Tijdelijke subsidieregeling STEP 2007–2008

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 26 november 2007, nr. PLW/2007/35774, houdende regels voor het verstrekken van subsidie ter stimulering van de toepassing van effectieve projecten (Tijdelijke subsidieregeling STEP 2007–2008)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op artikel 4 van de Wet overige OCenW-subsidies en artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

§ 1

Inleidende bepalingen

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. STEP-project: project dat een gecombineerde vorm van leren en werken voor werkenden of werkzoekenden bevordert, die strekt tot het behalen van een:

1°. certificaat of diploma behorende bij een beroepsopleiding, opgenomen in het Crebo, of een opleiding, opgenomen in het Croho; of

2°. certificaat of deelcertificaat dat door een brancheorganisatie of een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds in een branche als extra kwalificatie voor de arbeidsmarkt wordt erkend;

c. Crebo: Centraal register beroepsopleidingen als bedoeld in artikel 6.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

d. Croho: Centraal register opleidingen hoger onderwijs als bedoeld in artikel 6.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

e. brancheorganisatie: rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die niet bedrijfsmatig werkzaam is en die blijkens zijn statuten als doel heeft de belangen te behartigen van ondernemers die behoren tot eenzelfde bedrijfstak of een samenhangend deel ervan;

f. Opleidings- en Ontwikkelingsfonds: door werkgevers en werknemers in het leven geroepen, dan wel beheerd, samenwerkingsverband per bedrijfstak of onderneming;

g. STEP-samenwerkingsverband: samenwerkingsverband dat ten minste bestaat uit een of meer:

1°. aanbieders van een of meer opleidingen die strekken tot het behalen van een certificaat of diploma; en

2°. werkgevers, werkgeversorganisaties of brancheorganisaties;

h. vakorganisatie: organisatie die de individuele en gemeenschappelijke belangen behartigt van aangesloten werknemers en andere leden;

i. werkgever: natuurlijke persoon of rechtspersoon in wiens dienst dan wel voor wie een werknemer arbeid verricht;

j. werkgeversorganisatie: organisatie die de individuele en gemeenschappelijke belangen behartigt van:

1°. werkgevers; of

2°. ondernemingen.

Artikel 2

Doelomschrijving

1. De Minister kan subsidie verstrekken als bijdrage in de organisatiekosten voor een STEP-project dat wordt uitgevoerd binnen een sector of regio en uiterlijk op 1 oktober 2009 is geëindigd.

2. Subsidie wordt slechts verleend, voor zover naar het oordeel van de Minister:

a. het STEP-project wat betreft aard en uitvoering is gemodelleerd naar een project dat:

1°. voor de inwerkingtreding van deze regeling binnen een andere sector of regio al een succesvolle aanvang heeft genomen of al succesvol is uitgevoerd;

2°. effectief is gebleken, onder meer doordat het heeft geleid tot een aantoonbare en aanzienlijke verbetering van de mogelijkheden tot een gecombineerde vorm van leren en werken voor werkenden of werkzoekenden;

b. de subsidieaanvrager deel uitmaakt van een STEP-samenwerkingsverband dat:

1°. de sector of regio waarbinnen het STEP-project wordt uitgevoerd in voldoende mate vertegenwoordigt;

2°. over voldoende deskundigheid en capaciteit beschikt om het STEP-project succesvol te kunnen uitvoeren;

c. binnen de sector of regio waar het STEP-project wordt uitgevoerd:

1°. voldoende behoefte bestaat bij aanbieders van scholing en werkgevers om in het kader van het project de mogelijkheden tot leren en werken voor werkenden en werkzoekenden te bevorderen;

2°. voldoende betrokkenheid van aanbieders van scholing en werkgevers bestaat bij de uitvoering van het STEP-project;

3°. een aanzienlijk aantal werkenden of werkzoekenden deel zal nemen aan in het kader van het project te organiseren trajecten waarbij leren en werken worden gecombineerd.

Artikel 3

Subsidiabele kosten

Kosten die voor subsidie in aanmerking komen zijn:

a. loonkosten verbonden aan de inzet van eigen personeel of van de partijen bij het STEP-samenwerkingsverband;

b. materiële kosten, bestaande uit:

1°. kosten voor huisvesting; en

2°. overige materiële kosten;

c. kosten voor gebruikmaking van diensten van derden; en

d. kosten voor overhead.

Artikel 4

Subsidieaanvrager

Subsidie wordt slechts verleend aan een:

a. brancheorganisatie;

b. Centrum voor Werk en Inkomen als bedoeld in hoofdstuk 4 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

c. aanbieder van een of meer opleidingen die strekken tot het behalen van een certificaat of diploma als bedoeld in artikel 1, onderdeel b;

d. kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs;

e. Opleidings- en Ontwikkelingsfonds;

f. vakorganisatie;

g. werkgeversorganisatie;

h. college van burgemeester en wethouders van een gemeente; of

i. college van gedeputeerde staten van een provincie.

Artikel 5

Vaststelling subsidieplafond

Voor subsidieverstrekking op basis van aanvragen die zijn ingediend in de periode tot en met 1 maart 2008 is een bedrag beschikbaar van € 500.000.

Artikel 6

Subsidiebedrag per subsidieontvanger

1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat per aanvraag ten hoogste € 100.000,– wordt verleend.

2. Op de subsidie wordt in mindering gebracht een op grond van een andere rijkssubsidieregeling verstrekte subsidie, die betrekking heeft op kosten waarvoor op grond van deze regeling subsidie kan worden verleend.

§ 2

Subsidieaanvraag

Artikel 7

Subsidieaanvraag

Subsidie wordt op aanvraag verleend.

Artikel 8

Vereisten

1. De subsidieaanvraag wordt bij SenterNovem te ‘s Gravenhage ingediend met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model is opgenomen in bijlage A behorende bij deze regeling.

2. De subsidieaanvraag gaat vergezeld van een begroting, die wordt ingedeeld overeenkomstig het model dat is opgenomen in bijlage B behorende bij deze regeling.

Artikel 9

Termijn indiening

Een aanvraag kan worden ingediend tot en met 1 maart 2008.

Artikel 10

Openstelling tweede termijn voor indiening aanvraag

1. De Minister kan een tweede periode voor het indienen van aanvragen op grond van deze regeling openstellen.

2. Bij toepassing van het eerste lid stelt de Minister een subsidieplafond vast voor aanvragen die in de desbetreffende periode worden ingediend en een termijn voor een beslissing op die aanvragen.

3. Indien het subsidieplafond, bedoeld in artikel 5, niet is bereikt, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het subsidieplafond, bedoeld in het tweede lid.

4. De Minister maakt een besluit als bedoeld in dit artikel bekend in de Staatscourant.

§ 3

Subsidieverlening

Artikel 11

Criteria verdeling bij subsidieverlening

De Minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op aanvragen met betrekking tot soortgelijke projecten op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van de subsidie.

Artikel 12

Beslistermijn

De Minister beslist uiterlijk op 1 mei 2008 op aanvragen, die zijn ingediend in de periode, bedoeld in artikel 9.

Artikel 13

Advies voorafgaand aan subsidieverlening

De beoordelingscommissie, bedoeld in artikel 3.4 van de Tijdelijke stimuleringsregeling leren en werken, heeft tot taak de Minister op zijn verzoek te adviseren over aanvragen voor subsidie op grond van deze regeling.

Artikel 14

Tijdvak subsidieverlening

Subsidie wordt verleend voor ten hoogste de duur van het STEP-project waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

Artikel 15

Niet vervullen begrotingsvoorwaarde

1. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

2. In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de op grond van deze regeling verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

Artikel 16

Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt subsidieverlening in ieder geval geweigerd indien:

a. de subsidieaanvrager deel uitmaakt van een STEP-samenwerkingsverband dat een STEP-project uitvoert waar al subsidie voor is verleend op grond van deze regeling of van de Tijdelijke subsidieregeling STEP;

b. de hoogte van de te verlenen subsidie, met inachtneming van artikel 6, eerste lid, minder dan € 50.000,- bedraagt;

c. de subsidieaanvrager niet aannemelijk kan maken dat ten minste 25% van de subsidiabele kosten door hemzelf of door derden zullen worden gedragen.

Artikel 17

Mandaatverlening SenterNovem

Aan de algemeen directeur van SenterNovem te ’s Gravenhage wordt mandaat verleend om, met de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, op grond van deze regeling besluiten te nemen over:

a. het buiten behandeling laten van subsidieaanvragen; of

b. de verlening of weigering van subsidie.

§ 4

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 18

Informatie en publiciteit

1. De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de Minister ingestelde onderzoeken die erop gericht zijn de Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid en verleent medewerking aan door of namens de Minister georganiseerde publicitaire en voorlichtingsactiviteiten.

2. De subsidieontvanger dient uiterlijk op 31 januari 2009 een financieel voortgangsverslag en een verslag van de tot dan toe verrichte activiteiten in bij de Minister.

§ 5

Subsidievaststelling

Artikel 19

Algemeen

1. Binnen twee maanden na beëindiging van het project, doch uiterlijk op 1 december 2009, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij de Minister.

2. De Minister beslist binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 20

Verslaglegging

De aanvraag tot vaststelling van subsidie gaat vergezeld van een financieel verslag en een verslag van activiteiten waarin de met de verstrekte subsidie bereikte resultaten worden verantwoord. Artikel 4:76 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op het financieel verslag.

Artikel 21

Verslag van activiteiten

1. Het verslag van activiteiten, bedoeld in artikel 19, bevat een overzicht van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten.

2. De inrichting van het verslag komt overeen met de inrichting van het activiteitenplan.

3. Het verslag bevat, voor zover van toepassing, een analyse van verschillen tussen de voorgenomen activiteiten en beoogde resultaten, vermeld in het activiteitenplan, en de feitelijke realisatie.

§ 6

Betaling

Artikel 22

Voorschotten

Nadat subsidie is verleend, kan de Minister voorschotten verstrekken tot ten hoogste 80% van het verleende subsidiebedrag.

§ 7

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 23

Inwerkingtreding en vervaldatum

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 december 2010.

2. In afwijking van het eerste lid blijft deze regeling zoals die luidt op 30 november 2010 van toepassing op de afwikkeling van de subsidie, bedoeld in deze regeling.

Artikel 24

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling STEP 2007–2008.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

Bijlage A

Aanvraagformulier voor subsidie Tijdelijke subsidieregeling STEP 2007–2008

stcrt-2007-239-p34-SC83329-1.gifstcrt-2007-239-p34-SC83329-2.gifstcrt-2007-239-p34-SC83329-3.gif

Bijlage B

Model begroting Tijdelijke subsidieregeling STEP 2007–2008

stcrt-2007-239-p34-SC83329-4.gif

Toelichting

Algemeen deel

Per 1 maart 2005 is de projectdirectie Leren & Werken van start gegaan om de ambities voor een leven lang leren van het toenmalige kabinet te kunnen realiseren. De projectdirectie is een gezamenlijke activiteit van de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ook de Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Economische Zaken zijn betrokken bij de projectdirectie. De kabinetsambities zijn door de projectdirectie uitgewerkt in een plan van aanpak dat in juni 2005 is gepubliceerd onder de titel ‘Leren & Werken Versterken’ (zie www.leren-werken.nl). In het plan van aanpak staat onder andere de doelstelling om baanbrekende vernieuwingen en verbeteringen op het gebied van leren en werken op te sporen en op te schalen (het zogenaamde ‘spotten en verpotten’). Omdat deze doelstelling overeenkomt met de ambities van het huidige kabinet, zal het spotten en verpotten ook in het nieuwe plan van aanpak van de projectdirectie aandacht krijgen. Dit nieuwe plan van aanpak zal in november 2007 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Deze subsidieregeling is een belangrijk instrument bij het realiseren van de ambitie van het kabinet om te komen tot een goed opgeleide beroepsbevolking. De overheid neemt overigens niet zelf de uitvoering op zich, maar wil bedrijfsleven, onderwijsaanbieders, gemeenten en andere betrokken organisaties uitnodigen om:

a. op zoek te gaan naar regionale en sectorale projecten:

