Wijziging Subsidieregeling milieugerichte technologie

Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 18 december 2007, nr. KvI2007124163, houdende wijziging van de Subsidieregeling milieugerichte technologie (Subsidieprogramma ROB 2008)

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 15.13, eerste tot en met derde lid, van de Wet milieubeheer;

Besluit:

Artikel I

De Subsidieregeling milieugerichte technologie1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.1.3, tweede lid, komt te luiden:

2. Het eerste lid, onderdeel b, geldt niet voor een preconcurrentieel haalbaarheidsproject waarvan de subsidiabele kosten ten hoogste € 10.000,– zijn en dat betrekking heeft op de toepassing van:

a. een koel- of vriesinstallatie met een natuurlijk koudemiddel in een supermarkt, een vrieshuis of een visserijschip, en

b. maatregelen ter vermindering van de emissie van CH 4 door een stortplaats in aanvulling op de best beschikbare technieken.

B

Artikel 2.1.6 komt te luiden:

In afwijking van artikel 1.3, eerste lid, onderdelen a, onder 2º, en b, wordt voor de aanvraag:

a. het uurloon en de vaststelling van het opslagpercentage voor algemene kosten met inbegrip van indirecte loonkosten en kosten van toezichthoudend personeel berekend volgens een voor de gehele organisatie van de subsidieaanvrager geldende en controleerbare techniek, of

b. een uurtarief gehanteerd van € 40,–, inclusief reis- en verblijfkosten en een opslagpercentage voor algemene kosten.

C

Artikel 2.1.7 komt te luiden:

In afwijking van artikel 1.4 is het maximumsubsidiebedrag voor:

a. een preconcurrentieel ontwikkelingsproject: € 350.000,–;

b. een demonstratieproject: € 350.000,–, en

c. een marktintroductieproject: € 300.000,–.

D

Artikel 2.1.9 komt te luiden:

Het subsidieplafond voor het kalenderjaar 2008 bedraagt € 1.250.000,–.

E

In artikel 2.1.12, tweede lid, wordt ‘1 maart 2007 tot uiterlijk 15 oktober 2007’ vervangen door: 3 maart 2008 tot uiterlijk 15 oktober 2008.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 2 januari 2008.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 december 2007.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.M. Cramer.

Toelichting

1. Inleiding

Deze regeling strekt tot wijziging van het subsidieprogramma reductie overige broeikasgassen dat onderdeel uitmaakt van de Subsidieregeling milieugerichte technologie. In 2008 zal voor de uitvoering van projecten op grond van het onderhavige subsidieprogramma € 1.250.000,– beschikbaar zijn.

De wijzigingen houden verband met de nieuwe doelstellingen die voor het klimaat- en energiebeleid zijn vastgelegd en uitgewerkt in het Werkprogramma Schoon en Zuinig ‘Nieuwe energie voor het klimaat’1 . In dit werkprogramma worden voor maatregelen drie golven in de tijd onderscheiden, namelijk:

1) ‘meters maken’, door directe implementatie van maatregelen,

2) ‘meters voorbereiden’, door ontwikkelingen te versnellen en belemmeringen weg te nemen, en

3) ‘verdergaande innovaties’, voor de middellange en lange termijn.

Door de wijzigingen in het onderhavige subsidieprogramma, die met name gericht zijn op het ‘meters maken’, kunnen de doelmatigheid en de effectiviteit van het subsidieprogramma geborgd blijven.

In de nationale broeikasgassenmonitoring is gebleken dat in 2006 de omvang van de emissie van overige broeikasgassen door de gerealiseerde emissiereductie is teruggelopen tot de streefwaarde voor de periode 2008–2012 (35,4 Mton CO2-equivalenten). Dit laat echter onverlet dat maatregelen nodig blijven om de Kyoto-doelstelling met betrekking tot de emissie van overige broeikasgassen in 2020 te kunnen realiseren. Voor de realisatie van de nationale klimaatdoelen in 2020 zijn bovendien nog aanmerkelijke inspanningen nodig. De emissies van overige broeikasgassen dienen tot 2020 verder te verminderen met 9 Mton tot maximaal 26 Mton CO2-equivalenten.

