Subsidieregeling riolering woonboten

Regeling van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat houdende regels voor het subsidiëren van het aansluiten van woonboten op het openbaar riool (Subsidieregeling riolering woonboten)

10 december 2007

Nr. HDJZ/WAT/2007-1605

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 2, aanhef, en onder e, en 3, van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat;

Besluit:

Artikel 1

Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. woonboot: vaartuig, waaronder mede wordt verstaan een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd voor woonverblijf en dat uit hoofde van zijn feitelijke bestemming plaatsgebonden is;

b. IBA: individuele behandeleenheid voor afvalwater waarop het huishoudelijk afvalwater wordt geloosd;

c. pompvoorziening: pompunit met toebehoren bestemd voor het verpompen van huishoudelijk afvalwater;

d. walslang: koppelbare flexibele slang bestaande uit een binnenslang, een isolatielaag met thermolint en een buitenslang of een slang, waarin het thermolint is verwerkt, welke bestemd is voor het transport van huishoudelijk afvalwater en de verbinding vormt tussen de boordvoorziening en de walaansluiting;

e. walaansluiting: aansluitpunt op de wal dat woonboten door middel van het aankoppelen van de walslang aansluiting geeft op het openbaar riool of een IBA;

f. boordvoorziening: voorziening aan boord van woonboten, die in combinatie met een walslang en een walaansluiting is bestemd voor het opvangen, verzamelen, afvoeren en lozen van huishoudelijk afvalwater op het openbaar riool ofwel een IBA en bestaat of kan bestaan uit een of meer pompvoorzieningen met toebehoren, opvangtank(s), een besturingssysteem, doorvoeren, leidingwerk, elektra, bekabeling en overige tot die voorziening te rekenen onderdelen;

g. deugdelijke boordvoorziening: boordvoorziening die voldoet aan de technische installatie-eisen zoals aangegeven in of bij het schouwrapport;

h. erkend installateur: installateur die is aangesloten bij de Stichting erkenning installatiebranche (Sterkin) of werkzaam is als KOMO-installateur;

i. Minister: Minister van Verkeer en Waterstaat;

j. openbaar riool: voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast;

k. schouwrapport: rapport dat op basis van een door Rijkswaterstaat vastgesteld formulier wordt opgesteld door een erkend installateur, dan wel door of namens Rijkswaterstaat zelf, en een opstelling bevat van de voorzieningen die (aan boord) moeten worden getroffen voor het realiseren en installeren van een deugdelijke boordvoorziening met walslang.

l. verklaring van een erkend installateur: verklaring dat de in het schouwrapport aangegeven voorzieningen zijn aangebracht en dat deze voorzieningen voldoen aan de technische installatieeisen.

Artikel 2

Subsidie voor aansluiting op riolering of IBA

1. De Minister kan, met het oog op het verminderen en tegengaan van ongezuiverde lozingen van huishoudelijk afvalwater van woonboten in rijkswateren, aan eigenaren van woonboten een subsidie verstrekken als tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf van een deugdelijke boordvoorziening met walslang.

2. Indien aansluiting van de boordvoorziening op de riolering niet mogelijk is wegens het ontbreken van een riolering of van een riolering die op grotere afstand is gelegen dan 40 meter vanaf de woonboot en waarvan de lozing plaatsvindt op een door de waterkwaliteitsbeheerder toegelaten IBA kan in afwijking van het eerste lid ook subsidie worden verstrekt aan de eigenaar van een woonboot als tegemoetkoming in de kosten van de aansluiting op een IBA.

Artikel 3

Criteria voor het verkrijgen van subsidie

1. Voor een subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, komen alleen in aanmerking eigenaren van woonboten die in het bezit zijn van:

a. een ontheffing van het verbod ligplaats te nemen in rijkswateren als bedoeld in artikel 9.03, zesde lid, van het Binnenvaartpolitiereglement, een ontheffing als bedoeld in artikel 7 van de Scheepvaartverkeerswet, of een vergunning op grond van artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en, in geval dit door de gemeente is voorgeschreven, tevens een ligplaatsvergunning of een daarmee gelijk te stellen verklaring van de gemeente dat ligplaats mag worden ingenomen, en

b. een verklaring van de gemeente dat aansluiting van de woonboot op het openbaar riool is of wordt opgenomen in het gemeentelijk rioleringsplan of een daarop gebaseerd saneringsplan.

2. Bij toepassing van artikel 2, tweede lid, is het bepaalde in het eerste lid, onder b, niet van toepassing.

Artikel 4

Subsidieplafond

1. Het subsidieplafond bedraagt: € 3.600.000,–.

2. Op de aanvragen wordt in volgorde van ontvangst beslist, met dien verstande dat, wanneer de subsidieaanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld, als datum van ontvangst van de aanvraag geldt.

Artikel 5

Subsidiebedrag

1. Voor subsidie komen uitsluitend in aanmerking de kosten zoals opgenomen in de bijlage.

De bijlage vermeldt tevens de hoogte van de afzonderlijke subsidiebedragen per kostenpost.

2. De subsidiebedragen per subsidiabele kostenpost zijn forfaitair, behoudens de kosten van het opmaken van een schouwrapport van een erkend installateur welke worden vergoed op basis van de werkelijke kosten met een maximum van € 450,–.

3. De subsidie per woonboot bedraagt in totaliteit maximaal € 2000,–.

Artikel 6

De aanvraag

1. De aanvraag tot subsidieverstrekking wordt door of namens de eigenaar van de woonboot ingediend bij Rijkswaterstaat, Directie Noord Holland, Postbus 3119, 2001 DC Haarlem met gebruikmaking van een aldaar verkrijgbaar, door de Minister vastgesteld modelformulier.

2. Bij de aanvraag tot subsidieverstrekking wordt overgelegd:

a. een schriftelijke machtiging van de eigenaar van de woonboot, indien deze niet zelf de aanvraag indient;

b. de factuur of facturen die betrekking hebben op de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 5, eerste lid, gespecificeerd per kostenpost;

c. een afschrift van het schouwrapport;

d. een verklaring van een erkend installateur, indien de installatie van de boordvoorziening niet door een erkend installateur is verricht, en

e. een afschrift van de ontheffing, de vergunning of de verklaring(en), bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en b.

Artikel 7

Verplichting

De aanvrager van de subsidie verleent op verzoek van de Minister alle medewerking aan inspectie van de aangebrachte boordvoorziening door of namens Rijkswaterstaat.

Artikel 8

Beslissing op de aanvraag

1. De beslissing op een aanvraag als bedoeld in artikel 6, wordt genomen binnen acht weken na

ontvangst van de aanvraag;

2. Een aanvraag tot subsidieverstrekking is tevens de aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel 9

Looptijd en inwerkingtreding

1. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2008.

2. De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2011, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op woonboten die opgenomen zijn in het gemeentelijk rioleringsplan of het daarop gebaseerde saneringsplan en waaromtrent met de gemeente overeenstemming is bereikt over een gefaseerde uitvoering tot uiterlijk 1 juli 2017.

Artikel 10

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling riolering woonboten.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 december 2007.
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J.C. Huizinga-Heringa.

Bijlage, bedoeld in artikel 5

Als subsidiabele kosten worden uitsluitend die kosten aangemerkt welke hieronder zijn vermeld met het subsidiebedrag per kostenpost:

I. Bij de aanschaf van een deugdelijke boordvoorziening:

 

a. aanschaf en installatie van een pompvoorziening

inclusief opvangtank

€ 500,–

b. aanschaf hulppomp

€ 187,50

c. doorvoer vanaf afvoerzijde pomp tot en met doorvoer scheepswand

€ 181,25

II. Aanschaf walslang inclusief koppelingen en verwarmingslint met

inbegrip van de kosten van aanbrengen en koppelen per m’

€ 31,25

III. Aanschaf en plaatsen walaansluiting/walput

€ 150, –

IV. Installatiekosten pomp, leidingwerk, bekabeling, electra

€ 250, –

V. Opmaken schouwrapport (Indien dit niet plaatsvindt door

of in opdracht van Rijkswaterstaat) maximaal

€ 450, –

De bedragen in de onderdelen I, II, III, en IV zijn forfaitair, het gemaximeerde bedrag in onderdeel V wordt vergoed op basis van de werkelijk gemaakte kosten.