– voor werkende of werkzoekende volwassenen,

– op het gebied van een leven lang leren,

– die in een andere regio of sector zijn uitgevoerd,

– en waarvan is gebleken dat zij effectief zijn, en

b. deze projecten in hun eigen regio of sector te implementeren.

De subsidieaanvrager vertegenwoordigt de regio of sector waar het project zal worden uitgevoerd. De gedachte daarbij is, dat wanneer een initiatief uit de regio of sector zélf komt, beter kan worden ingespeeld op de behoefte bij aanbieders van scholing en werkgevers om de mogelijkheden tot leren en werken te bevorderen. De subsidieaanvrager maakt daarnaast deel uit van een samenwerkingsverband dat voldoende deskundig is om het project succesvol te kunnen uitvoeren. In ieder geval maken daarvan deel uit aanbieders van scholing en een of meer werkgevers of werkgeversorganisaties. Dit laatste om de toestroom van deelnemers aan een STEP-project te waarborgen. Met betrekking tot de voorwaarde dat het samenwerkingsverband beschikt over voldoende deskundigheid kan worden gedacht aan eerder opgedane kennis en ervaring tijdens de uitvoering van het project dat als model wordt gebruikt.

De gedachte is dat in de regio of sector een aanzet wordt gegeven voor een blijvende infrastructuur, die werkenden en werkzoekenden betere mogelijkheden biedt om leren en werken gedurende hun loopbaan te combineren. De gedachte is tevens dat met STEP-projecten een sneeuwbaleffect kan ontstaan. Als projecten, die aantoonbaar hebben geleid tot een verbetering van de mogelijkheden tot een gecombineerde vorm van leren en werken, toepasbaar kunnen worden gemaakt voor een andere regio of sector, dan kunnen ze waarschijnlijk in nog meer regio’s en sectoren worden toegepast. Daarmee kan een aanzienlijk aantal werkenden en werkzoekenden worden bereikt. Het sneeuwbaleffect zal worden versterkt door landelijk bekendheid te geven aan de STEP-projecten door interviews in nieuwsbrieven, publicaties en de website van de projectdirectie Leren & Werken en bijeenkomsten met gemeenten, bedrijven en onderwijsinstellingen die de projectdirectie zal gaan organiseren.

De belangrijkste wijziging ten opzichte van de eerder vastgestelde Tijdelijke subsidieregeling STEP uit 2006 is het vervallen van het criterium dat er sprake moet zijn van een vernieuwende aanpak voor de sector of regio waar het STEP-project wordt uitgevoerd.

De subsidie is bedoeld als bijdrage aan de organisatiekosten. Uitvoeringskosten zijn zodoende niet subsidiabel. Een deel van de kosten zal de subsidieaanvrager (lees: het samenwerkingsverband) zelf moeten bijdragen.

In het kader van de Tijdelijke stimuleringsregeling leren en werken is een beoordelingscommissie ingesteld, die tot taak heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op zijn verzoek te adviseren over subsidieaanvragen op grond van betreffende regeling. Deze beoordelingscommissie heeft tevens tot taak de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te adviseren over aanvragen in het kader van onderhavige regeling. De commissie rangschikt de aanvragen naar de mate waarin deze voldoen aan de in deze regeling genoemde voorwaarden (zie artikel 2).

