Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2007, 247 pagina 51 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2007, 247 pagina 51 | Besluiten van algemene strekking |
Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 13 december 2007, nr. MEVA/NBO-2811715, houdende wijziging van de Subsidieregeling zorgopleidingen 1e tranche in verband met de verduidelijking van een aantal begrippen en de subsidiëring in 2008
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;
Besluit:
De Subsidieregeling zorgopleidingen 1e tranche1 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel e komt te luiden:
e. opleidingsplaats: de capaciteit bij de opleidingsinrichting om voor een zorgopleiding een assistent op te leiden, waarbij de arbeidsduur per kalenderjaar van een voltijds assistent in opleiding overeenkomstig de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst of sectorale rechtspositieregeling is;
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
h. gerealiseerde opleidingsplaats: de opleidingsplaats voor zover deze rekening houdend met de duur en de omvang van het dienstverband of de arbeidsovereenkomst vervuld is in het jaar waarvoor de instellingssubsidie wordt verstrekt, verminderd met:
1°. het aantal uren waarin de assistent in opleiding de arbeid niet heeft verricht en waarvoor geen loondoorbetalingsverplichting op de werkgever rust en
2°. de periode dat de assistent in opleiding met zwangerschaps- en bevallingsverlof is geweest.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Minister stelt jaarlijks een plan vast waarin wordt vastgesteld:
a. het maximum aantal te subsidiëren opleidingsplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar zorgopleiding, opleidingsinrichting, aanvangsjaar van de opleiding en latere opleidingsjaren;
b. het maximum aantal assistenten dat in het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd aanvangt met de opleiding, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar zorgopleiding en opleidingsinrichting.
Voor het opstellen van het plan verzoekt de Minister het College om een toewijzingsvoorstel.
2. Onder vernummeren van het vierde tot en met het achtste lid tot het vierde tot en met het negende lid worden een vierde tot en met negende lid ingevoegd luidende:
4. Instellingssubsidies worden uitsluitend verstrekt aan instellingen voor medisch specialistische zorg zijnde algemene ziekenhuizen, academische ziekenhuizen en instellingen voor revalidatie of andere door de Minister aan te wijzen instellingen.
5. De instellingssubsidie bedraagt voor algemene ziekenhuizen voor de opleiding tot medisch specialist:
a. bij 1 tot 50 opleidingsplaatsen: € 149.000,– per voltijdse opleidingsplaats,
b. bij 50 tot 150 opleidingsplaatsen: € 138.700,– per voltijdse opleidingsplaats en
c. bij 150 of meer opleidingsplaatsen: € 111.000,– per voltijdse opleidingsplaats.
6. De instellingssubsidie bedraagt voor academische ziekenhuizen € 111.600,– per voltijdse opleidingsplaats.
7. In afwijking van het vijfde lid bedraagt voor de opleiding tot revalidatiearts de instellingssubsidie voor algemene ziekenhuizen € 111.000,– per voltijdse opleidingsplaats en voor academische ziekenhuizen en revalidatie-instellingen € 111.600,– per voltijdse opleidingsplaats.
8. Voor de opleiding tot klinisch chemicus, tot klinisch fysicus of tot ziekenhuisapotheker bedraagt de instellingssubsidie voor algemene ziekenhuizen € 111.000,– per voltijdse opleidingsplaats en voor academische ziekenhuizen en andere opleidingsbevoegde inrichtingen € 111.600,– per voltijdse opleidingsplaats.
9. De minister kan de subsidieverlening wijzigen in verband met de ontwikkeling van het prijspeil en/of de ontwikkeling in de kosten van arbeidsvoorwaarden.
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid vervalt.
2. Het vierde lid wordt vernummerd tot het derde lid.
D
Artikel 5 komt te luiden:
1. De minister verstrekt de volgende voorschotten op een verleende instellingssubsidie: in januari 8%, februari 8%, maart 8%, april 7%, mei 16%, juni 7%, juli 8%, augustus 8%, september 7%, oktober 8% en november 8% van het voor het desbetreffende jaar verleende subsidiebedrag.
2. De minister kan van het gestelde in het eerste lid op verzoek van de subsidieontvanger afwijken en in het geval dat een aanvraag om instellingssubsidie later wordt ingediend dan in artikel 3, eerste lid, is bepaald.
E
Artikel 7 komt te luiden:
1. Het bevoegd gezag beschikt per zorgopleiding voor de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd over een opleidingserkenning afgegeven door een van de in bijlage 2 vermelde organen.
2. Het bevoegd gezag houdt een controleerbare registratie bij ten behoeve van de vaststelling van de subsidie.
F
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De instellingssubsidie wordt vastgesteld op grond van:
a. het aantal gerealiseerde opleidingsplaatsen, voor zover het aantal opleidingsplaatsen waarvoor de instellingssubsidie is verleend niet is overschreden;
b. het aantal assistenten in opleiding dat in het jaar waarvoor subsidie wordt verstrekt met de zorgopleiding is aangevangen, voor zover het aantal waarvoor de subsidie is verleend niet is overschreden, tenzij de overschrijding een gevolg is van het beëindigen van een dienstverband of arbeidsovereenkomst van een assistent in opleiding wegens ongeschiktheid.
2. In het vierde lid vervalt de zinsnede ‘van de gerealiseerde opleidingsplaatsen’.
G
Na artikel 9 worden een nieuw artikel 10 ingevoegd luidende:
Binnen vijf maanden na ontvangst van de aanvraag, bedoeld in artikel 9, tweede lid, geeft de minister een beschikking tot vaststelling van de subsidie.
H
Paragraaf 7 en 8 vervallen.
I
Bijlage 1 wordt vervangen door de bij deze regeling opgenomen bijlage 1.
J
Bijlage 3 wordt vervangen door de bij deze regeling opgenomen bijlage 3.
K
Bijlage 4 wordt vervangen door de bij deze regeling opgenomen bijlage 4.
L
Bijlage 5 wordt vervangen door de bij deze regeling opgenomen bijlage 5.
Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn verleend, blijft de Subsidieregeling zorgopleidingen 1e tranche van toepassing zoals deze luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling.
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2008.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Opleiding |
---|
Anesthesiologie |
Cardiologie |
Cardio-thoracale chirurgie |
Dermatologie en venerologie |
Heelkunde |
Interne geneeskunde |
Keel-neus-oorheelkunde |
Kindergeneeskunde |
Maag-darm-leverziekten |
Klinische genetica |
Klinische geriatrie |
Longziekten en tuberculose |
Medisch microbiologie |
Neurochirurgie |
Neurologie |
Nucleaire geneeskunde |
Oogheelkunde |
Orthopedie |
Pathologie |
Plastische chirurgie |
Radiologie |
Radiotherapie |
Reumatologie |
Revalidatiegeneeskunde |
Urologie |
Verloskunde en gynaecologie |
Orthodontie |
Kaakchirurgie |
Ziekenhuisapotheker |
Klinisch fysicus |
Klinisch chemicus |
Aan: opdrachtgever
Assurance-rapport
Afgegeven ten behoeve van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Opdracht en verantwoordelijkheden
Wij hebben bijgevoegde en door ons gewaarmerkte opgave ten behoeve van de subsidievaststelling .......... [subsidiejaar], als bedoeld in artikel 9, derde lid en conform bijlage 4 van de Subsidieregeling zorgopleidingen 1e tranche van .................... (naam opleidingsinrichting) te .......... (zetel) onderzocht.
De opgave is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de opleidingsinrichting. Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de opgave te verstrekken.
Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder Standaard 3000 Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle en beoordeling van historische financiële informatie. Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave ter vaststelling van de subsidie geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een assurance-opdracht omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van relevante gegevens.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Op grond van onze werkzaamheden komen wij tot de conclusie dat:
– de bijgevoegde opgave ten behoeve van de subsidievaststelling .......... [subsidiejaar] het aantal gerealiseerde opleidingsplaatsen en het aantal assistenten in opleiding dat in het jaar waarvoor subsidie wordt verstrekt met de zorgopleiding is aangevangen, juist weergeeft, in overeenstemming met artikel 9, derde lid en conform bijlage 4 van de Subsidieregeling zorgopleidingen 1e tranche;
– de verklaring van het bestuur c.q de gevolmachtigde in bijgevoegde opgave dat de opleidingsinrichting conform artikel 7, eerste lid, beschikt over een erkenning c.q. erkenningen voor het verzorgen van de zorgopleiding(en) waarvoor de instellingssubsidie is aangevraagd die geldig is voor [subsidiejaar], juist is.
Overige aspecten – beperking in het gebruik (en verspreidingskring)
De opgave van .......... (naam opleidingsinrichting) en ons assurance-rapport daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.
Plaats, datum
Naam accountantsorganisatie
Naam externe accountant en ondertekening met die naam
In 2006 is de Subsidieregeling zorgopleidingen 1e tranche tot stand gekomen. Vanaf 2007 is op grond van die regeling een deel van de vervolgopleidingen in de zorg gesubsidieerd door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Voordien werden deze opleidingen gefinancierd op basis van een door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) opgestelde beleidsregel.
Met de onderhavige wijziging wordt de subsidieregeling verfijnd en worden daarnaast nog enige begrippen nader verduidelijkt.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, zoals die bepaling voor de onderhavige wijziging luidde, werd de subsidie vastgesteld op grond van het aantal gerealiseerde opleidingsplaatsen. Blijkens de toelichting (oud), in het bijzonder de laatste drie alinea's van de toelichting op artikel 3, gaat het daarbij om het dienstverband of de arbeidsovereenkomst met de assistent in opleiding. Met de onderhavige wijziging wordt de wijze van vaststelling in de regeling geëxpliciteerd en vereenvoudigd. Daartoe is het begrip gerealiseerde opleidingsplaats gedefinieerd in termen van het dienstverband of arbeidsovereenkomst met de assistent in opleiding. Vertrekpunt is de volledige arbeidsduur van een voltijds assistent in opleiding op jaarbasis (= 1 fulltime-equivalent [fte]). Daarvan worden afgetrokken het aantal uren waarin de assistent in opleiding de arbeid niet heeft verricht en daarbij geen loondoorbetalingsverplichting van de werkgever bestaat (zoals gedurende buitengewoon verlof) en het aantal uren dat een assistent in opleiding met zwangerschaps- en bevallingsverlof is. Voor het overige dient te worden bepaald hoeveel van die tijd de assistent daadwerkelijk is opgeleid. Voorbeeld 1: een persoon met een halftime dienstverband die 6 maanden voltijds in opleiding is geweest, wordt dus opgevoerd als 0,5 × 6/12 = 0,25 fte voor de vaststelling van de instellingssubsidie. Voorbeeld 2: als een persoon een 2-jarige voltijds opleiding volgt die in 4 jaar wordt aangeboden, kan jaarlijks voor maximaal (2 gedeeld door 4 =) 0,5 fte opleiding worden genoten. Wanneer betrokken persoon een deeltijd aanstelling heeft, die kleiner is dan die 0,5 fte, kan navenant minder opleiding worden genoten: een persoon met een 0,444 dienstverband (16 uur per week ) die vanaf maart een 2 jarige opleiding volgt die in 4 jaar wordt aangeboden, kan dus voor maximaal 0,5 fte in een jaar in opleiding zijn. Deze persoon is vanaf 1 maart van het betreffende jaar slechts voor 0,444 fte in opleiding en wordt dus opgevoerd als 0,444 × 10/12= 0,37 fte.
Met deze wijziging wordt artikel 2, eerste lid, nader uitgewerkt en verduidelijkt. De minister stelt jaarlijks een plan vast waarin het maximum aantal te subsidiëren opleidingsplaatsen, te onderscheiden naar zorgopleiding en opleidingsinrichting wordt vastgesteld. Met de onderhavige wijziging wordt daarnaast in het plan onderscheid gemaakt tussen het aanvangsjaar van de opleiding (instroom) en de latere opleidingsjaren (doorstroom). In het plan stelt de minister de maximale instroom in personen en fte’s en de maximale doorstroom in fte’s vast, wederom naar zorgopleiding en opleidingsinrichting.
Met de invoeging in artikel 2 van een nieuw vierde lid wordt verduidelijkt dat alleen ziekenhuizen en revalidatiecentra een instellingssubsidie op grond van voormelde regeling kunnen aanvragen. Binnen enkele zorgsectoren zijn er instellingen die opleidingen uit de 1e tranche verzorgen, maar nog geen subsidie kunnen ontvangen op grond van de Subsidieregeling zorgopleidingen 1e tranche, omdat zij nog via de NZa opleidingsmiddelen ontvangen. Pas nadat zulks niet meer het geval is, zullen ook deze instellingen voor subsidie in aanmerking kunnen komen.
Het nieuwe vijfde lid is zodanig aangepast dat de aantallen opleidingsplaatsen in de staffel op elkaar aansluiten. Voorts zijn in het nieuwe vijfde tot en met achtste lid van artikel 2 de normbedragen per voltijdse opleidingsplaats gewijzigd in verband met de ontwikkeling van het prijspeil en/of de ontwikkeling in de kosten van arbeidsvoorwaarden.
De onderhavige wijzigingen bevatten een vereenvoudiging van een subsidieverplichting en daarmee een administratieve lastenverlaging. Het is niet meer nodig bij de subsidieaanvraag een erkenning mee te sturen.
De opleidingsinrichting dient per zorgopleiding te beschikken over een opleidingserkenning afgegeven door een van de in bijlage 2 vermelde organen. Indien een opleidingsinstelling geen opleidingserkenning heeft, wordt geen subsidie verstrekt c.q. wordt de instellingssubsidie bij de subsidievaststelling op nihil vastgesteld. Indien een opleidingsinstelling geen opleidingserkenning heeft voor de gehele periode waarvoor subsidie is verleend, wordt de subsidie bij de subsidievaststelling naar verhouding verminderd. Indien de opleidingserkenning tussentijds wordt ingetrokken, wordt de subsidie bij de subsidievaststelling naar verhouding verminderd. Dit betekent dat een zorginstelling die de opleidingsbevoegdheid verliest, vanaf dat moment geen aanspraak meer kan doen gelden op subsidie voor de betreffende opleiding.
Omdat in het toewijzingsvoorstel van het CBOG en het daarop volgende plan van de minister geen rekening wordt gehouden met de factor deeltijdwerken van de assistenten in opleiding en bij assistenten in opleiding die met hun studie aanvangen, en wordt uitgegaan van 1 persoon = 1 fte, is voorzienbaar dat te veel subsidie wordt verleend en daarmee bevoorschot. In nagenoeg elke opleidingsinstelling zullen immers deeltijds assistenten in opleiding werkzaam zijn en stromen assistenten in opleiding die met hun studie aanvangen normaliter gelijkmatig verspreid over het jaar in. Daarom is gekozen voor de hoofdregel dat niet meer dan 93% van de verleende instellingssubsidie wordt bevoorschot. Blijkt bij de subsidievaststelling dat te weinig bevoorschot is, dan wordt tegelijkertijd met het besluit tot subsidievaststelling het resterende bedrag uitbetaald. Net als dat bij de subsidievaststelling te veel betaalde voorschotten worden teruggevorderd.
Op basis van artikel 9 wordt de instellingssubsidie vastgesteld voor zover de maximale instroom in personen en fte’s en de maximale doorstroom in fte’s zoals vastgesteld conform artikel 2 niet zijn overschreden. Een assistent waarvan de zorgopleiding beëindigd is wegens ongeschiktheid kan vervangen worden door een nieuw op te leiden assistent. Hiervoor is in artikel 9, eerste lid, een uitzondering gemaakt. Tevens is expliciet in de regeling opgenomen dat de subsidie wordt vastgesteld op basis van het aantal gerealiseerde opleidingsplaatsen, voor zover het aantal opleidingsplaatsen waarvoor subsidie verleend was, niet wordt overschreden. Alhoewel uit artikel 4:46 de Algemene wet bestuursrecht al voortvloeit dat de subsidievaststelling niet hoger kan zijn dan de subsidieverlening is er voor gekozen een en ander te verduidelijking expliciet op te nemen.
Abusievelijk was in de subsidieregeling geen beslistermijn opgenomen voor de beschikking tot vaststelling van de subsidie. Met de onderhavige wijziging is voorzien in een beslistermijn van vijf maanden.
Deze paragrafen vervallen omdat er geen sprake meer is van een overgangsjaar.
De wijziging in bijlage 1 vloeit voort uit het schrappen van allergologie waarvan de opleiding niet meer als aparte zorgopleiding wordt beschouwd.
In 2007 is uitsluitend subsidie verleend aan instellingen die voor de desbetreffende zorgopleidingen met ingang van 2007 niet meer gefinancierd zouden worden op basis van een beleidsregel van de NZa. De instellingen dienden dit bij de subsidieaanvraag aan te tonen met stukken van de NZa. Voor de jaren na 2007 geldt deze verplichting niet meer.
Voorts is het aanvraagformulier in overeenstemming gebracht met het plan genoemd in artikel 2, eerste lid, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het aanvangsjaar van de opleiding (instroom) en de latere opleidingsjaren (doorstroom). Daarom wordt met de onderhavige regeling het aanvraagformulier aangepast.
Het toewijzingsvoorstel genoemd in artikel 2 is voor wat betreft de doorstroom bij de medisch specialistische opleidingen gebaseerd op het bestand van de Medische Specialisten Registratie Commissie (MSRC) van 31 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Na dit moment kan tot de aanvang van het subsidiejaar nog meer instroom van assistenten in opleiding plaatsvinden. Hierdoor zal de definitieve informatie over de doorstroom pas in het subsidiejaar zelf vast komen te staan en beschikbaar komen. Daarom is ten slotte bij de verklaring van het bevoegd gezag erin voorzien dat het gezag ermee instemt dat bij de subsidiebeschikking de doorstroom in fte’s verhoogd kan worden als gevolg van de nieuwe instroom van assistenten later dan de datum van het MSRC-bestand, welke gebruikt is voor de vaststelling van het plan.
Het is niet meer nodig een erkenning te overleggen. Voorts is het aanvraagformulier ten behoeve van de vaststelling in overeenstemming gebracht met het subsidieaanvraagformulier. Daarom wordt met de onderhavige regeling het aanvraagformulier aangepast.
De voorgeschreven tekst van het goedkeurende Accountantsrapport bij de opgave van de opleidingsinrichting ten behoeve van de vaststelling is geactualiseerd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink
Stcrt. 2006, 252.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2007-247-p51-SC83626.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.