Wijziging Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001

20 november 2007

Nr. DB 2007-399M

Directoraat-generaal voor fiscale zaken , Directie directe belastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b en onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

Besluit:

Artikel I

De Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 41c wordt één artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 41d

Aangewezen mogendheden buiten de EU, de Nederlandse Antillen of Aruba

Als mogendheid als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b en onderdeel c, van de wet wordt aangewezen elke mogendheid waarmee in de relatie met Nederland voor de heffing van inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, successie- en schenkingsrecht zonder beperkingen of voorbehouden de uitwisseling is geregeld van gegevens, inlichtingen en gegevensdragers.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 november 2007.
De Staatssecretaris van Financiën, J.C. de Jager.

Toelichting

Op grond van artikel 6.33 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 kunnen instellingen op verzoek door de inspecteur bij beschikking als kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of algemeen nut beogende instelling worden aangemerkt. Met ingang van 1 januari 2008 gelden de fiscale faciliteiten met betrekking tot aftrekbare giften (voor de inkomsten- en vennootschapsbelasting) en belastbare feiten in de zin van de Successiewet 1956 alleen voor als zodanig aangemerkte instellingen. Voor buiten de EU, de Nederlandse Antillen en Aruba gevestigde instellingen is dat alleen mogelijk als de instelling is gevestigd in een bij ministeriële regeling aangewezen mogendheid (artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001). Deze ministeriële regeling strekt ertoe deze mogendheden aan te wijzen.

Voor de aanwijzing komen slechts mogendheden in aanmerking waarmee Nederland een regeling is overeengekomen die voorziet in de uitwisseling van gegevens, inlichtingen of gegevensdragers. Onder het begrip regeling kan worden verstaan een multilaterale regeling inzake uitwisseling van inlichtingen, een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting, maar bijvoorbeeld ook een zogenoemd Tax Information Exchange Agreement. Noodzakelijk is wel dat de regeling het mogelijk maakt dat de uitwisseling van die informatie kan plaatsvinden voor de heffing van de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, het successie- en schenkingsrecht. Aan de kwalificatie als algemeen nut beogende instelling zijn immers fiscale faciliteiten verbonden die al deze belastingen raken.

Niet vereist is dat de uitwisseling van de informatie voor de vier genoemde belastingen is geregeld in een en dezelfde regeling. Een mogendheid wordt bijvoorbeeld ook aangewezen wanneer via een belastingverdrag alleen is voorzien in de uitwisseling van informatie ten behoeve van de inkomsten- en vennootschapsbelasting, maar een andere regeling informatie-uitwisseling mogelijk maakt voor het successie- en schenkingsrecht.

Wel vereist is dat de mogendheid op grond van de regeling(en) gehouden is aan een Nederlands informatieverzoek gehoor te geven voor alle hiervoor genoemde belastingen. Een mogendheid wordt op grond van deze regeling dus niet aangewezen indien zij een Nederlands verzoek tot informatie-uitwisseling kan weigeren omdat de informatie niet voor de eigen belastingdoeleinden nodig is. De zinsnede ‘zonder beperkingen of voorbehouden’ brengt dit uitgangspunt tot uitdrukking, zodat bijvoorbeeld een domestic tax interest-eis niet gesteld mag (kunnen) worden.

De aanwijzing van mogendheden vindt plaats door middel van een algemene aanwijzingsbepaling. Dat heeft als voordeel dat mogendheden die (gaan) voldoen aan de door deze regeling gestelde voorwaarden, automatisch kwalificeren. Concreet worden voor de toepassing van artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001, thans echter de volgende staten als mogendheid aangewezen: Azerbeidzjan, IJsland, Noorwegen, de Verenigde Staten van Amerika, Albanië, Mongolië, Zuid-Afrika (ná het van toepassing worden van het nieuwe belastingverdrag van 10 oktober 2005), Verenigde Arabische Emiraten (ná het van toepassing worden van het belastingverdrag van 8 mei 2007), Barbados, Eiland Man en Jersey (ná het van toepassing worden van de informatie-uitwisselingsovereenkomst van 20 juni 2007). De in deze mogendheden gevestigde instellingen kunnen derhalve een beschikking voor algemeen nut beogende instellingen aanvragen onder het vanaf 1 januari 2008 geldende beschikkingenstelsel.

Verondersteld dat door de verdragsluitende staat geen hier ter zake doende voorbehouden zijn of worden gemaakt, zal deze lijst met mogendheden naar verwachting in de komende jaren worden uitgebreid met:

i. staten die partij worden bij het multilaterale verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken van 25 januari 1988 (Convention on mutual administrative assistance in tax matters), dat tot stand is gekomen onder auspiciën van de OESO en de Raad van Europa (hierna: WABB-verdrag),

ii. staten waarmee Nederland een belastingverdrag sluit met een inlichtingenbepaling overeenkomstig die in het OESO-modelverdrag 2005, of

iii. staten waarmee Nederland een informatie-uitwisselingsovereenkomst sluit, waarbij dezelfde voorwaarden worden gehanteerd als in de door de OESO opgestelde modelovereenkomst voor informatie-uitwisseling.

Buitenlandse instellingen die zijn gevestigd in een niet-aangewezen mogendheid kunnen verzoeken om aanwijzing als algemeen nut beogende instelling op grond van de aanwijzingsmodaliteit uit het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen1 . In dat wetsvoorstel is de mogelijkheid opgenomen om een instelling bij ministeriële beschikking als algemeen nut beogende instelling aan te merken als deze instelling niet in een op grond van deze regeling aangewezen mogendheid is gevestigd.

Als toelichting op de hiervoor genoemde lijst met aangewezen mogendheden moge het navolgende dienen.

Multilaterale regeling

Als multilaterale regeling voor uitwisseling van inlichtingen kan worden genoemd het WABB-verdrag. Dit verdrag ziet onder meer op directe (inkomsten- en vennootschapsbelasting) en indirecte belastingen (waaronder successie- en schenkingsrecht). Voor Nederland is dit verdrag voor het gehele Koninkrijk op 1 februari 1997 in werking getreden (Trb. 1997, 10). Inmiddels zijn een twaalftal staten partij bij dit verdrag. Afgezien van verschillende EU-lidstaten, die op grond van artikel 6.33 van de Wet inkomstenbelasting 2001 reeds automatisch zijn aangewezen, is dit verdrag van toepassing op inlichtingenuitwisseling in de relatie tussen Nederland en Azerbeidzjan, IJsland, Noorwegen en de Verenigde Staten van Amerika. Deze staten hebben immers geen hier van belang zijnde voorbehouden gemaakt.

Hoewel de tekst van dit verdrag dat niet expliciet vermeldt, evenmin als de toelichting daarop, wordt ervan uitgegaan dat een Nederlands verzoek om informatie op grond van dit verdrag niet mag worden geweigerd, enkel omdat de verzochte staat zelf geen belang heeft bij de gevraagde informatie. Dat uitgangspunt sluit aan bij een wijziging van het OESO-modelbelastingverdrag in 2005, welke wijziging blijkens het commentaar daarop als verduidelijking van de voorheen reeds geldende uitleg moet worden opgevat.

Bilateraal belastingverdrag

Met betrekking tot verdragen ter voorkoming van dubbele belasting kan in het algemeen worden opgemerkt dat alle door Nederland gesloten belastingverdragen, met uitzondering van het verdrag met Zwitserland en het verdrag met de voormalige Sovjet-Unie, in een of andere vorm, een bepaling inzake uitwisseling van inlichtingen bevatten. Deze bepaling is, op een uitzondering na, steeds gebaseerd op het inlichtingenartikel in het OESO-modelbelastingverdrag, ook al komen er afwijkingen voor.

Het inlichtingenartikel van het OESO-modelverdrag is in 2000 uitgebreid tot alle belastingen en derhalve van toepassing op de directe en indirecte belastingen (waaronder het successie- en schenkingsrecht). Het Nederlandse verdragsbeleid is sindsdien dan ook gericht op een inlichtingenbepaling die geldt voor zowel directe als indirecte belastingen.

Mogendheden waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten dat een dergelijke nieuwe inlichtingenbepaling bevat, kwalificeren op grond van deze regeling als aangewezen mogendheid in de zin van artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001. Zo bevatten de belastingverdragen met Albanië en Mongolië een inlichtingenbepaling die zowel geldt voor de directe als de indirecte belastingen, evenals het getekende, herziene belastingverdrag met Zuid-Afrika, het getekende belastingverdrag met de Verenigde Arabische Emiraten en het in werking getreden belastingverdrag met Barbados.

Overigens geldt ook hier dat in de belastingverdragen waarover is onderhandeld vóór de wijziging van het OESO-modelverdrag in 2005 niet expliciet is bepaald dat geen domestic tax interest-eis gesteld mag worden. Dat neemt niet weg dat ook bij de bilaterale belastingverdragen met een OESO-modelverdragbepaling van vóór 2005 ervan wordt uitgegaan dat een Nederlands verzoek om informatie niet mag worden geweigerd, enkel omdat de verzochte staat zelf geen belang heeft bij de gevraagde informatie. In het bijzonder kan hier worden gedacht aan de belastingverdragen met Albanië, Mongolië en Barbados.

Tax Information Exchange Agreement

Met betrekking tot de Tax Information Exchange Agreement, ook een door de OESO opgestelde modelovereenkomst (in een bilaterale en een multilaterale versie), geldt dat deze overeenkomsten beperkt zijn tot enkel informatie-uitwisseling tussen twee of meer staten. De modelovereenkomst in de multilaterale versie ziet op belastingen inzake inkomen en winst, belasting naar vermogen, nalatenschapsbelasting, successie- en schenkingsrecht. De modelovereenkomst in de bilaterale versie laat het aan de beide partijen over welke belastingen worden opgenomen in de modelovereenkomst, al gaat het commentaar bij de modelovereenkomst uit van dezelfde belastingen als in de multilaterale modelovereenkomst. Nederland heeft met het Eiland Man een inmiddels in werking getreden informatie-uitwisselingsovereenkomst gesloten en heeft ook een dergelijke overeenkomst met Jersey gesloten (nog niet in werking). De overeenkomst met het Eiland Man en die met het Eiland Jersey zien voor Nederland beide onder meer op de inkomsten- en vennootschapsbelasting alsook op successie- en schenkingsrechten.

In de tekst van de informatie-uitwisselingsovereenkomsten met het Eiland Man en Jersey is, conform de OESO-modelverdragen voor dergelijke overeenkomsten, expliciet bepaald dat een Nederlands verzoek om informatie niet mag worden geweigerd, enkel omdat de verzochte staat zelf geen belang heeft bij de gevraagde informatie.

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Met de inwerkingtreding voor 1 januari 2008 wordt beoogd dat een instelling reeds nu kan verzoeken te worden aangemerkt als een algemeen nut geogende instelling en dat de Belastingdienst reeds in het kalenderjaar 2007 kan aanvangen met de afgifte van een beschikking aan de instelling. Indien nodig kan de bezwaarprocedure tegen een afwijzende beschikking ook in dat jaar al worden aangevangen.

De Staatssecretaris van Financiën,

J.C. de Jager

Naar boven