Regeling aanpassen en vaststellen bedragen landelijke gemiddelde personeelslast kalenderjaar 2007 en 2008

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 november 2007, nr. VO/F-2007/31668, houdende regels voor het aanpassen en vaststellen van de bedragen van de landelijke gemiddelde personeelslast en de aanvullende bekostiging personeelskosten voor het kalenderjaar 2007 en 2008 (Regeling aanpassen en vaststellen bedragen landelijke gemiddelde personeelslast kalenderjaar 2007 en 2008)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 84b, tweede lid, 85, derde lid, en 85a, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Besluit:

Paragraaf 1

Begripsbepalingen

Artikel 1

Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

a. WVO: Wet op het voortgezet onderwijs;

b. directie: rectoren, directeuren, conrectoren en adjunct-directeuren als bedoeld in artikel 84, eerste lid, onder a, van de WVO;

c. schoolsoortgroep 1: scholen voor praktijkonderwijs, mavo, vbo en scholengemeenschappen mavo/vbo, inclusief de afdelingen leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs;

d. schoolsoortgroep 2: scholen voor vwo, havo en scholengemeenschappen vwo/havo;

e. schoolsoortgroep 3: scholengemeenschappen havo/mavo of scholengemeenschappen vwo/havo/mavo, inclusief de afdeling leerwegondersteunend onderwijs;

f. schoolsoortgroep 4: scholengemeenschappen havo/mavo/vbo of scholengemeenschappen vwo/havo/mavo/vbo, inclusief de afdelingen leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs.

Paragraaf 2

Aanpassing landelijke gemiddelde personeelslast per 1 januari 2007

Artikel 2

Artikel 7 van de Regeling vaststelling bedragen landelijke gemiddelde personeelslast kalenderjaar 2006 en 2007 komt te luiden:

Artikel 7

Landelijke gemiddelde personeelslast per 1 januari 2007

1. Voor de directie bedraagt per 1 januari 2007 de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

a. € 74.617,77 voor schoolsoortgroep 1;

b. € 89.056,91 voor schoolsoortgroep 2;

c. € 88.106,32 voor schoolsoortgroep 3; en

d. € 85.583,45 voor schoolsoortgroep 4.

2. Voor de leraren bedraagt per 1 januari 2007 de gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

a. € 64.109,22 voor schoolsoortgroep 1;

b. € 72.709,06 voor schoolsoortgroep 2;

c. € 69.156,96 voor schoolsoortgroep 3; en

d. € 65.815,19 voor schoolsoortgroep 4.

3. Voor het onderwijsondersteunend personeel bedraagt per 1 januari 2007 de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats € 39.125,52, ongeacht de schoolsoortgroep.

Paragraaf 3

Vaststelling landelijke gemiddelde personeelslast per 1 januari 2008

Artikel 3

Landelijke gemiddelde personeelslast per 1 januari 2008

1. Voor de directie bedraagt per 1 januari 2008 de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

a. € 74.485,84 voor schoolsoortgroep 1;

b. € 88.899,45 voor schoolsoortgroep 2;

c. € 87.950,54 voor schoolsoortgroep 3; en

d. € 85.432,12 voor schoolsoortgroep 4.

2. Voor de leraren bedraagt per 1 januari 2008 de gemiddelde personeelslast per formatieplaats:

a. € 64.045,58 voor schoolsoortgroep 1;

b. € 72.636,42 voor schoolsoortgroep 2;

c. € 69.087,86 voor schoolsoortgroep 3; en

d. € 65.749,70 voor schoolsoortgroep 4.

3. Voor het onderwijsondersteunend personeel bedraagt per 1 januari 2008 de landelijke gemiddelde personeelslast per formatieplaats € 39.056,34, ongeacht de schoolsoortgroep.

Artikel 4

Aanvullende personele bekostiging vanaf 1 januari 2008

1. Indien een aanvullende bekostiging op grond van artikel 85a, eerste lid, van de WVO wordt verstrekt vanaf 1 januari 2008, zijn op het vaststellen van die bekostiging het tweede tot en met het vierde lid van toepassing.

2. Voor de directieformatie van de school geldt de in artikel 3, eerste lid, genoemde gemiddelde personeelslast van de schoolsoortgroep waartoe de school behoort.

3. Voor de lerarenformatie geldt de voor de school in artikel 3, tweede lid, genoemde gemiddelde personeelslast van de schoolsoortgroep waartoe de school behoort.

4. Voor de formatie onderwijsondersteunend personeel geldt de in artikel 3, derde lid, genoemde gemiddelde personeelslast.

Paragraaf 4

Slotbepalingen

Artikel 5

Intrekking regeling

De Regeling vaststelling bedragen landelijke gemiddelde personeelslast kalenderjaar 2006 en 2007 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2007.

Artikel 7

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanpassen en vaststellen bedragen landelijke gemiddelde personeelslast kalenderjaar 2007 en 2008.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

Toelichting

Algemeen

In de voorliggende regeling worden de gemiddelde personeelslast (gpl)-bedragen van de Regeling vaststelling bedragen landelijke gemiddelde personeelslast kalenderjaar 2006 en 2007 (Staatscourant 5 oktober 2006, nr. 194) per 1 januari 2007 verhoogd. Dat heeft te maken met aanpassingen van het premiebeeld (sociale werkgeverslasten), de peildatumsystematiek, de in de decentrale CAO afgesproken verhoging van de vergoeding voor de reiskosten, kosten kinderopvang, ZVOO en de verhoging van de middelen voor beloningsdifferentiatie vmbo en praktijkonderwijs. Naast de hiervoor vermelde onderdelen is nu ook, als uitvloeisel van het recent afgesloten convenant doordecentralisatie arbeidsvoorwaarden voortgezet onderwijs, de kabinetsbijdrage in de gpl-bedragen verwerkt. De kabinetsbijdrage is deels bedoeld voor de financiering van de laatste CAO, het hiervoor vermelde premiebeeld en de contractloonontwikkeling, inclusief pensioenen. Over de inzet van deze middelen kunnen de onderwijsorganisaties voor voortgezet onderwijs op decentraal niveau aan één sectorale CAO-tafel nadere afspraken maken op het gebied van de primaire arbeidsvoorwaarden.

Daarnaast zijn in deze regeling per 1 januari 2008 nieuwe gpl-bedragen vastgesteld. Dit is het gevolg van de volgende maatregelen. Het gaat hier o.a. om een correctie van de doorwerking van de compensatie-effecten van de Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in sociale verzekeringswetten (Wet Walvis, Staatsblad 2004, 548). Deze compensatie is verstrekt tot 1 juli 2007. Om te voorkomen dat deze incidentele compensatieuitkering structureel doorwerkt, wordt deze compensatie in twee stappen afgebouwd. De eerste stap is al op 1 januari 2007 in de Regeling vaststelling bedragen landelijke gemiddelde personeelslast kalenderjaar 2006 en 2007 verwerkt, de tweede wordt op 1 januari 2008 op grond van deze regeling van kracht. Daarnaast is in verband met het beschikbare budget een kleine correctie aangebracht. Tot slot is per 1 januari 2008 de volgende tranche voor integraal personeelsbeleid en de verbetering van loopbaanperspectieven in het onderwijs (IPB) in de gpl-bedragen opgenomen en zijn middelen toegevoegd voor sectoraal arbeidsmarktbeleid.

Afhankelijk van besluitvorming van het kabinet ten aanzien van het premiebeeld en overige arbeidsvoorwaardelijke aspecten (kabinetsbijdrage 2008) kunnen deze bedragen per 1 januari 2008 nog wijzigen. In het voorjaar van 2008 wordt hierover meer duidelijkheid verstrekt.

De desbetreffende maatregelen zijn hieronder nader toegelicht.

Maatregelen per 1 januari 2007.

Voor alle personeelscategorieën zijn de volgende maatregelen van invloed op de gpl per 1 januari 2007:

– Aanpassing van de franchisebedragen en wijzigingen in de premies OP/NP, VUT/FPU, WIA, Ipbw, pseudo-WW en Zvw. De hiervoor vermelde maatregelen zijn al aangekondigd in de Definitieve publicatie financiële arbeidsvoorwaarden 2007, kenmerk AP/A&A-2007/1990II, gepubliceerd op 16 februari 2007 in het overzicht Regelingen OCW op CFI-online.