De administratieve lasten die deze begunstigende regeling voor subsidieaanvragers met zich brengt, zijn zo beperkt mogelijk gehouden. Zo wordt met betrekking tot de aanvraag, het activiteitenplan en de begroting gebruik gemaakt van beknopte en eenvoudig in te vullen formulieren. Deze formulieren kunnen worden gedownload op de internetsite van de projectdirectie Leren & Werken. Bij de verantwoording van de subsidie is een accountantsverklaring niet nodig. Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend bij SenterNovem te ’s Gravenhage:

SenterNovem

Afdeling Human Capital

Juliana van Stolberglaan 3

Postbus 93144

2509 AC Den Haag

(www.senternovem.nl)

De grondslag voor deze regeling vormt de Wet overige OCenW-subsidies. Naast de bepalingen die zijn opgenomen in deze regeling, zijn dus ook de relevante bepalingen van de Wet overige OCenW-subsidies van toepassing, evenals de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht inzake subsidies.

Artikelgewijs

Artikel 2

Tweede lid, onderdeel b

De samenstelling van het samenwerkingsverband blijkt uit de gegevens op het aanvraagformulier. Alle partijen binnen het samenwerkingsverband ondertekenen het voorgeschreven aanvraagformulier voor subsidie. De deskundigheid van het samenwerkingsverband kan bijvoorbeeld blijken uit het feit dat een van de daarvan deel uitmakende partijen eerder zelf een vergelijkbaar project heeft uitgevoerd.

Artikel 3

De subsidie is uitdrukkelijk bedoeld om organiserend vermogen te subsidiëren: de kosten die voor subsidie in aanmerking komen betreffen de kosten voortvloeiend uit de organisatie en ontwikkeling voorzover gericht op de verwezenlijking van de doelstelling van de regeling. De kosten voor het feitelijk uitvoeren van scholingstrajecten zoals bijvoorbeeld kosten aan schoolgeld, loonderving en kosten die betrekking hebben op het geven van onderwijs of scholing komen niet voor subsidiering in aanmerking.

Artikel 5

Het subsidieplafond is het bedrag waarvoor ten hoogste verplichtingen kunnen worden aangegaan. Overschrijding van het subsidieplafond is op grond van de Algemene wet bestuursrecht een dwingende weigeringsgrond voor subsidieverlening. Voor de eerste indieningstermijn geldt een plafond van € 500.000,–.

Artikel 6

De subsidieaanvrager of de overige partijen van het samenwerkingsverband nemen ten minste 25% van de subsidiabele kosten voor eigen rekening.

Artikel 8

De aanvraag gaat niet vergezeld van een afzonderlijk activiteitenplan. Het activiteitenplan wordt door de subsidieaanvrager opgesteld op en aan de hand van het voorgeschreven aanvraagformulier. Op dit formulier dient de subsidieaanvrager onder meer gemotiveerd aan te geven waarom de subsidieaanvraag voldoet aan de criteria, bedoeld in artikel 2, tweede lid.

Artikel 10

De aanvragen die in de periode, bedoeld in artikel 9, worden ingediend, worden geëvalueerd. Op basis van het aantal aanvragen en de variëteit van aanvragen besluit de Minister of een tweede periode voor het indienen van aanvragen op grond van deze regeling wordt opengesteld. Naar verwachting zal het gaan om de aanvraagperiode 1 mei tot en met 1 juli 2008, de beslistermijn tot en met 15 september 2008 en een subsidieplafond van € 300.000.

Artikel 11

Deze ‘tender’-variant ziet op een wijze van subsidieverdeling binnen een vastgesteld budget waarbij, na rangschikking van de subsidieaanvragen volgens de maatstaf van meer of minder perspectief, dié aanvragen worden gehonoreerd die het best voldoen aan de verleningscriteria die zijn neergelegd in de regeling.

Artikel 14

In samenhang bezien met artikel 2, eerste lid, vloeit uit dit artikel voort, dat het tijdvak waarop de subsidieverlening kan zien, uiterlijk op 1 oktober 2009 afloopt.

Artikel 15

Het begrotingsvoorbehoud houdt in dat op de subsidieverlening wijzigingen moeten worden aangebracht als de begrotingswetgever onvoldoende gelden ter beschikking heeft gesteld.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven