Besluit vaststelling meldingsformulieren pensioenfondsen

Besluit van De Nederlandsche Bank NV van 20 november 2007, nr. Juza/2007/00681/CLR, tot vaststelling van formulieren ten behoeve van de meldingen, bedoeld in de artikelen 102, eerste lid, en 125, onderdeel b, van de Pensioenwet respectievelijk de meldingen, bedoeld in de artikelen 107, eerste lid, en 25, onderdeel b, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Besluit vaststelling meldingsformulieren pensioenfondsen)

De Nederlandsche Bank NV,

Na overleg met de representatieve organisaties;

Gelet op de artikelen 102, eerste lid, en 125, onderdeel b, van de Pensioenwet respectievelijk de artikelen 107, eerste lid, en 25, onderdeel b, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;

Besluit:

Artikel 1

De formulieren voor de melding van de oprichting van een pensioenfonds, bedoeld in artikel 102, eerste lid, van de Pensioenwet respectievelijk artikel 107, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling worden vastgesteld:

a. voor bedrijfstakpensioenfondsen: volgens het model van bijlage A van dit besluit;

b. voor beroepspensioenfondsen: volgens het model van bijlage B van dit besluit;

c. voor ondernemingspensioenfondsen en niet-verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen: volgens het model van bijlage C van dit besluit.

Artikel 2

1. De melding van de oprichting van een pensioenfonds, bedoeld in artikel 102, eerste lid, van de Pensioenwet respectievelijk artikel 107, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt gedaan door middel van het volledig en naar waarheid invullen van de onderdelen 1 tot en met 4 en onderdeel 6 van het voor het betreffende pensioenfonds toepasselijke formulier, bedoeld in artikel 1.

2. De kennisgeving van het voornemen om bijdragen te ontvangen van een bijdragende onderneming die zetel heeft in een andere lidstaat dan Nederland bedoeld in artikel 125, onderdeel b, van de Pensioenwet respectievelijk artikel 25, onderdeel b, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt gedaan door middel van het volledig en naar waarheid invullen van de onderdelen 1 tot en met 3 en onderdelen 5 en 6 van het voor het betreffende pensioenfonds toepasselijke formulier, bedoeld in artikel 1.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vaststelling meldingsformulieren pensioenfondsen.

Dit besluit zal met zijn bijlagen en toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Nederlandsche Bank NV, Directeur, A.J. Kellermann.

Bijlage A

Aanmeldingsformulier verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen

stcrt-2007-230-p10-SC83149-1.gifstcrt-2007-230-p10-SC83149-2.gif

Aanmeldingsformulier verplichtgestelde beroepspensioenfondsen

stcrt-2007-230-p10-SC83149-3.gifstcrt-2007-230-p10-SC83149-4.gif

Bijlage C

Aanmeldingsformulier ondernemingspensioenfondsen en niet-verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen

stcrt-2007-230-p10-SC83149-5.gifstcrt-2007-230-p10-SC83149-6.gif

Toelichting

Algemeen

Melding van oprichting

Bedrijfstakpensioenfondsen, beroepspensioenfondsen en ondernemingspensioenfondsen zijn verplicht zich binnen drie maanden na oprichting aan te melden bij de Nederlandsche Bank (DNB). Dit is bepaald in artikel 102, eerste lid, van de Pensioenwet (Pw) en in artikel 107, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb). In deze artikelen is tevens bepaald dat de melding dient te geschieden door middel van een door DNB vastgesteld formulier. Aan deze vaststellingsverplichting is in onderhavig besluit van algemene strekking (bevattende algemeen verbindende voorschriften) uitvoering gegeven (artikel 1 van dit besluit).

Melding ‘grensoverschrijdende activiteit’

Uit oogpunt van efficiëntie (mede omdat sommige pensioenfondsen wellicht vanaf oprichting grensoverschrijdend actief willen zijn) is ervoor gekozen om in onderhavig besluit te bepalen dat ook de ‘kennisgeving grensoverschrijdende activiteit’, bedoeld in artikel 125 van de Pw en in artikel 25 van de Wvb door middel van de bij dit besluit vastgestelde formulieren dient te geschieden (artikel 2 van dit besluit).

Daarbij geldt alleen een meldingsplicht indien het gaat om een ‘grensoverschrijdende activiteit’ in de zin van de Pensioenfondsenrichtlijn.1 Dus niet in de gevallen dat een pensioenregeling wordt uitgevoerd ten behoeve van een naar het buitenland uitgezonden expatriate. Door de tekst van de artikelen 125 en 194 van de Pw zoals deze luidde vóór inwerkingtreding van de Veegwet van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling2 , kon hierover twijfel bestaan. De melding geldt alleen in situaties als bedoeld in de artikelen 125 en 194 van de Pw ná wijziging door genoemde Veegwet, namelijk situaties waarin bijdragen worden ontvangen ‘voor de uitvoering van een buitenlandse pensioenregeling die afkomstig is uit een andere lidstaat dan de lidstaat waar het pensioenfonds gevestigd is’.

Overigens is het pensioenfondsen slechts toegestaan bijdragen te ontvangen van bijdragende ondernemingen met een zetel in een andere lidstaat dan Nederland nadat de toezichthouder een vergunning heeft verleend. De melding door middel van het aanmeldingsformulier doet aan die vergunningplicht niet af.

Aanvullende informatie

Bij de ‘melding oprichting van een fonds’ moeten ingevolge artikel 102, tweede lid, van de Pw en artikel 107, tweede lid, van de Wvb tevens binnen de termijn van drie maanden de volgende stukken aan DNB worden gezonden:

– een authentiek afschrift van de akte van oprichting van het pensioenfonds;

– een door het bestuur gewaarmerkt exemplaar van het reglement of de reglementen van het pensioenfonds;

– een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de uitvoeringsovereenkomst(en);

– een actuariële en bedrijfstechnische nota als bedoeld in artikel 145 van de Pw respectievelijk 140 van de Wvb;

– een eventuele overeenkomst tot overdracht of herverzekering;

– de openingsbalans met specificatie van de bezittingen en vermelding van de wijze van waardering; en

– een raming van de inkomsten en uitgaven gedurende de eerste drie jaar.

Bij de ‘kennisgeving grensoverschrijdende activiteit’ moet ingevolge artikel 194, tweede lid, van de Pw en artikel 26, tweede lid, van de Wvb tevens de volgende informatie aan DNB worden verstrekt:

a. de lidstaat waar de zelfstandige of beroepsgenoot is gevestigd respectievelijk de lidstaat waarvan de voor bedrijfspensioenvoorziening geldende sociale en arbeidswetgeving van toepassing is op de rechtsverhouding tussen de bijdragende onderneming en de werknemers of op degene die een vrij beroep uitoefent;

b. de naam van de in de andere lidstaat gevestigde onderneming respectievelijk de naam van de zelfstandige of beroepsgenoot; en

c. de voornaamste kenmerken van de beroepspensioenregeling die zal worden uitgevoerd.

Een melding als bedoeld in de artikelen 102 en 125 van de Pw respectievelijk een melding als bedoeld in de artikelen 107 en 25 van de Wvb is zonder deze aanvullende informatie incompleet. Het indienen van de bij dit besluit vastgestelde formulieren, is niet afdoende.

Relatie tot de Wet BPF 2000

Ten overvloede zij nog opgemerkt dat een verzoek als bedoeld in artikel 1 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 bij de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid moet worden ingediend.

De als bijlage bij dit besluit vastgestelde formulieren zijn niet bestemd voor het indienen van verzoeken ex. artikel 1 van de Wet BPF 2000, noch voor het indienen van verzoeken op grond van andere (pensioen)wetten dan de Pw en de Wvb.

De Nederlandsche Bank NV,Directeur,

A.J. Kellermann

Naar boven