– Convenant doordecentralisatie arbeidsvoorwaarden voortgezet onderwijs: deze middelen, beschikbaar gesteld via de kabinetsbijdrage 2007, zijn deels bestemd voor de financiering van de reeds gemaakte CAO-afspraken, het bij het eerste aandachtsbolletje bedoelde premiebeeld en de contractloonontwikkeling, inclusief pensioenen.

– Peildatumsystematiek: betreft meerjarige doorwerking op het premiebeeld als gevolg van in september 2006 getroffen salarismaatregelen.

– Kinderopvang: op 1 januari 2007 is de verplichte werkgeversbijdrage in de kosten voor kinderopvang ingevoerd. In lijn met de voorlichtingspublicatie Gevolgen invoering verplichte werkgeversbijdrage kinderopvang voor personeel en werkgevers in het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs, kenmerk AP/AenA-2006/46307 van 27 november 2006 is deze bijdrage nu toegevoegd aan de personele bekostiging van de instellingen in het voortgezet onderwijs.

– CAO (VO 2005–2006; decentraal): verhoging reiskostenvergoeding woon-werkverkeer in twee tranches. Dit betreft de tweede en laatste tranche. De eerste tranche is op 1 januari 2005 aan de lumpsum toegevoegd via de Regeling aanpassing bedragen landelijke gemiddelde personeelslast schooljaar 2004–2005 en 2005–2006 (Staatscourant 19 december 2005, nr. 246).

– ZVOO: in 2004 is met de onderwijssectoren een verdeling over de verschillende onderwijssectoren overeengekomen. Deze middelen werden tot voor kort centraal door OCW beheerd. Onlangs zijn de laatste uitkeringen voor de desbetreffende sectoren verricht. Op grond hiervan is een eindstand opgemaakt en zijn de resterende ZVOO-budgetten beschikbaar gekomen voor de diverse onderwijssectoren. Als gevolg hiervan zijn deze middelen nu in de gpl-bedragen verwerkt en kunnen ze vervolgens aangewend worden in het kader van de decentrale arbeidsvoorwaarden.

Specifiek voor de personeelscategorie leraren zijn ook de volgende maatregelen van invloed op de gpl per 1 januari 2007:

– Beloningsdifferentiatie vmbo en praktijkonderwijs: voor dit doel zijn vanaf het kalenderjaar 2004 extra middelen toegekend aan de scholen met vmbo en praktijkonderwijs (schoolsoortgroepen 1 en 4). Dat betekent dat alle scholen met vmbo (smal en breed) en het praktijkonderwijs vanaf 1 januari 2004 via een verhoging van de desbetreffende gpl-leraren een extra bedrag hebben ontvangen. Deze verhoging betrof een jaarlijks bedrag van in totaal € 8,4 mln. Dit budget is bestemd voor het creëren van extra ruimte voor de beloning van individuele leraren of groepen van leraren die bijzondere prestaties leveren. Binnen het voortgezet onderwijs is deze behoefte aan beloningsdifferentiatie relatief het grootst in het vmbo en het praktijkonderwijs (pro). Daarom zijn voor deze groepen de mogelijkheden verruimd voor beloningsdifferentiatie. Dit is een uitvloeisel van het op 13 oktober 2004 gesloten convenant met het Werkgeversverbond Voortgezet Onderwijs (thans VO-raad). Voorlichting over dit convenant is verstrekt in de publicatie Convenanten beloningsdifferentiatie voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) en beloning schoolleider primair onderwijs (po), gepubliceerd in het Gele katern nr. 17 van 27 oktober 2004. In het convenant is als resultaatafspraak opgenomen dat medio 2006 50% van de scholen beschikt over en uitvoering geeft aan beleid ten aanzien van beloningsdifferentiatie. De uitkomsten van de door de VO-raad uitgevoerde monitor beloningsdifferentiatie laten op dit gebied een positieve ontwikkeling zien. Uit de meting blijkt dat de voor 2006 afgesproken resultaten door de schoolbesturen zijn gerealiseerd. Het streven is dat voor de langere termijn alle schoolbesturen hieraan uitvoering geven. Op grond hiervan wordt met ingang van 1 januari 2007 het bedrag van € 8,4 mln. verhoogd met in totaal € 14,0 mln. Hiermee is vanaf 2007 een bedrag van € 22,4 mln. op kalenderjaarbasis beschikbaar voor de scholen met vmbo en praktijkonderwijs (schoolsoortgroepen 1 en 4). Voor een gemiddelde school met 1000 (vmbo/pro-)leerlingen is vanaf 2007 een bedrag beschikbaar van € 53.000,–, dit komt overeen met een gemiddeld bedrag per (vmbo/pro-)leerling van € 53,–.

Maatregelen per 1 januari 2008

Voor alle personeelscategorieën zijn de volgende maatregelen van invloed op de gpl per 1 januari 2008:

– Wet Walvis: correctie doorwerking compensatie effecten Wet Walvis. De compensatie is vanaf 2006 verwerkt in de gpl-bedragen en loopt af op 1 juli 2007. De verlaging wordt, vanwege de kalenderjaarbekostiging, in twee stappen verwerkt. Per 1 januari 2007 is een eerste correctie verwerkt van 0,1%. Met ingang van 1 januari 2008 wordt de resterende 0,1% verrekend. Dit is noodzakelijk om te voorkomen dat deze tijdelijke compensatie structureel doorwerkt.

– Beschikbaar budget: op basis van de structureel beschikbaar gestelde middelen is een kleine correctie aangebracht van 0,1% teneinde binnen het financiële kader te blijven.

– Arbeidsmarktknelpunten: betreft aanvullende middelen bestemd voor het voortgezet onderwijs om schoolbesturen in staat te stellen sectoraal arbeidsmarktbeleid te voeren.

Specifiek voor de personeelscategorie leraren zijn ook nog de volgende maatregelen van invloed op de gpl per 1 januari 2008:

– Sinds 2002 zijn de middelen voor integraal personeelsbeleid en de verbetering van loopbaanperspectieven in het onderwijs (IPB) in meerdere tranches verwerkt via de gpl. Voor 2007 ging het nog om een bedrag van in totaal € 24,8 mln. op jaarbasis. Met ingang van 2008 is dit budget verhoogd met een bedrag van € 3,2 mln. op jaarbasis. Voor een gemiddelde school in het voortgezet onderwijs (ongeveer 1385 leerlingen) is vanaf 2008 een bedrag beschikbaar van € 41.550,–. Per leerling is dit een bedrag van gemiddeld € 30,–.

Uitbetaling

In de herziene bekostigingsbrief voor 2007 wordt de berekening van de bijstelling voor het kalenderjaar gespecificeerd. De bekostigingsbrief wordt in december 2007 verstuurd. De verrekening met de al betaalbaar gestelde bedragen over de maanden januari tot en met november 2007 vindt (met terugwerkende kracht) in de maand december plaats. Bij de betaalbaarstelling van de bedragen in de maand december 2007 wordt uiteraard rekening gehouden met de bepalingen in deze regeling.

De bekostigingsbrief voor het gehele kalenderjaar 2008 wordt in december 2007 verstuurd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de gpl-bedragen zoals die nu in deze regeling vanaf 1 januari 2008 zijn vastgesteld.

In onderstaande tabel zijn de verschillende gpl-bedragen opgenomen:

Overzicht landelijke gemiddelde personeelslast (gpl) bedragen kalenderjaar 2007 en 2008.

Soort bedrag

Bedrag per

1 januari 2007

Bedrag per

1 januari 2008

Schoolsoortgroep 1

  

Directie:

€ 74.617,77

€ 74.485,84

OP gpl (en aanvullende bekostiging):

€ 64.109,22

€ 64.045,58

   

Schoolsoortgroep 2

  

Directie:

€ 89.056,91

€ 88.899,45

OP gpl (en aanvullende bekostiging):

€ 72.709,06

€ 72.636,42

   

Schoolsoortgroep 3

  

Directie:

€ 88.106,32

€ 87.950,54

OP gpl (en aanvullende bekostiging):

€ 69.156,96

€ 69.087,86

   

Schoolsoortgroep 4

  

Directie:

€ 85.583,45

€ 85.432,12

OP gpl (en aanvullende bekostiging):

€ 65.815,19

€ 65.749,70

   

OOP alle groepen:

€ 39.125,52

€ 39.056,34

Administratieve lasten

Bij deze regeling wordt de gemiddelde personeelslast, die per schoolsoort kan verschillen en van belang is voor het berekenen van de personele bekostiging, van scholen voor voortgezet onderwijs aangepast en vastgesteld. De scholen hoeven geen aanvraag in te dienen voor de (gewijzigde) bekostiging en veroorzaakt dan ook geen administratieve lasten. De bekostiging wordt ambtshalve verstrekt.

Vaste Verandermomenten

Deze regeling voorziet in het aanpassen van de Regeling vaststelling bedragen landelijke gemiddelde personeelslast kalenderjaar 2006 en 2007. Deze aanpassing betreft het kalenderjaar 2007. Bij het toepassen van een vaste inwerkingtredingsdatum en invoeringstermijn van ten minste 3 maanden – volgens het uitgangspunt van kabinetsbeleid Vaste Verander Momenten, zoals verwoord in Kamerstukken II, vergaderjaar 2006/07, 29 515, nr. 181, – zou inwerkingtreding pas op 1 januari 2008 mogelijk zijn bij publicatie van de regeling voor 1 oktober 2007.

Nu de regeling verandering wenst te brengen in de gpl-bedragen voor het kalenderjaar 2007, is het maatschappelijk onwenselijk, van invoering per 1 januari 2007 af te wijken. In verband hiermee treedt deze regeling zo spoedig mogelijk na publicatie in werking en werkt terug tot 1 januari 2007.

Vervangingsfonds en Participatiefonds

Met ingang van 1 januari 2006 en per 1 januari 2007 is het voortgezet onderwijs uit het Vervangingsfonds en Participatiefonds getreden. De desbetreffende percentages zijn opgenomen in de gpl-bedragen en ten opzichte van de publicatie in de Regeling vaststelling bedragen landelijke gemiddelde personeelslast kalenderjaar 2006 en 2007 (Staatscourant 5 oktober 2006, nr. 194) ongewijzigd. In verband hiermee zijn de percentages niet meer in deze regeling gepubliceerd.

Artikelsgewijs

Artikelen 2 (januari 2007)

Per 1 januari 2007 gaan de landelijke gpl-bedragen voor de categorieën directie, leraren en onderwijsondersteunend personeel met 2,99% omhoog. Deze wijziging is het gevolg van de onder de kop Maatregelen per 1 januari 2007 vermelde aanpassingen. Specifiek voor personeelscategorie leraren en uitsluitend voor de schoolsoortgroepen 1 en 4 geldt, ten opzichte van de eerder gepubliceerde gpl-bedragen van 1 januari 2007, een verhoging van respectievelijk 3,66% en 3,41%. Hetzelfde geldt voor de aanvullende bekostiging onderwijzend personeel. Dit is vooral het gevolg van het toevoegen van de beloningsdifferentiatie voor het vmbo en praktijkonderwijs.

De wijziging heeft alleen betrekking op artikel 7 van de Regeling vaststelling bedragen landelijke gemiddelde personeelslast kalenderjaar 2006 en 2007.

Artikelen 3 en 4 (januari 2008)

De gpl-bedragen voor de categorieën directie en onderwijsondersteunend personeel dalen licht per 1 januari a.s. als gevolg van de (salaris)maatregelen per 1 januari 2008 (daling van 0,18%).

Specifiek voor personeelscategorie leraren geldt, ten opzichte van de gewijzigde gpl-bedragen van 1 januari 2007, dat de gpl-bedragen dalen met 0,10%. Hetzelfde geldt voor de aanvullende bekostiging onderwijzend personeel. Deze daling valt lager uit door het gelijktijdig toevoegen van IPB. De ontwikkelingen die de overige wijzigingen veroorzaken, zijn in het algemene deel van de regeling nader toegelicht.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven