Regeling dierlijke bijproducten 2008

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuuren Voedselkwaliteit van 11 december 2007, TRCJZ/2007/ 3758, houdende voorschriften over dierlijke bijproducten (Regeling dierlijke bijproducten)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op:

verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PbEG L 147);

verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L 273);

verordening (EG) nr. 809/2003 van de Commissie van 12 mei 2003 inzake overgangsmaatregelen krachtens verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de verwerkingsnormen voor categorie 3-materiaal en mest, gebruikt in composteerinstallaties (PbEU L 117);

verordening (EG) nr. 810/2003 van de Commissie van 12 mei 2003 inzake overgangsmaatregelen krachtens verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de verwerkingsnormen voor categorie 3-materiaal en mest, gebruikt in biogasinstallaties (PbEU L 117);

verordening (EG) nr. 811/2003 van de Commissie van 12 mei 2003 ter uitvoering van verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het verbod op hergebruik binnen dezelfde soort voor vis, de begraving en verbranding van dierlijke bijproducten en bepaalde overgangsmaatregelen (PbEU L 117);

verordening (EG) nr. 79/2005 van de Commissie van 19 januari 2005 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van melk, melkproducten en melkderivaten die in die verordening zijn omschreven als categorie 3-materiaal (PbEU L 16);

verordening (EG) nr. 92/2005 van de Commissie van 19 januari 2005 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad voor wat betreft de methoden voor de verwijdering of het gebruik van dierlijke bijproducten en tot wijziging van bijlage VI daarbij voor wat betreft de omzetting in biogas en de verwerking van gesmolten vet (PbEU L 19);

verordening (EG) nr. 181/2006 van de Commissie van 1 februari 2006 ter uitvoering van verordening (EG) nr. 1774/2002 wat andere biologische meststoffen en bodemverbeteraars dan mest betreft en tot wijziging van die verordening (PbEU L 29);

verordening (EG) nr. 197/2006 van de Commissie van 3 februari 2006 inzake overgangsmaatregelen krachtens verordening (EG) nr. 1774/2002 wat betreft het verzamelen, het vervoer, de behandeling, het gebruik en de verwijdering van voormalige voedingsmiddelen (PbEU L 32);

beschikking nr. 2004/407/EG van de Commissie van 26 april 2004 inzake overgangsbepalingen op het gebied van hygiëne en certificatie krachtens verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de invoer van fotografische gelatine uit bepaalde derde landen (PbEU L 151);

Gelet op de artikelen 81c, eerste en derde lid, 81d en 81g, eerste, vierde en vijfde lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Gelet op de artikelen 2, derde lid, 5, tweede lid, 7, tweede lid, en 8, tweede lid, van het Besluit dierlijke bijproducten;

Besluit:

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. verordening (EG) nr. 999/2001: verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PbEG L 147);

b. verordening (EG) nr. 1774/2002: verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L 273);

c. verordening (EG) nr. 809/2003: verordening (EG) nr. 809/2003 van de Commissie van 12 mei 2003 inzake overgangsmaatregelen krachtens verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de verwerkingsnormen voor categorie 3-materiaal en mest, gebruikt in composteerinstallaties (PbEU L 117);

d. verordening (EG) nr. 810/2003: verordening (EG) nr. 810/2003 van de Commissie van 12 mei 2003 inzake overgangsmaatregelen krachtens verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de verwerkingsnormen voor categorie 3-materiaal en mest, gebruikt in biogasinstallaties (PbEU L 117);

e. verordening (EG) nr. 811/2003: verordening (EG) nr. 811/2003 van de Commissie van 12 mei 2003 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het verbod op hergebruik binnen dezelfde soort voor vis, de begraving en verbranding van dierlijke bijproducten en bepaalde overgangsmaatregelen (PbEU L 117);

f. verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong ( PbEU L 139);

g. verordening (EG) nr. 79/2005: verordening (EG) nr. 79/2005 van de Commissie van 19 januari 2005 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van melk, melkproducten en melkderivaten die in die verordening zijn omschreven als categorie 3-materiaalVoor de EER relevante tekst (PbEU L 16);

h. verordening (EG) nr. 92/2005: verordening (EG) nr. 92/2005 van de Commissie van 19 januari 2005 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad voor wat betreft de methoden voor de verwijdering of het gebruik van dierlijke bijproducten en tot wijziging van bijlage VI daarbij voor wat betreft de omzetting in biogas en de verwerking van gesmolten vet (PbEU L 19);

i. verordening (EG) nr. 181/2006: verordening (EG) nr. 181/2006 van de Commissie van 1 februari 2006 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 wat andere biologische meststoffen en bodemverbeteraars dan mest betreft en tot wijziging van die verordening (PbEU L 29);

j. verordening (EG) nr. 197/2006: verordening (EG) nr. 197/2006 van de Commissie van 3 februari 2006 inzake overgangsmaatregelen krachtens verordening (EG) nr. 1774/2002 wat betreft het verzamelen, het vervoer, de behandeling, het gebruik en de verwijdering van voormalige voedingsmiddelen (PbEU L 32);

k. beschikking nr. 2004/407/EG: beschikking van de Commissie van 26 april 2004 inzake overgangsbepalingen op het gebied van hygiëne en certificatie krachtens Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de invoer van fotografische gelatine uit bepaalde derde landen (PbEU L 151);

l. aangifteplichtige: eigenaar of houder als bedoeld in artikel 81g van de wet;

m. besluit: Besluit dierlijke bijproducten;

n. fotografische gelatine: fotografische gelatine, bedoeld in artikel 1 van beschikking nr. 2004/407/EG;

o. Minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

p. VWA: Voedsel en Waren Autoriteit.

Hoofdstuk 2

Europese voorschriften

Paragraaf 1

Bevoegde autoriteit

Artikel 2.1

[Minister]

De Minister is de bevoegde autoriteit, bedoeld in:

a. artikel 4, tweede lid, onderdeel b, artikel 5, tweede lid, onderdelen b en e, artikel 10, eerste lid, artikel 11, eerste lid, artikel 12, tweede en derde lid, artikel 13, eerste lid, artikel 14, eerste lid, artikel 15, eerste lid, artikel 17, eerste lid, en artikel 18, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002;

b. bijlage II, hoofdstuk III en hoofdstuk VIII, eerste zin, bijlage V, hoofdstuk III, bijlage VI, hoofdstuk I, punt 2, en hoofdstuk II, bijlage VII, hoofdstuk I en hoofdstuk II, punt 13, en bijlage VIII, hoofdstuk III, van verordening (EG) nr. 1774/2002;

c. artikel 1, derde lid, en artikel 3, tweede lid, van verordening (EG) nr. 809/2003;

d. artikel 1, derde lid, en artikel 3, tweede lid, van verordening (EG) nr. 810/2003;

e. artikel 6, eerste lid, en artikel 8 van verordening (EG) nr. 811/2003;

f. artikel 4, eerste lid, en artikel 5 van verordening (EG) nr. 79/2005;

g. artikel 1, artikel 2, en artikel 3 van verordening (EG) nr. 92/2005 en bijlage VI, onderdeel 2, bij verordening (EG) nr. 92/2005;

h. artikel 9, derde lid, van verordening (EG) nr. 181/2006 en de bijlage, deel III, eerste lid, en deel IV bij verordening (EG) nr. 181/2006.1

Artikel 2.2

[VWA]

De VWA is de bevoegde autoriteit bedoeld in artikel 8, vierde lid, artikel 13, tweede lid, onderdeel c, van verordening (EG) nr. 1774/2002 en bijlage II, hoofdstuk II, en bijlage V, hoofdstuk V bij verordening (EG) nr. 1774/2002.

Paragraaf 2

Algemene voorschriften dierlijke bijproducten

Artikel 2.3

[categorie 1-materiaal]

1. Het is verboden in strijd te handelen met :

a. artikel 4, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002;

b. artikel 4, derde lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002.

2. Het is uitsluitend toegestaan categorie 1-materiaal overeenkomstig artikel 4, tweede lid, onderdelen c en e, van verordening (EG) nr. 1774/2002 te verwerken of te verwijderen indien daarvoor toestemming is verleend door de Minister.

3. Het is toegestaan categorie 1-materiaal, te behandelen, verwerken of verwijderen, overeenkomstig de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 1 en 4 van verordening (EG) nr. 92/2005. Het tweede lid is niet van toepassing.

Artikel 2.4

[categorie 2-materiaal]

1. Het is verboden in strijd te handelen met:

a. artikel 5, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002;

b. artikel 5, derde lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002.

2. Het is uitsluitend toegestaan categorie-2 materiaal overeenkomstig artikel 5, tweede lid, onderdelen c, subonderdeel iii, d en g, van verordening (EG) nr. 1774/2002, of voor zover van toepassing, overeenkomstig artikel 8 van verordening nr. 811/2003, te verwerken of te verwijderen indien daarvoor toestemming is verleend door de Minister.

3. Het is toegestaan categorie 2-materiaal, te behandelen, verwerken of verwijderen, overeenkomstig de voorwaarden, voor zover van toepassing, bedoeld in de artikelen 2 en 4 van verordening (EG) nr. 92/2005. Het tweede lid is niet van toepassing.

4. Het is toegestaan mest en de inhoud van het maagdarmkanaal, te behandelen, verwerken of verwijderen, overeenkomstig de voorwaarden, voor zover van toepassing, bedoeld in de artikelen 2 en 4 van verordening (EG) nr. 92/2005. Het tweede lid is niet van toepassing.

Artikel 2.5

[merken van categorie 1- en 2-materiaal]

Het merken, bedoeld in de artikelen 4, tweede lid, onderdelen b en c, en 5, tweede lid, onderdelen b en c, bijlage VI, hoofdstuk I, onder C, van verordening (EG) nr. 1774/2002 en het kleuren, bedoeld in bijlage V, punt 3 bij verordening (EG) nr. 999/2001 geschiedt door middel van kleuring met de kleurstoffen methyleen blauw, patent-blauw E131, briljant-blauw E133, pistache-groen E102 of pistache-groen E131 of door middel van een andere door de Minister goedgekeurde methode.

Artikel 2.6

[categorie 3-materiaal]

1. Het is verboden in strijd te handelen met:

a. artikel 6, tweede lid , van verordening (EG) nr. 1774/2002;

b. artikel 6, derde lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002.

2. Het is toegestaan categorie 3-materiaal, te behandelen, verwerken of verwijderen, overeenkomstig de voorwaarden, voor zover van toepassing, bedoeld in de artikelen 2 en 4 van verordening (EG) nr. 92/2005.

3. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op melk, melkproducten en melkderivaten als bedoeld in artikel 1 van verordening (EG) nr. 79/2005, mits wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in verordening (EG) nr. 79/2005.

4. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op voormalige voedingsmiddelen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel f, van verordening (EG) nr. 1774/2002, mits wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 1 en 2 van verordening (EG) nr. 197/2006.

Artikel 2.7

[verzamelen, vervoer en opslag]

1. Het is verboden in strijd te handelen met:

a. artikel 7, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002;

b. artikel 7, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002;

c. artikel 7, vijfde lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002.

2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op het verzamelen en vervoeren van onverwerkte mest:

a. die rechtstreeks wordt vervoerd tussen twee punten op dezelfde boerderij, voor zover deze zich in Nederland bevinden, of

b. die overeenkomstig de bij of krachtens het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet gestelde regels worden vervoerd tussen boerderijen en gebruikers, voorzover deze zich in Nederland bevinden.

3. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, is niet van toepassing op melk, melkproducten en melkderivaten als bedoeld in artikel 1 van verordening (EG) nr. 79/2005, mits wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in verordening (EG) nr. 79/2005.

4. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op voormalige voedingsmiddelen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel f, van verordening (EG) nr. 1774/2002, mits wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 1 en 2 van verordening (EG) nr. 197/2006.

Artikel 2.8

[intracommunautair verkeer]

1. Het is verboden dierlijke bijproducten en verwerkte producten in strijd met artikel 8, eerste, tweede en derde lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002:

a. naar andere lidstaten te brengen;

b. uit lidstaten in Nederland te brengen.

2. Voorafgaand aan de zending, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a:

a. bevestigt de afzender aan de VWA dat de in artikel 8, tweede lid, eerste zin, van verordening (EG) nr. 1774/2002 bedoelde toestemming door de lidstaat van bestemming is verleend, en

b. zendt de afzender aan de VWA een kopie van het handelsdocument.

3. De toestemming, bedoeld in artikel 8, tweede lid, eerste zin, van verordening (EG) nr. 1774/2002, voor zover het betreft het brengen in Nederland van dierlijke bijproducten en verwerkte producten, wordt door de Minister verleend.

4. In afwijking van het derde lid, wordt toestemming verleend voor het in Nederland brengen van verwerkte dierlijke eiwitten, verwerkte mest en overige verwerkte producten die afgeleid zijn van categorie 2-materiaal die verwerkingsmethode 1 hebben ondergaan.

Artikel 2.9

[verkeer derde landen]

1. Het is verboden categorie-1 of categorie-2 materiaal alsmede daarvan afgeleide producten, niet zijnde de dierlijke bijproducten, bedoeld in bijlage VII of VIII van verordening (EG) nr. 1774/2002, uit Nederland naar een derde land uit te voeren, via Nederland vanuit een derde land in de Gemeenschap in te voeren of via Nederland door te voeren.

2. Het is verboden categorie 3-materiaal via Nederland vanuit een derde land in de Gemeenschap in te voeren, tenzij voldaan is aan bijlage IX, hoofdstuk D, afdeling A en B, van verordening nr. 999/2001.

3. De verboden, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn niet van toepassing op de invoer van dierlijke bijproducten voor het gebruik, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 1774/2002, mits de Minister daarvoor toestemming heeft verleend.

Artikel 2.10

[administratie]

1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 9, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002.

2. Het is, voor zover van toepassing, verboden in strijd te handelen met artikel 9 van verordening (EG) nr. 811/2003.

Artikel 2.11

[beperkingen gebruik]

1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 22, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002.

2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op het voederen van vismeel aan vissen.

3. Het is de eigenaar of de houder van ander vee dan pelsdieren verboden keukenafval en etensresten of voedermiddelen die keukenafval bevatten of daarvan afkomstig zijn, voorhanden te hebben.

4. Het verbod, bedoeld in het derde lid, is niet van toepassing op het voorhanden hebben van keukenafval en etensresten die zijn ontstaan in de eigen huishouding van de eigenaar of houder van ander vee dan pelsdieren, indien deze uitsluitend verpakt voorhanden worden gehouden in afwachting van afvoer, op zodanige wijze dat zij onbereikbaar zijn voor vee.

5. Het is verboden keukenafval en etensresten of voedermiddelen die keukenafval en etensresten bevatten of daarvan afkomstig zijn te vervoeren naar plaatsen waar ander vee dan pelsdieren wordt gehouden of af te leveren aan eigenaren of houders van ander vee dan pelsdieren.

6. Het is verboden dieren, die behoren tot de orde Artiodactyla, onderordes Ruminantia, Suina en Tylopoda, ongeacht het gebruiksdoel of de leefomgeving van deze dieren te voederen met keukenafval en etensresten of voedermiddelen die keukenafval en etensresten bevatten of daarvan afkomstig te zijn.

Artikel 2.12

[afwijkingen gebruik]

1. Het is verboden de in artikel 23, eerste en tweede lid, van verordening nr. (EG) 1774/2002 genoemde activiteiten te verrichten.

2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de Minister toestemming heeft verleend voor het verrichten van de in dat lid bedoelde activiteiten.

3. De toestemming, bedoeld in het tweede lid, wordt aangevraagd bij de VWA.

Artikel 2.13

[afwijkingen verwijdering]

1. De verwijdering van dierlijke bijproducten, bedoeld in artikel 24 van verordening (EG) nr. 1774/2002, geschiedt niet zonder toestemming van de Minister.

2. De toestemming, bedoeld in het eerste lid, is niet vereist voor het begraven van kadavers van gezelschapsdieren, mits de kadavers rechtstreeks als afval worden verwijderd door begraving op een terrein dat ter beschikking staat van de eigenaar of houder van desbetreffende dode dieren, dan wel op een plaats die ingevolge een besluit van het college van burgemeester en wethouders daarvoor is toegelaten.

Artikel 2.14

[verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal]

Het is verboden in strijd te handelen met bijlage V, punt 4.1, bij verordening (EG) nr. 999/2001.

Artikel 2.15

[interne controles]

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 25 van verordening (EG) nr. 1774/2002.

Paragraaf 3

Specifieke voorschriften dierlijke bijproducten

Artikel 2.16

[vis]

Het is, voor zover van toepassing, verboden in strijd te handelen met artikel 3 en 4 van verordening (EG) nr. 811/2003.

Artikel 2.17

[Andere biologische meststoffen dan mest]

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 3 tot en met 8 van verordening (EG) nr. 181/2006.