De aandacht blijft vooral uitgaan naar de emissies afkomstig uit de volgende productieprocessen of sectoren:

a. CH4- en N2O-emissie in de landbouwsector;

b. HFK-, PFK- en SF 6-emissie bij koeling en andere gebruikstoepassingen, behoudens die waarvoor in verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen (PbEU L 161) regels zijn gesteld;

c. CH4-emissie bij de afvalstortplaatsen;

d. N2O-emissie bij de productie van caprolactam;

e. SF6-emissie bij de sterkstroomindustrie;

f. SF6- en PFK-emissie bij de halfgeleiderproductie;

g. CH4-emissie bij de olie- en gaswinning;

h. CH4- en N2O-emissie bij rioolwaterzuiveringsinstallaties, en

i. CH4-emissie van WKK-installaties.

2. Uitbreiding ten opzichte van 2007

Voor 2007 is in het subsidieprogramma voor vrieshuizen als afnemer van koel- en vriestechnologie de mogelijkheid opgenomen om subsidie te verkrijgen voor een preconcurrentieel haalbaarheidsproject waarin wordt onderzocht of elders gedemonstreerde nieuwe technieken ook toepasbaar zijn binnen de specifieke omstandigheden in het eigen bedrijf. Besloten is deze mogelijkheid ook te bieden voor onderzoek naar de haalbaarheid van de inzet van natuurlijke koudemiddelen in koel- en vriesinstallaties in supermarkten en op visserijschepen, alsmede voor onderzoek naar de haalbaarheid en rendabiliteit van maatregelen ter beperking van de emissie van methaan op stortplaatsen, voor zover deze maatregelen aanvullend zijn op het niveau van de best beschikbare technieken, zoals opgenomen in de Handreiking ‘Methaanreductie Stortplaatsen’2 .

Voor dit type projecten is het maximale subsidiebedrag € 5.000,–, zijnde 50% van de maximale subsidiabele kosten (artikel 1.4, onderdeel d).

3. Inperkingen ten opzichte van 2007

De subsidieregeling wil bevorderen dat ook in 2008 gevarieerde en op implementatie gerichte projecten worden uitgevoerd. Omdat daarnaast ook harmonisatie van maximale subsidiebedragen binnen de Subsidieregeling Milieugerichte Technologie wenselijk is, zijn de maximum subsidiebedragen voor preconcurrentiële ontwikkelingsprojecten en demonstratieprojecten teruggebracht van € 500.000,– naar € 350.000,–. Voorts is het maximum subsidiebedrag voor marktintroductieprojecten teruggebracht van € 375.000,– naar € 300.000,–. Bij een ongewijzigde aanpak zou een onevenwichtige verdeling van het beschikbare budget over alle mogelijke typen projecten kunnen ontstaan.

4. Administratieve vereenvoudigingen

Om de administratieve lasten te beperken wordt in navolging van het subsidieprogramma Milieu en Technologie, dat ook een onderdeel is van de Subsidieregeling milieugerichte technologie, in 2007 aan subsidieaanvragers de mogelijkheid geboden om te kiezen tussen een nader te onderbouwen uurtarief of een vast uurtarief van € 40,– inclusief reis- en verblijfskosten en een opslagpercentage voor algemene kosten.

5. Uitvoering van het subsidieprogramma

De uitvoering van het programma is, evenals voorgaande jaren, gemandateerd aan SenterNovem.

Aanvragen tot subsidie worden alleen in behandeling genomen indien zij worden ingediend tussen 3 maart 2008 en 15 oktober 2008 overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften. Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van een voorgeschreven aanvraagformulier dat, evenals de tekst van het subsidieprogramma, kan worden opgevraagd bij:

SenterNovem, Secretariaat ROB

Postbus 8242

3503 RE Utrecht

tel. 030-2147120, fax 030-2316491, www.senternovem.nl/rob .

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer

  • 1

    Stcrt. 2004, 34; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 3 december 2007 (Stcrt. van 10 december 2007, nr. 239).

Naar boven