Instellingsbesluit Evaluatiecommissie Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek

Besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 november 2007, nr. OWB/AI/2007/44612, houdende de instelling van de Evaluatiecommissie Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek (Instellingsbesluit Evaluatiecommissie Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek)

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. minister: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

b. NWO: Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek,

c. Evaluatiecommissie: de Evaluatiecommissie Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek.

Artikel 2

Instelling en taak

1. Er is een Evaluatiecommissie Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek.

2. De Evaluatiecommissie heeft tot taak om de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek op hoofdlijnen te evalueren op de rollen die zij vervult in en voor het Nederlandse wetenschapsbestel. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de vormgeving van een Europees wetenschapsbestel, waarbinnen de Nederlandse wetenschap zich moet profileren. Tegen de achtergrond van deze ontwikkeling is het niet opportuun de evaluatie van NWO beperkt te houden tot het functioneren van de instelling zelf. Richtinggevend voor de kabinetsreactie op de evaluatie is de vraag welke rol NWO zou moeten vervullen in het Nederlandse wetenschapsbestel van de komende tien tot twintig jaar gegeven de wetenschappelijke, maatschappelijke en internationale eisen die aan de Nederlandse wetenschap worden gesteld.

3. De Evaluatiecommissie biedt de minister haar bevindingen aan.

Artikel 3

Instellingsduur

De Evaluatiecommissie wordt ingesteld met ingang van 1 november 2007 en wordt opgeheven per 1 juni 2008.

Artikel 4

Informatieplicht

De Evaluatiecommissie verstrekt aan de minister desgevraagd de voor de uitoefening van haar taak benodigde inlichtingen.

Artikel 5

Leden

1. Tot leden van de Evaluatiecommissie worden benoemd:

a. prof.dr. P.C. van der Vliet, tevens voorzitter,

b. prof.dr. J.M. Bensing,

c. Prof.dr. R.A. van Santen,

2. De benoeming geschiedt voor de duur van de Evaluatiecommissie.

Artikel 6

Werkwijze

1. De Evaluatiecommissie stelt haar eigen werkwijze vast.

2. De Evaluatiecommissie kan zich door andere personen doen bijstaan voorzover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 7

Eindrapport

De Evaluatiecommissie brengt vóór 1 april 2008 haar eindrapport uit aan de minister.

Artikel 8

Vergoeding

Alleen die leden die geen functie ten behoeve van de NWO uitoefenen en die leden die geen ambtenaar zijn, ontvangen per vergadering een beloning op basis van het Vacatiegeldenbesluit 1988 en de daarop gebaseerde voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geldende bepalingen, waarbij de Evaluatiecommissie als algemene commissie in de zin van het Vacatiegeldenbesluit 1988 wordt aangemerkt.

Artikel 9

Kosten deskundigen

Indien de Evaluatiecommissie ten behoeve van haar werk deskundigen raadpleegt waaraan kosten zijn verbonden, dient voor vergoeding van deze kosten vooraf door de minister goedkeuring te zijn verleend.

Artikel 10

Kosten van de Evaluatiecommissie

1. De kosten van de Evaluatiecommissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de minister.

Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

a. de kosten voor vergaderingen en secretariële ondersteuning

b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en

c. de kosten voor publicatie van rapportages.

2. De Evaluatiecommissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning aan de minister aan.

Artikel 11

Verantwoording

1. De Evaluatiecommissie biedt de minister voor 1 juni 2008 een eindverslag aan waarin verslag wordt gedaan over de activiteiten van de periode dat de Evaluatiecommissie werkzaam is geweest

2. Bij het eindverslag legt de Evaluatiecommissie rekening en verantwoording af. Een en ander onder overlegging van een verklaring van een registeraccountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 12

Geheimhouding

1. De Evaluatiecommissie neemt geheimhouding in acht ten aanzien van alle informatie die in het kader van dit besluit bekend wordt en waarvan het karakter als vertrouwelijk is aan te merken.

2. De Evaluatiecommissie zorgt ervoor dat door een ieder die betrokken is bij de werkzaamheden van de Evaluatiecommissie, geheimhouding in acht wordt genomen ten aanzien van alle informatie die in het kader van dit besluit bekend wordt en waarvan het karakter als vertrouwelijk is aan te merken.

Artikel 13

Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen en andere producten welke door of namens de Evaluatiecommissie worden vervaardigd, worden niet door de Evaluatiecommissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht.

Artikel 14

Archiefbescheiden

De Evaluatiecommissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder als nodig is, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de directie Onderzoek en Wetenschapsbeleid (OWB) van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 15

Inwerkingtreding

1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 november 2007.

2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 juni 2008.

Artikel 16

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Evaluatiecommissie Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H.A. Plasterk.

Toelichting

De Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek, waaronder NWO valt, verplicht niet tot evaluatie van NWO. Maar de Comptabiliteitswet stelt ministers verantwoordelijk voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van hun beleid en het periodiek onderzoeken daarvan. Ze moeten de Algemene Rekenkamer daarover informeren. Het ministerie van Financiën heeft deze ministeriële verantwoordelijkheid uitgewerkt in de Regeling Periodieke Evaluatieonderzoeken en beleidsinformatie 2006 (RPE). Deze regeling stelt dat beleidsdoelstellingen periodiek moeten worden geëvalueerd.

NWO valt onder de eerste operationele beleidsdoelstelling van het begrotingsartikel 16 (OCW-begroting): ‘toerusting en bekostiging van het onderzoekbestel’. Tot het onderzoeksbestel worden onder meer gerekend de NWO, de Koninklijke Nederlandse Akademie van wetenschappen KNAW, de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek TNO en de Koninklijke Bibliotheek.

De evaluatie van NWO werd reeds aangekondigd in de OCW-begrotingen 2006 en 2007, maar werd uitgesteld wegens de val van het toenmalige kabinet.

De eerste externe evaluatie van NWO werd gehouden in 1996. De evaluatiecommissie kreeg de opdracht tot een onafhankelijke en kritische beoordeling van de wijze waarop NWO in de eerste 7 jaar van haar bestaan haar wettelijke opdracht had uitgevoerd. De uitkomst van de evaluatie was overwegend positief. Het bestuur van NWO heeft veel van de aanbevelingen overgenomen en er heeft enige stroomlijning in de structuur van NWO plaatsgevonden.

Sindsdien heeft zich binnen het Nederlandse wetenschapsbestel en in de politieke context daarvan een discussie ontwikkeld over de waarde van het wetenschapsbestel en van (top)onderzoek en (top)onderzoekers voor Nederland. Vooral de vraag of de Nederlandse wetenschap niet tot grotere excellentie en maatschappelijke en economische benutting kan worden gebracht door financiële prikkels richtte de aandacht van andere dan de gebruikelijke stakeholders op de instellingen in de Nederlandse wetenschap. De Commissie-Chang (Investeren in dynamiek, 2006) bracht daarover advies uit aan de minister van OCW.

In zijn Briefadvies op de strategische plannen van TNO, NWO en KNAW (2006) vroeg de AWT de minister van OCW niet alleen op de plannen zelf te reageren maar vooral ook duidelijker te maken welke rol deze grote instellingen in het wetenschapsbestel (moeten) vervullen. Ook vroeg de AWT aan te geven op welke wijze de minister het Nederlandse wetenschapsbestel, waaronder deze instellingen, aanstuurt vanuit een toekomstbeeld en vanuit de uitdagingen die Nederland en de Nederlandse wetenschap wachten.

Een andere krachtige ontwikkeling betreft de vormgeving van een Europees wetenschapsbestel, waarbinnen de Nederlandse wetenschap zich moet profileren. Tegen de achtergrond van deze ontwikkeling is het niet opportuun de evaluatie van NWO beperkt te houden tot het functioneren van de instelling zelf.

Veel belangrijker en ook meer richtinggevend voor de kabinetsreactie op de evaluatie is de vraag welke rol NWO zou moeten vervullen in het Nederlandse wetenschapsbestel van de komende tien tot twintig jaar gegeven de wetenschappelijke, maatschappelijke en internationale eisen die aan de Nederlandse wetenschap worden gesteld.

Daarbij is relevant dat ook de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen KNAW, op dergelijke wijze wordt geëvalueerd (Stcrt. 2007, nr. 204). Het is wenselijk dat de beide evaluatiecommissies met elkaar contact hebben over vragen betreffende de rollen van KNAW en NWO in het Nederlandse wetenschapsbestel.

Het is de bedoeling van de minister op beide evaluaties in samenhang te reageren.

Voor de evaluatie van NWO als actor in het Nederlandse wetenschapsbestel is het belangrijk te kijken naar de diverse instrumenten die de afgelopen jaren zijn ontwikkeld zoals de regieorganen ICT en genomics, de maatschappelijke topinstituten en de consortia op basis van FES middelen. Daarnaast zijn er binnen NWO diverse gebieden met soms verschillende constructies (ZonMW, STW). Het lijkt zinvol op dit gebied best practices te identificeren en daar waar mogelijk te stroomlijnen. Verder is het goed te kijken naar de uiteindelijke verdeling van middelen over de diverse gebieden (alpha, beta, gamma).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk

Naar boven