stcrt. 2006, 215) worden ingetrokken.

Artikel 13

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2007.

Artikel 14

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit programmacommissies pieken in de delta.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

Den Haag, 16 december 2007.
De Minister van Economische Zaken, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

De programmacommissies die met dit besluit zijn ingesteld spelen een rol bij de uitvoering van het beleid dat is neergelegd in de nota ‘Pieken in de Delta’1 . In deze nota heeft de nationale overheid de focus in het regionaal economisch beleid verschoven van het wegwerken van economische achterstanden naar het gericht stimuleren van regionaal economische kansen: de zogenoemde ‘pieken in de delta’. De Minister van Economische Zaken (hierna: de minister) heeft regionale partijen opgeroepen om aan dit beleid samen invulling te geven, door middel van op maat gesneden, meerjarige, gebiedsgerichte economische programma’s. Elke programmacommissie stelt daartoe een programmadocument vast. Dit document bevat naast het voorstel voor een gebiedsgericht programma van de desbetreffende programmacommissie aan de minister ook de overwegingen op grond waarvan de commissie tot de gekozen focus in haar voorstel is gekomen. Het programmadocument is daarmee ook een weergave van de door de betrokken programmacommissie voorgestane middellange termijn agenda voor het gebiedsgerichte economische beleid voor haar gebied.

Elke programmacommissie zal verder op grond van de Subsidieregeling pieken in de delta 2007 en de Subsidieregeling pieken in de delta 2007 gebiedsgerichte programma’s een zienswijze uitbrengen met betrekking tot de beoordeling en rangschikking van in het kader van deze regelingen ingediende subsidieaanvragen.

Door de benoeming van de leden is verzekerd dat het programmadocument voldoende draagvlak in de regio heeft en dat de elke commissie op een deskundige wijze een zienswijze ten aanzien van de beoordeling en rangschikking van aanvragen zal kunnen uitbrengen. In dit verband is naast de persoonlijke kennis en ervaring van de leden ook de inbreng vanuit de diverse betrokken sectoren van belang. Om die reden bestaat elke commissie uit leden afkomstig van het bedrijfsleven, onderzoekorganisaties en de lokale en regionale overheden in de diverse gebieden.

Een programmacommissie is nadrukkelijk geen vertegenwoordigend orgaan van het betrokken gebied. Aangezien maximaal drie leden van de commissie uit de kring van lokale en regionale besturen afkomstig zijn, zou daarmee ook slechts een deel van het gebied ‘bestuurlijk vertegenwoordigd’ zijn. De leden hebben daarom op persoonlijke titel zitting in elke programmacommissie, hetgeen onverlet laat dat hen gevraagd wordt te handelen in het belang van de economische ontwikkeling van het gebied als geheel. Omdat zij op persoonlijke titel lid zijn kunnen de benoemde leden niet worden vervangen.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven