Wijziging Regeling Wfsv

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 26 november 2007, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/WV/2007/33872, tot wijziging van de Regeling Wfsv inzake een nadere regeling van de verdeling van de premiekorting over de premies op grond van afdeling 4 van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wijzigingen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Handelende in overeenstemming met de Minister voor Jeugd en Gezin en de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op de artikelen 41, eerste lid, 55, eerste lid, 95, eerste lid, 96, derde lid, 120, tweede lid, 121, tweede lid, en 122 van de Wet financiering sociale verzekeringen, artikel 9a van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en de artikelen 2.2, achtste lid en 2.3, derde lid, van het Besluit Wfsv;

Besluit:

Artikel I

De Regeling Wfsv wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 vervalt in de opsomming ‘– Wet Rea: de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten;’.

B

In het opschrift van artikel 3.9 wordt ‘wachtgeldpremiepercentage’ vervangen door: sectorpremiepercentage.

C

Artikel 3.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt ‘artikel 40, eerste lid, onderdeel c’ vervangen door: artikel 40, eerste lid, onderdeel b.

2. In het derde lid wordt ‘de gedifferentieerde premie, bedoeld in artikel 2.16h, eerste lid, van het Besluit Wfsv’ vervangen door: de gedifferentieerde premie, bedoeld in 2.14, eerste lid, van het Besluit Wfsv.

D

Artikel 3.18 vervalt.

E

Artikel 3.23, tweede lid, komt te luiden:

2. Voor zover de premiekorting op de verschuldigde premies op grond van afdeling 4 van hoofdstuk 3 van de Wfsv hoger is dan de verschuldigde basispremie, past de werkgever de resterende premiekorting eerst toe op de premie, bedoeld in artikel 37 van de Wfsv en vervolgens op de premie, bedoeld in artikel 38 van die wet, voor zover de werkgever deze premies is verschuldigd.

F

Artikel 5.4 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerst lid, eerste zin, komt te luiden:

1. De inspecteur kan op aanvraag van twee of meer werkgevers, wier bedrijven of instellingen in juridisch opzicht zelfstandig zijn, doch tot een economische of organisatorische eenheid behoren bij voor bezwaar vatbare beschikking beslissen dat deze werkgevers aangesloten zijn bij dezelfde sector.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. De inspecteur kan op aanvraag van werkgevers, wier bedrijven of instellingen dermate sterk verbonden zijn met een bepaalde tak van bedrijf of beroep dat deze bedrijven of instellingen geacht kunnen worden nevenbedrijven of neveninstellingen te zijn van deze tak van bedrijf of beroep bij voor bezwaar vatbare beschikking beslissen dat deze bedrijven of instellingen aangesloten worden bij de sector waaronder de bedoelde tak van bedrijf of beroep ressorteert.

G

In artikel 5.9 wordt ‘de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie’ vervangen door: de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie.

H

In artikel 5.18, derde lid, wordt ‘wachtgeldfondsen’ vervangen door: sectorfondsen.

I

Hoofdstuk 5, afdeling 3, paragraaf 2, komt te luiden:

§ 2

Algemeen Kinderbijslagfonds

Artikel 5.24

Raming en opgave uitgaven aan kinderbijslagen

1. Uiterlijk op de tiende dag van de maand voorafgaande aan het begin van een kwartaal verstrekt de SVB aan de Minister voor Jeugd en Gezin:

a. een raming van het totaalbedrag aan kinderbijslagen voor het komende kwartaal, met een uitsplitsing naar maand; en

b. een opgave van het totaalbedrag aan uitbetaalde kinderbijslagen in het vorige kwartaal, met een uitsplitsing naar maand.

2. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt nader gespecificeerd in een bedrag dat betrekking heeft op het komende kwartaal en in bedragen die betrekking hebben op daaraan voorafgaande kwartalen.

3. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt nader gespecificeerd in een bedrag dat betrekking heeft op het vorige kwartaal en in bedragen die betrekking hebben op daaraan voorafgaande kwartalen.

4. De bedragen in de raming en de opgave, bedoeld in het eerste lid, worden gespecificeerd naar het aantal kinderbijslaggerechtigden en het aantal kinderen naar leeftijdsklassen en naar rangorde uitgesplitst naar toepassing van artikel 12 van de Algemene Kinderbijslagwet en toepassing van artikel 12, eerste tot en met vijfde lid, van die wet, zoals dit luidde op 31 december 1994.

5. Indien de dag, bedoeld in het eerste lid, een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is, vindt de verstrekking plaats op de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.

Artikel 5.25

Afdracht kinderbijslagen

1. Met als valutadag de eerste dag van elke maand stort de Minister voor Jeugd en Gezin het bedrag van de geraamde kinderbijslagen in die maand op de rekening-courant, bedoeld in artikel 5.16, onderdeel a. De Minister voor Jeugd en Gezin kan, na overleg met de SVB, van het geraamde bedrag afwijken.

2. Met als valutadag de eerste dag van elk kwartaal verrekent de Minister voor Jeugd en Gezin het verschil tussen de uitbetaalde kinderbijslagen en de geraamde kinderbijslagen over het kwartaal gelegen twee kwartalen voor dat kwartaal met het bedrag, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5.26

Raming en opgave uitgaven aan uitvoeringskosten

1. Uiterlijk op de tiende dag van de maand voorafgaande aan het begin van een kwartaal verstrekt de SVB aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid:

a. een raming van het totaalbedrag aan uitvoeringskosten met betrekking tot het Algemeen Kinderbijslagfonds voor het komende kwartaal, met een uitsplitsing naar maand; en

b. een opgave van het totaalbedrag aan gerealiseerde uitvoeringskosten met betrekking tot het Algemeen Kinderbijslagfonds in het vorige kwartaal, met een uitsplitsing naar maand.

2. Indien de dag, bedoeld in het eerste lid, een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is, vindt de verstrekking plaats op de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.

Artikel 5.27

Afdracht uitvoeringskosten

1. Met als valutadag de eerste dag van elke maand stort de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het bedrag van de geraamde uitvoeringskosten in die maand op de rekening-courant, bedoeld in artikel 5.16, onderdeel a. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan, na overleg met de SVB, van het geraamde bedrag afwijken.

2. Met als valutadag de eerste dag van elk kwartaal verrekent de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het verschil tussen de gerealiseerde uitvoeringskosten en de geraamde uitvoeringskosten over het kwartaal gelegen twee kwartalen voor dat kwartaal met het bedrag, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5.28

Afrekening

1. Uiterlijk op 1 juli dient de SVB de afrekening over het afgelopen kalenderjaar bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Jeugd en Gezin in.

2. In de afrekening wordt, op basis van de jaarrekening, bedoeld in artikel 49 van de Wet SUWI, de kasstroom inzichtelijk gemaakt en wordt deze afzonderlijk vermeld voor de uitgaven en overige posten met betrekking tot het Algemeen Kinderbijslagfonds.

3. Op grond van de afrekening vindt voor 15 augustus een betaling plaats ten gunste of ten laste van het Algemeen Kinderbijslagfonds.

Artikel 5.29

Vaststelling Rijksbijdrage

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Jeugd en Gezin stellen jaarlijks voor 31 oktober de omvang van de middelen tot dekking van de uitgaven ten laste van het Algemeen Kinderbijslagfonds over het afgelopen kalenderjaar vast.

J

Aan artikel 5.34, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:

Tevens wordt de kasstroom voor de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 9a van de Wajong, afzonderlijk vermeld.

K

Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 19 wordt ’€ 5.068.609’ vervangen door: € 5.162.885.

2. Onderdeel 27 komt te luiden:

27. Vervoer posterijen, omvattende:

Postvervoerbedrijven als bedoeld in artikel 2, onderdeel e, van de Postwet.

3. In onderdeel 27 (nieuw) wordt na ‘Postwet’ het jaartal ingevoegd van het Staatsblad waarin het bij koninklijke boodschap van 26 april 2006 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake de volledige liberalisering van de postmarkt en de garantie van de universele postdienstverlening (30536) nadat het tot wet is verheven, wordt geplaatst.

4. In onderdeel 43 vervalt ‘en procureurs’.

Artikel II

De Regeling tegemoetkoming Wajong-ers wordt ingetrokken.

Artikel III

In artikel 4 van de Regeling tegemoetkoming Wajongers 2007 vervalt ‘2007’.

Artikel IV

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2008, met uitzondering van artikel I, onderdelen I en K.

