Beleidsregel verhoging uitkering bij hulpbehoevendheid

23 oktober 2007

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Gelet op de artikelen 53 en 63 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, artikel 22 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 10 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en artikel 9 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

Besluit:

Artikel 1

Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. uitkering: de arbeidsongeschiktheidsuitkering bedoeld in artikel 47 van de Wet WIA, artikel 6 van de Wajong, artikel 19 van de WAO en artikel 7 van de WAZ, alsmede de WGA-uitkering bedoeld in artikel 54 van de Wet WIA.

b. verzekerde: de verzekerde bedoeld in de artikelen 47 en 54 WIA, artikel 19 WAO en artikel 7 WAZ en de jonggehandicapte bedoeld in artikel 6 van de Wajong.

Artikel 2

Verhoging tot 100%

1. De uitkering wordt verhoogd tot 100% van het dagloon, het vervolgdagloon of de grondslag, dan wel tot 100/75 van de arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel tot 100/75 of 100/70 van de WGA-uitkering:

a. indien de verzekerde hulp nodig heeft bij alle of nagenoeg alle essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen en continue oppassing noodzakelijk is;

b. indien de verzekerde hulp nodig heeft bij sommige essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen en continue oppassing noodzakelijk is;

c. indien de verzekerde hulp nodig heeft bij alle of nagenoeg alle essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen en geregelde handreikingen door derden noodzakelijk zijn.

2. In de gevallen bedoeld in het eerste lid wordt de uitkering slechts verhoogd tot 85% van het dagloon, het vervolgdagloon of de grondslag dan wel tot 85/75 van de arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel tot 85/75 of 85/70 van de WGA-uitkering, indien uit hoofde van een andere voorziening reeds in belangrijke mate in de behoefte aan oppassing en verzorging van de verzekerde wordt voorzien.

Artikel 3

Verhoging tot 85%

1. De uitkering wordt verhoogd tot 85% van het dagloon, het vervolgdagloon of de grondslag, dan wel tot 85/75 van de arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel tot 85/75 of 85/70 van de WGA-uitkering, indien de verzekerde hulp nodig heeft bij sommige essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen en geregelde handreikingen door derden noodzakelijk zijn.

2. In de gevallen bedoeld in het eerste lid wordt de uitkering niet verhoogd, indien uit hoofde van een andere voorziening reeds in belangrijke mate in de behoefte aan oppassing en verzorging van verzekerde wordt voorzien.

Artikel 4

Einde verhoging bij volledige opname

Indien de verzekerde volledig wordt opgenomen in een inrichting wordt de verhoging als bedoeld in de artikelen 2 en 3 beëindigd ingaande de eerste dag van de tweede maand volgende op de maand waarin de opname in de inrichting plaatsvond.

Artikel 5

Intrekking besluit

Het Besluit verhoging arbeidsongeschiktheidsuitkering bij hulpbehoevendheid (WAO, WAZ, Wajong) 1999 wordt ingetrokken.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 7

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregel verhoging uitkering bij hulpbehoevendheid.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 23 oktober 2007.
Voorzitter Raad van Bestuur UWV, J.M. Linthorst.

Toelichting

Algemeen

UWV kan aan degenen die een uitkering ontvangen gebaseerd op volledige arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA, de Wajong, de WAO en de WAZ, én die in een toestand van hulpbehoevendheid verkeren, een verhoging van de uitkering toekennen (artikelen 53 en 63 Wet WIA, artikel 9 Wajong, artikel 22 WAO, artikel 10 WAZ). In het verleden is eerst door de bedrijfsverenigingen en later door het Lisv een beleidskader voor de toekenning van deze verhoging vastgesteld. Dit besluit dient primair om dit beleidskader ook van toepassing te doen zijn op de uitvoering van de artikelen 53 en 63 Wet WIA: bij de inwerkingtreding van de WIA is dit nog niet gebeurd. Aanvragen om een verhoging van de Wet WIA uitkering zijn overigens sinds het inwerkingtreden van de Wet WIA wel overeenkomstig dit beleid beoordeeld.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt het besluit aan te passen aan ontwikkelingen in de jurisprudentie.

Artikel 2 en 3

In de mate van hulpbehoevendheid wordt een onderscheid gemaakt: bij een beperkte mate van hulpbehoevendheid wordt de uitkering gedeeltelijk verhoogd tot 85% van het dagloon of de grondslag of tot 85/75 van de arbeidsongeschiktheid dan wel tot 85/75 of 85/70 van de WGA uitkering; bij een grotere hulpbehoevendheid wordt de uitkering volledig verhoogd tot 100% van het dagloon en de grondslag of 100/75 van de arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel tot 100/75 en 100/70 van de WGA uitkering. Als betrokkene zodanig hulpbehoevend is, dat de uitkering verhoogd zou moeten worden tot 100%, maar er een andere voorziening is die in belangrijke mate in de behoefte aan oppassing en verzorging voorziet, dan wordt de uitkering verhoogd tot 85%. Als betrokkene zodanig hulpbehoevend is, dat de uitkering verhoogd zou moeten worden tot 85%, maar er een andere voorziening is die in belangrijke mate in de behoefte aan oppassing en verzorging voorziet, dan wordt de uitkering niet verhoogd.

Als betrokkene hulpbehoevend is, maar volledig in een inrichting is opgenomen en de kosten van het verblijf ten laste van een zorgverzekering of een ziektekostenverzekering komen, zal UWV geen verhoging van de uitkering toekennen. Wordt betrokkene na een aanvankelijke verhoging van de uitkering opgenomen in een inrichting, dan moet UWV de verhoging beëindigen.

Bij de behoefte aan oppassing en verzorging gaat het om essentiële en steeds terugkerende op de persoonlijke verzorging betrekking hebbende levensverrichtingen (zoals wassen, aankleden, toiletgang). Het gaat niet om huishoudelijke taken of vervoer.

Bij voorzieningen die in de behoefte aan oppassing en verzorging voorzien, gaat het om collectieve voorzieningen (al dan niet in natura) die in beginsel voor alle ingezetenen/verzekerden op grond van de wettelijke bepalingen en al dan niet tegen betaling van een eigen bijdrage beschikbaar zijn. Uit particuliere gelden gefinancierde initiatieven, waarvan betrokkene al dan niet een deel zelf betaalt, worden hieronder niet begrepen.

Bij de vraag of uit andere hoofde een voorziening wordt ontvangen die al dan niet in belangrijke mate voorziet in de behoefte aan oppassing en verzorging, wordt gekeken naar het effect dat een dergelijke voorziening heeft op de belasting van betrokkene en diens verzorgers: als er geen vermindering in de belasting is, is er geen reden de verhoging van de uitkering te matigen.

In elk geval kan het volgende worden gesteld:

– als betrokkene enkele dagen per week gebruikt maakt van een inrichting, mag worden aangenomen dat in de behoefte aan oppassing en verzorging in belangrijke mate, maar niet volledig, wordt voorzien.

– als betrokkene gebruik maakt van een school voor speciaal onderwijs, mag worden aangenomen dat in de behoefte aan oppassing en verzorging in belangrijke mate, maar niet volledig, wordt voorzien. Regulier onderwijs daarentegen zal als regel niet leiden tot een (substantieel) mindere belasting voor betrokkene en diens verzorgers.

– als verzekerde in een adl clusterwoning verblijft dan wel hulp in natura ontvangt dan wel via een persoonsgebonden budget in staat is op zijn behoefte toegespitste voorzieningen aan te schaffen, wordt in de behoefte aan oppassing en verzorging in belangrijke mate, maar niet volledig, voorzien.

De verhoging tot 85% dan wel tot 100% is gerelateerd voor de WAO aan het dagloon, het vervolgdagloon voor WAZ en Wajong aan de grondslag en voor de WIA aan de hoogte van de uitkeringen. De WIA uitkeringen zijn afhankelijk van de soort uitkering gebaseerd op het maandloon of het minimumloon per maand. Omdat de loongerelateerde WGA uitkeringen de eerste twee maanden uitgaan van 75% van het maandloon en daarna net als de WGA vervolguitkering en WGA loonaanvullingsuitkering van 70% van het maandloon of minimumloon per maand is in de artikelen 2 en 3 de verhoging tot 85% respectievelijk 100% gerelateerd zowel aan het percentage van 70% als van 75%.

Artikel 5

Met het inwerkingtreden van dit besluit vervalt het oude Lisv besluit verhoging arbeidsongeschiktheidsuitkering bij hulpbehoevendheid.

Voorzitter Raad van Bestuur UWV,

J.M. Linthorst

Naar boven