Wijziging Regeling verslaggeving WTZi

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 3 december 2007, nr. MC-U-2815092, houdende wijziging van de Regeling verslaggeving WTZi

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 15 en 16 van de Wet toelating zorginstellingen en hoofdstuk VII van het Uitvoeringsbesluit WTZi;

Besluit:

Artikel I

De Regeling verslaggeving WTZi wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel g, en in artikel 8, derde lid, wordt ‘artikel 9’ telkens vervangen door: artikel 8a.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c komt te luiden:

c. wordt als grondslag voor de waardering van materiële en immateriële vaste activa de aanschaffings- of vervaardigingsprijs toegepast indien en voor zover in de regels en beleidsregels van de Nederlandse Zorgautoriteit betreffende het stelsel van bekostiging een integrale vergoeding voor de werkelijke kosten is opgenomen voor afschrijving van die activa.

2. Onderdeel e vervalt en de onderdelen f en g worden geletterd e en f.

C

In artikel 5, onderdeel a, wordt na ‘overige soorten van investeringen’ ingevoegd: . Geen uitsplitsing is nodig indien de instelling niet valt onder de vergunningplicht ingevolge de Wet toelating zorginstellingen.

D

In artikel 6 vervallen het tweede lid en de aanduiding ‘1.’ voor de resterende tekst.

E

Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8a

1. De jaarverslaggeving en het jaardocument worden opgesteld met gebruikmaking van het model-jaardocument, te verkrijgen via de website www.jaarverslagenzorg.nl.

2. De Minister stelt jaarlijks vóór 1 oktober na overleg met betrokken partijen het model voor het eerstvolgende verslagjaar vast.

3. De Minister kan, indien beleidsmatige of wetgevingstechnische overwegingen daartoe nopen, het model tussentijds wijzigen, zo mogelijk na overleg met betrokken partijen.

F

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt.

2. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot onderscheidenlijk het eerste en tweede lid.

3. In het nieuwe tweede lid wordt ‘het tweede lid’ vervangen door: het eerste lid.

G

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11

Op de rechtspleging inzake de jaarverslaggeving van zorginstellingen is Afdeling 16 van het Tweede Boek van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.

H

Artikel 12 vervalt.

I

De bijlage bij de regeling wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Bijlage bij artikel 8, eerste lid.

2. In de Inleiding wordt na ‘Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen’ ingevoegd: alsmede op basis van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens.

3. Het opschrift ‘3.1. Bestuursstructuur’ wordt vervangen door: 3.1. Bestuur.

4. Aan de tekst van onderdeel 3.1 wordt toegevoegd: Verder dient inzicht gegeven te worden in de beloning van bestuurders en leden van het toezichthoudend orgaan.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2008. De onderdelen G en I van artikel I werken terug tot en met 1 januari 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, A. Klink.

Toelichting

1. Algemeen

1.1. Aanleiding

Zorginstellingen stellen hun jaarverslaggeving op aan de hand van een model dat in overleg met betrokken partijen1 tot stand komt en wordt onderhouden. De verplichting het model-jaardocument te gebruiken is vastgelegd in het huidige artikel 9, eerste lid, van de Regeling verslaggeving WTZi. In het Convenant maatschappelijke verantwoording zorginstellingen2 is door partijen afgesproken jaarlijks de behaalde resultaten te evalueren en na te gaan of het model voor het jaardocument verbetering behoeft. De Stuurgroep maatschappelijke verantwoording zorg, waarvoor het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de voorzitter levert, ziet toe op de voortgang van de convenantsafspraken. Het convenant loopt af op 31 december 2007.

Gebleken is dat er behoefte bestaat de convenantsafspraken omtrent de actualisatie van het model-jaardocument een steviger en meer permanente basis te geven. De voorliggende wijziging van de Regeling verslaggeving WTZi voorziet hierin.

De voorliggende wijziging voorziet ook in enkele andere aanpassingen van de regeling, onder andere in verband met het afschaffen van het bouwregime voor ziekenhuizen.

1.2. Doel maatschappelijke verantwoording

Het doel van maatschappelijke verantwoording in de zorg is dat belanghebbenden (stakeholders) zich een goed beeld kunnen vormen van de zorg- en dienstverlening (vertaald naar uitkomsten en effecten voor cliënten en patiënten, medewerkers en samenleving), economische aspecten (waaronder de individuele inkomens van bestuurders en toezichthouders), milieuaspecten en sociale aspecten van de zorgonderneming. Wie zijn nu die belanghebbenden? In de eerste plaats natuurlijk de patiënten en cliënten, al dan niet vertegenwoordigd via cliëntenraden of patiënten- en cliëntenorganisaties. Daarnaast gaat het om subsidieverstrekkers en financiers (denk vooral aan zorgverzekeraars en zorgkantoren), overheden (bijvoorbeeld de Minister van VWS en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), maar ook gemeentelijke overheden), brancheorganisaties en maatschappelijke organisaties.

Meer dan in het bedrijfsleven bepalen in de zorg de belanghebbenden de legitimiteit van de zorginstelling. Het openbaar afleggen van verantwoording is daar een maatschappelijke plicht: de maatschappij in het algemeen en de belanghebbenden in het bijzonder hebben recht op inzicht in de prestaties van de instelling en de besteding van de via belastingen en premies verkregen financiële middelen.

1.3. Doel en functies Jaardocument maatschappelijke verantwoording

Het doel van het Jaardocument maatschappelijke verantwoording is het verstrekken van informatie aan belanghebbenden en het afleggen van verantwoording over de uitkomsten van het gevoerde beleid en de aanwending van middelen. Via het jaardocument kunnen de instellingen zowel voldoen aan hun wettelijke verplichtingen, als aan de wensen van stakeholders.

Het jaardocument vervult drie functies. Het voorziet in de wettelijk verplichte verantwoording, het biedt een maatschappelijke verantwoording en het bevordert de transparantie van de sector. Het jaardocument bestaat uit het maatschappelijk verslag en de jaarrekening (samen de jaarverantwoording). Daarnaast bevat de jaarverantwoording specifieke informatie die is bestemd voor instanties die namens de overheid belast zijn met een uitvoerende of toezichthoudende taak en waarvoor een wettelijke informatieverplichting geldt. Het maatschappelijk verslag is openbaar; de maatschappelijke verantwoording is voor een ieder toegankelijk.

Zorginstellingen hebben op grond van verschillende wetten verantwoordingsverplichtingen. Bijvoorbeeld op grond van het Burgerlijk Wetboek, de Wet toelating zorginstellingen, de Wet klachtrecht cliënten zorgsector en de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen. Voorts hebben instellingen de wettelijke plicht gegevens aan te leveren aan het Centraal Bureau voor de Statistiek. Ten slotte vragen ook brancheorganisaties gegevens van hun leden. Dit betreft weliswaar geen wettelijke plicht, maar zonder die informatie zouden zij hun rol als belangenbehartiger niet goed kunnen vervullen. Daarom is met de brancheorganisaties afgesproken dat de branchespecifieke informatie wordt aangeleverd via de portal en het invoerhulpmiddel (DigiMV) welke ook voor het jaardocument worden gebruikt.

Inmiddels is een aantal jaren ervaring opgedaan met de stroomlijning van verantwoordings- en informatieverplichtingen van zorginstellingen via het jaardocument. De voordelen zijn evident:

– de instellingen kunnen een integraal beeld geven van het reilen en zeilen van hun organisatie;

– de onderlinge vergelijkbaarheid van de informatie neemt toe;

– de overheid en de maatschappelijke omgeving beschikken over dezelfde informatie;

– de administratieve belasting neemt af omdat informatie maar één keer gevraagd en geleverd hoeft te worden.

1.4. Totstandkoming model-jaardocument

Uitgangspunt is dat de zorginstellingen zo veel mogelijk op een vast moment en tijdig vóór het eerstvolgende verslagjaar duidelijkheid hebben over de aanpassingen in het model-jaardocument. Dit geeft houvast over wat van hen verwacht wordt en over hoeveel tijd beschikbaar is om de administratie aan te passen. Verder is het van belang ook in de toekomst mét de betrokken partijen te werken aan het onderhouden en verder verbeteren van het model-jaardocument. Beide uitgangspunten zijn neergelegd in het tweede lid van een nieuw artikel 8a. Daarin wordt vastgelegd dat de Minister van VWS jaarlijks vóór 1 oktober na overleg met betrokken partijen het model-jaardocument voor het eerstvolgende verslagjaar vaststelt.

De basisgedachte voor het model-jaardocument is dat de gevraagde verantwoordingsinformatie zo dicht mogelijk aansluit op de bedrijfsprocessen van zorginstellingen. Verschillende verantwoordingsniveaus zijn denkbaar: het niveau van het zorgconcern, het niveau van individuele zorgstichtingen, het niveau van werkgebieden, het niveau van instellingen of afzonderlijke locaties en het niveau van productmarktcombinaties. In het verantwoordingsdocument zal sprake zijn van verantwoording op concernniveau, bedrijfssegment (indien van toepassing) en op instellingsniveau. Alleen als dat wettelijk verplicht is of als de situatie in onderdelen van het concern duidelijk afwijkt van die in andere onderdelen, geeft het concern informatie op lagere organisatorische niveaus.

De Stuurgroep maatschappelijke verantwoording zorg blijft ook in de toekomst het verband waarin de betrokken partijen afspraken maken over noodzakelijke aanpassingen van het model-jaardocument. De convenantspartijen hebben hiermee ingestemd. Het Ministerie van VWS levert de voorzitter en voert het secretariaat van de stuurgroep en de daaronder functionerende werkgroep(en). De werkwijze blijft op hoofdlijnen hetzelfde, maar wordt wel op enkele onderdelen verbeterd. De belangrijkste verandering is uiteraard dat voortaan de Minister van VWS formeel het model-jaardocument vaststelt en dat de stuurgroep adviseert. Verder kan bijvoorbeeld door het hanteren van een vast verandermoment, de vergaderfrequentie worden teruggebracht. Ook deze veranderingen kunnen op de instemming rekenen van de convenantspartijen.

Uiterlijk in september komt de stuurgroep bijeen om uitgewerkte voorstellen te bespreken over gewenste aanpassingen van het model-jaardocument.

In de eerste plaats gaat het om aanpassingen als gevolg van beleidsbeslissingen, bijvoorbeeld omtrent te hanteren kwaliteitsindicatoren of de waardebepaling van vastgoed. Vaak zal al in de loop van het jaar in werkgroepverband besproken kunnen worden om welke aanpassingen het gaat.

Ten tweede gaat het om meer technische aanpassingen, zoals het wegnemen van gebleken onduidelijkheden, het standaardiseren van begrippen, het inzichtelijker of eenvoudiger presenteren van informatie of het schrappen van dubbelingen in informatie. De ervaringen van degenen die feitelijk de gevraagde gegevens moeten ‘invullen’ in het model spelen hierbij een belangrijke rol. Zo kunnen zij bij de ‘helpdesk MV’ terecht als zij vragen hebben over hoe het model gebruikt moet worden. Deze vragen geven evenzoveel aanwijzingen over wat er wellicht beter kan.

Een aparte categorie aanpassingen betreft het schrappen van informatie die niet gebruikt wordt. Dit vergt niet alleen een voortdurende kritische blik van alle betrokken partijen. Ook is het van belang met enige regelmaat meer grondig te evalueren welke informatie overbodig blijkt. Het is echter niet nodig daartoe jaarlijks een evaluatieonderzoek uit te voeren. Het is aan de Stuurgroep maatschappelijke verantwoording zorg om aan te geven of er behoefte is aan een uitgebreide evaluatieopdracht.

De bespreking van de aanpassingsvoorstellen in de stuurgroep mondt uit in een advies aan de Minister van VWS. Hij stelt vervolgens vóór 1 oktober het model vast.

Zoals eerder gezegd is het doel om instellingen tijdig en op een vast moment te informeren over wijzigingen in de jaarverantwoording. De beschreven werkwijze heeft tot gevolg dat wijzigingen in het model-jaardocument pas ongeveer anderhalf jaar later feitelijk zichtbaar zijn in de jaarverantwoordingen van de instellingen. Enige flexibiliteit moet echter wel mogelijk zijn. Zo zou bijvoorbeeld een bepaalde wijziging van een wettelijke regeling ertoe kunnen nopen dat het model tussentijds wordt aangepast. Het derde lid van het nieuwe artikel 8a voorziet hierin.

De stuurgroep vergadert ten minste één keer per jaar (de septembervergadering) en verder zo vaak als nodig is. Voorbereiding vindt zoveel mogelijk plaats via de bestaande werkgroep. Voor bepaalde specifieke onderwerpen kan zo nodig een aparte voorbereidingsprocedure worden gehanteerd (bijvoorbeeld rondom kwaliteitsindicatoren).

2. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel B brengt ten eerste een verduidelijking aan in onderdeel c van artikel 3. De term ‘nacalculeerbaar’ is vervangen door een omschrijving van dit begrip. Hierdoor blijkt duidelijker dan voorheen dat alleen waardering plaatsvindt op aanschaffings- of vervaardigingsprijs, indien volgens de bekostiging(beleids)regels van de Nederlandse Zorgautoriteit de werkelijke kosten die voortvloeien uit de afschrijving van materiële of immateriële vaste activa worden vergoed. Is dat niet het geval dan gelden de normale regels van het BW.

Ten tweede wordt onderdeel e van artikel 3 geschrapt. In artikel 2 is titel 9 van Boek 2 van dat wetboek van overeenkomstige toepassing verklaard op zorginstellingen (ongeacht de vorm van hun rechtspersoonlijkheid); dit betekent dat zij op grond daarvan al in hun jaarverslaggeving bijvoorbeeld informatie over de individuele inkomens van bestuurders moeten geven. Onderdeel e van artikel 3 bevatte geen afwijking van of aanvulling op de betrokken artikelen van het BW.

Onderdeel C wijzigt artikel 5 zodanig dat buiten twijfel wordt gesteld dat waar het bouwregime van de WTZi niet geldt, het investeringsoverzicht niet uitgesplitst behoeft te worden in vergunningplichtige en overige investeringen. In casu betreft het in 2008 de ziekenhuizen, niet zijnde psychiatrische ziekenhuizen.

Onderdeel D schrapt het tweede lid van artikel 6. Het daar bepaalde is overbodig omdat die materie al is geregeld in titel 9 van Boek 2 van het BW en in de Richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving.

Onderdeel E bevat het hoofdonderwerp van onderhavige wijziging. Dit onderdeel voegt een nieuw artikel 8a in, waarin de procedure rond de vaststelling van het model-jaardocument maatschappelijke verantwoording wordt verankerd. Het eerste lid van dit artikel komt zakelijk overeen met het eerste lid van het huidige artikel 9. Het tweede lid van het nieuwe artikel 8a bepaalt dat de Minister van VWS uiterlijk vóór 1 oktober het model voor het volgende verslagjaar vaststelt. Zo hebben zorginstellingen tijdig en op een vast moment duidelijkheid over hoe het model eruit ziet. De vaststelling van het model gebeurt na overleg met betrokken partijen. In concreto betekent dit dat de bestaande Stuurgroep maatschappelijke verantwoording zorg de Minister van advies dient, voordat hij het model vaststelt. Het derde lid van het nieuwe artikel 8a voorziet in de mogelijkheid het model tussentijds aan te passen indien majeure beleidswijzigingen (bijvoorbeeld wijziging in algemene principes van jaarverantwoording) daartoe nopen. Het ligt voor de hand ook dan waar mogelijk rekening te houden met de opvattingen van de Stuurgroep maatschappelijke verantwoording zorg.

In verband met het nieuwe artikel 8a brengen de onderdelen A en F enkele technische wijzigingen aan in de regeling.

Onderdeel G betreft een wijziging in verband met de Wet toezicht financiële verslaggeving (Stb. 2006, 569). Met ingang van 1 januari 2007 heeft die wet onder meer Titel 11 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vervangen door een nieuwe Afdeling 16 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Dit onderdeel strekt tot aanpassing aan die vervanging.

In onderdeel H vervalt artikel 12, omdat die bepaling is uitgewerkt.

Onderdeel I bevat enkele technische verbeteringen en legt in de bijlage bij de regeling vast dat het jaardocument een onderdeel bevat inzake de beloning van bestuurders en toezichthouders.

Artikel II

Deze wijziging treedt in werking op 1 januari 2008. Hiervoor is gekozen omdat het Convenant maatschappelijke verantwoording zorginstellingen afloopt op 31 december 2007. De onderdelen G en I werken terug tot en met 1 januari 2007, opdat de hierbedoelde aanpassingen reeds voor het verslagjaar 2007 effect hebben.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

Naar boven