Regeling uitsluiting solvabiliteitsaftrek immateriële activa

Regeling van De Nederlandsche Bank NV van 11 december 2007, nr. Juza/2007/02375/CLR, houdende regels met betrekking tot het als immateriële activa als bedoeld in de artikelen 91, derde lid, onderdeel c, en 95, derde lid, onderdeel e, van het Besluit prudentiële regels Wft, in aanmerking nemen van activa (Regeling uitsluiting solvabiliteitsaftrek immateriële activa)

De Nederlandsche Bank NV,

Na raadpleging van de representatieve vertegenwoordigingen ingevolge artikel 1:28 van de Wet op het financieel toezicht;

Gelet op artikel 89, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit prudentiële regels Wft;

Besluit:

Artikel 1

1. Activa die vanwege de invoering van de internationale jaarrekeningstandaarden door herclassificatie van balansposten als immateriële activa in de geconsolideerde of subgeconsolideerde respectievelijk de enkelvoudige balans worden opgenomen, kunnen als gewone balanspost worden opgenomen, en derhalve van de toepassing van artikel 91, derde lid, onderdeel c, respectievelijk artikel 95, derde lid, onderdeel e, van het Besluit prudentiële regels Wft worden uitgesloten.

2. Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, worden de als gewone balanspost in aanmerking genomen activa naar risico gewogen, overeenkomstig de Regeling solvabiliteitseisen voor het kredietrisico. Dit lid is uitsluitend van toepassing op financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 1:1, onderdeel h, van de Regeling solvabiliteitseisen voor het kredietrisico.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 31 december 2007.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitsluiting solvabiliteitsaftrek immateriële activa.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Nederlandsche Bank NVde Directeur, A.J. Kellermann.

Toelichting

Juridische grondslag

Op grond van artikel 89, tweede lid, van het Besluit prudentiële regels Wft (hierna: het Besluit) is De Nederlandsche Bank (hierna: DNB) verplicht om regels te stellen met betrekking tot:

a) de gelijkstelling van hybride instrumenten met de vermogensbestanddelen, bedoeld in de artikelen 90 tot en met 98 van het Besluit; en

b) het (al dan niet) in aanmerking nemen van bepaalde activa als immateriële activa.

Deze regeling geeft uitsluitend uitvoering aan de regelgevingsopdracht uit artikel 89, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit. De regelgevingsopdracht uit artikel 89, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit wordt in een afzonderlijke regeling van DNB geregeld (Regeling gelijkstelling hybride instrumenten met eigenvermogensbestanddelen).

Reikwijdte en uitbreiding

Deze regeling is ontleend aan onderdeel 4003–04.7A van het Handboek Wtk 1992 van DNB. De regeling is (voor banken, beheerders van instellingen voor collectieve belegging in effecten, beleggingsondernemingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen) een voortzetting van het oude beleid uit onderdeel 4003–04.7A, zoals dat eerder was omgezet in artikel 3:1 van de Regeling innovatieve financiële instrumenten en immateriële activa.

Artikel 89, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit biedt de grondslag voor deze beleidsvoortzetting.

Een vernieuwing betreft de uitbreiding van het toepassingsgebied van bovengenoemd beleid naar verzekeraars. Voor verzekeraars gold het Handboek Wtk 1992 namelijk niet, en was er evenmin een afzonderlijke regeling.

Artikel 1, eerste lid

Dit artikel heeft betrekking op alle financiële ondernemingen als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht, in het bijzonder banken, beleggingsondernemingen, clearinginstellingen, elektronischgeldinstellingen, icbe’s en verzekeraars.

Kern van artikel 1, eerste lid, is dat activa die vanwege de invoering van IAS/IFRS op 1 januari 2005 door herclassificatie tot immateriële activa moeten worden gerekend (en die daarvóór dus niet of niet noodzakelijk onder deze definitie vielen) niet in aftrek hoeven te worden gebracht op grond van artikel 91, derde lid, respectievelijk op grond van artikel 95, derde lid, van het Besluit. Dit betreft niet uitsluitend de historische activa die op het moment van invoering van IAS/IFRS bestonden – en die door afschrijving inmiddels van de balans kunnen zijn verdwenen – maar alle immateriële activa die vóór de overgang op IAS/IFRS niet of niet noodzakelijk onder immateriële activa behoefden te worden geclassificeerd en daardoor niet in mindering op het eigen vermogen zouden hoeven te worden gebracht. Artikel 1, eerste lid, bevat een prudentieel filter dat enerzijds een neutrale overgang op IAS/IFRS beoogt te waarborgen, en dat anderzijds op gelijke wijze geldt voor financiële ondernemingen die op een later tijdstip (na 1 januari 2005) overgaan op IAS/IFRS. Beoogd doel was de herclassificatie van activa die voordien onder ‘Dutch GAAP’ onder een andere activapost geclassificeerd waren, en daardoor onder strikte toepassing van de prudentiële regels tot aftrek zouden leiden, te corrigeren. Er is gekozen voor een open redactie, zodat onderhavige regeling eventuele latere ontwikkelingen (zoals een aanpassing van de accountingregels in titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) niet belemmert.

Onder de reikwijdte van artikel 1, eerste lid, vallen niet de immateriële activa die onder IAS/IFRS (al dan niet onder andere of verschillende benamingen) onder de categorie ‘immateriële activa’ worden opgenomen, doch die vóór invoering van IAS/IFRS in 2005 ook al naar Nederlands jaarrekeningenrecht tot de immateriële activa werden gerekend.

Voorbeelden

Voorbeelden van immateriële activa als bedoeld in artikel 1, eerste lid, – die dus van solvabiliteitsaftrek zijn uitgesloten – zijn in de balans als actiefpost opgenomen software en loan servicing rights, ook indien deze worden verkregen bij fusies met of overnames van andere financiële ondernemingen. Op andere situaties kan – gelet op de komende herziening van de kapitaaldefinities in het kader van het Bazelse kapitaalakkoord en Solvency 2 – niet worden vooruitgelopen.

Artikel 1, tweede lid

Immateriële activa die op grond van deze regeling buiten de vermogensaftrek worden gelaten, worden wel betrokken in de berekening van de naar risico gewogen solvabiliteitseisen overeenkomstig de Regeling solvabiliteitseisen voor het kredietrisico (welke regeling uitsluitend van toepassing is op banken en beleggingsondernemingen).

De Nederlandsche Bank NVde Directeur,

A.J. Kellermann

Naar boven