Toelichting

Algemeen

In het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) is de Minister van Verkeer en Waterstaat het bevoegde gezag indien er sprake is van een lozing op rijkswateren.

Als dit een lozing betreft van huishoudelijk afvalwater dan gelden de regels van het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater (Lha) en het Besluit lozing afvalwater huishoudens (Bah), welk besluit op 1 januari 2008 in werking treedt.

Onder huishoudelijk afvalwater wordt conform de definitie van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van de Europese Unie van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, verstaan: afvalwater dat overwegend afkomstig is van menselijke stofwisseling en van huishoudelijke werkzaamheden.

Bij huishoudens gaat het daarbij feitelijk om al het afvalwater dat binnen een woning vrijkomt

Doelstelling Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater

Doelstelling van het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater is een beëindiging van alle ongezuiverde lozingen van huishoudelijk afvalwater op uiterlijk 1 januari 2005.

Deze doelstelling is in de praktijk niet haalbaar gebleken. Nog steeds vinden lozingen plaats die niet voldoen aan het Lozingenbesluit.

Woonboten vormen in dit verband een bijzondere groep grotendeels nog te saneren lozingen.

Sanering van deze lozingen is gelet op de financiële gevolgen die een dergelijke sanering voor de eigenaar met zich zou brengen, niet zonder aanvullende maatregelen te realiseren.

Daarnaast heeft een dergelijke sanering ook gevolgen voor de betrokken gemeenten.

Om een en ander te stimuleren is bijgaande subsidieregeling in het leven geroepen.

Gesignaleerde knelpunten bij sanering woonboten

Het achterblijven van de sanering van lozingen vanaf woonboten houdt verband met de complexe uitvoering- en handhavingproblematiek die zijn oorzaak vindt in de wederkerige afhankelijkheid van woonbooteigenaar en gemeente en de soms hoge kosten die uitbreiding van het rioleringsstelsel respectievelijk het realiseren van een aansluiting op de riolering met zich brengt.

Met het oog op de kosten van uitbreiding van het rioleringsstelsel nemen veel gemeenten een afwachtende houding aan in het treffen van maatregelen met betrekking tot het aansluiten van woonboten op de riolering. Uitbreiding van de riolering en/of het realiseren van walaansluitingen wordt in dat geval veelal gecombineerd met werkzaamheden in het kader van kade- en wegreconstructies waardoor kosten kunnen worden bespaard.

Gevolg van deze handelwijze is dat de sanering van individuele lozingen wordt vertraagd en dat de gemeentelijke planning voor de aansluiting op het rioleringsstelsel niet aansluit op de in het Lozingenbesluit gehanteerde termijn van 1 januari 2005 waardoor die termijn aanzienlijk wordt overschreden. Het Lozingenbesluit biedt evenwel geen mogelijkheid om met deze specifieke situatie rekening te houden

Anderzijds is het voor een gemeente niet altijd duidelijk of een woonbooteigenaar bereid en financieel in staat is om te investeren in een voorziening die lozing op het openbaar riool mogelijk maakt. Handhavend optreden tegen individuele lozingen van woonboten is in deze situatie moeilijk en uit een oogpunt van redelijkheid en billijkheid niet opportuun.

Aanpassing regelgeving: Besluit lozing afvalwater huishoudens (Bah)

Naast andere oorzaken is ook en vooral het gebrek aan mogelijkheden om rekening te houden met specifieke lokale omstandigheden, aanleiding geweest om de regelgeving ten aanzien van het lozen van huishoudelijk afvalwater te herzien en onder te brengen in één algemene maatregel van bestuur: het Besluit lozing afvalwater huishoudens (Bah).

Dit besluit biedt in tegenstelling tot het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater wél de mogelijkheid om in te spelen op de hiervoor geschetste problematiek van de woonboten in stedelijk gebied en met de gemeenten afspraken te maken omtrent de aansluiting van woonboten op de riolering.

De voorwaarden voor deze groep woonboten liggen dan vooral op het vlak van de voorgenomen aansluiting op het riool, vastgelegd in het gemeentelijk rioleringsplan of een daarop gebaseerd saneringsplan, dan wel een convenant met resultaatsverplichting tussen gemeente en waterbeheerder(s) met hetzelfde oogmerk.

Het Bah treedt in werking op 1 januari 2008, tegelijk met de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken ( Stb. 2007, 276).

Doel van de subsidieregeling: Sanering lozingen huishoudelijk afvalwater

De onderhavige subsidieregeling richt zich vooral op het saneren van de lozingen van huishoudelijk afvalwater op rijkswateren door de eigenaren van woonboten een bijdrage in het vooruitzicht te stellen indien de woonboot wordt aangesloten op het openbaar riool.

De bijdrage met een maximum van € 2000,– is bedoeld om de financiële gevolgen van de aanschaf van een voor de aansluiting op de riolering noodzakelijke voorziening aan boord van de woonboot te verminderen en daarmee de financiële barrière althans voor een deel weg te nemen. Dit houdt verband met het feit dat de kosten van aansluiting bij een woonboot door de specifieke situatie in het algemeen hoger zijn dan een gemiddelde huisaansluiting. De hoogte van die kosten wordt vastgesteld bij de inventarisatie die in veel gevallen door of in opdracht van Rijkswaterstaat zal plaatsvinden.

Aan die inventarisatie (opmaken schouwrapport) zullen in het algemeen geen kosten zijn verbonden.

In die gevallen waarin voor de inventarisatie wèl kosten in rekening worden gebracht is, ter voorkoming van rechtsongelijkheid, bepaald dat de kosten van inventarisatie door een erkend installateur tot een maximum van € 450,– volledig worden vergoed (artikel 5 en bijlage).

Indien aansluiting op de riolering niet mogelijk is omdat een riolering ontbreekt of op grotere afstand is gelegen dan 40 meter, is toch subsidie mogelijk indien de woonboot wordt aangesloten op een individuele behandeleenheid voor afvalwater (IBA ). De eigenaar van de woonboot zal immers ook in dat geval over moeten gaan tot de aanschaf van een boordvoorziening.

Evenredigheidsbeginsel

In het algemeen geldt als uitgangspunt dat de kosten van aansluiting op de riolering, worden gedragen door de eigenaar van het pand of de woonboot. Dit principe wordt echter begrensd door het evenredigheidsbeginsel.

Het evenredigheidsbeginsel (artikel 3:4 lid 2, Awb), en het daarmee samenhangende beginsel van de gelijkheid voor de openbare lasten,– de égalité devant les charges publiques- brengt met zich dat de nadelige kosten van een besluit tot het verminderen en tegengaan van ongezuiverde lozingen van huishoudelijk afvalwater van woonboten in rijkswateren, zoals de kosten van aansluiting op de riolering of het treffen van een IBA-voorziening, niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen of de kosten van aansluiting in andere gevallen. Gegeven de hogere kosten die de eigenaar van een woonboot moet maken ten opzichte van een gemiddelde huisaansluiting ligt het in de rede om aan woonbooteigenaren een bijdrage te verlenen in de kosten van aanschaf van de noodzakelijke voorzieningen om aansluiting op de riolering of een IBA te realiseren.

Wenselijkheid van de regeling

Voor veel waterschappen, gemeenten en provincies is het evenredigheidsbeginsel en de daaromtrent ontwikkelde jurisprudentie inmiddels aanleiding geweest om ten behoeve van de sanering van lozingen binnen en buiten de bebouwde kom een of meer subsidieregelingen tot stand te brengen. Het wordt wenselijk geacht hierbij aan te sluiten en als beheerder van de rijkswateren te beschikken over een subsidieregeling ten behoeve van de sanering van ongezuiverde lozingen. Inventarisatie wijst uit dat het bij de rijkswateren gaat om circa 1800 woonboten.

Budget

Het budget dat beschikbaar is voor het subsidiëren in de kosten van aanschaf van een boordvoorziening ter aansluiting op de riolering of een IBA bedraagt € 3.600.000,– voor de periode tot en met 31 december 2010. Na die datum is subsidiering nog slechts mogelijk voor die gevallen waarin de voorgenomen aansluiting van de woonboot op de riolering is opgenomen in het gemeentelijk rioleringsplan, of een daartoe strekkend convenant, en wordt gerealiseerd vóór 1 juli 2017.

II Artikelsgewijs

Artikelen 1 en 2.

Om de ongezuiverde lozing van huishoudelijk afvalwater op rijkswateren te saneren is het noodzakelijk dat woonboten, waar mogelijk, worden aangesloten op het openbaar riool.

Om dit mogelijk te maken dient de eigenaar van de woonboot een zogenaamde boordvoorziening aan te brengen, zodat het huishoudelijk afvalwater met behulp van een eveneens aan te schaffen walslang en een door de gemeente te realiseren walverbinding, rechtstreeks op de riolering kan worden geloosd of bij gebreke daaraan op een individuele behandeleenheid voor afvalwater (IBA).

Om de aanschaf van een dergelijke voorziening te stimuleren en betaalbaar te houden voorziet de onderhavige subsidieregeling in een bijdrage in de kosten van de aanschaf van de voorziening of onderdelen daarvan.

Gelet op het specifieke karakter van de te treffen voorziening(en) en met het oog op een juiste toepassing van de regeling zelf zijn in artikel 1 begripsomschrijvingen opgenomen.

Woonboot

Het begrip woonboot is een verzamelnaam voor woonschepen, woonvaartuigen en woonarken en andere objecten te water die hoofdzakelijk worden gebruikt als of bestemd zijn voor woonverblijf. Woonboten waarop een bedrijf wordt uitgeoefend vallen derhalve buiten deze regeling omdat voor die groep van woonboten andere normen gelden.

Onder boordvoorziening worden in deze regeling alle zaken begrepen die aan boord van een woonboot nodig zijn om het van de woonboot afkomstige afvalwater op het openbaar riool of een IBA te kunnen lozen. De aan te brengen boordvoorziening verschilt echter per type woonboot. Zo zal het installeren van een boordvoorziening in woonarken door de aanwezigheid van een kruipruimte verhoudingsgewijs gemakkelijker zijn als in woonschepen waarin een dergelijke voorziening ontbreekt. Dit heeft uiteraard gevolgen voor de hoogte van de kosten die moeten worden gemaakt. Ook het maken van de noodzakelijke doorvoeren door de scheepshuid en de ruimtes in de woonboot werken kostenverhogend. Bij het vaststellen van de hoogte van de bedragen per subsidiabele kostenpost is met deze omstandigheden rekening gehouden. Om te zoals die bij de aanvraag worden bekend gemaakt, en lozing op het openbaar riool daardoor niet of niet adequaat kan plaatsvinden, dient de voorziening in principe te worden aangebracht door een ‘Erkend installateur’ die is aangesloten bij Sterkin en/of KOMO. Daarmee wordt inhoudelijk tevens voldaan aan de eis dat er sprake is van een deugdelijke boordvoorziening. Voor de Minister van Verkeer en Waterstaat geldt immers geen ander criterium dan dat er sprake dient te zijn van een adequate installatie. Omdat de eis van een erkend installateur in sommige gevallen onredelijk zou kunnen uitwerken, zoals in het geval dat betrokkene technisch voldoende onderlegd is om een boordvoorziening te installeren maar niet voldoet aan de eis van erkend installateur, is het echter ook mogelijk dat de aanleg in eigen beheer plaatsvindt. In dat geval dient bij de aanvraag (artikel 6) een verklaring te worden overgelegd van een erkend installateur dat de voorziening op oordeelkundige wijze is aangebracht en dat gebruik is gemaakt van deugdelijke materialen.

Artikel 3

Het bezit van een ontheffing, vergunning of een daarmee gelijk te stellen verklaring zoals genoemd in het eerste lid, onder a, is voorgeschreven omdat de aanwezigheid daarvan in het algemeen voorwaarde is voordat de gemeente, als beheerder van het openbaar riool, bereid is een walaansluiting te realiseren.

In de meeste gevallen zullen woonbooteigenaren reeds aan deze eis voldoen omdat zij voor het verkrijgen van een postadres en nutsvoorzieningen veelal ook afhankelijk zijn van een ligplaatsvergunning.

Het eerste lid onder b, bepaalt dat de eigenaar van de woonboot een verklaring moet overleggen waaruit blijkt dat aansluiting van de woonboot op het openbaar riool is opgenomen in het gemeentelijk rioleringsplan. Deze algemene eis is vooral bedoeld voor die gevallen waarin een woonboot weliswaar is gelegen binnen een afstand van 40 meter van de riolering, maar het realiseren van een walaansluiting door de gemeente wordt getemporiseerd met het oog op te verrichten werkzaamheden in het kader van kade - en wegreconstructies. Dat kan betekenen dat de walaansluiting niet voor het einde van de looptijd (31 december 2010), bedoeld in artikel 10 is gerealiseerd. Met het oog op artikel 10, vierde lid, Besluit lozing afvalwater huishoudens (Bah) dat de mogelijkheid biedt om met specifieke lokale omstandigheden rekening te houden, wordt aan woonbooteigenaren en gemeenten een verlengde termijn geboden waarbinnen aansluiting kan plaatsvinden. Als voorwaarde geldt in dat geval de voorgenomen aansluiting op het riool, zoals vastgelegd in het gemeentelijk rioleringsplan, of een convenant met resultaatsverplichting tussen gemeente en waterbeheerder(s) met hetzelfde oogmerk. Aansluiting van woonboten op de riolering is in deze situatie mogelijk tot uiterlijk 1 juli 2017. Daarmee wordt aan de gemeenten en de betrokken woonbooteigenaren een reële termijn geboden om aansluiting op het riool te realiseren.

Indien de ongezuiverde lozing van huishoudelijk afvalwater wordt beëindigd en lozing plaatsvindt via een IBA, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, behoeft uiteraard niet te worden voldaan aan de eis van artikel 3, eerste lid, onder b. Met het oog op de kwaliteitsdoelstelling van het desbetreffende oppervlaktewater zal ten aanzien van de IBA sprake moeten zijn van een door de waterkwaliteitsbeheerder toegelaten voorziening.

Artikel 5

De hoogte van de subsidie is gelijk aan de in de bijlage bij deze regeling opgenomen bedragen per subsidiabele kostenpost met dien verstande dat het totaal uit te keren subsidiebedrag per woonboot maximaal € 2000,– bedraagt. Als subsidiabele kosten worden in dit verband onder meer aangemerkt de kosten van de aanschaf en installatie van een deugdelijke boordvoorziening, zoals de kosten van de aanschaf en installatie van een pompvoorziening met toebehoren, eventuele hulppompen, opvangtank(s), leidingwerk, elektra en bekabeling. Het maken van de noodzakelijke doorvoeren en de overige kosten die direct zijn toe te rekenen aan het installeren en plaatsen van een boordvoorziening worden eveneens tot de subsidiabele kosten gerekend, evenals de kosten van aanschaf en het aansluiten en aankoppelen van een walslang met inbegrip van koppelingen.

Ook in gevallen waarin aansluiting op de riolering niet mogelijk is en lozing gaat plaatsvinden op een IBA, bedoeld in artikel 2, tweede lid, zal veelal een soortgelijke voorziening moeten worden getroffen omdat de IBA op de wal is geplaatst.

In beide gevallen is het subsidiebedrag gemaximeerd op een bedrag van ten hoogste € 2000, –.

Omdat het niet in alle gevallen om de aanschaf van een totale installatie hoeft te gaan of omdat niet alle kosten voor eigen rekening komen, bijvoorbeeld doordat de gemeente of Rijkswaterstaat een deel van de kosten voor zijn rekening neemt of materialen ter beschikking stelt, zijn in de bijlage afzonderlijke bedragen opgenomen voor de onderdelen die voor subsidie in aanmerking komen. In het geval de gemeente bijvoorbeeld de aanlegkosten van de walaansluiting (walput) voor zijn rekening zou nemen komt dit onderdeel niet voor subsidie op grond van de onderhavige subsidieregeling in aanmerking.

De subsidiebedragen zoals opgenomen in de bijlage zijn forfaitair, dus ongeacht de daadwerkelijke kosten, met uitzondering van de kosten voor het opmaken van een schouwrapport door een erkend installateur waarvoor een maximum geldt van € 450, –.

De forfaitaire bedragen zijn berekend op basis van 25% van het tarief dat in de praktijk gemiddeld genomen per subsidiabele kostenpost in rekening wordt gebracht.

Artikel 6, 7 en 8

Het eerste lid van artikel 6, bepaalt dat de aanvraag voor de subsidie door of namens de eigenaar moet worden ingediend. Hiermee wordt buiten twijfel gesteld wie gerechtigd is om de subsidie te ontvangen. In het geval de aanvraag niet door de eigenaar wordt ingediend moet bij de aanvraag een schriftelijke machtiging worden overgelegd.

De aanvraag voor de subsidieverstrekking, die tevens geldt als de aanvraag voor de subsidievaststelling (artikel 8, tweede lid), dient te geschieden bij de betrokken directie van Rijkswaterstaat (artikel 6, eerste lid ).

Bij de aanvraag dienen de in artikel 6, tweede lid, onder a tot en met e, genoemde bescheiden te worden overgelegd.

Een van die bescheiden is het onder c. genoemde schouwrapport.

Dit schouwrapport is bedoeld om de eigenaar en de subsidiegever inzicht te verschaffen in de voorzieningen die moeten worden getroffen voor het realiseren en installeren van een deugdelijke boordvoorziening. In het algemeen zal het schouwrapport door of in opdracht van Rijkswaterstaat wordt opgemaakt en komen de kosten daarvan derhalve voor rekening van Rijkswaterstaat. Vindt de schouw (inventarisatie) niet door of in opdracht van Rijkswaterstaat plaats dan dient die plaats te vinden door een erkend installateur. De kosten van de inventarisatie komen in dat geval voor het volledige bedrag tot een maximum van € 450,– voor subsidie in aanmerking.

Het schouwrapport moet worden opgemaakt aan de hand van een door Rijkswaterstaat voorgeschreven modelformulier dat aan alle daarvoor in aanmerking komende woonbooteigenaren wordt uitgereikt of toegezonden. Aan de hand van dit model, waarop of waarbij de eisen zijn aangegeven waaraan een deugdelijke boordvoorziening moet voldoen, kan het schouwrapport door de installateur worden opgemaakt en een opgave worden gedaan van de kosten van de aan te schaffen voorziening. Door de uniforme opmaak wordt de woonbooteigenaar in staat gesteld om de verschillende aanbiedingen te vergelijken en een keuze maken door welke installateur hij de voorziening wil laten aanbrengen. Deze werkwijze maakt tevens een snelle beoordeling door de subsidiegever mogelijk.

Indien de woonbooteigenaar besluit om de boordvoorziening geheel of gedeeltelijk in eigen beheer te verzorgen dient ingevolge het tweede lid, onder d, bij de aanvraag een verklaring van een erkend installateur te worden overgelegd. Zie daarvoor ook de toelichting bij artikel 1 en 2.

Artikel 7 bepaalt dat de aanvrager van de subsidie op verzoek van de Minister alle medewerking verleent aan de inspectie van de aangebrachte boordvoorziening door of namens Rijkswaterstaat

Deze verplichting is opgenomen om te kunnen verifiëren of de installatie voldoet aan de gestelde eisen en ook feitelijk is aangebracht.

Met de aanvraag voor de subsidie verklaart de woonbooteigenaar zich akkoord met het uitvoeren van een dergelijke inspectie die door of in opdracht van Rijkswaterstaat kan plaatsvinden.

Het is aan de betrokken directie van Rijkswaterstaat om te besluiten of controle van alle aangebrachte boordvoorzieningen plaatsvindt of dat dit steekproefsgewijs zal plaatsvinden.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.C. Huizinga-Heringa

Naar boven