Wijziging Regeling bijzondere subsidies waterkeren en waterbeheren

Regeling van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat tot wijziging van de Regeling bijzondere subsidies waterkeren en waterbeheren in verband met de centrale behandeling van de subsidieaanvragen

26 november 2007

Nr. HDJZ/I&O/2007-1502

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 12, tweede en derde lid, van de Wet op de waterkering;

Besluit:

Artikel I

De Regeling bijzondere subsidies waterkeren en waterbeheren1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel e, wordt ‘de regionale dienst van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat waarbinnen de te verbeteren primaire waterkering geheel of in hoofdzaak is gelegen’ vervangen door: de Waterdienst van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

B

In artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt aan het slot een zinsnede ingevoegd, luidende: of zoveel minder als wordt aangevraagd;.

C

Artikel 3, tweede lid, onderdeel f, wordt vervangen door twee onderdelen, luidende:

f. een tijdschema en de geplande datum van voltooiing van het werk, conform een daartoe door de Minister voorgeschreven planningsmethodiek;

g. voor projecten met een startraming van meer dan € 25 miljoen: een kosten-batenanalyse, conform een door de Minister voorgeschreven systematiek.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Artikel 4:37, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘voorschotten’ vervangen door: voorschotten ten behoeve van de realisatie van het werk.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De aanvraag tot voorschotverlening wordt ingediend voor 15 april van het kalenderjaar waarvoor een voorschot wordt aangevraagd. Bij de aanvraag legt de subsidieontvanger een raming over van de te maken kosten in de periode waarvoor een voorschot wordt gevraagd en een raming van de bedragen waarvoor een voorschot zal worden gevraagd in de daaropvolgende kalenderjaren.

2. In het derde lid wordt ‘voortgangsverslag’ vervangen door: verantwoordingsverslag.

F

In artikel 7 wordt ‘1 april’ vervangen door: 15 april en ‘voortgangsverslag’ door: verantwoordingsverslag.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J.C. Huizinga-Heringa.

Toelichting

Vanaf 1 januari 2008 worden de subsidieaanvragen niet meer door de regionale diensten van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat behandeld, maar centraal in behandeling genomen bij het Programmabureau van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP), dat valt onder de Waterdienst van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat. Vanwege het toegenomen aantal projecten op het HWBP na de resultaten van de tweederondetoetsing van de primaire waterkeringen is een sterkere centrale regie vanuit het Rijk gewenst om tot een eenduidiger aanpak te komen.

De nieuwe werkwijze gaat gepaard met een aantal aanvullende eisen aan de aanvraag, de tussentijdse rapportageverplichtingen en de voorschotaanvragen. Nu de regionale diensten van Rijkswaterstaat (RWS) niet meer direct betrokken zijn bij het project als deelnemer aan het projectteam, zijn de aanvullende eisen gewenst om beter aan te sluiten bij de centrale coördinatie van projecten door het Programmabureau van RWS. Daarnaast is er vanwege de groei van het aantal projecten dat via het HWBP wordt gefinancierd behoefte aan aangescherpte eisen aan planning en gegevensverstrekking.

Eisen aan planning en gegevensverstrekking

De aangescherpte eisen aan planning betreffen de subsidieaanvraag (artikel 3). Ten eerste wordt voor het opstellen van het tijdschema en de geplande datum van voltooiing van het werk een planningsmethodiek voorgeschreven. Het betreft de Project Planning Infrastructuur-methodiek (PPI). De PPI wordt binnen RWS al langer gehanteerd en heeft tot doel te komen tot een meer uniforme en onderbouwde werkwijze rond planning en tijdbeheersing van natte (en droge) infrastructuurprojecten. Meer informatie over deze methodiek is verkrijgbaar via het Programmabureau.

Ten tweede wordt voor projecten met een startraming van meer dan € 25 miljoen gevraagd een kosten-batenanalyse over te leggen. Het betreft de kosten-batenanalyse volgens de op SNIP-projecten toegesneden Overzicht Effecten Infrastructuur (OEI)-systematiek. Een OEI-analyse geeft een overzicht van de maatschappelijke effecten van investeringen in een infrastructuurproject. Het rapport OEI bij SNIP (RWS RIZA rapport 2007.009) en de werkwijzer OEI bij SNIP (RWS RIZA rapport 2007.010) zijn beschikbaar via www.helpdeskwater.nl/water_en_ruimte/oei_bij_snip. Overigens wordt de voorgeschreven ramingssystematiek niet gewijzigd. Evenals onder de oude regeling wordt de SSK-ramingssystematiek voorgeschreven, welke is vastgelegd in de CROW-publicatie nr. 137.

Ter aanscherping van de gegevensverstrekking wordt artikel 4:37, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard (artikel 5), waardoor het mogelijk wordt gemaakt om in de beschikking tot subsidieverlening verplichtingen op te nemen over het aanleveren van stukken en bescheiden die tussentijds nodig zijn voor beslissingen omtrent de subsidie. Hierbij wordt gedacht aan trimesterrapportages, waarbij wijzigingen in planning en raming kunnen worden doorgegeven. Afspraken over aanlevering van stukken en bescheiden kunnen bijdragen aan een juiste planning van voorschotten en uiteindelijk tot een juiste vaststelling van de subsidie. Om het onderscheid tussen voortgangsverslagen (de trimesterrapportages) en verantwoordingsrapportages (eenmaal per jaar) aan te geven is de terminologie in artikel 7 aangepast.

Als vierde en laatste aanvullende eis wordt bij iedere voorschotaanvraag een raming gevraagd van de in de komende jaren aan te vragen voorschotten (artikel 6). Voorheen werd alleen bij de subsidieaanvraag een doorkijk naar de komende jaren gevraagd. Voorts is ten aanzien van de hoogte van het totaal aan voorschotten een verduidelijking aangebracht. Het totaal aan te verlenen voorschotten tijdens de realisatiefase bedraagt niet meer dan 80% van de geraamde realisatiekosten. In de tekst is duidelijker tot uitdrukking gebracht dat dit betrekking heeft op de voorschotten ten behoeve van de realisatiekosten (artikel 2, eerste lid, onderdelen b tot en met i) en dat de kosten voor voorbereiding hierbuiten vallen (artikel 2, eerste lid, onderdeel a).

Forfait

Naast de aanvullende verplichtingen voor de subsidieaanvrager is een nuancering aangebracht ten aanzien van de hoogte van de subsidiabele voorbereidingskosten. In bestuurlijk overleg (afgerond in januari 2006) tussen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, het Interprovenciaal Overleg en de Unie van Waterschappen werd een forfait overeengekomen van 15% van de geraamde kosten van realisatie van het werk om omslachtige administratie ten aanzien van de voorbereidingskosten te verkleinen. De forfaitaire bijdrage van 15% van de realisatiekosten is bedoeld om 100% van de voorbereidingskosten te vergoeden. Dit forfait was berekend aan de hand van de voorbereidingskosten van een groot aantal verbeteringswerken en is gebaseerd op in 2001 vastgestelde ervaringscijfers. Toch is gebleken dat de voorbereidingskosten in sommige gevallen duidelijk lager zijn dan 15%, waardoor de wens is ontstaan om ook af te kunnen wijken van het forfait. In de regeling is duidelijker tot uitdrukking gebracht dat de subsidieaanvrager ook minder kan aanvragen dan 15% (artikel 2). Er wordt van uitgegaan dat van het forfait afwijkende aanvragen in goed overleg met Programmabureau en de aanvragers zullen verlopen.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.C. Huizinga-Heringa

  • 1

    Stcrt. 2006, 28.

Naar boven