Artikel 2.18

[fotografische gelatine]

1. Het verbod, bedoeld in artikel 2.9, eerste lid, geldt niet ten aanzien van de invoer van fotografische gelatine vanuit de in bijlage I bij deze beschikking genoemde derde landen, mits:

a. de fotografische gelatine vergezeld gaat van het in bijlage III, van beschikking nr. 2004/407/EG bedoelde gezondheidscertificaat;

b. de fotografische gelatine afkomstig is van de in bijlage I, van beschikking nr. 2004/407/EG genoemde bedrijven van oorsprong;

c. de fotografische gelatine via de in bijlage I, van beschikking nr. 2004/407/EG genoemde grensinspectieposten wordt ingevoerd, en

d. de fotografische gelatine bestemd is voor de in bijlage I, van beschikking nr. 2004/407/EG genoemde en de door de Minister erkende fotografische fabrieken.

2. Het is uitsluitend toegestaan fotografische gelatine te gebruiken voor de vervaardiging van fotografische producten, in fotografische fabrieken als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.

3. De exploitant van een fotografische fabriek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, voldoet aan artikel 3, eerste lid, van beschikking nr. 2004/407/EG.

4. Een fotografische fabriek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt door de Minister erkend indien deze een administratie bijhoudt als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van beschikking nr. 2004/407/EG en deze gedurende twee jaar bewaart.

5. De erkenning, bedoeld in het vierde lid, wordt door de Minister ingetrokken, indien naar het oordeel van de Minister blijkt dat een fotografische fabriek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, niet voldoet aan het tweede en het derde lid.

6. Fotografische gelatine wordt in voertuigen, waarin niet tegelijkertijd voor levensmiddelen of diervoeders bestemde producten worden vervoerd, met inbegrip van gelatine bestemd voor andere doeleinden dan gebruik in de fotografische industrie, rechtstreeks van de grensinspectieposten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, vervoerd naar de fotografische fabrieken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.

7. Tijdens het vervoer, bedoeld in het zesde lid, gaat de fotografische gelatine vergezeld van het in bijlage III, van beschikking nr. 2004/407/EG bedoelde gezondheidscertificaat.

8. Als grensinspectiepost van eerste binnenkomst, als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van beschikking nr. 2004/407/EG, wordt buitengrensinspectiepost luchthaven Amsterdam aangewezen.

Paragraaf 4

Erkenning, vergunning of goedkeuring

Artikel 2.19

[erkenningen]

1. Het is verboden zonder erkenning:

a. als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002, een intermediair categorie 1-bedrijf, een intermediair categorie 2-bedrijf of een intermediair categorie 3-bedrijf in werking te hebben, uit te breiden of te wijzigen;

b. als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002, een opslagbedrijf in werking te hebben, uit te breiden of te wijzigen;

c. als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002, een verbrandingsinstallatie als bedoeld in artikel 12, tweede of derde lid, van verordening nr. 1774/2002 in werking te hebben, uit te breiden of te wijzigen;

d. als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002, een categorie 1-verwerkingsbedrijf of een categorie 2-verwerkingsbedrijf in werking te hebben, uit te breiden of te wijzigen;

e. als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002, een categorie 2-oleochemisch bedrijf of een categorie 3-oleochemisch bedrijf in werking te hebben, uit te breiden of te wijzigen;

f. als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002, een biogasinstallatie of een composteerinstallatie in werking te hebben, uit te breiden of te wijzigen;

g. als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002, een categorie 3-verwerkingsbedrijf in werking te hebben, uit te breiden of te wijzigen;

h. als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002, een bedrijf voor de productie van voeder voor gezelschapsdieren in werking te hebben, uit te breiden of te wijzigen;

i. als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002, een technisch bedrijf in werking te hebben, uit te breiden of te wijzigen.

2. De erkenning, bedoeld in het eerste lid, wordt aangevraagd bij de VWA.

Artikel 2.20

[voorwaarden erkenningen]

Het is, voor zover van toepassing, verboden een overeenkomstig artikel 2.19:

a. erkend intermediair categorie 1-bedrijf of intermediair categorie 2-bedrijf in werking te hebben in strijd met de eisen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002;

b. erkend intermediair categorie 3-bedrijf in werking te hebben in strijd met de eisen, bedoeld in artikel 10, derde lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002;

c. erkend opslagbedrijf in werking te hebben in strijd met de eisen , bedoeld in artikel 11, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002;

d. erkende verbrandingsinstallatie of een erkende meeverbrandingsinstallatie met hoge capaciteit waarop richtlijn nr. 2000/76/EG niet van toepassing is in werking te hebben in strijd met de eisen, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002;

e. erkende verbrandingsinstallatie of een erkende meeverbrandingsinstallatie met lage capaciteit waarop richtlijn nr. 2000/76/EG niet van toepassing is in werking te hebben in strijd met de eisen, bedoeld in artikel 12, derde lid, van verordening nr. 1774/2002;

f. erkend categorie 1-verwerkingsbedrijf of categorie 2-verwerkingsbedrijf in werking te hebben in strijd met de eisen, bedoeld in artikel 13, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EG) nr. 1774/2002;

g. erkend categorie 2-oleochemisch bedrijf of categorie 3-oleochemisch bedrijf in werking te hebben in strijd met de eisen, bedoeld in artikel 14, tweede lid, onderdelen c en d, van verordening (EG) nr. 1774/2002 en met de eisen, bedoeld in bijlage VI, hoofdstuk III, van die verordening;

h. erkende biogasinstallatie of composteerinstallatie in werking te hebben in strijd met de eisen, bedoeld in artikel 15, tweede lid, onderdelen a, d en e, van verordening (EG) nr. 1774/2002;

i. erkend categorie 3-verwerkingsbedrijf in werking te hebben in strijd met de eisen, bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening (EG) nr. 1774/2002 en, indien het een verzamelcentrum is, bijlage IX, van die verordening, of, voor zover van toepassing, in strijd met de eisen, bedoeld in artikelen 3 en 4 van verordening (EG) nr. 811/2003;

j. erkend bedrijf voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren in werking te hebben in strijd met de eisen, bedoeld in artikel 18, tweede lid, en de eisen, bedoeld in bijlage VIII, van verordening (EG) nr. 1774/2002;

k. erkend technisch bedrijf in werking te hebben in strijd met de eisen, bedoeld in artikel 18, tweede lid, en de eisen, bedoeld in bijlage VIII, van verordening (EG) nr. 1774/2002 .

Artikel 2.21

[erkenning melkverwerkend bedrijf]

Een melkverwerkend bedrijf, dat overeenkomstig artikel 4 van verordening (EG) nr. 853/2004 is erkend, is tevens geregistreerd als bedoeld in artikel 4 van verordening (EG) nr. 79/2005.

Artikel 2.22

[vergunning melkverwerkend bedrijf]

1. De Minister kan op aanvraag een veehouderij een vergunning als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van verordening (EG) nr. 79/2005 verstrekken.

2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt schriftelijk ingediend bij de VWA.

3. De Minister kan in het kader van de risicobeoordeling, bedoeld in bijlage I, hoofdstuk 2, onderdeel B en bijlage II, onderdeel B, onder b, bij verordening (EG) nr. 79/2005, voorwaarden aan de vergunning verbinden.

Artikel 2.23

[goedkeuring installatie bij alternatieve methoden verwijdering]

Het is verboden zonder goedkeuring als bedoeld in artikel 3 van verordening (EG) 92/2005, een installatie bestemd voor gebruik overeenkomstig de methoden, bedoeld in de bijlagen I tot en met VII bij verordening (EG) nr. 92/2005, in werking te hebben.

Hoofdstuk 3

Nationale bepalingen

Paragraaf 1

Aanwijzen, aanmelden, aanbieden, bewaren en ophalen van categorie 1- en 2-materiaal

Artikel 3.1

[aanwijzen categorie 1- en 2-materiaal]

Als categorie 1- materiaal of categorie 2-materiaal, bedoeld in artikel 81g, van de wet, wordt aangewezen categorie 1- materiaal of categorie 2-materiaal met uitzondering van:

a. keukenafval en etensresten als bedoeld in artikel 4, eerste lid, punt e, van verordening (EG) nr. 1774/2002;

b. kadavers van gezelschapsdieren, mits de kadavers rechtstreeks als afval worden verwijderd door begraving op een terrein dat ter beschikking staat van de eigenaar of houder van desbetreffende dode dieren, dan wel op een plaats die ingevolge een besluit van het college van burgemeester en wethouders voor dat doel is toegelaten of overeenkomstig artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 1774/2002 worden verbrand in een op grond van artikel 12, tweede of derde lid, van die verordening erkende verbrandingsinstallatie;

c. kadavers van paarden, mits de kadavers overeenkomstig artikel 5, tweede lid, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 1774/2002 worden verwerkt in een op grond van artikel 12, tweede lid, van die verordening erkende verbrandingsinstallatie;

d. mest en de van het maagdarmkanaal gescheiden inhoud van het maagdarmkanaal;

e. kadavers van pelsdieren, mits het kadavers betreft die overeenkomstig artikel 5, derde lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002, worden onthuid in een op grond van artikel 10, eerste lid, van die verordening erkend intermediair categorie 2-bedrijf;

f. dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 23, eerste en tweede lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002, mits ten aanzien van deze dierlijke bijproducten toestemming is verleend voor de in voornoemde artikelleden genoemde activiteiten overeenkomstig artikel 2.12, tweede lid.

Artikel 3.2

[aangifteplicht]

1. De aangifteplichtige doet van categorie 1- materiaal of categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 3.1 zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgend op de dag waarop dat materiaal is ontstaan, aangifte bij de ondernemer waarvoor op grond van artikel 81f, eerste lid, van de wet een werkgebied is vastgesteld en binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevindt.

2. Indien met de ondernemer een vaste ophaaldag is overeengekomen als bedoeld in artikel 3.3, tweede lid, doet de aangifteplichtige in afwijking van het eerste lid uiterlijk op de werkdag voorafgaand aan de dag dat het materiaal wordt opgehaald aangifte van het desbetreffende materiaal.

3. De aangifte, bedoeld in het eerste en tweede lid, geschiedt telefonisch onder opgave van de soort en de hoeveelheid materiaal alsmede van de plaats waar het zich bevindt.

Artikel 3.3

[ophaalverplichting]

1. Categorie 1- materiaal en 2- materiaal als bedoeld in artikel 3.1. wordt door de ondernemer binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevindt uiterlijk opgehaald op de eerste werkdag volgend op de dag waarop het materiaal door de aangifteplichtige is aangemeld.

2. De ondernemer binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevindt en de aangifteplichtige kunnen overeenkomen dat het materiaal een keer per week op een vaste dag wordt opgehaald.

3. Het tweede lid is niet van toepassing op kadavers, met een gewicht van meer dan 40 kilogram, en kadavers van kalveren.

Artikel 3.4

[bewaren materiaal door aangifteplichtige]

1. De aangifteplichtige van categorie 1-materiaal of categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 3.1 draagt er zorg voor dat het materiaal tot het moment waarop het wordt opgehaald:

a. op een zodanige manier wordt bewaard dat het materiaal niet vrij toegankelijk is voor anderen dan de aangifteplichtige en de ondernemer die het materiaal ophaalt;

b. voor zover het kadavers betreft, het materiaal op een zodanige manier is afgedekt dat het is onttrokken aan het oog voor passanten en niet bereikbaar is voor vogels, knaagdieren, honden en katten en de afdekking door het verwerkingsbedrijf dat het materiaal ophaalt eenvoudig te verwijderen is.

2. De aangifteplichtige draagt er zorg voor dat, wanneer materiaal overeenkomstig artikel 3.3, tweede lid, eens per week wordt opgehaald, het materiaal tot het moment dat het wordt opgehaald, wordt bewaard:

a. bij een omgevingstemperatuur van ten hoogste 10 graden C°, voor zover het kadavers van vee als bedoeld in artikel 2 van verordening (EG) nr. 1774/2002 tot een gewicht van 40 kilogram betreft, met uitzondering van kadavers van kalveren;

b. bij een inwendige temperatuur van ten hoogste 15 graden C°, voor zover het bloed betreft;

c. bij een omgevingstemperatuur van ten hoogste 10 graden C° of een inwendige temperatuur van ten hoogste 15 graden C°, voor zover het categorie 1-materiaal of categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 3.1 betreft, niet zijnde materiaal als bedoeld in de onderdelen a en b.

3. Materiaal als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b of c, dat ontstaat op slachterijen, wordt tot het moment waarop dit materiaal wordt opgehaald bewaard overeenkomstig de in dat lid opgenomen voorschriften, tenzij het materiaal op dezelfde dag waarop het is ontstaan, wordt opgehaald.

Artikel 3.5

[plaats van aanbieden]

1. De aangifteplichtige deponeert categorie 1-materiaal of categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 3.1 op de dag dat het door de ondernemer wordt opgehaald op een zodanige plaats dat het vanaf de verharde openbare weg binnen het vrije bereik ligt van de laadkraan van het vervoermiddel waarmee het materiaal wordt opgehaald, waarbij het uitgangspunt is dat het vervoermiddel niet verder dan één wagenlengte op het erf behoeft te komen.

2. Bij geschillen tussen de aangifteplichtige en de ondernemer over de plaats van deponering zal, met inachtneming van hetgeen in het eerste lid is gesteld, de plaats worden bepaald door de Minister.

3. Het eerste lid is niet van toepassing indien de aangifteplichtige en de ondernemer zijn overeengekomen dat het materiaal op een bepaalde plaats wordt gedeponeerd. Het materiaal wordt in dat geval telkens op die plaats gedeponeerd.

4. De aangifteplichtige draagt er zorg voor dat categorie 1-materiaal en categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 3.1 zodanig wordt aangeboden dat:

a. het van elkaar gescheiden is en te onderscheiden is van ander materiaal;

b. het categorie 1-materiaal onderscheidenlijk categorie 2-materiaal door de ondernemer apart kan worden geladen.

5. Materiaal als bedoeld in artikel 3.4, tweede lid, wordt aangeboden in vaten die passen in de laadinrichting van het vervoermiddel van de ondernemer. De aangifteplichtige draagt er zorg voor dat op de vaten duidelijk is aangegeven welk type materiaal zij bevatten.

Artikel 3.6

[overdracht materiaal]

De overdracht van categorie 1-materiaal of categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 3.1. door de aangifteplichtige aan de ondernemer geschiedt door overlading van dat materiaal in het daarvoor bestemde vervoermiddel.

Artikel 3.7

[wijze bewaren categorie 3-materiaal]

1. De eigenaar of houder van categorie 3-materiaal draagt er zorg voor dat het materiaal tot het moment waarop het wordt opgehaald op een zodanige manier wordt bewaard dat:

a. het niet vrij toegankelijk is voor anderen dan de houder of eigenaar en het bedrijf dat het materiaal ophaalt;

b. het materiaal wordt bewaard bij een omgevingstemperatuur van ten hoogste 10 °C, tenzij het materiaal binnen twaalf uur na het ontstaan wordt opgehaald om overeenkomstig artikel 6, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002 te worden verwerkt of verwijderd.

2. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op categorie 3-materiaal dat wordt verwerkt in een op grond van artikel 15 van verordening (EG) nr. 1774/2002 erkende biogasinstallatie of een composteerinstallatie.

Artikel 3.8

[I&R-register]

1. De ondernemer houdt een register bij waarin hij van elk door hem opgehaald kadaver van een rund, de identificatiecode van het merk, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, van dat kadaver vermeldt.

2. De ondernemer, bedoeld in het eerste lid, meldt binnen drie werkdagen de identificatiecode van het merk, bedoeld in het eerste lid, aan de Minister.

3. De aantekeningen in het register, bedoeld in het eerste lid, worden ten minste twee jaar bewaard.

Paragraaf 2

Schadeloosstelling

Artikel 3.9

[vaststelling schadeloosstelling]

1. De schadeloosstelling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van het besluit wordt vastgesteld op het door de Minister te betalen bedrag van het werkelijke nadeel dat de ondernemer als gevolg van de wijziging van het werkgebied, dan wel van de te verwerken soorten categorie 1- materiaal of categorie 2- materiaal, lijdt.

2. Het te betalen bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van het besluit wordt vastgesteld op het door de Minister te bepalen bedrag van het werkelijke voordeel dat de ondernemer als gevolg van de wijziging van het werkgebied, dan wel van de te verwerken soorten categorie 1- materiaal of categorie 2- materiaal, heeft.

Artikel 3.10

[schadeloosstelling als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het besluit]

1. Indien de Minister ingevolge artikel 3, tweede lid, van het besluit een aanwijzing doet, worden de schadeloosstelling en het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit in afwijking van artikel 3.9 bepaald overeenkomstig het tweede en derde lid.

2. De schadeloosstelling wordt met inachtneming van artikel 3, tweede lid, tweede volzin, van het besluit vastgesteld op het door de Minister te bepalen gedeelte van de werkelijke lasten die het gevolg zijn van de overdracht, verminderd met het door de Minister te bepalen gedeelte van de uit de overdracht voortvloeiende werkelijke kosten.

3. Het te betalen bedrag wordt vastgesteld op het door de Minister te bepalen gedeelte van de werkelijke baten die het gevolg zijn van de aanwijzing, verminderd met het door de Minister te bepalen gedeelte van de uit de aanwijzing voortvloeiende werkelijke lasten.

Artikel 3.11

[betaling schadeloosstelling]

1. De betaling van de schadeloosstelling, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, geschiedt binnen zes maanden na de gebiedswijziging dan wel na de wijziging van de te verwerken soorten categorie 1-materiaal en 2-materiaal.

2. De betaling van de schadeloosstelling en het bedrag, bedoeld in artikel 3.10, geschiedt binnen zes maanden nadat de aanwijzing, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het besluit, heeft plaatsgevonden.

Paragraaf 3

Vergoedingen

Artikel 3.12

[berekening werkelijke kosten]

De werkelijke kosten, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het besluit zijn de op jaarbasis door de ondernemers te maken kosten van het ophalen, vervoeren, verwerken of verwijderen van het categorie 1-materiaal en categorie 2-materiaal, bedoeld in artikel 3.1, verminderd met de waarde van dit materiaal voorafgaand aan verwerking en het door de Minister vast te stellen percentage van de winst, die de ondernemer bij de verwerking van dit materiaal maakt.

Artikel 3.13

[vergoeding huiden]

1. De vergoeding, bedoeld in artikel 8 van het besluit, bedraagt negentig procent van de netto-opbrengst van de huid, na aftrek van de omzetbelasting.

2. De vergoeding vindt niet plaats:

a. indien ingevolge een wettelijk voorschrift de huid moet worden gedestrueerd;

b. voor de huiden van kleine dieren.

Artikel 3.14

[vergoeding aanmerkelijke kosten bedoeld in artikel 7 van het besluit]

De vergoeding, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het besluit, bestaat uit:

a. aantoonbare werkelijke kosten van arbeidsloon voor het aanbrengen van de scheiding tussen destructiemateriaal en ander materiaal, dan wel verpakkingsmateriaal;

b. aantoonbare werkelijke kosten van afvoer en verwerking van ander materiaal, dan wel verpakkingsmateriaal;

c. aantoonbare werkelijke kosten van reiniging en exploitatie van bedrijfsruimte, die gebruikt wordt voor de scheiding, genoemd onder a, of de afvoer en verwerking, genoemd onder b;

d. aantoonbare werkelijke verwerkingskosten, indien blijkt dat het onmogelijk is een fysieke scheiding aan te brengen tussen het destructiemateriaal en het andere materiaal en de verwerking van de twee materialen tezamen een aantoonbare negatieve opbrengst heeft.

Hoofdstuk 4

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 4.1

[biogas- of composteerinstallatie]

1. Het verbod, bedoeld in artikel 2.19, eerste lid, onderdeel f, is tot 1 juli 2008 niet van toepassing op een composteerinstallatie waarin uitsluitend mest of categorie 3-materiaal als grondstof wordt verwerkt, mits voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 1 van verordening (EG) nr. 809/2003.

2. Het verbod, bedoeld in artikel 2.29, eerste lid, onderdeel f, is tot 1 juli 2008 niet van toepassing op een biogasinstallatie waarin uitsluitend mest of categorie 3-materiaal als grondstof wordt verwerkt, mits voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 1 van verordening (EG) nr. 810/2003.

Artikel 4.2

[tarieven]

De tarieven, bedoeld in de Regeling instemming destructietarieven 2008, worden geacht te zijn goedgekeurd ingevolge artikel 6 van het besluit.

Artikel 4.3

[vergunningen, erkenningen, toestemmingen]

Vergunningen, erkenningen of toestemmingen die zijn verleend bij of krachtens de Destructiewet worden geacht te zijn verleend bij of krachtens de wet.

Artikel 4.4

[titel regeling]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling dierlijke bijproducten 2008.

Artikel 4.5

[inwerkingtreding]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg.

Toelichting

Bij wet van 11 mei 2007 (Stb. 224) zijn de voorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten van de Destructiewet overgeheveld naar Hoofdstuk VIIA van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna: de wet). Als gevolg van voornoemde overheveling is tevens de uitvoeringsregelgeving opnieuw vastgesteld. In plaats van het Destructiebesluit geldt thans het Besluit dierlijke bijproducten. De onderhavige regeling komt in de plaats van de Regeling dierlijke bijproducten. Het betreft een grotendeels technische exercitie. Inhoudelijk zijn geen wezenlijke wijzigingen aangebracht in de voorschriften inzake de dierlijke bijproducten.

Voorschriften ter uitvoering van EG-verordeningen en EG-beschikkingen worden ingevolge artikel 81c, eerste en derde lid, van de wet bij Ministeriële regeling vastgesteld. In de onderhavige regeling zijn in hoofdstuk 2 de voorschriften opgenomen ter uitvoering van de Europese verordeningen en beschikkingen ter zake van dierlijke bijproducten. Dit betreft de voorschriften ter uitvoering van verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L 273) en de op die verordening gebaseerde uitvoeringsverordeningen en beschikkingen. Deze voorschriften waren oorspronkelijk deels opgenomen in het Destructiebesluit en deels in de Regeling dierlijke bijproducten. Als bijlage bij deze toelichting is een transponeringstabel opgenomen.

Hoofdstuk 3 van de onderhavige regeling bevat voorschriften ter uitvoering van afdeling 3 van hoofdstuk VIIA van de wet en van het Besluit dierlijke bijproducten. Het betreft nadere voorschriften met betrekking tot de zogenoemde werkgebiedensystematiek; de verplichtingen van een houder, een eigenaar of een verwerker van bepaalde dierlijke bijproducten in dat kader en de schadeloosstelling die wordt verleend na wijzigen van een werkgebied. Voorts hebben de nadere voorschriften betrekking op de vergoeding die de verwerker voor het ophalen, vervoeren, verwerken of het verwijderen van bepaalde dierlijke bijproducten in rekening kan brengen of moet verlenen voor de huiden van aan hem aangeboden kadavers. Deze voorschriften waren oorspronkelijk eveneens deels opgenomen in het Destructiebesluit en deels in de Regeling dierlijke bijproducten.

Omdat de onderhavige regeling een grotendeels technische wijziging behelst, brengt deze geen verhoging of verlaging van de administratieve lasten met zich mee. De regeling is derhalve niet voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal).

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

BIJLAGE

TRANSPONERINGSTABEL RELEVANTE EUROPESE VOORSCHRIFTEN

Verordening (EG) 999/20011

Regeling dierlijke bijproducten 2008

Bijlage V, punt 3

Artikel 2.5

Bijlage V, punt 4.1

Artikel 2.14

  

Verordening (EG) 1774/2002

Regeling dierlijke bijproducten 2008

Artikel 1

Behoeft geen implementatie

Artikel 2

Behoeft geen implementatie

Artikel 3, eerste lid

Behoeft geen implementatie

Artikel 3, tweede lid

Artikel 2.9, derde lid

Artikel 3, derde lid

Behoeft geen implementatie

Artikel 4

Artikel 2.3

Artikel 5

Artikel 2.4

Artikel 6

Artikel 2.6

Artikel 7

Artikel 2.7

Artikel 8

Artikel 2.8

Artikel 9

Artikel 2.10

Artikel 10

Artikelen 2.19 en 2.20

Artikel 11

Artikelen 2.19 en 2.20

Artikel 12

Artikelen 2.19 en 2.20

Artikel 13

Artikelen 2.19 en 2.20

Artikel 14

Artikelen 2.19 en 2.20

Artikel 15

Artikelen 2.19 en 2.20

Artikel 16

Behoeft geen implementatie

Artikel 17

Artikelen 2.19 en 2.20

Artikel 18

Artikelen 2.19 en 2.20

Artikel 19

Behoeft geen implementatie

Artikel 20

Behoeft geen implementatie

Artikel 21

Behoeft geen implementatie

Artikel 22

Artikel 2.11

Artikel 23

Artikel 2.12

Artikel 24

Artikel 2.13

Artikel 25

Artikel 2.15

Artikel 26

Behoeft geen implementatie

Artikel 27

Behoeft geen implementatie

Artikel 28

Behoeft geen implementatie

Artikel 29

Artikel 2.9

Artikel 30

Behoeft geen implementatie

Artikel 31

Behoeft geen implementatie

Artikel 32

Behoeft geen implementatie

Artikel 33

Behoeft geen implementatie

Artikel 34

Behoeft geen implementatie

Artikel 35

Behoeft geen implementatie

  

Verordening (EG) 809/2003

Regeling dierlijke bijproducten 2008

Artikel 1

Artikel 4.1, eerste lid

Artikel 2

Behoeft geen implementatie

Artikel 3

Artikel 2.1, onderdeel c

Artikel 4

Behoeft geen implementatie

  

Verordening (EG) 810/2003

Regeling dierlijke bijproducten 2008

Artikel 1

Artikel 4.1, eerste lid

Artikel 2

Behoeft geen implementatie

Artikel 3

Artikel 2.1, onderdeel c

Artikel 4

Behoeft geen implementatie

  

Verordening (EG) 811/2003

Regeling dierlijke bijproducten 2008

Artikel 1

Behoeft geen implementatie

Artikel 2

Artikel 2.11, tweede lid

Artikel 3

Artikel 2.16

Artikel 4

Artikel 2.16

Artikel 5

Behoeft geen implementatie

Artikel 6

Artikel 2.1, onderdeel e

Artikel 7

Behoeft geen implementatie

Artikel 8

Behoeft geen implementatie

Artikel 9

Artikel 2.10

Artikel 10

Behoeft geen implementatie

  

Verordening (EG) nr. 79/2005

Regeling dierlijke bijproducten 2008

Artikel 1

Artikel 2.6, derde lid

Artikel 2

Artikel 2.6, derde lid

Artikel 3

Artikel 2.7, derde lid

Artikel 4

Artikelen 2.21 en 2.11

Artikel 5

Artikel 2.1

Artikel 6

Behoeft geen implementatie

Artikel 7

Behoeft geen implementatie

  

Verordening (EG) nr. 92/2005

Regeling dierlijke bijproducten 2008

Artikel 1

Artikelen 2.1, onderdeel g en 2.3, derde lid

Artikel 2

Artikelen 2.1, onderdeel g, artikel 2.4, derde lid en 2.6, tweede lid

Artikel 3

Artikel 2.23

Artikel 4

Artikelen 2.3, derde lid, 2.4, derde lid en 2.6, tweede lid

Artikel 5

Behoeft geen implementatie

Artikel 6

Behoeft geen implementatie

Artikel 7

Behoeft geen implementatie

  

Verordening (EG) nr. 181/2006

Regeling dierlijke bijproducten 2008

Artikel 1

Behoeft geen implementatie

Artikel 2

Behoeft geen implementatie

Artikel 3

Artikel 2.17

Artikel 4

Artikel 2.17

Artikel 5

Artikel 2.17

Artikel 6

Artikel 2.17

Artikel 7

Artikel 2.17

Artikel 8

Artikel 2.17

Artikel 9

Behoeft geen implementatie

Artikel 10

Behoeft geen implementatie

  

Verordening (EG) nr. 197/2006

Regeling dierlijke bijproducten 2008

Artikel 1

Artikelen 2.6, vierde lid, en 2.7, vierde lid

Artikel 2

Artikelen 2.6, vierde lid, en 2.7, vierde lid

Artikel 3

Behoeft geen implementatie

Artikel 4

Behoeft geen implementatie

Artikel 5

Behoeft geen implementatie

  

Beschikking nr. 2004/407/EG

Artikel 2.18 van de Regeling dierlijke bijproducten 2008

1 De overige bepalingen van verordening (EG) 999/2001 zijn ten uitvoer gelegd in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s en de Regeling handel levende dieren en levende producten.

Naar boven