Tussentijds Bericht Nationaliteiten (TBN 2007/2)

Aan: de Burgemeesters (t.a.v. hoofden Burgerzaken)

i.a.a: – de Minister van Buitenlandse Zaken

– de Gevolmachtigde Minister van Aruba

– de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen

– de Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Onderdeel: Stafdirectie Uitvoeringsbeleid

Datum: 25 januari 2007

Ons kenmerk: INDUIT 07-1 (AUB)

Aard: Bekendmaking van voorschriften

Juridische achtergrond: Artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, Rijkswet op het Nederlanderschap;

Besluit: Naturalisatietoets; Regeling Naturalisatietoets Nederland

bijlage: Model 2.21, Model 2.22, Model 2.27 en Model 2.28

Geldigheidsduur: 1 april 2007

Onderwerp: Inwerkingtreding Wet inburgering en gevolgen voor de naturalisatietoets in Nederland

Inleiding

Met dit Tussentijds Bericht Nationaliteiten (hierna: TBN) wordt de Handleiding op de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: HRWN) aangepast als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet inburgering.

Toelichting

De onderhavige wijziging van de HRWN houdt verband met de invoering van de Wet inburgering en het besluit om de naturalisatietoets zoals deze is ingevoerd op 1 april 2003 in Nederland te vervangen door het in de Wet inburgering geregelde inburgeringsexamen.

De Wet inburgering vervangt de Wet inburgering nieuwkomers (WIN) en bevat onder andere een algemene inburgeringplicht voor vreemdelingen die anders dan voor een tijdelijk doel rechtmatig in Nederland verblijven (nieuwkomers en oudkomers) en van wie mag worden aangenomen dat zij onvoldoende in de Nederlandse samenleving zijn ingeburgerd, bijvoorbeeld omdat zij niet ten minste acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland hebben verbleven en niet beschikken over een diploma of certificaat waaruit blijkt dat zij reeds beschikken over de nodige kennis en vaardigheden. Het inburgeringsvereiste zoals geformuleerd in artikel 8, eerste lid, onder d van de Rijkswet op het Nederlanderschap sluit aan bij de Wet inburgering.

Vorenstaande heeft tot gevolg dat aangesloten wordt bij de bepalingen van de Wet inburgering tenzij in het Besluit Naturalisatietoets of de Regeling naturalisatietoets Nederland anders is bepaald. Voor aspirant naturalisandi betekent dit dat zij in principe het inburgeringsexamen af dienen te leggen tenzij zij hiervan (gedeeltelijk) vrijgesteld of ontheven zijn of vallen onder de overgangsregeling (artikel 7, Regeling naturalisatietoets Nederland).

Enkele nieuwe categorieën op grond waarvan (gedeeltelijke) vrijstelling wordt verleend, worden toegevoegd (artikel 3, eerste lid, aanhef en onder h tot en met n Besluit naturalisatietoets juncto artikel 4 Regeling naturalisatietoets Nederland). Tevens wordt de vrijstellingsgrond van het WIN-certificaat in overeenstemming gebracht met het Besluit inburgering. Deze aanscherping geldt enkel voor verzoeken om naturalisatie die in Nederland of de buitenlandse posten zijn ingediend op of na 1 april 2007.

Voorts wordt de procedure omtrent de ontheffing vanwege een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel verstandelijke handicap (artikel 4, Besluit Naturalisatietoets) anders vorm gegeven. Ook hierbij wordt aangesloten op het stelsel van de Wet inburgering.

Tot slot wordt de toets gesproken Nederlands (TGN) voor degene die een beroep doet op ontheffing op grond van het ondanks geleverde inspanningen redelijkerwijs niet kunnen behalen van het inburgeringsexamen daadwerkelijk ingevoerd en een voorwaarde om een geslaagd beroep te doen op deze ontheffingsgrond. De zogenaamde telefoontoets is weliswaar met TBN 2005/2 reeds in de HRWN opgenomen, echter deze is in de praktijk nooit afgenomen. Vanaf inwerkingtreding van dit TBN geldt de TGN echter als voorwaarde om een geslaagd beroep te kunnen doen op de ontheffing van artikel 4, onder b, Besluit naturalisatietoets.

Artikel 8 lid 1, d

De onderdelen 1 en 2 van de toelichting op artikel 8, eerste lid aanhef en onder d, RWN komen te vervallen en worden vervangen door de volgende tekst.

1

Algemeen

N.B. Voor deze bepaling geldt overgangsrecht. Zie de toelichting bij artikel 7 RWN, onder ‘Overgangsrecht’.

Situatie na 1 april 2003

In het onderhavige artikellid beschrijft de wetgever wat hij onder inburgering verstaat. Evenals voorheen geschiedt dit aan de hand van een tweedeling: enerzijds moet de vreemdeling beschikken over kennis van de Nederlandse taal en anderzijds moet hij zich hebben doen opnemen in de Nederlandse samenleving. Nieuw is het vereiste dat de vreemdeling zich kennis van de staatsinrichting en maatschappij moet hebben toegeëigend en dat hij de onderwerpen taal, staatsinrichting en maatschappij op een algemene maatregel van rijksbestuur bepaald niveau moet beheersen. Ook moet hij kunnen lezen en schrijven. Er is dus sprake van een verzwaring van de vereisten voor inburgering.

De belangrijkste wijziging in deze bepaling betreft de wijze waarop de inburgering wordt getoetst. Verzoekers die op of na 1 april 2003 een verzoek om naturalisatie hebben ingediend, moeten een naturalisatietoets afleggen. Met deze toets wordt vastgesteld of de verzoeker zoveel kennis van de taal en samenleving bezit dat hij als voldoende ingeburgerd kan worden beschouwd.

De naturalisatietoets bestond tot 1 april 2007 uit zes onderdelen die elk worden getoetst: kennis van staatsinrichting en maatschappij: spreek-, luister, schrijf en leesvaardigheid. In sommige gevallen kon de verzoeker in aanmerking komen voor een (gedeeltelijke) vrijstelling of (gedeeltelijke) ontheffing van de naturalisatietoets.

Situatie na 1 april 2007

De naturalisatietoets zoals deze gold sinds 1 april 2003 in Nederland en voor verzoekers om naturalisatie die buiten het Koninkrijk wonen, is per 1 april 2007 vervangen door het inburgeringsexamen van de Wet inburgering. Uit het inburgeringsdiploma moet blijken dat alle onderdelen op niveau A2 van het Europese Raamwerk Vreemde talen zijn behaald.

Vanaf 1 april 2007 is het niet meer mogelijk om de naturalisatietoets te doen welke gold vanaf 1 april 2003. Enkel de verzoeker die op 1 april 2007 het onderdeel kennis van staatsinrichting en maatschappij (deel I) heeft behaald, alsmede ten minste één onderdeel van de toets kennis van de Nederlandse taal (deel II) van de naturalisatietoets zoals deze gold sinds 1 april 2003, wordt tot 1 oktober 2007 éénmalig in de gelegenheid gesteld om bij een Regionaal Opleidings Centrum (ROC), genoemd in artikel 3, eerste lid, van de regeling naturalisatietoets zoals deze gold tot 1 april 2007, de resterende onderdelen van de toets kennis van de Nederlandse taal te behalen.

Verzoekers die op of na 1 april 2007 een verzoek om naturalisatie hebben ingediend, moeten het inburgeringsexamen hebben afgelegd. In sommige gevallen kan verzoeker in aanmerking komen voor een (gedeeltelijke) vrijstelling of ontheffing van het inburgeringsexamen. Op basis van een advies van de burgemeester stelt de Minister vast of verzoeker (gedeeltelijk) vrijgesteld is en beoordeelt hij of de verzoeker in aanmerking komt voor ontheffing.

Vanaf 1 april 2007 geldt een nieuwe procedure aangaande medische ontheffing en een verzwaarde eis aangaande de vrijstelling op basis van het WIN-cerificaat. Tevens zijn de vereisten voor een beroep op ontheffing op grond van het ondanks geleverde inspanningen redelijkerwijs niet kunnen behalen van het inburgeringsexamen verzwaard (door invoering van de toets gesproken Nederlands).

Deze wijzigingen die zijn ingevoerd op 1 april 2007 zijn enkel van toepassing indien het verzoek om naturalisatie is ingediend op of na 1 april 2007.

2

Procedure

2.1.1

De Voorlichtingsfase

Aan de indiening van het verzoek om naturalisatie gaat een voorlichtingsfase vooraf, waarin de burgemeester de aspirant-verzoeker zal infomeren over het inburgeringsvereiste. In dit stadium behoeft deze laatste nog geen verzoek om naturalisatie in te dienen en dus ook geen naturalisatiegelden te voldoen. De burgemeester legt dan ook geen dossier aan, totdat door de verzoeker een verzoek om naturalisatie daadwerkelijk wordt ingediend. In de regel geschiedt dit pas nadat betrokkene het inburgeringsexamen heeft afgelegd en het bijbehorende inburgeringsdiploma kan overleggen.

De burgemeester verstrekt tijdens de voorlichtingsfase een brochure en informatie over het inburgeringsexamen en verwijst naar de exameninstellingen. De exameninstellingen en meer informatie over het examen zijn terug te vinden op de site www.inburgeren.nl. De burgemeester wijst erop dat voor naturalisatie alle onderdelen van het examen dienen te zijn behaald op niveau A2 van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde talen.

Het examen bestaat uit twee onderdelen: een praktijkdeel en een centraal deel.

Praktijk deel

Het praktijkdeel van het examen bestaat uit een onderzoek naar de vijf functionele taalvaardigheden (spreken, luisteren, lezen, schrijven en gespreksvaardigheid) gerelateerd aan veel voorkomende praktijksituaties die van cruciaal belang zijn om adequaat te kunnen participeren in de Nederlandse samenleving. Het praktijkdeel bestaat uit een portfolio of assessment of een combinatie van beide.

Centraal deel

Het centraal deel van het examen bestaat uit drie examens die met behulp van een computer worden afgenomen: kennis van de Nederlandse samenleving (KNS), het electronisch praktijkexamen (EPE) en toets gesproken Nederlands (TGN).

Voorts verwijst de burgemeester de aspirant-verzoeker naar de IB-Groep (de Informatie Beheer Groep). De examens van het centraal deel van het examen worden enkel afgenomen door de IB-Groep. Hiertoe heeft de IB-Groep verspreid door het land meerdere examenlocaties ingericht. Deze zijn te vinden op de site van de IB-Groep www.inburgeren.nl . Het praktijkgedeelte van het examen kan worden afgenomen door exameninstellingen die door de Minister daartoe zijn aangewezen (assessment, portfolio of combinatie van een assessment en portfolio) en door de IB-Groep (alleen portfolio). Meer informatie over het examen en naturalisatie is te vinden in de speciaal daarvoor ontwikkelde brochure, getiteld ‘inburgeringsexamen: voorwaarde voor naturalisatie’.

Indien verzoeker een beroep doet op ontheffing wordt hij verwezen naar een door het college van burgemeester en wethouders van zijn woonplaats aangewezen onafhankelijke arts of het Regionaal Opleidingen Centrum (ROC) van Amsterdam (zie hieronder paragraaf 2.3) .

De tarieven voor het centraal deel van het examen zijn geregeld in de Regeling inburgering en staan ook op de site van de IB-Groep. De door de Minister aangewezen exameninstellingen die het praktijkdeel afnemen stellen hun eigen tarieven vast.

2.1.2

Aanvraagfase

De verzoeker legt bij zijn verzoek om naturalisatie het in het eerste lid, van artikel 5, BNT bedoelde inburgeringsdiploma over waaruit blijkt dat alle onderdelen op niveau A2 van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde talen zijn behaald, tenzij hij voor (gedeeltelijke) vrijstelling of gehele ontheffing in aanmerking komt (artikel 34, eerste lid, BVVN). Indien verzoeker niet voor vrijstelling of gehele ontheffing in aanmerking komt (of daaromtrent moet in het geval van ontheffing nog nader onderzoek plaatsvinden), noch het inburgeringsdiploma op het juiste niveau kan overleggen, wordt hem door de burgemeester ontraden een verzoek om naturalisatie in te dienen. Staat hij er toch op een verzoek in te dienen, dan wordt zijn verzoek in ontvangst genomen. In dit geval wordt verzoeker door de burgemeester erop gewezen dat zijn verzoek om naturalisatie door de IND kan worden afgewezen, en dat hij de voor naturalisatie te betalen leges niet terug zal ontvangen. De burgmeester kan verlangen dat verzoeker een verklaring ondertekent als opgenomen in model 2.21 (verklaring ‘geïnformeerd over negatief advies’).

Indien verzoeker het inburgeringsdiploma met daarop het juiste niveau overlegt, neemt de burgemeester dit op in zijn advies en voegt een kopie van het origineel van het diploma in het dossier aan de IND. Een ander kopie van het origineel houdt hij voor zichzelf. Het diploma wordt weer aan verzoeker overhandigd.

2.2

Vrijstelling van het examen

De verzoeker kan een beroep doen op een vrijstellingsgrond als genoemd in artikel 3 BNT. Daartoe dient hij aan te tonen dat hij behoort tot een van de volgende categorieën vrijgestelde personen:

1. Molukkers, die op grond van de Wet van 9 september 1976 (Stb. 1976, 468) bij de toepassing van de Nederlandse wetgeving worden behandeld als Nederlander en dientengevolge als voldoende ingeburgerd worden beschouwd;

2. Degene die, na onderwijs te hebben gevolgd in de Nederlandse taal en in het bezit is van een op wettelijke basis uitgereikt diploma of getuigschrift van afronding van een opleiding van wetenschappelijk onderwijs, hoger onderwijs, algemeen voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs of leerlingwezen. Betrokkene dient in dat geval te overleggen het originele:

– Getuigschrift Wetenschappelijk Onderwijs of Hoger beroepsonderwijs, uitgereikt op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

– diploma voortgezet (middelbaar) onderwijs, uitgereikt op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs;

– diploma beroepsonderwijs, uitgereikt op grond van de Wet educatie beroepsonderwijs;

– diploma leerlingwezen, uitgereikt op grond van de Wet educatie beroepsonderwijs of de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs;

– diploma staatsexamen Nederlands als tweede Taal (NT-2), programma I of II;

– Certificaat Inburgering in het kader van de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN) met daarop de expliciete vermelding dat minimaal voor de onderdelen “Luisteren”, “Spreken”, “Lezen” en “Schrijven” niveau 2 van de eindtermen Referentiekader Nederlands als Tweede Taal is gehaald en voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie niveau 2 van de Kwalificatiestructuur Educatie. Daarnaast dient verzoeker de verklaring van het ROC te overleggen overleggen op grond waarvan het niveau 2 op het certificaat is ingevuld. Het vermelde niveau op het Certificaat inburgering dient uiteraard overeen te komen met het niveau dat is vermeld op de bijbehorende ROC-verklaring. Een certificaat zonder vermelding van enig niveau, of vermelding van enig niveau dat verschilt van de ROC-verklaring, geeft geen recht op vrijstelling.

3. Degene die door het College van Burgemeester en Wethouders is vrijgesteld of ontheven (artikel 3, eerste lid, aanhef en onder e, f en g, BNT) van het inburgeringsprogramma in het kader van de WIN. Betrokkene dient in dit geval de originele beschikking tot vrijstelling of ontheffing te overleggen. Ten aanzien van een beschikking tot vrijstelling (artikel 3, eerste lid, aanhef en onder e, BNT) moet worden nagegaan of de vrijstelling heeft plaatsgevonden op grond van de veronderstelling dat verzoeker de kennis, inzicht en vaardigheden op het moment van de vrijstelling reeds in zijn bezit had of dat hij die (binnen een redelijke termijn na het moment van de vrijstelling) in zijn bezit zou krijgen (artikel 5, tweede lid, WIN). Vrijstelling van het inburgeringsprogramma kan namelijk ook zijn verleend op grond van kennis, inzicht en vaardigheden waarvan wordt verondersteld dat die in de toekomst zullen worden verworven. Indien een vrijstelling van het inburgeringsprogramma is verleend op grond van in de toekomst te verwerven kennis, inzicht en vaardigheden wordt verzoeker niet vrijgesteld van de naturalisatietoets; betrokkene heeft immers in dat geval nog niet aangetoond dat hij reeds over het vereiste taal- en kennisniveau beschikt.

4. Degene die tenminste acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland heeft verbleven. Het gaat hier om de periode tussen het vijfde en het zestiende levensjaar. Betrokkene kan dit aantonen door een uittreksel van de GBA of een daaraan voorafgaande bevolkingsboekhouding (bijvoorbeeld het Vestigingsregister) waaruit blijkt dat hij ten minste acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd woonachtig was in Nederland.

Voor de toepassing van deze vrijstellingsgrond is niet vereist dat het hierbij om een ononderbroken inschrijving van acht jaar gaat; ook de betrokken persoon die tijdens de leerplichtige leeftijd bijvoorbeeld twee perioden van vier jaar ingeschreven was, is vrijgesteld. Tevens is niet vereist dat het om legaal verblijf gaat.

5. Degene die in het bezit is van een Belgisch diploma of getuigschrift, behaald in Nederlandstalig onderwijs, met een voldoende voor het vak Nederlands.

6. Degene die in het bezit is van een Surinaamse diploma, behaald in het Nederlandstalig onderwijs, met een voldoende voor het vak Nederlands.

7. Degene die in het bezit is van het diploma van het Europees baccalaureaat van de Europese school (Trb. 1957, 246), voorzover dat baccalaureaat het vak Nederlands als eerste of tweede taal omvat en voor dat vak een voldoende is behaald.

8. Degene die in het bezit is van het getuigschrift International baccalaureaat Middle Years Certificate, International General Certificate of Secondary Education of International Baccalaureaat, indien daartoe een cursus Engels-Nederlandstalig of een cursus Internationaal Baccalaureaat met daarin het vak Nederlands is gevolgd en voor het vak een voldoende is behaald.

9. Degene die in het bezit is van het document dat wordt uitgereikt nadat de Korte Vrijstellingstoets van de Wet Inburgering is afgelegd. Hieruit moet blijken dat betrokkene niveau B1 van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde talen heeft gehaald.

Overige vrijstelling van het examen

De verzoeker kan een beroep doen op de vrijstellingsgrond geformuleerd in artikel IV van de wijziging van het Besluit naturalisatietoets die is ingegaan op 1 april 2007 (certificaat naturalisatietoets).

10. Degene die in het bezit is van het certificaat, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit naturalisatietoets zoals dit luidde voor 1 april 2007. Hieruit moet blijken dat betrokkene is geslaagd voor de volgende zes onderdelen: kennis van staatsinrichting en maatschappij; spreek-, luister-, schrijf- en leesvaardigheid.

Voor zowel het verkrijgen van documenten als de vertalingen en eventuele legalisatie of apostille van stukken, dient betrokkene zelf zorg te dragen. Indien de documenten zijn opgesteld in een andere taal dan het Nederlands, Engels, Duits of Frans, dient betrokkene zorg te dragen voor een door een beëdigd vertaler gemaakte vertaling, die gehecht moet zijn aan het originele (afschrift van het) document. De thans geldende legalisatiecirculaire is van overeenkomstige toepassing.

2.2.1

Gedeeltelijke vrijstelling

De verzoeker kan een beroep doen op de gedeeltelijke vrijstellingsgronden als genoemd in artikel 4 van de Regeling naturalisatietoets Nederland. Indien verzoeker voor gedeeltelijke vrijstelling van het inburgeringsexamen in aanmerking wil komen dient hij het volgende te overleggen:

1. Certificaat Oudkomers vrijstelling van KNS

– een certificaat oudkomers als bedoeld in de Regeling certificaat oudkomers, met daarop de aantekening dat voor de onderdelen Lezen, Spreken, Schrijven en Luisteren tenminste het niveau 2 van referentie kader NT2 is behaald; én

– een door het college van burgemeester en wethouders afgegeven gewaarmerkte kopie over de verklaring van de onderwijsinstelling waar de NT2-profieltoets is afgelegd.

De verzoeker die een beroep doet op vrijstelling van het praktijkgedeel als bedoeld in artikel 3.7 van het Besluit inburgering (assessment of portfolio dan wel een combinatie hiervan) alsmede van het elektronisch praktijkexamen (EPE) en de toets gesproken Nederlands (TGN) dient nog wel het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving (KNS) af te leggen. Dit toont verzoeker aan door de door de IB-Groep verstrekte resultatenbrief van het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving (KNS) te overleggen, met het resultaat ‘geslaagd’.

Bij indiening van het verzoek om naturalisatie dient betrokkene gelet op het vorenstaande de volgende documenten te overleggen: certificaat oudkomers, gewaarmerkt kopie verklaring onderwijsinstelling en de resultatenbrief van het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving (KNS).

Indien verzoeker een Certificaat naturalisatietoets, overlegt, waaruit blijkt dat het onderdeel kennis van de staatsinrichting en maatschappij (deel I) met goed gevolg is afgesloten, overlegt hij bij indiening van het verzoek om naturalisatie, gelet op het bovenstaande, de volgende documenten:

certificaat oudkomers, gewaarmerkte kopie verklaring onderwijsinstelling en het Certificaat naturalisatietoets waaruit blijkt dat het onderdeel kennis van de staatsinrichting en maatschappij (deel I) met goed gevolg is afgesloten.

2. Bewijs geslaagd voor kennis staatsinrichting en maatschappij

Van het afleggen van het examen kennis van de Nederlandse samenleving (KNS) is vrijgesteld de verzoeker die kan aantonen dat hij op grond van de Regeling naturalisatietoets, zoals deze gold voor 1 april 2007, het onderdeel kennis van de staatsinrichting en maatschappij (deel I) van de naturalisatietoets zoals deze gold voor 1 april 2007, heeft behaald.

Indien betrokkene is vrijgesteld van het vorengenoemd onderdeel en voor de overige onderdelen van het inburgeringsexamen slaagt, dan krijgt hij voor de overige onderdelen van het inburgeringsexamen een resultatenbrief.

Bij indiening van het verzoek om naturalisatie overlegt hij de resultatenbrief en het certificaat naturalisatietoets waaruit blijkt dat deel I is behaald.

2.2.2

Procedure (gedeeltelijke) vrijstelling

Voor indiening van het verzoek beoordeelt de burgemeester of het overgelegde document dat recht op (gedeeltelijke) vrijstelling kan geven origineel is en of de personalia overeenkomen met die van de verzoeker. Ook controleert de burgemeester aan de hand van een door de IB-Groep te Groningen samengesteld modellenboek van diploma’s en getuigschriften. Bij twijfel kan contact worden opgenomen met de IB-Groep; ook bij niet Nederlandse diploma’s.

Indien de burgemeester van oordeel is dat het overgelegde document origineel is, de inhoud klopt en de personalia juist zijn, neemt hij de stukken in ontvangst. Het verzoek wordt op dit moment in behandeling genomen. De burgemeester maakt een kopie van het document en voegt die kopie met de gedateerde en door of namens hem ondertekende aantekening “kopie van origineel” op in het dossier. Het origineel geeft hij terug aan verzoeker. Hij stelt een advies op waarin hij de IND meedeelt dat verzoeker naar zijn oordeel (gedeeltelijk) is vrijgesteld van het inburgeringsexamen en stuurt het advies met de kopie van het overgelegde document/de overgelegde documenten mee in het dossier aan de IND.

De burgemeester ontraadt betrokkene echter een verzoek in te dienen indien hij twijfelt aan de echtheid van het overgelegde document of de juistheid van de personalia. Dat deelt hij mee aan verzoeker en stelt hem ervan in kennis dat hij het document en de gegevens nader zal onderzoeken.

Indien de burgemeester onmiddellijk vaststelt dat het overgelegde document niet origineel is of de personalia niet overeenkomen met die van verzoeker, wordt hem ontraden een verzoek in te dienen. In dit geval wordt conform paragraaf 2.1.2 gehandeld.

In het geval de burgemeester de echtheid van het document of de juistheid van de gegevens op het overgelegde document wil onderzoeken, kan hij daaromtrent advies van de IB-Groep inwinnen. In het geval advies van de IB-Groep wordt ingewonnen, wordt het origineel document tijdelijk ingenomen.

Indien de burgmeester tot de conclusie komt dat de gegevens op het document niet juist zijn of het document zelf niet authentiek is, ontraadt hij verzoeker om een verzoek in te dienen, in dat geval wordt gehandeld conform paragraaf 2.1.2. Indien verzoeker toch een verzoek wenst in te dienen, neemt de burgemeester dat in behandeling en neemt zijn bevindingen op dit punt op in zijn advies. Kopieën van het betreffende document worden aan de IND gezonden.

Indien het contact met de IB-Groep leidt tot vaststelling dat de gegevens juist zijn en het document echt is, neemt de burgemeester het verzoek in behandeling, maakt een kopie van het door verzoeker overgelegde document en voegt die kopie met de gedateerde en door of namens hem ondertekende aantekening “kopie van origineel”, alsook een aantekening omtrent de visie van de IB-Groep. De burgemeester stuurt het hele dossier naar de IND. In zijn advies wordt opgenomen dat betrokkene naar zijn oordeel is vrijgesteld van het inburgeringsexamen.

In het geval dat verzoeker slechts een kopie van een hiervoor genoemd document kan overleggen, komt hij alleen in aanmerking voor (gedeeltelijke) vrijstelling indien hij een recente verklaring van de leiding van het betrokken onderwijsinstituut overlegt waaruit blijkt dat de kopie overeenstemt met het door dat instituut afgegeven originele getuigschrift of diploma.

In geval van een overgelegde verklaring als hiervoor bedoeld neemt de burgemeester –alvorens het verzoek te doen indienen –ter verificatie contact op met het instituut dat de verklaring heeft afgegeven.

Indien het contact met het instituut waar de opleiding is gevolgd leidt tot vaststelling dat de gegevens juist zijn en het document echt is, kan het verzoek tot naturalisatie worden ingediend en wordt de kopie van het document en de begeleidende verklaring van het desbetreffende instituut in het dossier gevoegd. Het gehele dossier stuurt hij op aan de IND. In het advies wordt nu ook opgenomen dat betrokkene naar het oordeel van de burgemeester is vrijgesteld van het inburgeringsexamen.

Wordt een dergelijke verklaring niet overhandigd, dan dient betrokkene het inburgeringsexamen af te leggen.

2.3

Ontheffing van het inburgeringsexamen

Een verzoeker om naturalisatie die ten genoegen van de Minister aantoont wegens een lichamelijke en/of geestelijke belemmering dan wel een verstandelijke handicap of ondanks geleverde inspanningen redelijkerwijs niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te behalen, is ingevolge artikel 4 van het Besluit Naturalisatietoets, van het examen ontheven.

2.3.1

Inleiding

Ingevolge artikel 4 Besluit naturalisatietoets juncto artikelen 5 en 6 van de Regeling naturalisatietoets Nederland is een verzoeker tot naturalisatie ontheven van het afleggen van het inburgeringsexamen, indien de verzoeker heeft aangetoond:

– Door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, niet binnen vijf jaar in staat te zijn het inburgeringsexamen te halen; of

– Dat op grond van door hem geleverde inspanningen het voor hem redelijkerwijs niet mogelijk is het inburgeringsexamen te behalen.

In de procedure wordt onderscheid gemaakt tussen ontheffing wegens een psychische en/of lichamelijke belemmering of verstandelijke handicap en ontheffing wegens het redelijkerwijs niet in staat zijn het examen te behalen (‘niet gealfabetiseerd’ zijn).

Bij de medische belemmering geldt dat indien te verwachten is dat betrokkene niet binnen vijf jaren op reguliere wijze of met bijzondere examenomstandigheden het examen kan afleggen, reden tot ontheffing bestaat. Eenzelfde termijn van vijf jaren wordt gehanteerd bij de beoordeling of het voor betrokkene redelijkerwijs mogelijk is om het inburgeringsexamen te behalen (zie 2.3.3).

2.3.2

Psychische of lichamelijke belemmering

Indien verzoeker een ernstige psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap heeft en het inburgeringsexamen niet op de gebruikelijke wijze of met aangepaste examenomstandigheden kan afleggen is hij ontheven van het examen. Er is geen sprake van gedeeltelijke ontheffing. Verzoeker wordt altijd voor het gehele examen ontheven. Artikel 5 van de Regeling naturalisatietoets Nederland geeft hieraan uitwerking.

Betrokkene dient zelf door middel van een ‘medisch advies inburgeringsexamen’ (model 2.27) of door ‘een beschikking van het college op grond van artikel 6 Wet inburgering inhoudende de ontheffing van de inburgeringsplicht’ aan te tonen dat hij in aanmerking komt voor ontheffing. Hiervoor dient de volgende procedure gevolgd te worden.

Medisch advies inburgeringsexamen

De verzoeker om naturalisatie die aantoont dat hij een zodanig psychische of lichamelijke belemmering dan wel een zodanige verstandelijke handicap heeft, dat hij binnen vijf jaar niet in staat is het inburgeringsexamen af te leggen is ontheven van de verplichting het examen te behalen. Voor een medische advies die de belemmering of handicap aantoont, kan hij terecht bij de, in het kader van de uitvoering van de Wet inburgering, door het college van burgemeester en wethouders van zijn woonplaats aangewezen medisch adviseur. In geval van verhuizing kan het advies afkomstig zijn van een aangewezen arts uit de vorige woonplaats.

De medisch adviseur is een onafhankelijke arts –niet zijnde een behandelend arts van betrokkene- die is ingeschreven in het BIG-Register (het conform de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gehouden register). Daarnaast staat het de gemeente vrij om extra eisen te stellen aan de medisch adviseur bijvoorbeeld ten aanzien van scholing.

De medisch adviseur stelt vast of er een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap is waardoor betrokkene het examen binnen een termijn van vijf jaar al dan niet kan behalen. Tevens kan de medisch adviseur vaststellen dat het examen wel kan worden behaald, zij het met een aanpassing van de examenomstandigheden, de zogenaamde bijzondere examenomstandigheden of met lichte aanpassingen in het voorbereidingstraject.

De medisch adviseur stelt een advies op conform het “Protocol Medische Advisering Inburgeringsexamen’ dat een bijlage is bij artikel 2.4, derde lid van de Regeling inburgering. Het advies wordt door de medisch adviseur rechtsreeks naar betrokkene gestuurd. Het medisch advies is als model 2.27 opgenomen in de Handleiding. In het advies dienen de volgende gegevens ingevuld te zijn: persoonlijke gegevens van betrokkene, de naam van de medische adviseur, onderzoeksactiviteiten, probleemanalyse, conclusie en advies. Medische adviezen opgemaakt anders dan conform dit model, dan wel onvolledige adviezen, worden niet geaccepteerd. Voorts mag het medisch advies bij het indienen van het naturalisatieverzoek niet ouder dan zes maanden zijn.

Gelet op het vorenstaande hoeft de burgemeester model 2.27 niet in te vullen.

Een beschikking van het College van B&W

Indien betrokkene inburgeringsplichtig is geweest conform de Wet inburgering is het mogelijk dat er in het kader van deze wet een beschikking die strekt tot ontheffing van het inburgeringsexamen wegens een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap door het college van burgemeester en wethouders aan de verzoeker is afgegeven. Deze beschikking geeft ook ontheffing voor het examen op voorwaarde dat deze op de dag van indiening van het verzoek om naturalisatie niet ouders is dan drie jaar.

Handelwijze gemeente

In de voorlichtende sfeer wijst de gemeente betrokkene op het feit dat het medisch advies inburgeringsexamen afkomstig moet zijn van een medisch adviseur als hierboven beschreven. De door de burgemeester aangewezen arts is bekend bij de afdeling inburgering van de betreffende gemeente. De gemeente gaat ervan uit dat een overgelegd medisch advies is opgemaakt door een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen medisch adviseur. Tijdens de behandeling van het verzoek om naturalisatie kan de IND onderzoeken of het medisch advies door een bevoegde adviseur is opgemaakt. Op het moment van indienen van het verzoek om naturalisatie bij de gemeente mag het advies niet ouder zijn dan zes maanden.

De gemeente kan zonder nadere controle afgaan op het medisch advies, en op het adviesblad naturalisatie bij ‘inburgering’ aantekenen dat ontheffing van het examen wordt geadviseerd. Mocht het advies niet conform het advies (model 2.27) of onvolledig zijn, dan adviseert de burgemeester betrokkene een nieuw advies te krijgen. Wenst betrokkene toch een verzoek om naturalisatie in te dienen, onder overlegging van een advies dat onvolledig of onduidelijk is, dan wordt op het adviesblad naturalisatie bij inburgering ‘niet akkoord’ aangetekend.

Telefonisch overleg met de IND inzake overgelegde adviezen is voor gemeenten altijd mogelijk via de vaste aanspreekpunten bij de naturalisatie-units van de IND.

Onderzoek IND

Mocht daartoe aanleiding bestaan dan kan tijdens de naturalisatieprocedure het medisch advies nader worden onderzocht door de IND. De IND stuurt dan het medische advies naar de medisch adviseur die het advies heeft opgesteld, waarna de medisch adviseur de authenticiteit kan vaststellen. Indien het advies niet authentiek blijkt, is betrokkene niet ontheven van het inburgeringsexamen.

Indien de IND twijfelt of het advies is wel is afgegeven door een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen arts kan dit worden nagegaan bij de afdeling inburgering van de betreffende gemeente.

2.3.3

Beroep op het ondanks geleverde inspanning redelijkerwijs niet in staat kunnen worden geacht het examen te behalen

Artikel 6 van de Regeling naturalisatietoets Nederland geeft hieraan uitwerking. Het gaat hier om een verzoeker die:

1. niet gealfabetiseerd is in zijn eigen taal en de Nederlandse taal, en

2. van wie, gezien zijn leeftijd en overige omstandigheden, niet kan worden verwacht dat hij (nog) Nederlands leert lezen en schrijven binnen een periode van vijf jaar.

Wel dient betrokkene de toets gesproken Nederlands (TGN) op A2 niveau te behalen om het kunnen spreken en verstaan van het Nederlands op het voor naturalisatie gewenste niveau aan te tonen.

Separaat hieraan zal betrokkene dienen aan te tonen welke inspanning hij heeft verricht om gealfabetiseerd te raken.

Betrokkene is ontheven van het examen, indien hij een verklaring overlegt van het ROC Amsterdam, waarin deze aangeeft dat betrokkene wegens beperkt leervermogen in samenhang met onder meer vooropleiding en leeftijd in redelijkheid niet in staat geacht kan worden het examen te behalen. Voorts zal bij indiening van een naturalisatieverzoek de door de IB-Groep verstrekte resultatenbrief van het afleggen van de toets gesproken Nederlands (TGN), met het resultaat “geslaagd” moeten worden overgelegd.

Haalbaarheidsonderzoek

Het bovenstaande leidt ertoe dat bij een beroep op deze ontheffingsgrond een nader onderzoek moet worden ingesteld. In dit onderzoek worden de volgende factoren meegenomen: de mate van het niet gealfabetiseerd zijn, de mate van extra inspanning om gealfabetiseerd te raken, alsmede het leervermogen van betrokkene, de vooropleiding en de leeftijd.

Dit zogenaamde ‘haalbaarheidsonderzoek’ vindt conform artikel 6, tweede lid, Regeling naturalisatietoets Nederland uitsluitend plaats bij Regionaal Opleidingen Centrum (ROC) van Amsterdam. Dit ROC beoordeelt of het haalbaar is voor betrokkene binnen een tijdsbestek van vijf jaar Nederlands te leren lezen en schrijven op niveau 2 van het Referentiekader Nederlands als Tweede Taal. Betrokkene dient zelf voor het haalbaarheidsonderzoek te betalen, de kosten bedragen € 208,00.

Dit tarief is per 1 januari 2007 verhoogd. Hierbij is gekozen voor een berekening analoog aan die van de jaarlijkse indexering van de optie- en naturalisatiegelden, waarbij wordt gekeken naar de loonontwikkeling. Het percentage waarmee de optie- en naturalisatiegelden per 1 januari 2007 zijn verhoogd, bedraagt 1,9%. Het tarief van het haalbaarheidsonderzoek is met hetzelfde percentage verhoogd.

Om administratieve lasten te voorkomen is het bedrag afgerond. De datum aanmelding ROC is bepalend voor de vaststelling van de vraag welk tarief geldt.

Toets Gesproken Nederlands

Gezien de vorm waarin het inburgeringsexamen wordt afgenomen, kunnen de onderdelen, praktijkdeel examen, kennis Nederlandse samenleving (KNS) en elektronisch praktijkexamen (EPE) bij een geslaagd beroep op niet gealfabetiseerd zijn niet op reguliere wijze door betrokkene worden afgelegd. Kunnen lezen is nu eenmaal een minimale voorwaarde om deze onderdelen af te kunnen leggen. Bij de toets gesproken Nederlands (TGN) geldt de voorwaarde van het kunnen lezen echter niet. Bij een geslaagd beroep op ‘niet gealfabetiseerd’ zijn moet de niet gealfabetiseerde verzoeker derhalve de vaardigheden ‘spreken’ en ‘luisteren’ door middel van de toets gesproken Nederlands (TGN) afleggen.

Indien de niet gealfabetiseerde verzoeker de toets gesproken Nederlands (TGN) met goed gevolg op A2 niveau heeft afgelegd, verstrekt de IB-Groep een resultaten brief van het afleggen van de toets gesproken Nederlands, met het resultaat ‘geslaagd’.

Handelwijze gemeente

In de voorlichtende sfeer wijst de gemeente betrokkene op het feit dat kosten zijn verbonden aan het haalbaarheidsonderzoek. De gemeente adviseert betrokkene dan ook eerst de toets gesproken Nederlands (TGN) op het gewenste niveau te behalen alvorens betrokkene naar ROC Amsterdam gaat voor het haalbaarheidsonderzoek.

Indien de (aspirant)-verzoeker tot naturalisatie een verklaring van het ROC Amsterdam overlegt met het advies dat betrokkene wegens het niet gealfabetiseerd zijn (met eventueel de combinatie van beperkte educatieve vaardigheden) in een tijdsbestek van vijf jaar niet is staat is het inburgeringsexamen te halen en betrokkene heeft de toets gesproken Nederlands (TGN) op A2 niveau behaald en dit blijkt uit de resultatenbrief, tekent de burgemeester op het adviesblad naturalisatie aan dat ‘ontheffing’ van het inburgeringsexamen wordt geadviseerd.

2.3.4

Toetscriteria niet gealfabetiseerd

Iemand is ‘niet gealfabetiseerd’ in het kader van het examen indien hij analfabeet is in zowel zijn eigen taal als het Nederlands. Beheerst iemand wel het schrift van zijn eigen taal (bijvoorbeeld betrokkene kan Arabisch, Chinees of Thais schrijven), maar beheerst hij niet het Europese schrift, dan kan hij niet als ‘niet gealfabetiseerd’ worden beschouwd. Betrokkene beheerst immers de kunst van het schrijven. In onderwijskringen wordt dit ‘anders’ gealfabetiseerd genoemd.

Heeft iemand in zijn eigen land niet de aldaar gebruikelijke basisopleiding (lagere school) afgerond, dan wordt hij in het kader van het inburgeringsexamen als niet gealfabetiseerd beschouwd. Mogelijkerwijs kan betrokkene enigszins in zijn eigentaal en (al dan niet) het Nederlands enige woorden lezen en schrijven, toch is betrokkene te beschouwen als niet gealfabetiseerd. Van een ieder die op model 2.28 aangeeft dat hij in het herkomst land geen enkel opleiding heeft afgerond, wordt aangenomen dat hij de eigen taal niet kan lezen en schrijven. Betrokkene hoeft dienaangaande geen stukken te overleggen.

Extra inspanning

Betrokkene dient aan de hand van certificaten of verklaringen van (bij voorkeur onderwijs-)instellingen aan te tonen dat hij zich heeft ingespannen om gealfabetiseerd te raken. Van een ‘extra inspanning’ is sprake als meer dan gemiddeld is getracht niveau A2 op het gebied van Nederlands leren lezen en schrijven te behalen. Hierbij is het niet van belang of betrokkene wel of niet inburgeringsplichtig is of was ingevolge de Wet inburgering. Het moet wel ten minste gaan om een cursus in georganiseerd verband, bij voorkeur bij een onderwijsinstelling, maar het kan ook gaan om een gemeentelijk welzijnswerk, een cursus bij of via het arbeidsbureau of een cursus bij buurt- of clubhuis.

Dit betekent bijvoorbeeld voor een betrokkene die verplicht is geweest de inburgeringscursus uit de Wet Inburgering Nieuwkomers te doen (en daarvoor (wel getoetst) niet het niveau heeft gehaald waarop hij vrijstelling van het inburgeringsexamen zou hebben gekregen, (ingevolge artikel 3, eerste lid, onder d Besluit naturalisatietoets)), dat hij (onverplicht door enige regelgeving) door middel van het volgen van een cursus zich heeft ingespannen te leren lezen en schrijven in de Nederlandse taal.

Voor een betrokkene die niet is verplicht geweest de inburgeringscursus uit de Wet Inburgering Nieuwkomers, geldt in het kader van ‘extra inspanning’ een zelfde maatstaf. Ook hier moet betrokkene kunnen aantonen dat hij (onverplicht door enige regelgeving) door middel van een cursus Nederlands zich heeft ingespannen te leren lezen en schrijven. De eis van ‘extra inspanning’ dient betrokkene door middel van bescheiden, afkomstig van de instelling waar het onderwijs of de cursus is gevolgd, aan te kunnen tonen bij het ROC van Amsterdam.

De gemeente heeft hierbij een voorlichtende taak, die eruit bestaat betrokkene erop te wijzen dat hij bij zijn aanmelding bij het ROC van Amsterdam zal moeten kunnen aantonen dat hij (onverplicht) een cursus Nederlands heeft gedaan. Gezien de kosten voor het onderzoek is het een betrokkene die niet kan aantonen (onverplicht) een cursus Nederlands te hebben gedaan, bij voorbaat af te raden om zich bij het ROC van Amsterdam te melden voor het onderzoek. Alleen als betrokkene ervan overtuigd is de ‘extra inspanning’ te kunnen aantonen bij het ROC van Amsterdam, heeft het zin hem door te verwijzen naar dat ROC voor het onderzoek naar de vraag of betrokkene eventueel nog binnen vijf jaar met kans op succes het inburgeringsexamen zal kunnen afleggen.

Beperkt leervermogen

Anders dan in het voorafgaande, waar ‘beperkt leervermogen’ betrekking heeft op lichamelijke en geestelijke aandoeningen als gevolg waarvan iemand gebrekkige (of gebrekkig werkende) verstandelijke vermogens bezit, gaat het hier om ‘beperkt leervermogen’ in de zin van ‘beperkte studievaardigheden als gevolg van gebrek aan educatie’. Iemand die nooit geleerd heeft om ‘te leren’ bezit, in deze context, een ‘beperkt leervermogen’. Of hiervan sprake is, wordt onderzocht en beoordeeld door het ROC van Amsterdam. In die beoordeling betrekt het ROC van Amsterdam factoren als de geen tot zeer beperkte vooropleiding van betrokkene, diens leeftijd en het feit dat betrokkene wel heeft getracht Nederlands te leren schrijven en lezen op niveau A2 van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen.

2.3.5

Aanmelding bij ROC Amsterdam

Voor het aanmelden voor het ‘haalbaarheidsonderzoek’ meldt betrokkene zich door middel van model 2.28 (Aanmeldingsformulier ROC van Amsterdam) aan bij dat ROC. De (aspirant-)verzoeker meldt zich zelf rechtstreeks aan bij het ROC van Amsterdam. In een aantal gevallen kan de hulp van de gemeente bij het invullen van model 2.28 noodzakelijk blijken. Betrokkene is zelf verantwoordelijk voor het insturen van zijn aanmeldingsformulier. Op het aanmeldingsformulier wordt ingeval van een beroep op het niet gealfabetiseerd zijn door de gemeente ingevuld of betrokkene verplicht is geweest een traject in het kader van de Wet Inburgering Nieuwkomers te volgen. Alsdan wordt het formulier voorzien van een gemeente- of dienststempel.

Tezamen met het ingevulde model 2.28 stuurt betrokkene die zich wenst aan te melden voor het haalbaarheidsonderzoek, het bewijs of bewijzen mee van zijn gepleegde ‘extra inspanning’. Degene die WIN-plichtig is geweest: het (originele) Cerificaat Inburgering en overige verklaringen. Voor de degene die niet inburgeringsplichtig is ingevolge de Wet inburgering (of niet inburgeringsplichtig was ingevolge de WIN) betreft het enkel één of meer overige verklaringen.

Na ontvangst van het aanmeldingsformulier stuurt het ROC Amsterdam betrokkene een acceptgiro en roept na het ontvangen van de betaling betrokkene voor het haalbaarheidsonderzoek. Is van de gepleegde ‘extra inspanning’ onvoldoende bewijs overgelegd naar het oordeel van het ROC van Amsterdam, dan wordt door het ROC het aanmeldingsformulier, inclusief de aangeleverde bescheiden, aan betrokkene geretourneerd.

Modellen

De modellen 2.21 (verklaring geïnformeerd over negatief advies), 2.22 (adviesblad naturalisatie) en 2.28 (aanmeldingsformulier ROC Amsterdam) worden aangepast.

Model 2.27 (modelverklaring ten behoeve van arts/deskundige in het kader van de ontheffing van de naturalisatietoets) komt te vervallen en wordt vervangen door een nieuw Model 2.27 (medisch advies inburgeringsexamen).

Model 2.26 komt te vervallen.

Tot Slot

De tekst van dit TBN wordt, voor zover relevant, zo spoedig mogelijk verwerkt in de HRWN.

Deze wijziging treedt in werking op 1 april 2007.

De Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering,
namens deze:
de directeur-generaalWetgeving, Internationale Aangelegenheden, Integratie en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

Bijlage

stcrt-2007-24-p10-SC79089-1.gifstcrt-2007-24-p10-SC79089-2.gifstcrt-2007-24-p10-SC79089-3.gifstcrt-2007-24-p10-SC79089-4.gifstcrt-2007-24-p10-SC79089-5.gifstcrt-2007-24-p10-SC79089-6.gifstcrt-2007-24-p10-SC79089-7.gifstcrt-2007-24-p10-SC79089-8.gifstcrt-2007-24-p10-SC79089-9.gifstcrt-2007-24-p10-SC79089-10.gif
Naar boven