2. Artikel I, onderdeel I, treedt in werking met ingang van 10 december 2007.

3. Artikel I, onderdeel K, onder 1, treedt in werking met ingang van 1 januari 2008 en werkt terug tot en met 1 januari 2007.

4. Indien het bij koninklijke boodschap van 26 april 2006 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake de volledige liberalisering van de postmarkt en de garantie van de universele postdienstverlening (30536) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, treedt artikel I, onderdeel K, onder 2 en 3, op hetzelfde tijdstip in werking.

5. Indien het bij koninklijke boodschap van 27 september 2006 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Advocatenwet en andere wetten in verband met het afschaffen van het procuraat in burgerlijke zaken en de invoering van elektronisch berichtenverkeer (Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer) (30815) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, treedt artikel I, onderdeel K, onder 4, op hetzelfde tijdstip in werking.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 26 november 2007.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.P.H. Donner.

Toelichting

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling Wfsv inzake een nadere regeling van de verdeling van de premiekorting over de premies op grond van afdeling 4 van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen (artikel I, onderdeel E). Hiernaast wordt de Regeling Wfsv aangepast aan enige wetswijzigingen en een wetsvoorstel. Verder wordt hoofdstuk 5, afdeling 3, paragraaf 2, van de Regeling Wfsv opnieuw vastgesteld, omdat de Minister voor Jeugd en Gezin verantwoordelijk is geworden voor de kinderbijslag. Bij de artikelen worden deze en enige andere wijzigingen nader toegelicht.

Artikel I

(Onderdeel A)

In de opsomming in artikel 1.1 is de ‘Wet Rea: Wet (re)integratie arbeidsgehandicapten’ geschrapt omdat die wet door middel van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is ingetrokken en een verwijzing naar die wet in de Regeling Wfsv bij nader inzien overbodig was.

(Onderdelen B en H)

Sinds de inwerkingtreding van artikel 1.5, onderdelen A tot en met M, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen op 1 januari 2006 wordt in de Wet financiering sociale verzekeringen niet meer gesproken van ‘wachtgeldfonds’ maar van ‘sectorfonds’. In de Regeling Wfsv werd abusievelijk in twee artikelen ‘wachtgeldpremiepercentage’ en ‘wachtgeldfondsen’ gebruikt in plaats van ‘sectorpremiepercentage’ en ‘sectorfondsen’. Dit is door de onderhavige wijziging gecorrigeerd.

(Onderdeel C)

Artikel 3.17, eerste en tweede lid, wordt gewijzigd in verband met de verlettering van artikel 40, eerste lid, onderdeel c, van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) tot onderdeel b. De verlettering wordt gerealiseerd in het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in verband met het afschaffen van de mogelijkheid om eigenrisicodrager te worden voor de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, het afschaffen van de premiedifferentiatie voor de Arbeidsongeschiktheidskas en enige andere wijzigingen. Dit wetsvoorstel is bij koninklijke boodschap van 21 mei 2007 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II 2006/07, 31 050, nr. 1). In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld de mogelijkheid om eigenrisicodrager te worden voor de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en voor de inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen te schrappen. Het derde lid van artikel 3.17 is gewijzigd als gevolg van de wijziging van het Besluit Wfsv met ingang van 1 januari 2008 in verband met de premiedifferentiatie voor de Werkhervattingskas vanaf 2008 en het afschaffen van de premiedifferentiatie voor de Arbeidsongeschiktheidskas met ingang van dat jaar (Stb. 279). Als gevolg van dit besluit is de regeling van de minimum- en maximumpremie in artikel 2.14 van het Besluit Wfsv opgenomen. In artikel 3.17 is nu ook een verwijzing naar artikel 2.14 van het Besluit Wfsv opgenomen.

(Onderdeel D)

Artikel 3.18 bevatte een regeling over de bevoegdheid van eigenrisicodragers werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) tot verhaal van de basispremie WGA op werknemers in het jaar 2006. Omdat dit artikel thans is uitgewerkt, is het ingetrokken.

(Onderdeel E)

Op grond van artikel 49 van de Wfsv past de werkgever een korting toe op de door hem verschuldigde premie bij werknemers die voldoen aan de voorwaarden. Artikel 55 van de Wfsv biedt de mogelijkheid om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen over de verdeling van de premiekorting. Van die mogelijkheid is in artikel 3.23 van de Regeling Wfsv gebruik gemaakt voor wat betreft de premies die op grond van afdeling 4 van hoofdstuk 3 van de Wfsv worden geheven. Artikel 3.23, tweede lid, bevatte echter geen nadere voorschriften over de volgorde van de verdeling van de korting over de premie voor de Arbeidsongeschiktheidskas en de premie voor de Werkhervattingskas. Door de onderhavige wijziging is tot uitdrukking gebracht dat voor zover de premiekorting hoger is dan de basispremie ten behoeve van het Arbeidsongeschiktheidsfonds de werkgever de premiekorting eerst moet toepassen op de premie voor de Arbeidsongeschiktheidskas, bedoeld in artikel 37 van de Wfsv, en vervolgens op de premie voor de Werkhervattingskas, bedoeld in artikel 38 van de Wfsv, voor zover de werkgever deze premies is verschuldigd. Indien de werkgever eigenrisicodrager is voor de WAO respectievelijk de WGA, is hij de premie voor de Arbeidsongeschiktheidskas respectievelijk de Werkhervattingskas niet verschuldigd.

(Onderdeel F)

Artikel 5.4 gaat over de groepsaansluiting bij de sectorindeling. Het besluit dat twee of meer zelfstandige ondernemingen die tot een economische of organisatorische eenheid behoren, aangesloten zijn bij dezelfde sector wordt alleen genomen indien deze werkgevers dit vragen. Door de onderhavige wijziging wordt in de tekst van de regeling tot uitdrukking gebracht dat alleen op aanvraag en niet ambtshalve wordt besloten tot groepsaansluiting bij de sectorindeling. Het is door deze wijziging niet meer mogelijk om ambtshalve hiertoe te besluiten. De huidige praktijk van besluitvorming zal door deze wijziging niet veranderen. Daardoor zijn er voor bedrijven geen merkbare financiële gevolgen en zijn de administratieve lasten van de wijziging voor bedrijven nihil. Ook voor de aansluiting van nevenbedrijven en neveninstellingen is geregeld dat hiertoe voortaan alleen op aanvraag en niet ambtshalve wordt besloten.

(Onderdeel G)

In het Koninklijk Besluit van de Minister van Algemene Zaken van 22 februari 2007 houdende het niet verlenen van ontslag aan twee ministers alsmede de benoeming van dertien nieuwe ministers en twee vice-minister-presidenten (Stcrt. 2007/41) is de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie belast met de behartiging van met de aangelegenheden betreffende Wonen, Wijken en Integratie. Deze aangelegenheden omvatten de Remigratiewet. Om deze reden is in artikel 5.9 ‘de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie’ vervangen door: de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie.

(Onderdeel I)

Deze wijziging houdt verband met het Koninklijk Besluit van de Minister van Algemene Zaken van 22 februari 2007 houdende het niet verlenen van ontslag aan twee ministers alsmede de benoeming van dertien nieuwe ministers en twee vice-minister-presidenten (Stcrt. 2007/41), waarbij de Minister voor Jeugd en Gezin is belast met de behartiging van aangelegenheden betreffende jeugd en gezin. Deze aangelegenheden omvatten de kinderbijslag, die ten last komt van het Algemeen Kinderbijslagfonds. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid blijft verantwoordelijk voor de uitvoeringskosten die ten laste komen van het Algemeen Kinderbijslagfonds. Vanwege deze taakverschuiving is het nodig om hoofdstuk 5, afdeling 3, paragraaf 2, opnieuw vast te stellen.

In artikel 5.24 wordt voorgeschreven dat de SVB een raming geeft aan de Minister voor Jeugd en Gezin van de uitgaven aan kinderbijslagen voor het komende kwartaal (t). Daarnaast dient de SVB voor het vorige kwartaal (t-2) aan de Minister voor Jeugd en Gezin een opgave te doen van het bedrag aan gerealiseerde uitgaven aan kinderbijslagen. Voorgeschreven is dat de SVB deze bedragen uitsplitst per maand. Zowel de raming als de opgave dient gespecificeerd te zijn naar het aantal kinderbijslaggerechtigden en het aantal kinderen naar leeftijdsklassen (onderverdeeld naar structureel recht en overgangsrecht) en naar rangorde. Verder dient de raming te worden gespecificeerd in kinderbijslagen voor het komende kwartaal (t) en voor de daaraan voorafgaande kwartalen t-1, t-2, enzovoort. De bedoeling van dit voorschrift is mede inzicht te krijgen in rechten op kinderbijslag die zullen worden uitbetaald in kwartaal t, maar waarvan het recht op kinderbijslag betrekking heeft op de kwartalen t-1, t-2, enzovoort. Eenzelfde voorschrift geldt met betrekking tot de gerealiseerde kinderbijslagen. De uitbetaalde kinderbijslagen dienen te worden gesplitst in kinderbijslagen over kwartaal t-2 en kinderbijslagen over kwartalen t-3, t-4, enzovoort. Uiteraard geldt voor deze voorschriften dat een raming of een opgave over een voorafgaand kwartaal alleen gegeven behoeft te worden indien sprake is van een relevant recht op kinderbijslag waarvan wordt geraamd dat het zal worden uitbetaald in kwartaal t of dat is uitbetaald in kwartaal t-2.

Volgens artikel 5.26 dient de SVB aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een raming te geven van de uitvoeringskosten voor het komende kwartaal (t). Daarnaast dient de SVB voor het vorige kwartaal (t-2) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een opgave te doen van het bedrag aan gerealiseerde uitvoeringskosten. Voorgeschreven is dat de SVB deze bedragen uitsplitst per maand.

De afrekening wordt ingediend bij zowel de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als de Minister voor Jeugd en Gezin (artikel 5.28) en de rijksbijdrage wordt door beide ministers gezamenlijk vastgesteld (artikel 5.29). Zowel de kinderbijslagen als de uitvoeringskosten komen namelijk ten laste van hetzelfde fonds, het Algemeen Kinderbijslagfonds.

Deze wijziging treedt in werking met ingang van 10 december 2007, omdat op deze datum de raming van de bedragen voor het eerste kwartaal van 2008 dient te worden verstrekt.

(Onderdeel J)

De gerealiseerde tegemoetkomingen Wajong-ers dienen één keer per jaar bij de eindafrekening te worden gespecificeerd. Deze tegemoetkoming is een aanvulling op de arbeidsongeschiktheidsuitkering, die is ingevoerd om te voorkomen dat Wajong-ers er in inkomen achteruit zouden gaan na de invoering van de Zorgverzekeringswet en de Wet op de zorgtoeslag.

(Onderdeel K)

De loongrens voor de sector Grootwinkelbedrijf wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de gemiddelde contractloonontwikkeling in de Macro Economische Verkenning van het Centraal Planbureau (CPB). De loongrens wordt met terugwerkende kracht per 1 januari 2007 gesteld op € 5.162.885. Daarbij is aangesloten bij de gemiddelde contractloonontwikkeling over 2007 van 1,86%, zoals die in de Macro Economische Verkenning 2008 van het CPB is opgenomen.

In het voorstel van wet houdende regels inzake de volledige liberalisering van de postmarkt en de garantie van de universele postdienstverlening1 wordt de Postwet ingetrokken en vervangen door de Postwet met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin zij zal worden geplaatst. In de onderhavige wijziging wordt de verwijzing naar de oude Postwet vervangen door een verwijzing naar de nieuwe Postwet. Deze wijziging treedt in werking op het tijdstip dat de nieuwe Postwet in werking treedt.

In het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Advocatenwet en andere wetten in verband met het afschaffen van het procuraat in burgerlijke zaken en de invoering van elektronisch berichtenverkeer (Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer)2 wordt voorgesteld om het instituut procureur af te schaffen. Wanneer dit wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt, kan de zinsnede over procureurs in bijlage 1 dus vervallen. Deze wijziging treedt in werking op het tijdstip dat de Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer in werking treedt.

Artikel II en III

In de Regeling tegemoetkoming Wajong-ers wordt hetzelfde geregeld als in de Regeling tegemoetkoming Wajongers 2007. De Regeling tegemoetkoming Wajong-ers is om deze reden overbodig en kan worden ingetrokken. Omdat de Regeling tegemoetkoming Wajongers 2007 niet alleen betrekking heeft op het jaar 2007, wordt in de citeertitel het jaartal 2007 verwijderd. De tegemoetkoming Wajongers wordt twee keer per jaar verhoogd met hetzelfde percentage als het minimumloon. De nieuwe bedragen worden voorafgaand aan deze verhoging per persbericht bekendgemaakt.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner

Naar boven