Wijziging Regeling GLB-inkomenssteun 2006 en Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 10 december 2007, nr. TRCJZ/2007/3878, houdende wijziging van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 en houdende wijziging van de beleidsregels over de toepassing van het normenkader randvoorwaarden in het kader van de directe inkomenssteun aan landbouwers op basis van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1107/2007 van de Raad van 26 september 2007 houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, wat betreft de braaklegging voor 2008 (PbEU L 253) en Verordening (EG) nr. 1182/2007 van de Raad van 26 september 2007 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de sector groenten en fruit, tot wijziging van de Richtlijnen 2001/112/EG en 2001/113/EG en de Verordeningen (EEG) nr. 827/68, (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96, (EG) nr. 2826/2000, (EG) nr. 1782/2003 en (EG) nr. 318/2006 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2202/96 (PbEU L 273);

Voorts gelet op de artikelen 15 en 19 van de Landbouwwet;

Besluit:

Artikel I

De Regeling GLB-inkomenssteun 20061 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 20, eerste lid, onderdeel c, wordt de zinsnede ‘artikel 51, waarbij secundaire teelt als bedoeld in onderdeel b van dat artikel is toegestaan, en artikel 52’ vervangen door: de artikelen 51 en 52.

B

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt de zinsnede ‘bedoeld in het eerste lid’ vervangen door: bedoeld in het eerste dan wel tweede lid.

2. Het zesde lid komt te luiden:

6. Voor de toepassing van deze regeling wordt de aanvraag tot vaststelling van toeslagrechten, bedoeld in het vijfde lid, behandeld als een aanvraag die is ontvangen op:

a. 9 juni 2006, voor zover de aanvraag betrekking heeft op het aanvragen tot vaststelling van toeslagrechten als bedoeld in het eerste lid, en

b. 11 juni 2007, voor zover de aanvraag betrekking heeft op het aanvragen tot vaststelling van toeslagrechten als bedoeld in het tweede lid.

C

In het opschrift van paragraaf 2.2. wordt de zinsnede ‘(aan landbouwers als bedoeld in artikel 42, vierde lid, van verordening 1782/2003)’ vervangen door: (aan landbouwers als bedoeld in artikel 42 van verordening 1782/2003).

D

Na artikel 28 wordt een artikel ingevoegd luidende:

Artikel 28a

1. In afwijking van artikel 24, eerste lid, zijn landbouwers die hun braakleggingstoeslagrechten willen laten uitbetalen voor het jaar 2008 niet verplicht hun grond uit productie te nemen en hoeven ze voor het jaar 2008 niet te voldoen aan de artikelen 7, eerste lid, onderdelen b, c en d, 24, tweede lid, onderdeel b, 27, tweede lid, en 29 tot en met 38a.

2. Het eerste lid geldt niet voor landbouwers die voor percelen als bedoeld in artikel 24, derde lid, betalingen op basis van braakleggingstoeslagrechten aanvragen.

3. Landbouwers die hun braakleggingstoeslagrechten willen laten uitbetalen voor het jaar 2008 en vrijwillig hun grond uit productie nemen, moeten blijven voldoen aan artikel 7, eerste lid, onderdelen a en e, in samenhang met de artikelen 8 en 26.

E

Aan artikel 61 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

4. Indien de rente, bedoeld in het eerste lid, per landbouwer en per premieperiode niet meer bedraagt dan € 50,- wordt afgezien van terugvordering van de rente.

F

Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1 wordt ‘Artikel 8 en artikel 9 in samenhang met artikel 31; Artikel 10 in samenhang met artikel 31’ vervangen door: Artikel 8, artikel 9 in samenhang met artikel 31, eerste lid, artikel 10, in samenhang met artikel 31, tweede lid.

2. Onderdeel 4 komt te luiden:

4. Artikel 1b, eerste lid, in samenhang met artikel 1b, derde lid, eerste alinea en artikel 1c, eerste lid, artikel 1b, eerste lid, in samenhang met artikel 1b, derde lid, onderdeel a, artikel 1b, eerste lid, in samenhang met artikel 1b, derde lid, onderdeel b en vierde lid, artikel 1b van het Besluit gebruik meststoffen.

3. De onderdelen 9 tot en met 14 komen te luiden:

9. Artikel 2 in samenhang met artikel 4 en 7 van de Regeling identificatie en registratie voor dieren.

10. Artikel 8, eerste, tweede en vierde lid, van de Regeling identificatie en registratie voor dieren, in samenhang met artikel 4, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1760/2000 en artikel 12 van de Regeling identificatie en registratie voor dieren.

11. Artikel 5, eerste lid, onder a, richtlijn 92/102, artikel 4, tweede en derde lid, van verordening 1760/2000 en artikel 4, eerste en vierde lid, van verordening (EG) nr. 21/2004.

12. Artikel 19, eerste lid, artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 10 in samenhang met artikel 11, 34a en 34b van de Regeling identificatie en registratie voor dieren.

13. Artikel 31, eerste en derde lid, 36, eerste lid, tot aan het woord ‘alsmede’ en tweede en vierde lid, van de Regeling identificatie en registratie voor dieren, artikel 7, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1760/2000 in samenhang met artikel 19, eerste lid, tot en met ‘verordening 911/2004’, en tweede tot en met vijfde lid, van de Regeling identificatie en registratie voor dieren.

14. Artikel 7, eerste lid, tweede gedachtestreepje, van verordening (EG) nr. 1760/2000.

4. Onderdelen 18 tot en met 21 komen te luiden:

18. Artikel 2 van de Kaderwet diervoeders in samenhang met artikel 14, 15, 17, eerste lid, 19 en 20 van verordening (EG) nr. 178/2002, artikel 4, derde lid, van de Kaderwet diervoeders.

19. Artikel 68 en 74 van de Regeling diervoeders in samenhang met artikel 15 van verordening (EG) nr. 178/2002.

20. Artikel 2, tiende lid, in samenhang met artikel 14, 18 en 19 van verordening (EG) nr. 178/2002.

21. Artikel 113a van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s in samenhang met artikel 18 van verordening (EG) nr. 178/2002.

5. In onderdeel 31, wordt na ‘4, eerste lid,’ ingevoegd: in samenhang met artikel 22.

Artikel II

De Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB2 worden als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt na ‘Regeling GLB-inkomenssteun 2006’ ingevoegd: en verordening 796/2004.

B

Artikel 2 komt te luiden:

1. Indien in strijd wordt gehandeld met de verplichtingen, bedoeld in artikel 3 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006, wordt de inkomenssteun, behoudens overmacht, gekort met een percentage dat afhankelijk is gesteld van:

– de beoordeling van een niet-naleving,

– het aantal niet-nalevingen, en

– het beleidsterrein waartoe de overtreden randvoorwaarden behoren.

2. De beoordeling van een niet-naleving gebeurt aan de hand van vier criteria:

a. herhaling;

b. omvang;

c. ernst;

d. permanent karakter.

3. De randvoorwaarden per beleidsterrein zijn opgenomen in de bijlage.

C

Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:

1. De randvoorwaarden worden voor zover van toepassing benoemd en gecontroleerd op het terrein van de onderscheiden artikelen in de betrokken nationale regelgeving.

D

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

De berekening van de korting vindt als volgt plaats:

a. De beoordeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, leidt tot een initiële korting per randvoorwaarde die is weergegeven in de kolom ‘initiële korting’ in de bijlage.

b. Bij vaststelling van meerdere niet-nalevingen ten aanzien van hetzelfde besluit of dezelfde norm worden die niet-nalevingen voor de vaststelling van de korting beschouwd als één niet-naleving, waarbij per besluit of norm de niet-naleving met de hoogste initiële korting als uitgangspunt voor de berekening van het kortingspercentage wordt genomen.

c. Per besluit of norm wordt overeenkomstig artikel 66, eerste lid, tweede alinea, van verordening 796/2004 beoordeeld of er factoren zijn die tot een verhoging of een verlaging van het in het tweede lid vastgestelde kortingspercentage moeten leiden. In dat geval dient het verhoogde dan wel verlaagde kortingspercentage als uitgangspunt voor de berekening van het kortingspercentage.

d. Bij vaststelling van meerdere niet-nalevingen ten aanzien van verschillende besluiten of normen die tot hetzelfde terrein van randvoorwaarden behoren worden die gevallen, na toepassing van onderdeel b en c, voor de vaststelling van de korting beschouwd als één niet-naleving, waarbij per terrein van randvoorwaarden de niet-naleving met de hoogste korting als uitgangspunt voor de berekening van de korting wordt genomen.

e. De uit onderdeel d voortvloeiende kortingspercentages worden bij elkaar opgeteld. De maximale korting op alle vastgestelde niet-nalevingen op alle terreinen en over het totale bedrag aan de toe te kennen steun is niet hoger dan 5%, tenzij sprake is van herhaalde of opzettelijke niet-naleving van een randvoorwaarde.

E

Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Niet-nalevingen die zijn geconstateerd vóór 1 januari 2008 ten aanzien van de randvoorwaarden onder respectievelijk:

a. punt 3,

b. punt 6,

c. punten 7 en 8,

d. punt 8bis,

e. punt 9,

f. punten 13 tot en met 15 van bijlage III van verordening 1782/2003 en

g. het onderdeel bodemerosie, als bedoeld in bijlage IV van verordening 1782/2003,

worden voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van herhaling beschouwd als niet-nalevingen van de onderdelen respectievelijk:

a. 3,

b. 6,

c. 7,

d. 8,

e. 9,

f. 15 en

g. 20

van de bijlage zoals deze vanaf 1 januari 2008 luidt.

F

In artikel 8 wordt onder vernummering van de leden 2 en 3 tot 3 en 4 een lid ingevoegd, luidende:

2. De beoordeling van opzet gebeurt in ieder geval aan de hand van de volgende criteria:

a. in de omschrijving van de betrokken randvoorwaarde wordt een rechtstreeks verband met de opzettelijkheid van de niet-naleving gelegd;

b. de mate van complexiteit van de betreffende randvoorwaarde;

c. de vraag of er sprake is van langdurig bestendig beleid;

d. de vraag of er sprake is van een actieve handeling dan wel bewust nalaten van een handeling;

e. de omstandigheid dat de landbouwer reeds eerder op de hoogte is gesteld van onvolkomenheden in de naleving ten aanzien van de betreffende randvoorwaarde;

f. de mate waarin de randvoorwaarde niet wordt nageleefd.

G

Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12a

De artikelen 6 en 7, vierde lid, zoals deze artikelen luiden vanaf 1 januari 2008 worden toegepast op uitbetalingen van inkomenssteun die betrekking hebben op het jaar 2008 en later.

H

Bijlage 1 wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

I

Bijlage 2 vervalt.

Artikel III

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

2. Artikel I, onderdeel E, werkt terug tot en met 1 april 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 december 2007
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg.

Bijlage: De beheerseisen en de GLMC-eisen op grond van de artikelen 3 en 6 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006

 

EU-wetgevings-kader

Nederlands wetgevingskader

Artikel(en)

Onderwerp van controle

Randvoorwaardenterrein

Ernst

Omvang

Permanent karakter

Initiële korting

Opzet op basis van de criteria in artikel 8, tweede lid

MILIEU

        

1 Vogelrichtlijn (richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979, artikel 3, art. 4 leden 1, 2 en 4, art. 5, 7 en 8)

 

1.1

Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG)

Natuurbeschermingswet 1998

art.19d

Het verbod om zonder geldige vergunning een project of handeling uit te voeren in een aangewezen Vogelrichtlijngebied of in strijd met de vergunningvoorwaarden te handelen

milieu

3

1

0

3%

 

1.2

Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet

art.9 in samenhang met art.31, eerste lid

Het verbod op doden, verwonden, vangen, bemachtigen of met het oog daarop opsporen van beschermde inheemse vogels

milieu

3

1

1

5%

Ja, voor wat betreft het vangen van beschermde inheemse vogels

1.3

Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet

art.10 in samenhang met art.31, tweede lid

Het verbod op het opzettelijk verstoren van beschermde inheemse vogels

milieu

2

1

0

3%

ja

1.4

Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet

art.11

Het verbod op het verstoren of vernielen van nesten van beschermde inheemse vogels

milieu

3

1

1

5%

 

1.5

Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet

art.12

Het verbod op het rapen of bezitten van eieren van beschermde inheemse vogelsoorten

milieu

3

1

1

5%

ja

1.6

Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet

art.13

Het verbod op het in bezit hebben van en handel in (producten van) beschermde inheemse of uitheemse vogels

milieu

3

1

0

3%

ja

1.7

Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet

art.14

Het verbod op het uitzetten van vogels en eieren in de vrije natuur

milieu

3

1

1

5%

 

1.8

Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet

art.15

Het verbod op het in bezit hebben van of handelen in niet toegestane jachtmiddelen

milieu

1

0

0

1%

 

1.9

Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet

art.37

De verplichting goed jachthouder te zijn

milieu

2

1

0

3%

 

1.10

Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet

art.50 lid 3

Het verbod op het zich voor de jacht in het veld bevinden met niet toegestane jachtmiddelen en doden van beschermde vogels

milieu

2

0

0

3%

 

1.11

Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet

art.53 in samenhang met art.46

Het verbod op de jacht met niet toegestane middelen, op niet toegestane dagen en tijdstippen en op niet toegestane plaatsen

milieu

2

0

0

3%

 

1.12

Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet

art.72 lid 5 en in samenhang met art. 5, 6, 7 en 9 van Besluit beheer en schadebestrijding dieren

Het verbod op jacht in strijd met vergunningsvoorwaarden of met niet toegestane (niet diervriendelijke) jachtmiddelen

milieu

2

0

0

3%

 
           

2. Grondwaterbescherming (Richtlijn 80/68/EEG van 17 december 1979, art.4 en 5)

 

2.1

Grondwaterbescherming (Richtlijn 80/68/EEG)

Lozingenbesluit Bodembescherming

art.25

Het verbod op het lozen van niet huishoudelijk afvalwater of koelwater in of op de bodem zonder geldige vergunning

milieu

3

1

1

5%

 
           

3. Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG van 12 juni 1986, art.3)

 

3.1

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.1b, eerste lid in samenhang artikel 1b, derde lid, eerste alinea, en artikel 1c, eerste lid

De verplichting om bij gebruik van zuiveringsslib op landbouwgrond, te voldoen aan toetsingswaarden na bemonstering en analyse

milieu

3

0

1

3%

 

3.2

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art. 1b, eerste lid in samenhang met artikel 1b, derde lid, onderdeel a

Het verbod op het gebruik van vloeibaar zuiveringsslib als de maximaal toegestane hoeveelheid droge stof per hectare wordt overschreden

milieu

2

0

1

3%

 

3.3

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art. 1b, eerste lid, in samenhang met artikel 1b, derde lid, onderdeel b, en vierde lid

Het verbod op het gebruik van steekvast zuiveringsslib als de maximaal toegestane hoeveelheid droge stof per hectare wordt overschreden alsmede de verplichting om voor het betreffende aantal hectaren gedurende bepaalde perioden het grondgebruik ongewijzigd te laten

milieu

2

0

1

3%

 

3.4

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.1b, eerste lid

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib op andere grond dan landbouwgrond

milieu

3

0

1

3%

 

3.5

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.3

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib op bevroren of besneeuwde grond

milieu

3

1

1

5%

 

3.6

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.1d

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib als dit de gezondheid van dieren en mensen schaadt

milieu

3

1

1

5%

 

3.7

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.3a

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib indien de bovenste bodemlaag met water verzadigd is

milieu

2

1

1

3%

 

3.8

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.3b

Het verbod op het gebruik zuiveringsslib tegelijkertijd met het beregen of bevloeien of infiltreren van de grond.

milieu

2

1

1

3%

 

3.9

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.4

Het verbod op het gebruik zuiveringsslib van 1 september t/m 31 januari

milieu

3

1

1

5%

ja

3.10

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.5

De verplichting om zuiveringsslib emissiearm aan te wenden

milieu

2

1

1

3%

 

3.11

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.6

De verplichting om zuiveringsslib gelijkmatig over het perceel te verspreiden

milieu

2

0

1

3%

 

3.12

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.6a

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib op steile hellingen (> 7%) met geulenerosie (geulen > 30 cm diep)

milieu

2

1

1

3%

 

3.13

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.6b

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib op niet beteelde gronden met een hellingspercentage van 7% of meer

milieu

2

1

1

3%

 

3.14

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.6d

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib op bouwland of braakland met een hellingspercentage van 18% of meer

milieu

2

1

1

3%

 
           

4. Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG van 12 december 1991, art.4 en art.5)

4.1

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.2

Het verbod op gebruik van dierlijke meststoffen op natuurterrein en op andere grond dan landbouwgrond of natuurterrein

milieu

3

1

1

5%

 

4.2

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.3

Het verbod op het gebruik van dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest op bevroren of besneeuwde grond

milieu

3

1

1

5%

 

4.3

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.3a

Het verbod op het gebruik van dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest op natte of ondergelopen grond (waterverzadigde grond)

milieu

3

1

1

5%

 

4.4

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.3b

Het verbod op het gebruik van dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest tegelijkertijd met het beregen of bevloeien of infiltreren van de grond

milieu

3

1

1

5%

 

4.5

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.4

Het verbod op het gebruik van dierlijke mest van 1 september t/m 31 januari

milieu

3

1

1

5%

ja

4.6

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.4a

Het verbod op het gebruik van stikstofkunstmest van 16 september t/m 31 januari

milieu

3

1

1

5%

 

4.7

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.4b

Het verbod om op grasland de graszode te vernietigen

milieu

3

1

1

5%

ja

4.8

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.5

De verplichting om de dierlijke mest emissiearm aan te wenden

milieu

3

1

1

5%

ja

4.9

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.6

De verplichting om de dierlijke mest of stikstofkunstmest gelijkmatig over het perceel te verspreiden

milieu

3

1

1

5%

 

4.10

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.6a

Het verbod op het gebruik van dierlijke mest of stikstofkunstmest op steile hellingen (> 7%) met geulenerosie (geulen > 30 cm diep)

milieu

3

1

1

5%

 

4.11

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.6b

Het verbod op het gebruik van dierlijke mest op niet beteelde gronden met een hellingspercentage van 7% of meer

milieu

3

1

1

5%

 

4.12

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.6c

Het verbod op het gebruik van stikstofkunstmest op niet beteelde gronden met een hellingspercentage van 7% of meer

milieu

3

1

1

5%

 

4.13

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.6d

Het verbod op het gebruik van dierlijke mest of stikstofkunstmest op bouwland of braakland met een hellingspercentage van 18% of meer

milieu

3

1

1

5%

 

4.14

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.8a

De verplichting omtrent de volgteelt van maïs op zand- en lössgronden

milieu

3

1

1

5%

 

4.15

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Lozingenbesluit open teelt en veehouderij

art.16 in samenhang met art.13

Het verbod op toepassing van meststoffen in de mestvrije zone of de mestvrije zone is niet gelijk aan de teeltvrije zone

milieu

3

1

1

5%

 

4.16

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Meststoffenwet

art.7 in samenhang met art.8 onder a en b, 9 en 10 en in samenhang met art.24, 25, 26 en 27 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

Het verbod in enig kalenderjaar op een bedrijf meststoffen op of in de bodem te brengen, tenzij de stikstofgebruiksnormen in acht zijn genomen

milieu

3

1

1

5%

 

4.17

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet

art.28 in samenhang met art.27, 29, 30 en in samenhang met art.36 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

De verplichting voldoende opslagcapaciteit voor dierlijke mest op het bedrijf te hebben die in de periode september t/m februari wordt geproduceerd

milieu

1

0

0

1%

 
           

5. Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van 21 mei 1992, art.6, 13, 15 en 22 onder b)

 

5.1

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Natuurbeschermingswet 1998

art.19d

Het verbod om zonder geldige vergunning een project of handeling uit te voeren in een aangewezen Habitatrichtlijngebied of in strijd met de vergunningvoorwaarden te handelen

milieu

3

1

0

3%

 

5.2

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

art.8

Het verbod op plukken, vernielen, in bezit hebben, verkopen, etc. van beschermde inheemse planten

milieu

3

1

1

5%

 

5.3

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

art.9 in samenhang met art.31, eerste lid

Het verbod op doden, verstoren, in bezit hebben, verkopen etc. van beschermde inheemse diersoorten

milieu

3

1

1

5%

 

5.4

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

art.10 in samenhang met art.31, tweede lid

Het verbod op het opzettelijk verstoren van beschermde inheemse diersoorten

milieu

2

1

0

3%

ja

5.5

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

art.11

Het verbod op het verstoren of vernielen van rustplaatsen of holen van beschermde inheemse dieren

milieu

3

1

1

5%

 

5.6

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

art.12

Het verbod op het rapen of bezitten van eieren van beschermde inheemse diersoorten.

milieu

3

1

1

5%

 

5.7

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

art.13

Het verbod op het in bezit hebben van en handel in (producten van) beschermde inheemse of uitheemse dieren en planten

milieu

3

1

0

3%

 

5.8

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

art.14

Het verbod op het in de vrije natuur uitzetten van dieren of het planten of uitzaaien van planten

milieu

3

1

1

5%

 

5.9

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

art.15

Het verbod op het in bezit hebben van of handelen in niet toegestane jachtmiddelen

milieu

1

0

0

1%

 

5.10

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

art.37

De verplichting goed jachthouder te zijn

milieu

2

1

0

3%

 

5.11

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

art.50 lid 3

Het verbod op het zich voor de jacht in het veld bevinden met niet toegestane jachtmiddelen en doden van beschermde dieren

milieu

2

0

0

3%

 

5.12

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

art.53 in samenhang met art.46

Het verbod op de jacht met niet toegestane middelen, op niet toegestane dagen en tijdstippen en op niet toegestane plaatsen

milieu

2

0

0

3%

 

5.13

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

art.72 lid 5 en in samenhang met art.5, 6, 7 en 9 van Besluit beheer en schadebestrijding dieren

Het verbod op jacht in strijd met vergunningsvoorwaarden of met niet toegestane (niet diervriendelijke) jachtmiddelen

milieu

2

0

0

3%

 
           

GEZONDHEID (MENS, DIER EN PLANT)

6. I&R varkens (Richtlijn 92/102/EEG van 27 november 1992, art.3, 4 en 5, 7)

6.1

I & R Varkens (Richtlijn 92/102/EEG)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art.2, lid 1 tot en met 5, in samenhang met artikel 4

De verplichting correct te zijn geregistreerd als houder van varkens en wijzigingen in de gegevens tijdig te melden.

gezondheid

3

1

0

3%

 

6.2

I & R Varkens (Richtlijn 92/102/EEG)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art.8, lid 2, in samenhang met artikel 12

De verplichting alleen toegelaten identificatiemiddelen voor varkens te gebruiken en deze te verkrijgen zoals toegestaan.

gezondheid

3

1

0

3%

 

6.3

I & R Varkens (Richtlijn 92/102/EEG)

Richtlijn 92/102/EEG,

art.5, lid 1, onder a

De verplichting varkens binnen een bepaalde termijn te voorzien van identificatiemiddelen.

gezondheid

3

0

0

3%

 

6.4

I & R Varkens (Richtlijn 92/102/EEG)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, Regeling identificatie en registratie van dieren

artikel 104, tweede lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in samenhang met art.10 en 11 Regeling I&R

Het verbod op het merken of hermerken van varkens, tenzij is voldaan aan specifieke voorschriften.

gezondheid

2

0

0

3%

 

6.5

I & R Varkens (Richtlijn 92/102/EEG)

Regeling identificatie en registratie van dieren

Artikel 31, lid 1 en 3

De verplichting tot het hebben van een bedrijfsregister en voorschriften wat er in het bedrijfsregister vermeld moet worden en termijnen die moeten worden aangehouden.

gezondheid

3

0

0

3%

 
           

7. I&R runderen (Verordening (EG) 911/2004 van 29 april 2004 (vervangt Verordening (EG) 2629/97), art.6, 8 en 9; Verordening (EG) 1760/2000 van 17 juli 2000, art.4 en 7)

7.1

I & R Runderen (Verordening (EG) 1760/2000)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art.2, lid 1 tot en met 4, in samenhang met artikel 4

De verplichting correct te zijn geregistreerd als houder van runderen en wijzigingen in de gegevens tijdig te melden.

gezondheid

3

1

0

3%

 

7.2

I & R Runderen (Verordening (EG) 1760/2000)

Regeling identificatie en registratie van dieren en Verordening (EG) 1760/2000

art.8, lid 1, Regeling I& R in samenhang met artikel 4, eerste lid, Vo. 1760/2000 en artikel 12 Regeling I& R

De verplichting alleen toegelaten identificatiemiddelen voor runderen te gebruiken en deze te verkrijgen zoals toegestaan.

gezondheid

3

1

0

3%

 

7.3

I & R Runderen (Verordening (EG) 1760/2000)

Verordening (EG) 1760/2000

artikel 4, lid 2 en 3

De verplichting runderen binnen een bepaalde termijn te voorzien van identificatiemiddelen.

gezondheid

3

0

0

3%

 

7.4

I & R Runderen (Verordening (EG) 1760/2000)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, Regeling identificatie en registratie van dieren

artikel 104, tweede lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, en art.10 in samenhang met artikel 11 Regeling I&R

Het verbod op het merken of hermerken van runderen, tenzij is voldaan aan specifieke voorschriften.

gezondheid

2

0

0

3%

 

7.5

I & R Runderen (Verordening (EG) 911/2004, Verordening (EG) 1760/2000)

Regeling identificatie en registratie van dieren, Verordening (EG) 1760/2000

artikel 7, lid 1, verordening 1760/2000 in samenhang artikel 19, eerste lid, tot en met ‘verordening 911/2004’, en tweede tot en met vijfde lid, Regeling I&R

De verplichting tot het hebben van een bedrijfsregister en voorschriften wat er in het bedrijfsregister vermeld moet worden en termijnen die moeten worden aangehouden.

gezondheid

3

0

0

3%

 

7.6

I&R runderen (Verordening (EG) 1760/2000

Verordening (EG) 1760/2000

art. 7, lid 1, tweede gedachtestreepje

De verplichting ten aanzien van runderen tot het centraal melden van mutaties aan het I&R gegevensbestand

gezondheid

3

1

0

3%

 
           

8. I&R schapen en geiten (Verordening (EG) 21/2004 van 17 december 2003, art.3, 4 en 5)

8.1

I & R Schapen en geiten (Verordening (EG) 21/2004)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art.2, lid 1 tot en met 4 en lid 6, in samenhang met artikel 4 en 7

De verplichting correct te zijn geregistreerd als houder van schapen en geiten en wijzigingen in de gegevens tijdig te melden.

gezondheid

3

1

0

3%

 

8.2

I & R Schapen en geiten (Verordening (EG) 21/2004)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art.8 lid 4, in samenhang met artikel 12 Regeling I& R

De verplichting alleen toegelaten identificatiemiddelen voor schapen en geiten te gebruiken en deze te verkrijgen zoals toegestaan.

gezondheid

3

1

0

3%

 

8.3

I & R Schapen en geiten (Verordening (EG) 21/2004)

Verordening (EG) 21/2004

artikel 4, lid 1 en 4

De verplichting schapen en geiten binnen een bepaalde termijn te voorzien van identificatiemiddelen.

gezondheid

3

0

0

3%

 

8.4

I & R Schapen en geiten (Verordening (EG) 21/2004)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, Regeling identificatie en registratie van dieren

artikel 104, tweede lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, en art.10 in samenhang met artikel 11, 34a en 34b Regeling I&R

Het verbod op het merken of hermerken van schapen en geiten tenzij is voldaan aan specifieke voorschriften.

gezondheid

2

0

0

3%

 

8.5

I & R Schapen en geiten (Verordening (EG) 21/2004)

Regeling identificatie en registratie van dieren

artikel 36, eerste lid tot aan het woord "alsmede" en tweede en vierde lid

De verplichting tot het hebben van een bedrijfsregister en voorschriften wat er in het bedrijfsregister vermeld moet worden en termijnen die moeten worden aangehouden.

gezondheid

3

0

0

3%

 
           

9. Gewasbescherming (Richtlijn 91/414/EEG van 15 juli 1991, art.3)

9.1

Gewas-

bescherming (Richtlijn 91/414/EEG)

Wet gewasbeschermings-middelen en biociden

art. 20

Het is verboden een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel of biocide te gebruiken, voorhanden of in voorraad te hebben.

gezondheid

3

1

1

5%

ja, voor wat betreft het gebruik van een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel

9.2

Gewas-

bescherming (Richtlijn 91/414/EEG)

Wet gewasbeschermings-middelen en biociden

art. 22

Het verbod op handelen in strijd met gebruiksvoorschriften die bij toelating zijn vastgesteld

gezondheid

3

1

1

5%

 

9.3

Gewas-

bescherming (Richtlijn 91/414/EEG)

Besluit gewasbeschermings-middelen en biociden

Artikel 26, eerste en tweede lid

De verplichting te beschikken over een gewasbeschermingsplan en de voorschriften met betrekking tot goede gewasbeschermingspraktijken en geïntegreerde bestrijding toe te passen

gezondheid

2

0

0

3%

 
           

10. General Food Law (Verordening (EG) 178/2002 van 28 januari 2002, art.14, 15, 17 lid 1, 18, 19 en 20)

10.1

General Food Law (Verordening (EG) 178/2002)

Kaderwet diervoeders

art.2 in samenhang met art. 14, 15, 17, eerste lid, 19 en 20 van Verordening (EG) 178/2002

Het verbod onveilige diervoeders, toevoegingsmiddelen en voormengsels te bereiden, te be- of verwerken, te verpakken, te etiketteren, voorhanden of in voorraad te hebben, te vervoeren of in het verkeer te brengen en de verplichting dat alle diervoeders in alle stadia van de productie traceerbaar zijn, alsmede de verplichting onveilige diervoeders terug te halen.

gezondheid

3

1

0

3%

 

10.2

General Food Law (Verordening (EG) 178/2002)

Kaderwet diervoeders

art.4, lid 3

Het verbod diervoeders – met andere dan bij communautaire maatregel aangewezen bijzondere voedingsdoelen – voorhanden of in voorraad te hebben of in het verkeer te brengen

gezondheid

3

1

0

3%

 

10.3

General Food Law (Verordening (EG) 178/2002)

Regeling diervoeders

art. 74 in samenhang met art. 15 Verordening (EG) 178/2002

Het verbod om onveilige diervoeders te voederen aan landbouwhuisdieren

gezondheid

3

1

1

5%

 

10.4

General Food Law (Verordening (EG) 178/2002)

Warenwetbesluit bereiding en behandeling van levensmiddelen

artikel 2, lid 10 in samenhang met art. 14, 18 en 19 van Verordening (EG) 178/2002

Het verbod eet- en drinkwaren in de handel te brengen en de verplichting dat alle eet- en drinkwaren in alle stadia van de productie traceerbaar zijn, alsmede de verplichting onveilige eet- en drinkwaren terug te halen.

gezondheid

3

1

0

3%

 

10.5

General Food Law (Verordening (EG) 178/2002)

Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s

art.113a in samenhang met art. 18 Verordening (EG) 178/2002

De verplichting dat voedselproducerende dieren bestemd voor de productie van levensmiddelen en diervoeders in alle stadia van de productie traceerbaar dienen te zijn

gezondheid

3

1

1

5%

 
           

11 Diervoederhygiëne (Verordening (EG) 183/2005 van 12 januari 2005)

11.1

Diervoeder-

hygiëne (Verordening (EG) 183/2005)

Regeling diervoeders

art.73a in samenhang met art.5 lid 1 van Verordening (EG) 183/2005 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder I onder 4e en 4g van Verordening (EG) 183/2005

De verplichting voor exploitanten van diervoederbedrijven afval en gevaarlijke stoffen apart en veilig op te slaan en rekening te houden met de resultaten van analyses van monsters van primaire producten of andere monsters die van belang zijn voor de voederveiligheid

gezondheid

3

1

0

3%

 

11.2

Diervoederhygiëne (Verordening (EG) 183/2005)

Regeling diervoeders

art.73a in samenhang met art.5 lid 1 van Verordening (EG) 183/2005 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder II onder 2a, 2b en 2e van Verordening (EG) 183/2005

De verplichting voor exploitanten van diervoederbedrijven een registratie bij te houden van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, het gebruik van genetisch gemodificeerd zaai- en pootgoed en de bron en hoeveelheid van elk diervoeder dat het bedrijf binnenkomt en de bestemming en hoeveelheid van elk diervoeder dat het bedrijf verlaat

gezondheid

2

0

0

3%

 

11.3

Diervoederhygiëne (Verordening (EG) 183/2005)

Regeling diervoeders

art.73a in samenhang met art.5 lid 5 van Verordening (EG) 183/2005 in samenhang met Bijlage III, onder 1, 1e alinea, 1e zin en 3e alinea van Verordening (EG) 183/2005

De verplichting voor veehouders diervoeder gescheiden op te slaan van chemische stoffen en andere voor diervoeder verboden producten en gemedicineerde en niet-gemedicineerde diervoeders zo op te slaan dat het risico van vervoedering aan dieren waarvoor zij niet zijn bestemd, wordt beperkt

gezondheid

3

1

0

3%

 

11.4

Diervoederhygiëne (Verordening (EG) 183/2005)

Regeling diervoeders

art.73a in samenhang met art.5 lid 5 van Verordening (EG) 183/2005 in samenhang met Bijlage III, onder 2, 3e zin van Verordening (EG) 183/2005

De verplichting voor veehouders om niet-gemedicineerde diervoeders gescheiden te hanteren van gemedicineerde diervoeders

gezondheid

3

1

1

5%

 

11.5

Diervoederhygiëne (Verordening (EG) 183/2005)

Regeling diervoeders

art.73a in samenhang met art.5 lid 6 van Verordening (EG) 183/2005

De verplichting voor exploitanten van diervoederbedrijven en veehouders alleen diervoeders te gebruiken van veevoederbedrijven die zijn geregistreerd en/of erkend

gezondheid

3

1

0

3%

 
           

12 Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004 van 29 april 2004)

12.1

Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 1 in samenhang met art.4 lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder II, onder 4g, 4h en 5f van Verordening (EG) 852/2004

De verplichting voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven afval en gevaarlijke stoffen apart op te slaan en voorzorgsmaatregelen te nemen de insleep en verspreiding van besmettelijke, via levensmiddelen op de mens overdraagbare ziekten te voorkomen

gezondheid

3

1

0

3%

 

12.2

Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 1 in samenhang met art.4 lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder II, onder 4j en 5h, m.u.v. zinsnede ‘gewasbeschermingsmiddelen en’ van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met art.6 lid 3 en art.7 lid 1 van de Diergeneesmiddelenwet

De verplichting voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven toevoegingsmiddelen voor diervoeders en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik en biociden correct toe te passen

gezondheid

3

1

1

5%

 

12.3

Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 1 in samenhang met art.4 lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder II, onder 6 van Verordening (EG) 852/2004

De verplichting voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven om passende herstelmaatregelen nemen als tijdens officiële controles hygiëneproblemen zijn vastgesteld

gezondheid

3

0

0

3%

 

12.4

Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 1 in samenhang met art.4 lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder III, onder 8a, 8d en 8e van Verordening (EG) 852/2004

De verplichting voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven om registers bij te houden over de aard en de oorsprong van aan de dieren gevoerde diervoeders, de resultaten van analyses van bij de dieren genomen monsters of van andere monsters voor diagnosedoeleinden en alle toepasselijke controles van dieren of producten van dierlijke oorsprong

gezondheid

2

0

0

3%

 

12.5

Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 1 in samenhang met art.4 lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder III, onder 9a en 9c van Verordening (EG) 852/2004

De verplichting voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven een registratie bij te houden van alle gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en van biociden en van alle resultaten van voor de volksgezondheid relevante analyses van bij planten genomen monsters of van andere monsters

gezondheid

2

0

0

3%

 

12.6

Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004)

Diergeneesmiddelenwet

art.40 lid 2 in samenhang met art.4 lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 en in samenhang met Bijlage I, deel A, onder III, onder 8b van Verordening (EG) 852/2004 en in samenhang met art.91 en 92 van de Diergeneesmiddelen-

regeling

De verplichting voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven een registratie bij te houden van de ontvangst, de toepassing of de vervoedering van diergeneesmiddelen en gemedicineerde voeders, evenals andere behandelingen die de dieren hebben ondergaan, data van toediening of behandeling en wachttijden

gezondheid

2

0

0

3%

 
           

13 Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004 van 29 april 2004

13.1

Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 2 in samenhang met art.3 lid 1 van Verordening (EG) 853/2004 in samenhang met Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, onderdeel I, 1b, 1c, 1d en 1e van Verordening (EG) 853/2004

De verplichting bij de productie van rauwe melk de algemene gezondheidsvoorschriften in acht te nemen

gezondheid

2

0

0

3%

 

13.2

Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 2 in samenhang met art.3 lid 1 van Verordening (EG) 853/2004 in samenhang met Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, onderdeel I, 2a, 2b en 2c en in samenhang met Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, onderdeel I, 3a, 3b en 3c van Verordening (EG) 853/2004

De verplichting bij de productie van rauwe melk de gezondheidsvoorschriften m.b.t. tuberculose en/of brucellose in acht te nemen

gezondheid

3

1

0

3%

 

13.3

Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 2 in samenhang met art.3 lid 1 van Verordening (EG) 853/2004 in samenhang met Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, onderdeel I, 4 van Verordening (EG) 853/2004

Het verbod om rauwe melk van dieren die niet voldoen aan de (algemene) gezondheidsvoorschriften, in het bijzonder dieren die individueel positief hebben gereageerd op de preventieve test op tuberculose of op brucellose, voor menselijke consumptie te (laten) gebruiken

gezondheid

3

1

1

5%

 

13.4

Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 2 in samenhang met art.3 lid 1 van Verordening (EG) 853/2004 in samenhang met Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, onderdeel I, 5 van Verordening (EG) 853/2004

De verplichting om dieren die besmet zijn of waarvan vermoed wordt dat zij besmet zijn met een ziekte, op doeltreffende wijze worden geïsoleerd om negatieve gevolgen voor de melk van andere dieren te vermijden

gezondheid

3

0

0

3%

 

13.5

Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 2 in samenhang met art.3 lid 1 van Verordening (EG) 853/2004 in samenhang met Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, onderdeel II, onder A, onder 1, 2, 3 en 4 van Verordening (EG) 853/2004

De verplichting om melkinstallaties en de lokalen waar melk wordt opgeslagen zo te bouwen, in te richten en te onderhouden dat verontreiniging van de melk zoveel mogelijk wordt beperkt

gezondheid

3

1

0

3%

 

13.6

Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 2 in samenhang met art.3 lid 1 van Verordening (EG) 853/2004 in samenhang met Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, onderdeel II, onder B, onder 1a, 1d, 2, 4a en 4b van Verordening (EG) 853/2004

De verplichting het melken onder hygiënische omstandigheden te verrichten en de melk onmiddellijk gekoeld op te slaan, behalve als koeling niet noodzakelijk is i.v.m. (snelle) verwerkingsmethoden

gezondheid

2

0

0

3%

 

13.7

Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 2 in samenhang met art.3 lid 1 van Verordening (EG) 853/2004 in samenhang met Bijlage III, sectie X, Hoofdstuk I, onder 1 m.u.v. de zinsnede ‘en tot op het moment van verkoop aan de consument’ van Verordening (EG) 853/2004

De verplichting eieren op het bedrijf schoon, droog en vrij van vreemde geuren te houden en op afdoende wijze te beschermen tegen schokken en rechtstreeks zonlicht.

gezondheid

2

0

0

3%

 
           

14 Hormonen & bèta-agonisten (richtlijn 96/22 van 29 april 1996, art.3, 4, 5 en 7)

14.1

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Diergeneesmiddelen-

wet

art.2 lid 1

Het verbod een niet geregistreerd diergeneesmiddel te bereiden, voorhanden of in voorraad te hebben, af te leveren of bij dieren toe te passen

gezondheid

3

1

1

5%

ja

14.2

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Diergeneesmiddelen-

wet

art.44 in samenhang met art.82 Diergeneesmiddelen-

regeling

Het verbod om door de minister aangewezen substanties voorhanden of in voorraad te hebben

gezondheid

2

1

0

3%

ja

14.3

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Diergeneesmiddelen-

besluit

art.46 in samenhang met art.81 lid 1 Diergeneesmiddelen-regeling

Het verbod om genoemde substanties (o.a. met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking of bèta-agonisten) toe te dienen aan landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren

gezondheid

3

1

1

5%

ja

14.4

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten *

art.2 lid 1 onder a en c

Het verbod om landbouwhuisdieren, verwerkte producten of vlees van dieren waaraan op enigerlei wijze stoffen met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking alsmede ß-agonisten zijn toegediend, in de handel te brengen

gezondheid

3

1

0

3%

ja

14.5

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten *

art.3 lid 1

De verplichting om alleen landbouwhuisdieren, verwerkte producten of vlees in de handel te brengen die zijn behandeld volgens de regels van de Diergeneesmiddelenwet

gezondheid

3

1

0

3%

 

14.6

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Verordening PVV Verbod op gebruik van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede bèta-agonisten 1997 (2005-I) *

art.2

Het verbod om landbouwhuisdieren, verwerkte producten of vlees van dieren waaraan op enigerlei wijze stoffen met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking alsmede ß-agonisten zijn toegediend, in de handel te brengen

gezondheid

3

1

0

3%

ja

14.7

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Verordening PVV Identificatie en registratie van paardachtigen (PVV) 2004

art.2 lid 1 in samenhang met art.4 lid 1, in samenhang met 22

Het verbod paardachtigen ouder dan 7 maanden te houden die niet zijn voorzien van een geldig paspoort

gezondheid

2

1

0

3%

 
           

15 Kennisgeving van ziekten: MKZ (Richtlijn 2003/85/EEG van 29 september 2003 (vervangt Richtlijn 85/511/EEG), art.3), Varkenspest (Richtlijn 92/119/EEG van 17 december 1992, art.3) BSE (Verordening (EG) 999/2001 van 22 mei 2001, art.11) en Bluetongue (Richtlijn 2000/75/EEG van 20 november 2000, art.3)

15.1

MKZ (Richtlijn 2003/85/EEG), Varkenspest (Richtlijn 92/119/EEG), BSE (Verordening (EG) 999/2001), Bluetongue (Richtlijn 2000/75/EEG)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

art.19 lid 1

De verplichting (het vermoeden van) de aanwezigheid van een besmettelijke dierzieke terstond te melden

gezondheid

3

1

1

5%

 
           

16 BSE (Verordening (EG) 999/2001 van 22 mei 2001, art.7, 12, 13 en 15)

16.1

BSE (Verordening (EG) 999/2001)

Regeling diervoeders

art.68

Het verbod om eiwitten of daarvan afgeleide producten afkomstig van zoogdieren, aan herkauwers te voeren evenals het verbod om gesmolten vet van herkauwers aan herkauwers te voeren.

gezondheid

3

1

1

5%

 
           

DIERENWELZIJN

      

17 Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG van 19 november 1991, art.3 en art.4)

17.1

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 1

De verplichting bij de bouw van de stallen en met name voor de boxen en de uitrusting materialen te gebruiken die niet schadelijk zijn voor de kalveren en moeten grondig kunnen worden gereinigd en ontsmet

dierenwelzijn

1

0

0

1%

 

17.2

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 2

De verplichting elektrische leidingen en apparatuur zo te installeren dat de kalveren geen elektrische schokken kunnen krijgen

dierenwelzijn

1

0

0

1%

 

17.3

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 3

De verplichting te zorgen voor een zodanige isolatie, verwarming en ventilatie van de stal dat deze niet schadelijk is voor de kalveren

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

17.4

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 4

De verplichting alle electrische en mechanische apparatuur dagelijks te controleren en het mechanische ventilatiesysteem te voorzien van een alarmsysteem dat regelmatig wordt getest

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

17.5

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 6

De verplichting kalveren een goede verzorging te geven

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

17.6

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 8

Het verbod op het aangebonden houden van kalveren

dierenwelzijn

3

0

0

3%

ja

17.7

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 9

De verplichting lokalen, hokken, uitrusting en gereedschap voor kalveren op passende wijze te reinigen en te ontsmetten

dierenwelzijn

1

0

0

1%

 

17.8

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 11

De verplichting kalveren te laten beschikken over op hun leeftijd en gewicht afgestemd voederen dat beantwoordt aan de met hun gedrag samenhangende en hun fysiologische behoeften

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

17.9

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 13

De verplichting kalveren te voorzien van voldoende vers water van passende kwaliteit

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

17.10

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 14

De verplichting voeder- en drinkinstallaties zo te ontwerpen, bouwen, plaatsen en onderhouden dat gevaar voor verontreiniging van voer en water wordt beperkt

dierenwelzijn

1

0

0

1%

 

17.11

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 15

De verplichting kalveren zo spoedig mogelijk na hun geboorte en in elk geval binnen zes uur koebiest te geven

dierenwelzijn

1

0

0

1%

 

17.12

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Kalverenbesluit

art.3

Het verbod kalveren te huisvesten in eenlingboxen indien de kalveren ouder zijn dan 8 weken

dierenwelzijn

3

0

0

3%

ja

17.13

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Kalverenbesluit

art.4 lid 1

De verplichting te voldoen aan de minimale afmetingen van eenlingboxen voor kalveren

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

17.14

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Kalverenbesluit

art.4 lid 2

De verplichting te voldoen aan de minimale vloeroppervlakte per kalf in andere huisvestingssystemen dan eenlingboxen

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

17.15

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Kalverenbesluit

art.5

De verplichting dat als kalveren zijn gehuisvest in een stal met ligboxen, het aantal ligboxen ten minste gelijk is aan het aantal kalveren

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

17.16

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Kalverenbesluit

art.6

De verplichting te voldoen aan de inrichtingseisen m.b.t. voedersystemen voor kalveren

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

17.17

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Kalverenbesluit

art.7

De verplichting dat kalveren naast elkaar gehouden in eenlingboxen, elkaar kunnen zien en aanraken

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

17.18

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Kalverenbesluit

art.8

De verplichting te voldoen aan de minimale ligruimte per kalf in andere huisvestingssystemen dan eenlingboxen

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

17.19

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Kalverenbesluit

art.9

De verplichting te zorgen voor voldoende dag- of kunstlicht voor kalveren

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 
           

18 Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG van 19 november 1991, art.3 en art.4 lid 1)

18.1

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

art.3 lid 1 onder a

De verplichting te voldoen aan de minimale vrije vloerruimte per gespeend varken of gebruiksvarken

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

18.2

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

art.3 lid 1 onder b eerste volzin in samenhang met art.4 lid 4 van het Varkensbesluit en in samenhang met art.3 lid 9 van Richtlijn 91/630/EEG

De verplichting te voldoen aan de minimale vrije vloerruimte per gelte na dekking en per zeug wanneer gelten en/of zeugen in groep gehouden worden

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

18.3

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

art.3 lid 2 onder a in samenhang met art.3 lid 9

De verplichting te voldoen aan de minimale afmetingen van gedeeltelijk dichte vloeren voor gelten na dekking en drachtige zeugen

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.4

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

art.3 lid 2 onder b in samenhang met art.3 lid 9

De verplichting te voldoen aan de minimale afmetingen van roostervloeren voor gelten na dekking en drachtige zeugen

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.5

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

art.3 lid 4 onder a in samenhang met art.3 lid 9

De verplichting zeugen en gelten in groepen te houden vanaf vier weken na het dekken tot één week vóór de verwachte werpdatum

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

18.6

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

art.3 lid 4 onder b in samenhang met art.3 lid 9

De verplichting dat zeugen en gelten zich gemakkelijk kunnen draaien indien zij – bij uitzondering – apart gehouden mogen worden

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

18.7

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

art.3 lid 6

De verplichting er voor te zorgen dat ieder dier voldoende voedsel tot zich kan nemen

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.8

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

Bijlage, Hoofdstuk I, onder 5, 2e zin

De verplichting dat vloeren stevig, vlak en stabiel zijn en aangepast aan het gewicht en de grootte van de dieren

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.9

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

Bijlage, Hoofdstuk I, onder 8, 1e zin t/m het 1e gedachtenstreepje en in samenhang met art.2 lid 1 onder q van het Ingrepenbesluit

De verplichting te voldoen aan de regels m.b.t. het verkleinen van tanden van biggen en beren

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

18.10

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

Bijlage, Hoofdstuk I, onder 8, 1e zin met 2e gedachtenstreepje in samenhang met Bijlage, onder 8, 2e alinea

De verplichting te voldoen aan de regels m.b.t. het couperen van de staart

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

18.11

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

Bijlage, Hoofdstuk I, onder 8, 1e zin met 4e gedachtenstreepje in samenhang met art.2 lid 1 onder l van het Ingrepenbesluit

De verplichting te voldoen aan de regels m.b.t. het aanbrengen van neusringen bij mannelijke varkens

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.12

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

Bijlage, Hoofdstuk I, onder 8, 3e alinea, 2e zin

De verplichting het castreren en couperen van de staart bij dieren ouder dan zeven dagen onder anesthesie en met aanvullende langdurige analgesie uitsluitend te laten uitvoeren door een dierenarts

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

18.13

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art. 2b, eerste lid, onderdeel d, en tweede lid

De verplichting dat dieren die apart gehouden worden i.v.m. agressie, verwondingen of ziekte zich gemakkelijk kunnen draaien

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

18.14

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.3 lid 1

Het verbod op het aangebonden houden van gelten of zeugen

dierenwelzijn

3

0

0

3%

ja

18.15

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.3 lid 2

De verplichting dat een stal bestemd voor een zeug of een gelt zodanig in te richten dat achter de zeug of de gelt voldoende vrije ruimte beschikbaar is voor het natuurlijke of het begeleide werpen

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.16

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.5 lid 7

De verplichting vloeren van de stal zo te ontwerpen, bouwen of onderhouden dat bij de varkens geen letsel of pijn kan worden veroorzaakt

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.17

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.9 lid 1

De verplichting te zorgen voor voldoende en adequaat ligmateriaal in de stal voor een beer of een zeug met biggen

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.18

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.9 leden 2 en 3 in samenhang met art.3 lid 9 van Richtlijn 91/630

De verplichting te zorgen dat varkens permanent beschikken over voldoende en niet-schadelijk onderzoek- en speelmateriaal

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.19

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.10 lid 1

De verplichting de stal te voorzien van voldoende dag- of kunstlicht

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.20

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.10 lid 2

Het verbod op een te hoog geluidsniveau of plotseling lawaai in de stal

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.21

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.11 lid 2

De verplichting te zorgen dat bij een individueel of niet-ad libitum voersysteem alle varkens tegelijkertijd kunnen eten

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.22

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.13 lid 1

De verplichting alle varkens ten minste eenmaal per dag te voeren

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.23

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.13 lid 2

De verplichting alle varkens ouder dan twee weken permanent van vers water te voorzien

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.24

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.13 lid 3

De verplichting om aan guste en drachtige zeugen en gelten voldoende bulk- of vezelrijk en energierijk voer te verstrekken

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.25

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.15

De verplichting het castreren van mannelijke varkens, die ouder zijn dan zeven dagen, uitsluitend te laten uitvoeren onder anesthesie en met aanvullende langdurige analgesie en uitsluitend door een dierenarts

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

18.26

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde

art.2 in samenhang met art.7 lid 2 onder c

Het verbod op het castreren van mannelijke biggen anders dan door een dierenarts of door een bevoegde houder van de dieren

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 
           

19 Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG van 20 juli 1998, art.4)

19.1

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.3 lid 1

Het verbod op het zo ver beperken van de bewegingsruimte van een dier dat het onnodig lijdt of letsel wordt toegebracht

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.2

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.3 lid 2

De verplichting dieren indien aangebonden voldoende ruimte te laten voor zijn fysiologische en ethologische behoeften

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.3

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.3 lid 3

De verplichting dieren indien buiten gehouden te beschermen tegen slechte weersomstandigheden, roofdieren en gezondheidsrisico’s

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.4

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.4 lid 1

De verplichting dieren te laten verzorgen door personen die beschikken over voldoende kennis en vaardigheden of vakbekwaam zijn

dierenwelzijn

1

0

0

1%

 

19.5

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.4 lid 2

De verplichting een gehouden dier regelmatig dan wel tenminste dagelijks te controleren

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.6

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.4 lid 3

De verplichting dieren die ziek of gewond lijken onmiddellijk op passende wijze te verzorgen of een dierenarts te raadplegen

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

19.7

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.4 lid 4

De verplichting een dier voldoende, gezond en geschikt voer te geven

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.8

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.4 lid 5

De verplichting erop toe te zien dat door het voer, het drinken of de wijze van toediening het dier niet onnodig lijdt of letsel wordt toegebracht

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.9

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.4 lid 6

De verplichting een dier te voederen met tussenpozen die bij zijn fysiologische behoeften passen

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

19.10

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.5 lid 1

De verplichting te zorgen voor voldoende verlichting voor een grondige controle van het dier op elk willekeurig tijdstip

dierenwelzijn

1

0

0

1%

 

19.11

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.5 lid 2

De verplichting een ziek of gewond dier zo nodig af te zonderen in een passend onderkomen

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

19.12

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.5 lid 3

De verplichting voor de behuizing materiaal te gebruiken dat niet schadelijk is voor het dier en grondig gereinigd en ontsmet kan worden

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

19.13

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.5 lid 4

De verplichting behuizingen en inrichtingen voor de beschutting van een dier zo te ontwerpen, maken en onderhouden dat het dier zich niet kan verwonden

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.14

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.5 lid 5

Het verbod op een luchtcirculatie, stofgehalte van de lucht, temperatuur, relatieve luchtvochtigheid en gasconcentraties in de omgeving van het dier die schadelijk zijn voor het dier

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.15

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.5 lid 6

Het verbod om dieren die in een gebouw worden gehouden permanent in het donker of permanent in kunstlicht te houden

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.16

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.5 lid 7

De verplichting kunstmatig ventilatiesystemen te voorzien van een noodsysteem zodat als hoofdsysteem uitvalt een alarmsysteem in werking treedt en het alarmsysteem regelmatig te testen

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.17

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.5 lid 8

De verplichting een dier voldoende schoon water te geven of anderszins aan zijn behoefte aan water te voldoen

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.18

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.5 lid 9

De verplichting een voeder- of drinkinstallatie zo te ontwerpen, bouwen en plaatsen dat verontreiniging van voeder en water wordt voorkomen

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

19.19

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.5 lid 10

De verplichting automatische of mechanische apparatuur ten minste eenmaal per dag te controleren en defecten onmiddellijk te herstellen

dierenwelzijn

1

0

0

1%

 

19.20

Bescherming landbouwhuis-

dieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.6 lid 1

De verplichting een register bij te houden van alle medische zorg en het aantal sterfgevallen en het register ten minste drie jaar te bewaren

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

19.21

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.6 lid 2

Het verbod om stoffen aan dieren toe te dienen of te voeren die schadelijk zijn voor de gezondheid of het welzijn van een dier

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.22

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

art.34 in samenhang met het Besluit aanwijzing voor productie te houden dieren

Het verbod om niet-aangewezen dieren voor landbouwdoeleinden te houden

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.23

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

art.40 in samenhang met het Ingrepenbesluit

Het verbod een of meer lichamelijke ingrepen bij een dier te verrichten, tenzij dit onder voorwaarden is toegestaan

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.24

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

art.55 in samenhang met het Besluit voortplantingstechnieken bij dieren

De verplichting om alleen gebruik te maken van toegestane methoden van fokken met dieren

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 
           

GOEDE LANDBOUW- EN MILIEUCONDITIE (GLMC)

20 Bodemerosie (Verordening (EG) 1782/2003 van 29 september 2003, art.5 juncto Annex-IV)

20.1

Bodemerosie (Verordening (EG) 1782/2003)

Verordening HPA erosiebestrijding landbouwgronden 2003** en Verordening PT bestrijding erosie tuinbouwgronden 2004**

art.3

De verplichting een meer dan normale erosie te melden onder aangeving van de meest geschikte (combinatie van) landbouwkundige maatregelen om deze adequaat te bestrijden

GLMC

2

1

1

3%

 

20.2

Bodemerosie (Verordening (EG) 1782/2003)

Verordening HPA erosiebestrijding landbouwgronden 2003** en Verordening PT bestrijding erosie tuinbouwgronden 2004**

art.4

De verplichting tot uitvoering van maatregelen:

• gerichte grondbewerking na elke oogst ter voorkoming van bodemerosie;

• wissen trekkersporen bij inzaaien bieten of maïs;

• verplichte inzaai groenbemester op bouwland na teelt maïs en granen;

• waterremmende voorziening realiseren aan onderzijde percelen

GLMC

2

1

1

3%

 

20.3

Bodemerosie (Verordening (EG) 1782/2003)

Verordening HPA erosiebestrijding landbouwgronden 2003** en Verordening PT bestrijding erosie tuinbouwgronden 2004**

art.5

Het verbod op:

• het telen van een erosiebevorderend gewas op hellingen met hellingspercentage van 2% of meer, tenzij met toepassing van specifieke voorschriften;

• andere exploitatie van de grond dan als grasland op hellingen met hellingspercentage van meer dan 18%

GLMC

3

1

1

5%

 

20.4

Bodemerosie (Verordening (EG) 1782/2003)

Verordening HPA erosiebestrijding landbouwgronden 2003** en Verordening PT bestrijding erosie tuinbouwgronden 2004**

art.6 in samenhang met het Besluit HPA voorschriften bedrijfserosieplan 2003 en art.6 in samenhang met het Besluit PT voorschriften bedrijfserosieplan 2003

De verplichting uitvoering te geven aan een goedgekeurd bedrijfserosieplan, indien een ondernemer daarover beschikt. Bepaalde onderdelen van art. 4 en art. 5 zijn dan niet van toepassing

GLMC

3

1

1

5%

 
           

21 Bodemstructuur en organisch stofgehalte (Verordening (EG) 1782/2003 van 29 september 2003, art. 5 juncto Annex-IV)

21.1

Bodemstructuur en organisch stofgehalte (Verordening (EG) 1782/2003)

Regeling GLB-inkomenssteun 2006

art.7 lid 1 sub a en e in samenhang met art.8 en 26

De verplichting een groenbemester te hebben op percelen die uit productie zijn genomen in het kader van de bedrijfstoeslagregeling (inzaaien voor 31 mei en niet voor 31 augustus vernietigen)

GLMC

2

0

0

3%

 

21.2

Organische stof in de bodem, stoppelbeheer op bouwland (Verordening (EG) 1782/2003)

Regeling GLB-inkomenssteun 2006

art. 8a

Het verbod om gewasresten op bouwland na de oogst te verbranden, tenzij de landbouwer beschikt over een ontheffing.

GLMC

1

0

0

1%

 
           

22 Minimaal onderhoud en voorkomen achteruitgang habitats (Verordening (EG) 1782/2003 van 29 september 2003, art. 5 juncto Annex-IV)

22.1

Minimaal onderhoud en achteruitgang van habitats voorkomen (Verordening (EG) 1782/2003)

Boswet

art. 2 in samenhang met art. 1, derde en vierde lid en art. 5

Het verbod om bepaalde houtopstanden te (doen) vellen, anders dan bij wijze van dunning, zonder dat een voorafgaande tijdige kennisgeving aan de Minister is gedaan.

GLMC

3

1

1

5%

 

22.2

Minimaal onderhoud en achteruitgang van habitats voorkomen (Verordening (EG) 1782/2003)

Boswet

art. 3 in samenhang met art. 1, derde en vierde lid, en art. 5 en het koninklijk besluit van 20 juni 1962, houdende regelen ten aanzien van de verplichting tot herbeplanting, bedoeld in artikel 3 van de Boswet (Stb. 220)

De verplichting om bepaalde houtopstanden die, anders dan bij wijze van dunning, geveld zijn of op andere wijze tenietgegaan binnen 3 jaar na velling of het tenietgaan te herbeplanten overeenkomstig het bepaalde in het koninklijk besluit

GLMC

3

1

0

3%

 

22.3

Minimaal onderhoud en achteruitgang van habitats voorkomen (Verordening (EG) 1782/2003)

Boswet

art. 13 in samenhang met art. 1, derde en vierde lid

Een verbod op het (doen) vellen, anders dan bij wijze van dunning, van bepaalde bij besluit van de de ministers van OCW en LNV aangewezen bossen of andere houtopstanden.

GLMC

3

1

1

5%

 

Toelichting

* In geval de PVV-verordening niet (langer) van kracht is, gelden de bepalingen van de Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten: ze zijn elkaars vangnet.

** Deze verordeningen zijn van toepassing op land- en tuinbouwgronden voorzover deze geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in de navolgende gemeenten:

Eijsden, Maastricht, Meerssen, Stein, Sittard-Geleen, Beek, Schinnen, Nuth, Voerendaal, Simpelveld, Vaals, Gulpen-Wittem, Margraten, Valkenburg aan de Geul, Onderbanken, Brunssum, Landgraaf, Heerlen, Kerkrade.

Ze zijn echter niet van toepassing op de hiervoor bedoelde land- en tuinbouwgronden, voor zover deze gronden zijn gelegen:

– in het watervoerend en waterbergend winterbed in het Maasdal;

– in de inundatiegebieden van de rivier de Geul;

– ten noorden van de wegen Sittard–Wehr en Sittard–Urmond.

– in de inundatiegebieden van de rivier de Geul;

– ten noorden van de wegen Sittard–Wehr en Sittard–Urmond.

Toelichting

1. Algemeen

De onderhavige regeling wijzigt de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (hierna te noemen: de Regeling) alsmede de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB (hierna te noemen: de Beleidsregels). Deze wijziging wordt ingegeven door:

1. Wijzigingen van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijk voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

2. Een controlebezoek van de Europese Commissie inzake de toepassing van het stelsel van randvoorwaarden.

3. Wijziging van een aantal nationale wetten en regelingen, waarvan onderdelen de randvoorwaarden betreffen.

Deze wijziging is aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer van 10 juli 2007 (Kamerstukken II 2006-07, 28625, nr. 48). In de navolgende paragrafen worden bovenstaande onderdelen nader toegelicht. In de laatste paragraaf zal voor zover nog nodig artikelsgewijs een toelichting worden gegeven.

2. Wijzigingen verordening (EG) nr. 1782/2003

a. Afschaffing braakverplichting

Verordening (EG) nr. 1107/2007 van de Raad van 26 september 2007 houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, wat betreft de braaklegging voor 2008 (PbEU L 253), staat een afwijking van artikel 54, lid 3, van verordening (EG) nr. 1782/2003 toe.

Landbouwers die braakleggingstoeslagrechten willen laten uitbetalen zijn verplicht de voor uitbetaling in aanmerking komende hectaren grond uit productie te nemen (de zogenoemde braakverplichting). Voor het jaar 2008 is bepaald dat deze verplichting niet geldt. De reden hiervoor is dat de graanvoorraden historisch laag zijn als gevolg van zeer hoge prijzen op de interne en de wereldmarkt en de slechte oogsten in 2007.

Dat de braakverplichting voor het jaar 2008 niet geldt, heeft tot gevolg dat alle verplichtingen dan wel uitzonderingen op de braakverplichting hun werking missen. De Regeling is hierop aangepast, artikel I, onderdeel D (nieuw artikel 28a van de Regeling). Voor landbouwers die uitbetaling van braakleggingstoeslagrechten aanvragen op smalle percelen die grenzen aan oppervlaktewater geldt dit echter niet (tweede lid van het nieuwe artikel 28a van de Regeling). Artikel 54, vierde lid, van verordening 1782/2003 bepaalt namelijk dat lidstaten om naar behoren gemotiveerde milieuredenen oppervlakten met een minimale breedte van 5 meter en een minimale oppervlakte van 0,05 ha mogen aanvaarden in het kader van de braakleggingstoeslagrechten. In Nederland is dit ingevuld door aan deze percelen de voorwaarde te verbinden dat ze (met de langste zijde) grenzen aan oppervlaktewater, ingezaaid zijn met een groenbemester en er geen meststoffen en geen (behoudens een kleine uitzondering) bestrijdingsmiddelen worden gebruikt. Uit oogpunt van controle en handhaving is besloten deze verplichting vooralsnog in stand te laten.

Voorts geldt dat, in het geval dat landbouwers de percelen waarvoor zij om uitbetaling van de braakleggingstoeslagrechten vragen vrijwillig braak leggen, zij moeten blijven voldoen aan de randvoorwaarden met betrekking tot het inzaaien van een groenbemester (derde lid van het nieuwe artikel 28a van de Regeling).

Voor alle duidelijkheid wordt vermeld dat alle andere verplichtingen die aan de aanvraag en uitbetaling van de braakleggingstoeslagrechten zijn verbonden, voor zover deze niet in relatie tot de braakverplichting staan, blijven gelden. Zo moet bijvoorbeeld een perceel waarop uitbetaling van braakleggingstoeslagrechten wordt aangevraagd nog steeds voldaan worden aan de minimale afmetingen (artikel 54, vierde lid, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 juncto artikel 24, tweede en derde lid, van de Regeling).

b. Afschaffing AGF-bepaling in het kader van de bedrijfstoeslagregeling

Verordening (EG) nr. 1182/2007 van de Raad van 26 september 2007 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de sector groenten en fruit, tot wijziging van de Richtlijnen 2001/112/EG en 2001/113/EG en de Verordeningen (EEG) nr. 827/68, (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96, (EG) nr. 2826/2000, (EG) nr. 1782/2003 en (EG) nr. 318/2006 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2202/96 (PbEU L 273) wijzigt onder meer artikel 51 van Verordening (EG) nr. 1782/2003. Dit artikel bepaalde tot onderhavige wijziging onder meer dat op percelen waarvoor om uitbetaling van de bedrijfstoeslagregeling wordt gevraagd geen aardappelen, groenten en fruit mogen worden geteeld. Door onderhavige wijziging is met ingang van 1 januari 2008 de teelt van aardappelen, groente- en fruitgewassen wel toegestaan op percelen waarvoor om uitbetaling van de bedrijfstoeslagregeling wordt gevraagd. Artikel 20 van de Regeling is hierop aangepast (Artikel I, onderdeel A).

3. Controlebezoek van de Europese Commissie

In januari 2007 heeft de Europese Commissie een controlebezoek gehouden overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1258/1999 en artikel 37, lid 1, van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005 met betrekking tot de toepassing van het stelsel van randvoorwaarden. Een aantal onderdelen van de voorlopige bevindingen van de Commissie geven op dit moment aanleiding de Regeling en de Beleidsregels aan te passen. De volgende wijzigingen zijn aangebracht:

a. Aantal randvoorwaarden

In de eerste plaats heeft de Commissie aanbevolen het aantal gedefinieerde randvoorwaarden te verminderen en de randvoorwaarden te vereenvoudigen om zodoende de uniforme beoordeling van een niet-naleving te verbeteren. Dit heeft aanleiding gegeven om het aantal randvoorwaarden terug te brengen van 211 naar 186 randvoorwaarden (artikel I, onderdeel F, en artikel II, onderdeel H). Deze vermindering komt met name door de beheerseisen ten aanzien van de identificatie en registratie van dieren te clusteren en samen te voegen. Hierdoor is het aantal beheerseisen op dit onderwerp teruggebracht van 32 naar 16 randvoorwaarden (onderdelen 9 tot en met 14 van bijlage 1 bij de Regeling en onderdelen 6, 7 en 8 van de bijlage bij de Beleidsregels). De beheerseisen die min of meer hetzelfde onderwerp betreffen zijn geclusterd tot één beheerseis. Zo zijn bijvoorbeeld de verschillende artikelen die zien op de registratie als houder van runderen, varkens, schapen en geiten ondergebracht in drie beheerseisen (één voor de houder van varkens, één voor de houder van runderen en één voor de houder van schapen en geiten). Ook zijn de beheerseisen met betrekking tot het melden van bepaalde dierziekten teruggebracht naar 1 beheerseis en zijn de normen ten aanzien van bodemerosie voor landbouwgronden en tuinbouwgronden samengevoegd (respectievelijk onderdelen 14 en 19 van de bijlage bij de Beleidsregels).

Deze samenvoeging heeft tevens tot een opschoning van de randvoorwaarden geleid. Zo is bijvoorbeeld de randvoorwaarde inzake het verbod op export van runderen zonder gezondheidscertificaat vervallen en zijn de nieuwe identificatiemogelijkheden ten aanzien van schapen en geiten, zoals die per 15 december 2006 mogelijk zijn geworden, aan de randvoorwaarden toegevoegd (Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 5 december 2006, nr. TRCJZ/2006/3816, houdende wijziging van de Regeling identificatie en registratie van dieren in verband met aanpassing van de I&R voorschriften voor schapen en geiten en de facultatieve invoering van elektronische I&R (Strct. 240)).

Door deze samenvoeging zijn de randvoorwaarden ten aanzien van de hierboven genoemde onderwerpen overzichtelijker geworden en is eenvoudiger vast te stellen welke randvoorwaarde niet is nageleefd.

In artikel 7, vierde lid (nieuw), van de Beleidsregels is bepaald dat voor het bepalen of er sprake is van herhaling van een niet-naleving van een randvoorwaarde van de samengevoegde randvoorwaarden wordt uitgegaan. Dit artikel zal eerst worden toegepast op betalingen van inkomenssteun die zien op het jaar 2008, nieuw artikel 12a van de beleidsregels (artikel II, onderdeel E en G).

b. Berekening hoogte korting

Daarnaast heeft de Commissie in haar voorlopige bevindingen aangegeven dat het rekenmodel voor de randvoorwaardenkortingen in Nederland vrijwel nooit zal leiden tot een hogere korting dan 1%. De Commissie heeft aangegeven dat dit niet in overeenstemming is met artikel 66 van verordening (EG) nr. 796/29004. Dit artikel schrijft voor dat een niet-naleving in de regel tot een korting van 3% moet leiden. Nederland dient de uitvoeringspraktijk aan dit artikel aan te passen. Ook merkte de Commissie op dat het door Nederland gehanteerde puntensysteem geen rekening houdt met de mate waarin de randvoorwaarde is overtreden. Zo krijgt bijvoorbeeld iemand waarbij is vastgesteld dat in één gewas op één perceel een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel is gebruikt een zelfde korting als iemand waarbij dat op meerdere percelen en/of in meerdere gewassen is vastgesteld. Dat kan disproportioneel zijn.

Naar aanleiding hiervan is de berekening van de hoogte van de korting aangepast (artikel II, onderdeel D). Het uitgangspunt dat bij gelijke niet-nalevingen een gelijke behandeling van landbouwers plaatsvindt blijft overeind. Daarom vindt ook in de nieuwe berekeningssystematiek de beoordeling van een niet-naleving op voorhand plaats op basis van de criteria ‘ernst, omvang en permanent karakter’. De berekening van de korting geschiedt als volgt:

1. De beoordeling van een niet-naleving gebeurt per randvoorwaarde. Deze beoordeling leidt per randvoorwaarde tot een zogeheten initiële korting, opgenomen in de kolom ‘initiële korting’ van de bijlage bij de Beleidsregels. De initiële korting bedraagt, afhankelijk van het aantal punten dat een randvoorwaarde scoort, 1, 3, of 5%. Scoort een randvoorwaarde 1 punt, dan bedraagt de initiële korting 1%. In dat geval is de ernst van de overtreding – in het licht van het belang van de gevolgen van de niet-naleving, gelet op de doelstelling van de betrokken eis of norm - als laag aangemerkt, blijft de omvang van de niet-naleving beperkt tot het bedrijf, en heeft de niet-naleving geen permanent karakter. Scoort een randvoorwaarde 2, 3, of 4 punten dan bedraagt de initiële korting 3%. Scoort een randvoorwaarde 5 punten dan bedraagt de initiële korting 5%. In het laatste geval is de ernst van de overtreding als hoog aangemerkt, blijft de omvang van de niet-naleving niet beperkt tot het bedrijf, en heeft de niet-naleving een permanent karakter.

2. Indien er meerdere niet-nalevingen ten aanzien van hetzelfde besluit of dezelfde norm worden geconstateerd, worden die niet-nalevingen voor de vaststelling van de korting beschouwd als één niet-naleving, waarbij de niet-naleving met de hoogste initiële korting als uitgangspunt voor de berekening van het kortingspercentage wordt genomen. Indien er bijvoorbeeld 2 niet-nalevingen ten aanzien van het besluit ‘Minimumnormen voor kalveren’ (richtlijn 91/629) zijn geconstateerd die leiden tot initiële kortingen van 1% en 3%, dan worden die niet-nalevingen als één niet-naleving beschouwd ten aanzien van dat besluit, die een korting van 3% oplevert.

3. Vervolgens moet per besluit of norm overeenkomstig artikel 66 in combinatie met artikel 48, eerste lid, onderdeel d, tweede alinea, van verordening 796/2004 beoordeeld worden of er factoren zijn die tot een verhoging of een verlaging van het in de hierboven vermelde tweede stap vastgestelde kortingspercentage moeten leiden. Degene die de niet-naleving vaststelt, dient deze beoordeling te maken en in het controleverslag gemotiveerd vast te leggen. Dit kan er bijvoorbeeld toe leiden dat een korting van 3% voor het besluit ‘Minimumnormen voor kalveren’ wordt verhoogd tot 5%. Het verhoogde kortingspercentage wordt als uitgangspunt voor de berekening van het kortingspercentage genomen.

4. Indien er meerdere niet-nalevingen ten aanzien van verschillende besluiten of normen die tot hetzelfde terrein van de randvoorwaarden behoren worden vastgesteld, worden die gevallen, na toepassing van de hierboven vermelde stappen 2 en 3, voor de vaststelling van de korting beschouwd als één niet-naleving (artikel 66, tweede lid, verordening (EG) nr. 796/2004). In dat geval zal per terrein van randvoorwaarde de niet-naleving met de hoogste korting als uitgangspunt voor de berekening van het uiteindelijke kortingspercentage worden genomen.

5. De kortingen die per terrein van randvoorwaarden worden vastgesteld na toepassing van de hierboven vermelde stappen 1 tot en met 4, worden bij elkaar opgeteld (artikel 66, derde lid, derde alinea, verordening (EG) nr. 796/2004). De maximale korting op alle vastgestelde niet-nalevingen op alle terreinen en over het totale bedrag aan de toe te kennen steun is niet hoger dan 5%, tenzij sprake is van herhaalde of opzettelijke niet-naleving van een randvoorwaarde.

De vaststelling van een nieuwe berekeningssystematiek heeft tevens aanleiding gegeven de beoordeling per randvoorwaarde te actualiseren en daar waar nodig aan te passen. Dit heeft voor een aantal randvoorwaarden geleid tot een andere beoordeling en daarmee puntenvaststelling. Gelet op de nieuwe berekeningssystematiek kan bijlage 2 bij de Beleidsregels vervallen (artikel II, onderdeel I)

c. Opzettelijke niet-naleving

Tot slot zijn naar aanleiding van de bevindingen van de Commissie in het kader van het controlebezoek in het tweede lid van artikel 8 criteria opgenomen ter beoordeling van de vraag of er sprake is van opzettelijke niet-naleving van een randvoorwaarde (artikel II, onderdeel F). Tot nu toe was enkel de omstandigheid dat in de omschrijving van de betrokken randvoorwaarde een rechtstreeks verband met opzettelijkheid van de niet-naleving wordt gelegd een vooraf bepaald criterium om tot een opzettelijke niet-naleving te komen. Voor het overige diende de controleur aan de hand van de omstandigheden op het bedrijf te beoordelen of er sprake is van een opzettelijke niet-naleving.

Thans zijn in artikel 8 de voornaamste criteria opgenomen voor de beoordeling of er sprake is van opzet. De criteria kunnen afzonderlijk dan wel één of meer gezamenlijk leiden tot de conclusie dat er sprake is van opzettelijke niet-naleving. Overtreding van een randvoorwaarde waarin rechtstreeks een verband wordt gelegd met opzettelijke niet-naleving leidt direct tot een opzettelijke niet-naleving. Overtreding van een randvoorwaarde die eenvoudig is zonder uitzonderingen geeft sneller aanleiding tot het aannemen van opzettelijke niet-naleving dan overtreding van een heel ingewikkelde randvoorwaarde. Ook de omstandigheid dat een randvoorwaarde al sinds jaren bestaat kan aanleiding geven om opzettelijke niet-naleving aan te nemen. Het ligt in de rede terughoudender te zijn in het aannemen van opzettelijke niet-naleving bij heel nieuwe regels dan bij regels die al heel lang bestaan en nooit zijn veranderd (bestendig beleid). Als een landbouwer een actieve handeling moet verrichten om een randvoorwaarde niet na te leven, zoals bijvoorbeeld het geval bij het verbod op het toedienen van verboden stoffen bij dieren, is er eerder reden om te spreken van opzettelijke niet-naleving. De landbouwer kan zich er dan moeilijk op beroepen dat hij niet wist wat hij deed. Indien een landbouwer reeds eerder op de hoogte is gesteld van onvolkomenheden in de naleving van een bepaalde randvoorwaarde is er eerder reden om opzet aan te nemen dan als dat niet het geval is. De landbouwer kan zich immers dan in ieder geval niet beroepen op het feit dat hij niet van het bestaan van die randvoorwaarde af wist. Ook de mate waarin een randvoorwaarde niet is nageleefd kan een aanwijzing voor opzettelijke niet-naleving zijn. Zo kan het feit dat het bedrijfsregister, in het kader van de Regeling identificatie en registratie voor dieren, grotendeels niet is bijgehouden eerder aanleiding geven tot het aannemen van opzettelijke niet-naleving dan als er kleine omissies in het bedrijfsregister zijn.

Indien wordt vastgesteld dat er sprake is van een opzettelijke niet-naleving, wordt een korting van in de regel 20% opgelegd. Dit percentage kan al dan niet verlaagd worden naar 15% of verhoogd worden naar 100%. Zie hiervoor artikel 8 van de Beleidsregels.

Deze criteria in ogenschouw nemend kan er toe leiden dat een niet-naleving van de volgende randvoorwaarden als een opzettelijke niet-naleving wordt aangemerkt door een controleur (dit is aangegeven in de kolom ‘Opzet op basis van criteria artikel 8, tweede lid’ van de bijlage bij de Beleidsregels):

– 1.2: het verbod op het vangen van beschermde inheemse vogels,

– 1.3: het verbod op het opzettelijk verstoren van beschermde inheemse vogels,

– 1.5: het verbod op het rapen of bezitten van eieren van beschermde inheemse vogelsoorten,

– 1.6: het verbod op het in bezit hebben van en handel in (producten van) beschermde inheemse vogels,

– 3.9: het verbod op het gebruik zuiveringsslib in de zogenoemde gesloten periode,

– 4.5: het verbod op het gebruik van dierlijke mest in de zogenoemde gesloten periode,

– 4.7: het verbod om op grasland de graszode te vernietigen,

– 4.8: de verplichting om de dierlijke mest emissiearm aan te wenden,

– 5.4: het verbod op het opzettelijk verstoren of vernielen van rustplaatsen of holen van beschermde dieren,

– 9.1: Het verbod een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel of biocide te gebruiken.

– 14.1: het verbod een niet geregistreerd diergeneesmiddel te bereiden, voorhanden, of in voorraad te hebben, af te leveren of bij dieren toe te passen,

– 14.2: het verbod om door de minister aangewezen substanties voorhanden of in voorraad te hebben,

– 14.3: het verbod om bepaalde substanties toe te dienen aan landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren,

– 14.4 en 14.6: Het verbod om landbouwhuisdieren, verwerkte producten of vlees van dieren waaraan op enigerlei wijze stoffen met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking alsmede ß-agonisten zijn toegediend, in de handel te brengen,

– 17.6: het verbod op het aangebonden houden van kalveren,

– 17.2: het verbod kalveren te huisvesten in eenlingboxen indien de kalveren ouder zijn dan 8 weken,

– 18.14: verbod op het aangebonden houden van gelten of zeugen

Hoewel de criteria een indicatie kunnen geven dat er sprake kan zijn van opzet, zijn natuurlijk de feiten en omstandigheden van het individuele geval uiteindelijk bepalend voor de vraag of er al dan niet sprake is van opzet.

4. Wijziging van een aantal nationale wetten en regelingen

De volgende wijzigingen hebben plaatsgevonden in nationale wet- en regelingen, welke wijzigingen van invloed zijn op de randvoorwaarden:

a. Met ingang van 1 januari 2008 wordt het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen ingetrokken. De gebruiksregels ten aanzien van zuiveringsslib worden per 1 januari 2008 opgenomen in het Besluit gebruik meststoffen. Voor wat betreft de randvoorwaarden heeft er geen inhoudelijke wijziging plaatsgevonden. De desbetreffende bepalingen zijn overgeheveld naar het Besluit gebruik meststoffen. Zie hiervoor onderdeel 4 van bijlage 1 bij de Regeling en onderdeel 3 van de bijlage bij de Beleidsregels.

b. Met ingang van 17 oktober 2007 is de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in werking getreden. Deze wet vervangt de Bestrijdingsmiddelenwet. Voor wat betreft de randvoorwaarden heeft er geen inhoudelijke wijziging plaatsgevonden. De Regeling was reeds bij de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Stcr. 2007, 188) aan de nieuwe wet aangepast. Abusievelijk is verzuimd de Beleidsregels aan te passen. Dat is thans gebeurd (onderdeel 9 van de bijlage bij de Beleidsregels).

5. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen B en E

Bij regeling van 28 maart 2007 (regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 maart 2007, TRCJZ/2007/972, houdende wijziging van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (Stcrt. 64)) is de melkpremie ingebed in de bedrijfstoeslagregeling. Tevens is bij die regeling een voorziening opgenomen die inhoudt dat als er geen initiële aanvraag voor toekenning van toeslagrechten is, maar wel een gecombineerde data-inwinning (GDI) waaruit onomstotelijk de wens blijkt om voor toekenning toeslagrechten in aanmerking te komen, de GDI tevens aangemerkt wordt als een aanvraag toeslagrechten (artikel 11, vijfde en zesde lid, van de Regeling). Een dergelijke voorziening wordt met onderhavige wijziging ook ingevoegd ten aanzien van landbouwers die als gevolg van de ontkoppeling van de melkpremie alsnog toeslagrechten toegewezen willen krijgen maar verzuimd hebben een initiële aanvraag in te dienen.

Tevens is bij laatstgenoemde wijziging van de Regeling de bevoegdheid opgenomen om af te zien van terugvordering van bedragen die niet hoger zijn dan € 100,- per landbouwer en per premieperiode. Deze bevoegdheid vloeit voort uit artikel 73, achtste lid, van verordening 796/2004. Abusievelijk is verzuimd om de bevoegdheid op te nemen om af te zien van terugvordering van rentebedragen die niet hoger zijn dan € 50,- per landbouwer en per premieperiode, een bevoegdheid die eveneens in artikel 73, achtste lid, tweede alinea, van verordening 796/2004 is opgenomen. Deze bevoegdheid wordt thans opgenomen. Hieraan wordt terugwerkende kracht verleend tot 1 april 2007 (Artikel III, onderdeel 2).

Artikel I, onderdeel C, en Artikel II, onderdelen A, B en C

Deze wijzigingen betreffen verduidelijkingen in de tekst om misverstanden te voorkomen.

– De wijziging van het opschrift van paragraaf 2.2. van de Regeling heeft te maken met het feit dat deze paragraaf niet alleen een uitwerking van artikel 42, vierde lid, van verordening 1782/2003 is maar ook van artikel 42, vijfde lid, van verordening 1782/2003. Daarom is in het opschrift de toevoeging ‘vierde lid’ verwijderd.

– In artikel 1 van de Beleidsregels is voor de duidelijkheid opgenomen dat voor de toepassing van de beleidsregels ook wordt aangesloten bij de terminologie van verordening 1782/2003.

– In artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregels is voor alle duidelijkheid toegevoegd dat het kortingspercentage ook afhankelijk is van de beoordeling van een niet-naleving.

– De wijziging in artikel 4 van de Beleidsregels heeft te maken met een eerdere wijziging van de Regeling (Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 11 mei 2006, nr. TRCJZ/2006/1439, houdende wijziging van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (Strct. 93)). Bij die wijziging is aangegeven dat er pas een rechtsgrond voor een randvoorwaardenkorting is bij overschrijding van de Europese norm uit de betrokken richtlijn of verordeningen en niet pas bij overschrijden van de eventueel nationale strengere norm (zie de toelichting bij voornoemde regeling onder Artikel I, onderdeel P). Dat betekent dat niet alle randvoorwaarden worden benoemd en gecontroleerd op het niveau van de onderscheiden artikelen in de betrokken nationale regelgeving. Daarom is thans in artikel 4, eerste lid, de zinsnede ‘voor zover van toepassing’ opgenomen.

Artikel II, onderdeel G, en artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2008, zij het dat de nieuwe berekeningssystematiek voor de kortingen van de randvoorwaarden pas wordt toegepast op uitbetalingen van inkomenssteun die betrekking hebben op het jaar 2008.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

  • 1

    Stcrt. 2005, 235; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 26 september 2007 (Stcrt. 188).

  • 2

    Stcrt. 2006, 148; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 23 mei 2007 (Stcrt. 103).

Naar boven