De Minister van Justitie,
Handelende in overeenstemming met de Ministers die het aangaan;
Gelezen het verzoek van de gemeente Nieuwegein van 30 oktober 2007 en de daaropvolgende adviezen van de hoofdofficier van justitie te Utrecht van 26 november 2007 en de korpschef van het regiopolitiekorps Utrecht van 16 november 2007;
Gelet op:
– artikel 142, eerste lid, aanhef en onder c, en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;
– artikel 8, zevende lid van de Politiewet 1993;
– het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;
– artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten;
– de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing Buitengewoon Opsporingsambtenaar en ambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten.
Besluit:
Artikel I
Artikel 3.2 wordt als volgt gewijzigd.
De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Nieuwegein en de gemeente IJsselstein.
Artikel II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Dienst Justis, afdeling BTR, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.
Dit besluit wordt met toelichting in de Staatscourant geplaatst.
In het kader van een samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeenten Nieuwegein en IJsselstein ten aanzien van de inzet van buitengewoon opsporingsambtenaren c.q. toezichthouders van de afdeling Stadstoezicht van de gemeente Nieuwegein in de gemeente IJsselstein heeft de gemeente Nieuwegein bij brief van 30 oktober 2007 mij verzocht de categoriale beschikking van de gemeente Nieuwegein, kenmerk 5383062/Justis/05 te wijzigen. Daarover heb ik advies ingewonnen bij de direct toezichthouder en de toezichthouder. Gezien de door hen uitgebrachte adviezen acht ik de noodzaak daartoe aangetoond.