Regeling bijdragen en vergoedingen kamers van koophandel

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 13 december 2007, nr. WJZ 7143765, tot vaststelling van de aan de kamers van koophandel door ondernemingen verschuldigde bijdragen en vergoedingen (Regeling bijdragen en vergoedingen kamers van koophandel)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 34, eerste lid, 36, eerste lid, 36a, eerste lid, en 37, zesde lid, van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997;

Besluit:

Artikel 1

1. De bijdrage, bedoeld in artikel 36, eerste lid, en artikel 36a, eerste lid, van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997, bedraagt voor elk kwartaal, of een gedeelte daarvan, voor:

a. ondernemingen toebehorende aan een natuurlijk persoon of Europese economische samenwerkingsverbanden: € 3,50;

b. verenigingen of stichtingen die een onderneming drijven: € 7,–;

c. vennootschappen onder firma: € 7,–;

d. commanditaire vennootschappen: € 10,50;

e. coöperaties, Europese coöperatieve vennootschappen en onderlinge waarborgmaatschappijen met een aantal werkzame personen tot 50: € 10,50;

f. naamloze vennootschappen, Europese naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid met een maatschappelijk kapitaal tot € 2 500 000,– en een aantal werkzame personen tot 50: € 10,50;

g. vennootschappen en rechtspersonen opgericht naar het recht van een ander land dan Nederland met een aantal werkzame personen tot 50: € 10,50;

h. naamloze vennootschappen, Europese naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid met een maatschappelijk kapitaal van € 2 500 000,– tot € 10 000 000,– en een aantal werkzame personen van 50 tot 250: € 28,–;

i. coöperaties, Europese coöperatieve vennootschappen en onderlinge waarborgmaatschappijen met een aantal werkzame personen van 50 tot 250: € 28,–;

j. vennootschappen en rechtspersonen opgericht naar het recht van een ander land dan Nederland met een aantal werkzame personen van 50 tot 250: € 28,–;

k. coöperaties, Europese coöperatieve vennootschappen en onderlinge waarborgmaatschappijen met een aantal werkzame personen van 250 of meer: € 70,–;

l. naamloze vennootschappen, Europese naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid met een maatschappelijk kapitaal van € 10 000 000,– of meer en een aantal werkzame personen van 250 of meer: € 70,–;

m. vennootschappen en rechtspersonen opgericht naar het recht van een ander land dan Nederland met een aantal werkzame personen van 250 of meer: € 70,–;

n. rechtspersonen die geen onderneming drijven: €0,–.

2. De bijdrage, bedoeld in het eerste lid, is verschuldigd aan de kamer in het gebied waarvan de betreffende onderneming op de eerste dag van het kwartaal is gevestigd. Indien de betreffende onderneming op de eerste dag van het kwartaal niet in het gebied van enige kamer is gevestigd, is de bijdrage verschuldigd aan de kamer in het gebied waarvan de onderneming in dat kwartaal voor het eerst is gevestigd.

3. De bijdrage, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997, wordt voor een jaar vastgesteld. Ondernemingen zijn een vierde deel van dit bedrag per kwartaal, of een gedeelte daarvan, verschuldigd. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op die bijdrage.

Artikel 2

De vergoeding, bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997, bedraagt voor:

a. maatwerkgesprek: € 30,–;

b. starterspakket: € 7,50;

c. ‘afdruk-op-verzoek’ via de balie: € 3,50 per stuk;

d. seminars voor starters: € 30,– per dagdeel;

e. overige seminars: € 100,– per dagdeel;

f. afgifte van certificaten van oorsprong: € 15,–;

g. digitale afgifte van exportdocumenten (DAE): € 12,–;

h. afgifte van het ATA-carnet: € 175,–;

i. legalisatie: € 8,50;

j. handelsnaamadvies: € 90,–;

k. het in depot houden van algemene voorwaarden: € 18 per jaar.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bijdragen en vergoedingen kamers van koophandel.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 december 2007.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, F. Heemskerk.

Toelichting

Algemeen

1. Inleiding

Met deze regeling worden enkele bijdragen en vergoedingen vastgesteld, die ondernemingen in geheel Nederland op uniforme wijze verschuldigd zijn op basis van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 (hierna: de wet). De voorstellen die het samenwerkingsverband daartoe heeft gedaan zijn overgenomen.

2. Bijdragen

Op basis van de artikelen 36 en 36a van de wet zijn ondernemingen bepaalde bijdragen aan kamers verschuldigd. Het samenwerkingsverband doet voorstellen voor het vaststellen van deze bijdragen. Er zijn bij het beoordelen van deze voorstellen door mij twee criteria gehanteerd waaraan de hoogte van de bijdragen moest voldoen.

Het eerste criterium betrof de hoogte van het totaal van de bijdragen die ondernemingen op basis van de wet aan de kamers verschuldigd zijn. Daarbij was het uitgangspunt dat er geen verhoging ten opzichte van het jaar 2006 op zou treden, afgezien van een correctie voor inflatie. Met deze maatstaf is ook rekening gehouden bij het vaststellen van het Besluit van 26 november 2007, houdende wijziging van het Besluit heffingen kamers van koophandel en fabrieken strekkende tot nieuwe indeling van ondernemingen, en gerelateerde gewichten, en daarmee wordt rekening gehouden bij de goedkeuring van de bijdragen die door de kamers op basis van artikel 37 van de wet zelf worden vastgesteld. Door de voorstellen van het samenwerkingsverband voor deze regeling in ogenschouw te nemen, in het licht van de (voorgenomen) hoogte van de bijdragen op basis van die regelingen, is gebleken dat aan het criterium wordt voldaan. Met het vaststellen van artikel 1, eerste lid, van deze regeling wordt zo de totale omvang van de bijdragen die ondernemingen op basis van de wet verschuldigd zijn, ten opzichte van 2006 niet verhoogd, afgezien van de correctie voor inflatie.

Het tweede criterium noodzaakte dat de hoogte van de bijdragen die ondernemingen zijn verschuldigd zo veel mogelijk gerelateerd is aan de werkelijk gemaakte kosten per categorie onderneming. Ook aan dit criterium voldeed het voorstel van het samenwerkingsverband, en mitsdien het ermee overeenkomstige artikel 1, eerste lid, van deze regeling.

3. Vergoedingen

Artikel 34 betreft vergoedingen die ondernemingen verschuldigd zijn voor het afnemen van bepaalde diensten die de kamers leveren. Voor deze diensten wordt alleen een vergoeding gerekend indien de onderneming of rechtspersoon in kwestie de dienst daadwerkelijk afneemt. De diensten waarvoor een vergoeding wordt gerekend worden in artikel 2 vastgesteld. Bij het vaststellen van de hoogte van de vergoedingen is het criterium dat de vergoedingen kostengerelateerd zijn, gehandhaafd. Het voorstel van het samenwerkingsverband voldeed aan dit criterium, zodat de hoogte van de vergoedingen overeenkomstig het voorstel wordt vastgesteld.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Het eerste lid van artikel 1 stelt de bijdragen vast die ondernemingen verschuldigd zijn per kwartaal, of een deel daarvan. Dit staat er natuurlijk niet aan in de weg om bijdragen voor een geheel jaar in één keer te rekenen. Wel stelt het zeker dat ondernemingen niet betalen voor de kwartalen waarin zij niet in enig gebied van een kamer gevestigd zijn. Als voor dergelijke kwartalen wel een bijdrage is voldaan, bijvoorbeeld in het kader van het voldoen van een bijdrage voor een heel jaar, moet die bijdrage natuurlijk worden gerestitueerd.

Het tweede lid van dit artikel regelt dat ondernemingen de kwartaalbijdrage verschuldigd zijn aan de kamer in de regio waarvan zij zijn gevestigd op de eerste dag van het betreffende kwartaal. Hiermee wordt voorkomen dat een onderneming de bijdrage zowel verschuldigd is aan de kamer in de regio waar de onderneming uit vertrekt, als aan de kamer in de regio waarheen de onderneming verplaatst. Omdat niet alle bedrijven op de eerste dag van het kwartaal in Nederland gevestigd zijn (zoals bijvoorbeeld nieuw opgerichte ondernemingen, of ondernemingen afkomstig uit het buitenland), is voor die gevallen de tweede volzin in het lid opgenomen. Voor deze bedrijven is voor dat kwartaal de plaats van eerste vestiging van belang.

Het derde lid regelt dat dit principe ook gehandhaafd dient te worden door de kamers bij het vaststellen van de bijdragen, verschuldigd op basis van artikel 37, eerste lid.

Artikel 2

In onderdeel a wordt met ‘maatwerkgesprek’ gedoeld op de dienst van de kamer die ziet op individuele gesprekken voor startende ondernemers. Daarbij wordt veelal aan de hand van het (deels) uitgewerkte ondernemingsplan in een persoonlijk gesprek ingegaan op de specifieke situatie van de starter. Individuele gesprekken vinden plaats met medewerkers van de kamer, of in de vorm van spreekuren of spreekdagen met kennispartners, zoals bijvoorbeeld notarissen, advocaten of accountants.

De in onderdeel f bedoelde certificaten van oorsprong verklaren in welk land een product is vervaardigd. Voor de export naar veel landen buiten de EU is een certificaat van oorsprong een noodzakelijk document. De kamers zijn op basis van de In- en uitvoerwet belast met de verstrekking van oorsprongsdocumenten aan exporteurs. Het betreft de zogenoemde ‘certificaten van oorsprong’, ‘EUR-1’ of ‘EUR-Med’ documenten, ‘ATA carnets’ en legalisaties. Een certificaat van oorsprong verklaart in welk land een product is vervaardigd. Voor de export naar veel landen buiten de EU is een certificaat van oorsprong een noodzakelijk document. Zonder dit certificaat kunnen er moeilijkheden ontstaan bij de invoer in het land van bestemming. In de handel tussen de lidstaten van de Europese Unie zijn deze certificaten niet nodig. Om gebruik te kunnen maken van de voordelen van handelsakkoorden met diverse landen, moeten de goederen wel hun oorsprong hebben in een van de zogenoemde ‘overeenkomstgebieden’. Dit moet worden vastgelegd in een ‘certificaat inzake goederenverkeer’ (ook wel een ‘EUR-1’). Een EUR-1 is een oorsprongsbescheid waarmee in het land van bestemming een korting of vrijstelling op het invoerrecht kan worden verkregen.

Deze certificaten kunnen inmiddels ook elektronisch worden aangevraagd bij de kamers (‘DAE’). Hierdoor wordt geld en tijd bespaard. Op basis van onderdeel g geldt voor deze afgifte-methode een eigen tarief.

Op basis van het in onderdeel h genoemde document, het ‘ATA-carnet’, (een afkorting voor de term: ‘Admission Temporaire, Temporary Admission’) kunnen bepaalde goederen maximaal één jaar lang een onbeperkt aantal keren in-, uit- en doorgevoerd worden van en naar landen buiten de EU. Deze mogelijkheid vergemakkelijkt de aangifte van goederen die tijdelijk worden in-, uit- of doorgevoerd. Het ATA-carnet is, afhankelijk van het gebruiksdoel, geldig in alle landen die bij de Douaneovereenkomst inzake het carnet A.T.A. voor de tijdelijke invoer van goederen, met Bijlage; Brussel, 6 december 1961 (Trb. 1963, 128) zijn aangesloten. De kamers zijn ook met de afgifte van deze documenten belast. In deze vergoeding zijn niet de afdrachten aan de World Chambers Federation opgenomen.

De in onderdeel i genoemde legalisatie houdt verband met de taak van de kamers, die voorziet in het legaliseren van handtekeningen op allerlei soorten documenten, zoals contracten, handelsfacturen, paklijsten, fabrikantenverklaringen, productspecificaties, en gezondheidscertificaten van keuringsdiensten. De legalisatie garandeert dat het een ‘wettige’ handtekening betreft. De kamers beoordelen hierbij of de ondertekenaar, blijkens de opgave aan het handelsregister, bevoegd is het document te tekenen. Ook controleert de kamer of de geplaatste handtekening dezelfde is als welke is gedeponeerd bij de kamer.

De in onderdeel j genoemde categorie betreft de advisering die kamers kunnen verlenen met betrekking tot het kiezen van een handelsnaam. De Handelsnaamwet reguleert het gebruik van handelsnamen om verwarring omtrent de identiteit van ondernemingen te voorkomen Het is bovendien verboden om een handelsnaam die al door een andere onderneming wordt gebruikt, of een handelsnaam die er veel op lijkt, te gebruiken. Als een onderneming zich inschrijft in het handelsregister kan een kamer op basis van artikel 28, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997, desgevraagd onderzoeken of er al een onderneming voorkomt met dezelfde handelsnaam.

De kamers kunnen algemene voorwaarden van ondernemingen in depot houden. Dit is niet verplicht, maar kan een bewijsfunctie hebben, en is zo altijd beschikbaar voor zakenpartners. Hiervoor is op basis van onderdeel k een vergoeding aan de kamer verschuldigd.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk

Naar boven