Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden sector telecommunicatie 2007

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 11 december 2007, nr. WJZ 7119637, houdende vaststelling van bepalingen ter zake van de voorbereiding op buitengewone omstandigheden in de sector telecommunicatie (Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden sector telecommunicatie 2007)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet: Telecommunicatiewet;

b. Minister: Minister van Economische Zaken;

c. aanbieder: een op grond van artikel 14.6, tweede lid, van de wet aangewezen aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk, van een openbare telecommunicatiedienst of van een huurlijn;

d. Nationaal Noodnet: telecommunicatienetwerk voor vitale berichtgeving in buitengewone omstandigheden.

Artikel 2

1. Een aanbieder neemt met betrekking tot de voorbereiding van het verzorgen van elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 14.2 van de wet de volgende organisatorische en personele maatregelen en treft de volgende bijzondere voorzieningen:

a. het beschikbaar hebben van ter zake kundige personen die:

1°. als contactpersoon optreden om de aanwijzingen, bedoeld in artikel 14.4, eerste lid, van de wet, uit te voeren;

2°. deelnemen aan door de Minister aan te wijzen organisaties, overlegstructuren en oefeningen;

3°. op aanwijzing van de Minister ter uitvoering van verplichtingen voortvloeiend uit het op 4 april 1949 te Washington tot stand gekomen Noord-Atlantisch Verdrag (Stb. J 355) expertise leveren inzake de aanleg en instandhouding van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten;

b. het beschikken over een voorziening waarbij ingeval van congestie in zijn openbaar telecommunicatienetwerk door de Minister aan te wijzen nummers gebruik kunnen blijven maken van zijn openbaar telecommunicatienetwerk;

c. zorgdragen voor een doeltreffende beveiliging van de door de Minister aan te wijzen vitale bedrijfsonderdelen of objecten.

2. De aanbieder Koninklijke KPN N.V. houdt met betrekking tot de in het eerste lid genoemde voorbereiding de bijzondere voorziening van het Nationaal Noodnet in stand ten behoeve van de daarop aangesloten abonnees.

Artikel 3

Een aanbieder is verplicht de in artikel 14.6, eerste lid, van de wet bedoelde voorbereiding en de daarover te verstrekken informatie te beveiligen tegen kennisneming door onbevoegden, alsmede geheimhouding te betrachten met betrekking tot deze voorbereiding en de te verstrekken informatie.

Artikel 4

1. Een aanbieder verstrekt de Minister jaarlijks voor 1 april een rapportage over de in artikel 14.6, eerste lid, van de wet bedoelde voorbereiding in het afgelopen kalenderjaar.

2. De rapportage, bedoeld in het eerste lid, omvat in ieder geval een beschrijving van de wijze waarop een aanbieder de in artikel 14.6, eerste lid, van de wet bedoelde maatregelen en voorzieningen in zijn organisatie heeft geïmplementeerd, in het bijzonder waar het gaat om de continuïteitsplanning en het crisismanagement.

3. Onverminderd het eerste en tweede lid verstrekt een aanbieder de Minister gedurende het kalenderjaar op diens verzoek informatie over de voorbereiding, bedoeld in artikel 14.6, eerste lid, van de wet.

4. De informatie, bedoeld in het derde lid, wordt door een aanbieder verstrekt op een door de Minister aan te geven wijze.

Artikel 5

De kosten van de uitvoering, bedoeld in artikel 14.6, derde lid, van de wet komen ten laste van een aanbieder tenzij de Minister in bijzondere gevallen anders bepaalt.

Artikel 6

De Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden Telecommunicatiewet wordt ingetrokken.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden sector telecommunicatie 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 11 december 2007.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, F. Heemskerk.

Toelichting

Algemeen

1. Doel en aanleiding

Met de Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden sector telecommunicatie 2007 (hierna: regeling) wordt uitvoering gegeven aan artikel 14.6 van de Telecommunicatiewet (hierna: wet). De regeling bevat regels voor bepaalde aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten en huurlijnen inzake de door hen te nemen organisatorische en personele maatregelen en te treffen bijzondere voorzieningen met betrekking tot de voorbereiding van het verzorgen van elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 14.2 van de wet en de door hen daarover aan de Minister van Economische Zaken te verstrekken informatie. De te treffen bijzondere voorzieningen hebben betrekking op de beschikbaarheid van genoemde netwerken (of delen daarvan), diensten, radiozendapparaten en huurlijnen, de beveiliging van onderdelen van een netwerk of van radiozendapparaten, de afwikkeling van het elektronisch transport van gegevens over een netwerk en aanvullende infrastructurele voorzieningen voor het elektronisch transport van gegevens en de beveiliging daarvan. Het treffen van bijzondere voorzieningen dient nauw aan te sluiten op de normale bedrijfsvoering van de aanbieders. Dit betekent dat er een direct verband bestaat tussen de planning ten behoeve van de continuïteit van de aanbieder en de te treffen noodplanning.

De regeling vervangt de in 1999 vastgestelde Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden Telecommunicatiewet. De regeling behelst enkele wijzigingen ten opzichte van de regeling uit 1999. Allereerst zijn de aanbieders niet meer in de regeling aangewezen. In plaats daarvan worden de aanbieders op grond van artikel 14.6, tweede lid, van de wet bij besluit van de Minister van Economische Zaken aangewezen. Voorts is de jaarlijkse informatieverplichting jegens de Minister van Economische Zaken op een enkel onderdeel gewijzigd.

2. Bedrijfseffecten en administratieve lasten

De regeling brengt voor de op basis van artikel 14.6, tweede lid, van de wet aangewezen aanbieders mee, dat men diverse (voorbereidende) activiteiten dient te verrichten. Deze activiteiten – die grotendeels in artikel 2 zijn beschreven – betreffen:

– het – voor uiteenlopende doeleinden – beschikbaar en inzetbaar hebben van terzake deskundige personen, onder meer voor het Nationaal Continuïteitsoverleg Telecommunicatie (het NCO-T);

– het beschikken over een doeltreffende voorziening waarbij, ingeval van congestie in het desbetreffende openbare telecommunicatienetwerk, oproepen naar een door de Minister aangewezen of nog aan te wijzen nummer(s) via het openbare telecommunicatienetwerk onder alle omstandigheden mogelijk blijven (b.v. het Europees alarmnummer 112). Dit geldt uiteraard alleen voor de desbetreffende aanbieder die een dienst of diensten aanbiedt of gaat aanbieden via welke oproepen naar door de Minister aangewezen of nog aan te wijzen nummer(s) verwerkt worden;

– het zorgdragen voor doeltreffende beveiliging van door de Minister aangewezen vitale bedrijfsonderdelen of objecten;

– een beveiligings- en geheimhoudingsplicht;

– een jaarlijkse rapportageverplichting;

– Uitsluitend voor koninklijke KPN N.V.: het instandhouden van het Nationaal Noodnet.

Omtrent de kosten die met deze activiteiten samenhangen, wordt het volgende opgemerkt. De kosten met betrekking tot de genoemde voorziening om voor de door de Minister aangewezen of nog aan te wijzen nummers congestie op het openbare telecommunicatienetwerk tegen te gaan zijn niet éénduidig aan te geven. Dit hangt in grote mate af van de door de aanbieder voor zijn infrastructuur gebruikte technologie. In vrijwel alle typen infrastructuur die toegepast worden zijn faciliteiten aanwezig of beschikbaar om oproepen naar bepaalde nummers voorrang te geven of een deel van de capaciteit van het netwerk te reserveren voor het verwerken van bepaalde oproepen. De aanbieder is vrij in de keuze van de technologische oplossing om invulling te geven aan de aanwijzing, zolang geen afbreuk wordt gedaan aan het werkingsbereik van de aanwijzing.

Wat het Nationaal Noodnet betreft, wordt opgemerkt dat dit noodnet is ingericht in de tijd van het staatsbedrijf der PTT; de initiële investeringen zijn indertijd dan ook door de staat gedaan. Na privatisering van het staatsbedrijf is Koninklijke KPN N.V. opgedragen het noodnet in stand te houden en te onderhouden. Aan de op het noodnet aangesloten abonnees worden door KPN abonnementskosten in rekening gebracht.

De overige genoemde activiteiten – de beschikbaarheid van deskundig personeel en het voorhanden hebben van diverse beveiligingsmaatregelen – betreffen activiteiten waarvan aangenomen mag worden dat die ook onder normale omstandigheden (en ook bij niet aangewezen aanbieders) in het kader van de normale bedrijfsvoering zullen zijn getroffen en die nauw aansluiten bij hetgeen in de regeling dwingend wordt voorgeschreven.

Artikel 4 legt aan de aangewezen aanbieders een beveiligings- en geheimhoudingsplicht op. Het betreft hier een zorgverplichting ten aanzien waarvan verder niet is aangegeven op welke wijze deze moet worden ingevuld. De aanbieder heeft hier derhalve de nodige keuzevrijheid en derhalve ook zelf invloed op de omvang van de kosten die hij hiervoor dient te maken.

Tot slot wordt in artikel 5 aan de aangewezen aanbieders een jaarlijkse rapportageverplichting opgelegd. Het gewijzigde artikel 5 past beter bij de huidige praktijk. In de regeling uit 1999 was sprake van rapportage in de vorm van een continuïteitsplan, een dergelijke rapportagevorm is in de praktijk echter te gedetailleerd, daarmee te omvangrijk en daardoor te belastend voor de aanbieder. Het gewijzigde artikel 5 maakt een efficiënter rapportage mogelijk, in het overleg zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, a, 2°, van de regeling worden vorm en reikwijdte van deze rapportage nader vastgesteld. Deze wijziging leidt niet tot een vermeerdering van de administratieve lasten in vergelijking met de vorige regeling.

De rapportageverplichting brengt met zich mee dat een aanbieder naar inschatting, welke is gebaseerd op informatie die is ingewonnen bij de reeds onder de regeling vallende aanbieders, aan het voor de eerste maal opstellen van de rapportage twee werkdagen moet besteden. Omdat in de daaropvolgende jaren in beginsel kan worden volstaan met een actualisering van een eerder uitgebrachte rapportage kan de tijdsbesteding in die situatie derhalve lager uitvallen.

Voor een onder de gewijzigde regeling nieuw aangewezen aanbieder komt de onderhavige informatieverplichting neer op een administratieve last in het eerste jaar van € 800 (16 uur maal € 50). In de volgende jaren zullen de administratieve lasten voor deze aanbieder ongeveer € 400 (50% van € 800) per jaar bedragen. Deze lasten zijn gelijk aan de lasten voor een onder de vorige regeling aangewezen aanbieder.

Het Adviescollege toetsing administratieve lasten heeft de ontwerpregeling niet getoetst omdat de administratieve lasten niet gewijzigd zijn.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Artikel 2 van de regeling heeft betrekking op de te treffen maatregelen door de op basis van artikel 14.6, tweede lid, van de wet bij besluit van de Minister van Economische Zaken aangewezen aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten of huurlijnen. Het betreft aanbieders die met hun openbare netwerken, openbare diensten en huurlijnen een landelijke dekking hebben, dan wel een maatschappelijke vitale functie vervullen.

Artikel 2, eerste lid, onder a

Artikel 2, eerste lid, van de regeling stipuleert de organisatorische en personele maatregelen alsmede de bijzondere voorzieningen die door elk van de op basis van artikel 14.6, tweede lid, van de wet aangewezen aanbieders dienen te worden getroffen met het oog op het verzorgen van elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 14.2 van de wet. Het gaat daarbij om het beschikbaar hebben van ter zake kundige personen die de aanwijzingen van de Minister van Economische Zaken ingevolge artikel 14.4, eerste lid, van de wet uit kunnen voeren, deel kunnen nemen aan organisaties, overlegstructuren, oefeningen e.d. en om op aanwijzing van de Minister van Economische Zaken expertise te leveren ter uitvoering van verplichtingen voortvloeiend uit het NAVO-Verdrag.

Artikel 2, eerste lid, onder b

In de huidige situatie zijn de door de Minister van Economische Zaken aan te wijzen nummers beperkt tot noodoproepen zoals het alarmnummer 112. Onderzoeken naar andere vormen van prioritering dan wel preferentiestelling van nummers kan in de toekomst leiden tot een uitbreiding van de aan te wijzen nummers.

Artikel 2, tweede lid

Ten aanzien van Koninklijke KPN N.V. is ten behoeve van de voorbereiding van het verzorgen van elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 14.2 van de wet, naast de overige bepalingen van artikel 2 van deze regeling, een extra bepaling opgenomen inzake het, als enige aanbieder, instandhouden van het Nationaal Noodnet ten behoeve van daarop aangesloten abonnees. Het instandhouden van het Nationaal Noodnet door Koninklijke KPN N.V. betreft voortzetting van het beleid dat reeds gold op basis van de krachtens artikel 60 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen gestelde beschikking. Koninklijke KPN N.V. brengt de op het Nationaal Noodnet aangesloten abonnees een abonnementsprijs in rekening.

Artikel 3

Geheimhouding omtrent de door de aanbieders te nemen organisatorische en personele maatregelen en de te treffen bijzondere voorzieningen en de door hen daarover aan de Minister van Economische Zaken te verstrekken informatie is van cruciaal belang. Artikel 3 geeft ter zake een regeling. Overigens wordt in dit verband nog opgemerkt dat door de Minister van Economische Zaken, in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op grond van de Wet veiligheidsonderzoeken bij de aanbieders vertrouwensfuncties kunnen worden aangewezen.

Artikel 4

Artikel 4 behelst een informatieverplichting jegens de Minister van Economische Zaken, waarbij jaarlijks voor 1 april door de op basis van artikel 14.6, tweede lid, van de wet aangewezen aanbieders een rapportage dient te worden verschaft over de in artikel 14.6, eerste lid, van de wet bedoelde voorbereiding. Deze rapportage dient in ieder geval een beschrijving te omvatten van de wijze waarop door de aanbieder de maatregelen en voorzieningen t.b.v. de door de aanbieder geleverde vitale dienst(en) dan wel landelijk dekkende infrastructuur in zijn organisatie zijn geïmplementeerd, in het bijzonder waar het gaat om de continuïteitsplanning en het crisismanagement. Met de continuïteitsplanning wordt duidelijkheid verschaft inzake het voldoende waarborgen en eventueel herstel van de continuïteit van de dienstverlening door de aanbieders in buitengewone omstandigheden.

Artikel 5

De toenemende afhankelijkheid van de samenleving van het goed en continu functioneren van netwerken en diensten neemt met de dag toe. In het kader van de normale bedrijfsvoering worden door aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en -diensten dan ook zelf reeds hoge continuïteitseisen gesteld waar het gaat om het beschikbaar houden en ongestoord doen functioneren van hun netwerken en het kunnen leveren van hun diensten. De maatregelen die in het kader van de voorbereiding op buitengewone omstandigheden moeten worden getroffen zullen dan ook deels aan (kunnen) sluiten bij die welke door de aanbieders voor normale omstandigheden worden getroffen, waarmee de kosten deels deel uitmaken van de normale dienstverlening van de aanbieders. Gelet hierop wordt het redelijk geacht om als hoofdregel te hanteren dat de kosten van de uitvoering, bedoeld in artikel 14.6, derde lid, van de wet ten laste van de aanbieder blijven. Daarbij komt dat op deze wijze een prikkel wordt ingebouwd om op de meest voordelige wijze de benodigde maatregelen te realiseren. Niettemin kan het in bijzondere gevallen wenselijk zijn dat een andere wijze van kostentoerekening plaatsvindt.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk

Naar boven